Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 21986A0618(01)

Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen

PB L 162 van 18.6.1986, pp. 34–38 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 04/12/2019

ELI: http://data.europa.eu/eli/convention/1986/238(1)/oj

Related Council decision

21986A0618(01)

Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen

Publicatieblad Nr. L 162 van 18/06/1986 blz. 0034 - 0038
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 11 blz. 0262
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 11 blz. 0262


*****

(Vertaling)

INTERNATIONAAL VERDRAG VOOR DE INSTANDHOUDING VAN ATLANTISCHE TONIJNEN

PREAMBULE

De regeringen waarvan de naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers dit Verdrag hebben onderschreven, rekening houdende met het belang dat de populaties van Atlantische tonijnen en aanverwante soorten voor hen hebben, en verlangende samen te werken om de omvang van deze populaties te houden op een peil dat een duurzame maximumvangst voor menselijke consumptie en voor andere doeleinden mogelijk maakt, hebben besloten over te gaan tot de sluiting van een Verdrag voor de instandhouding van de bestanden van Atlantische tonijnen en aanverwante soorten, en zijn daartoe het volgende overeengekomen:

Artikel I

Het gebied waarop dit Verdrag van toepassing is (hierna te noemen »het Verdragsgebied" omvat alle wateren van de Atlantische Oceaan en aangrenzende zeeën.

Artikel II

Geen enkele bepaling van dit Verdrag wordt geacht afbreuk te doen aan de rechten, aanspraken of standpunten van enige verdragsluitende partij met betrekking tot de begrenzing van de territoriale wateren of de omvang van de jurisdictie op visserijgebied overeenkomstig het internationale recht.

Artikel III

1. De verdragsluitende partijen besluiten hierbij tot de oprichting en de instandhouding van een commissie, de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (hierna te noemen »de commissie"), die tot taak heeft de doeleinden van dit Verdrag te verwezenlijken.

2. Elke verdragsluitende partij wordt in de commissie vertegenwoordigd door ten hoogste drie afgevaardigden, die zich mogen laten bijstaan door deskundigen en adviseurs.

3. Behalve wanneer in dit Verdrag anders is bepaald, worden de besluiten van de commissie genomen met meerderheid van stemmen van de verdragsluitende partijen; elke verdragsluitende partij heeft één stem. Het quorum wordt gevormd door twee derde van de verdragsluitende partijen.

4. De comissie komt om de twee jaar in gewone zitting bijeen. Buitengewone zittingen kunnen te allen tijde worden bijeengeroepen op verzoek van de meerderheid van verdragsluitende partijen of bij besluit van de krachtens artikel V opgerichte Raad.

5. De commissie kiest tijdens haar eerste zitting, en vervolgens tijdens elke gewone zitting, onder haar leden een voorzitter, een eerste vice-voorzitter en een tweede vice-voorzitter, die slechts één keer herkiesbaar zijn.

6. De vergaderingen van de commissie en van haar ondergeschikte organen zijn openbaar, tenzij de commissie anders beslist.

7. De officiële talen van de commissie zijn het Engels, het Spaans en het Frans.

8. De commissie stelt het reglement van orde en het financieel reglement op die nodig zijn voor de uitoefening van haar taken.

9. De commissie legt de verdragsluitende partijen om de twee jaar een verslag voor over haar werkzaamheden en conclusies, en verstrekt elke verdragsluitende partij desgevraagd informatie over de aangelegenheden die betrekking hebben op de doeleinden van dit Verdrag.

Artikel IV

1. Om de doeleinden van dit Verdrag te bereiken, wordt de Commissie belast met het in het Verdragsgebied te verrichten onderzoek inzake tonijnen en verwante soorten (Scombriformes, met uitzondering van de families Trichiuridae en Gempylidae en van het geslacht Scomber), en inzake de andere vissoorten die bij het vissen op tonijnen van het Verdragsgebied worden gevangen, maar geen onderwerp van onderzoek in het kader van een andere internationale visserijorganisatie zijn. Dit onderzoek heeft onder meer betrekking op getalsterkte, biometrie en ecologie van vispopulaties, de oceanografie van hun milieu, en het effect van natuurlijke en menselijke factoren op hun getalsterkte. Bij het vervullen van haar taken zal de commissie voor zover mogelijk gebruik maken van de wetenschappelijke en technische diensten van de officiële organen van de verdragsluitende partijen en hun staatkundige geledingen, alsmede van de door deze organen verstrekte gegevens, en zal zij indien zulks wenselijk wordt geacht, gebruik maken van de diensten of gegevens van openbare of particuliere instellingen of organisaties, of van particulieren, en kan zij tevens binnen de grenzen van haar begroting onafhankelijk onderzoek verrichten ter aanvulling van het onderzoek dat wordt uitgevoerd door regeringen en nationale instellingen of door andere internationale organisaties.

2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde werkzaamheden omvatten het volgende:

a) het verzamelen en analyseren van statistische gegevens over de huidige omstandigheden en tendensen van de bestanden van tonijnen in het Verdragsgebied; b) het bestuderen en evalueren van informatie over maatregelen en methoden om de omvang van de populaties van tonijnen in het Verdragsgebied te houden op een peil dat een duurzame maximumvangst mogelijk maakt die verenigbaar is met een adequate exploitatie van deze bestanden;

c) het aanbevelen van uit te voeren studies en onderzoek aan verdragsluitende partijen;

d) het publiceren en anderszins verspreiden van rapporten over de resultaten van haar werkzaamheden en statistische, biologische en andere wetenschappelijke gegevens over de visserij op tonijnen in het Verdragsgebied.

Artikel V

1. In het kader van de commissie wordt een Raad opgericht, die bestaat uit de voorzitter, de vice-voorzitters, en vertegenwoordigers van ten minste vier en ten hoogste acht verdragsluitende partijen. De in de Raad vertegenwoordigde verdragsluitende partijen worden tijdens elke gewone zitting van de commissie gekozen. Indien er meer dan veertig verdragsluitende partijen zijn, mag de commissie twee bijkomende verdragsluitende partijen voor de Raad kiezen. De verdragsluitende partijen waarvan de voorzitter en de vice-voorzitters de nationaliteit hebben, mogen niet voor de Raad worden aangewezen. De commissie houdt bij het kiezen van leden voor de Raad naar behoren rekening met de geografische situatie en de belangen van de verschillende verdragsluitende partijen op het gebied van de tonijnvisserij en verwerking en met het feit dat de verdragsluitende partijen er in gelijke mate recht op hebben te zijn vertegenwoordigd in de Raad.

2. De Raad vervult de taken die hem krachtens dit Verdrag zijn toegewezen en alle andere taken die de commissie hem opgeeft; de Raad vergadert ten minste éénmaal in de periode tussen twee gewone zittingen van de commissie. Tussen twee zittingen van de commissie neemt de Raad de nodige besluiten ten aanzien van de door het personeel uit te voeren taken, en geeft hij de uitvoerend secretaris de nodige richtlijnen. De besluiten van de Raad worden genomen overeenkomstig door de commissie vastgestelde regels.

Artikel VI

Om de doeleinden van dit Verdrag te bereiken, kan de commissie subcommissies per soort, groep soorten of geografisch gebied instellen. Elke subcommissie:

a) dient ervoor te zorgen dat zij op de hoogte blijft van de situatie van de soort, de groep soorten of het geografisch gebied waarvoor zij bevoegd is, en wetenschappelijke en andere gegevens ter zake te verzamelen;

b) kan de commissie, op grond van wetenschappelijke studies, aanbevelingen doen voor gemeenschappelijk door de verdragsluitende partijen te nemen maatregelen;

c) kan de commissie aanbevelingen doen met betrekking tot studies en onderzoek die gegevens kunnen aanvoeren over de soort, de groep soorten of het geografisch gebied waarvoor zij bevoegd is, en met betrekking tot de cooerdinatie van de door de verdragsluitende partijen uit te voeren onderzoekprogramma's.

Artikel VII

De commissie benoemt een uitvoerend secretaris, die aanblijft zolang de commissie het nodig acht. De uitvoerend secretaris is belast met de aanwerving en leiding van het personeel van de commissie en neemt bij de uitoefening van deze taak de door de commissie vastgestelde regels en procedures in acht. De uitvoerend secretaris zorgt onder meer ook voor de uitvoering van de volgende taken waarmee de commissie hem kan belasten:

a) cooerdineren van de onderzoekprogramma's van de verdragsluitende partijen;

b) opstellen van de ter bestudering aan de commissie voor te leggen begrotingsramingen;

c) verlenen van machtiging voor de uitbetaling van middelen overeenkomstig de begroting van de commissie;

d) bijhouden van de rekeningen van de commissie;

e) verzorgen van de samenwerking met de in artikel XI van dit Verdrag bedoelde organisaties;

f) verzamelen en analyseren van de gegevens die nodig zijn voor het bereiken van de doeleinden van dit Verdrag, en met name de gegevens over de huidige vangst en de duurzame maximumvangst uit de tonijnbestanden;

g) opstellen van de ter goedkeuring aan de commissie voor te leggen wetenschappelijke, administratieve en andere rapporten van de commissie en haar ondergeschikte organen.

Artikel VIII

1. a) De commissie gemachtigd om op grond van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek aanbevelingen te doen die erop gericht zijn de populaties van tonijnen en verwante soorten die in het Verdragsgebied kunnen worden gevangen, te houden op een peil dat een duurzame maximumvangst mogelijk maakt. Deze aanbevelingen zijn op de verdragsluitende partijen van toepassing onder de in lid 2 en lid 3 van dit artikel vastgestelde voorwaarden;

b) de hierboven bedoelde aanbevelingen worden gedaan

i) hetzij op initiatief van de commissie indien er geen ter zake bevoegde commissie is opgericht, of met instemming van ten minste twee derde van de verdragsluitende partijen indien er een ter zake bevoegde subcommissie is opgericht; ii) hetzij op voorstel van de ter zake bevoegde subcommissie indien er één is opgericht;

iii) hetzij op voorstel van de ter zake bevoegde subcommissie indien de betrokken aanbeveling betrekking heeft op meer dan één geografisch gebied, soort of groep soorten.

2. Een aanbeveling als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt voor alle verdragsluitende partijen van kracht zes maanden na de datum waarop de commissie de verdragsluitende partijen in kennis heeft gesteld van de aanbeveling, behalve in het geval bedoeld in lid 3 van dit artikel.

3. a) Indien een verdragsluitende partij, in geval van een in lid 1, onder b) i), bedoelde aanbeveling, of indien een verdragsluitende partij die lid is van de daarbij betrokken subcommissie, in geval van een in lid 1, onder b) ii) en iii), bedoelde aanbeveling, binnen de in lid 2 genoemde termijn van zes maanden bij de commissie een bezwaar tegen de aanbeveling indient, wordt de inwerkingtreding van de aanbeveling met nog eens zestig dagen uitgesteld;

b) in dat geval mag elke andere verdragsluitende partij een bezwaar indienen vóór het einde van deze nieuwe termijn van zestig dagen, of binnen vijfenveertig dagen van de datum van kennisgeving van een bezwaar door een andere verdragsluitende partij indien deze termijn later eindigt;

c) na afloop van de voor het indienen van bezwaren vastgestelde termijn of termijnen treedt de aanbeveling in werking voor alle verdragsluitende partijen die geen bezwaar hebben aangetekend;

d) indien er echter een bezwaar op grond van de alinea's a) en b) is ingediend door slechts één of minder dan één kwart van de verdragsluitende partijen stelt de commissie de verdragsluitende partij of partijen die een bezwaar hebben ingediend er onmiddellijk van in kennis dat het bezwaar wordt geacht geen effect te hebben;

e) in het onder d) bedoelde geval kunnen de verdragsluitende partij of partijen hun bezwaar bevestigen binnen een bijkomende termijn van zestig dagen vanaf de datum van bedoelde kennisgeving. Na afloop van deze termijn treedt de aanbeveling in werking, behalve ten aanzien van de verdragsluitende partij of partijen die een bezwaar hebben ingediend en het bezwaar binnen de vastgestelde termijn hebben bevestigd;

f) indien meer dan een kwart, maar minder dan de meerderheid van de verdragsluitende partijen een bezwaar op grond van de alinea's a) en b) heeft ingediend, treedt de aanbeveling in werking ten aanzien van de verdragsluitende partijen die geen bezwaar hebben ingediend;

g) indien een meerderheid van verdragsluitende partijen bezwaar heeft aangetekend, treedt de aanbeveling niet in werking.

4. Elke verdragsluitende partij die een bezwaar tegen een aanbeveling heeft ingediend, kan het bezwaar te allen tijde intrekken, en de desbetreffende aanbeveling wordt ten aanzien van de betrokken verdragsluitende partij van kracht, hetzij onmiddellijk, indien zij reeds in werking is getreden, hetzij op de in dit artikel voorziene datum van inwerkingtreding.

5. De commissie stelt elke verdragsluitende partij onmiddellijk in kennis van de ontvangst van een bezwaar en van elke intrekking van een bezwaar, alsmede van de datum van inwerkingtreding van elke aanbeveling.

Artikel IX

1. De verdragsluitende partijen komen overeen alle nodige maatregelen te treffen om de toepassing van dit Verdrag te waarborgen. Elke verdragsluitende partij zendt de commissie om de twee jaar, of telkens wanneer de commissie daarom verzoekt, een verslag over de daartoe getroffen maatregelen.

2. De verdragsluitende partijen verbinden zij tot het volgende:

a) zij zullen de commissie desgevraagd alle beschikbare statistische, biologische en andere wetenschappelijke gegevens verstrekken die de commissie nodig heeft voor de doeleinden van dit Verdrag;

b) indien hun officiële diensten de bedoelde gegevens niet zelf kunnen bekomen en verstrekken, staan zij de commissie toe om na een daartoe strekkend verzoek aan de betrokken verdragsluitende partij, bedoelde inlichtingen rechtstreeks bij ondernemingen en vissers in te winnen op vrijwillige basis.

3. De verdragsluitende partijen verbinden zich ertoe met elkaar samen te werken, om gepaste adequate maatregelen vast te stellen om de toepassing van de bepalingen van dit Verdrag te waarborgen, en komen met name overeen een internationale controleregeling te stellen voor het Verdragsgebied, met uitzondering van de territoriale zee en eventueel andere wateren waar een Staat op grond van het internationaal recht zijn jurisdictie op visserijgebied mag uitoefenen.

Artikel X

1. De commissie stelt een begroting voor de uitgaven van de commissie vast voor de periode van twee jaar na elke gewone zitting.

2. De jaarlijkse bijdrage van elke verdragsluitende partij in de begroting van de commissie bedraagt:

a) 1 000 US-dollar voor het lidmaatschap van de commissie;

b) 1 000 US-dollar voor het lidmaatschap van elke subcommissie waarvan zij deel uitmaakt; c) indien het bedrag van de voorgestelde begroting voor gemeenschappelijke uitgaven van een tweejarige periode groter is dan het totale bedrag van de bijdragen die de verdragsluitende partijen overeenkomstig de alinea's a) en b) moeten betalen, wordt een derde van dit extra bedrag over de Lid-Staten verdeeld naar rato van de bijdragen die zij op grond van de alinea's a) en b) betalen. Voor de verdeling van het overige twee derde bepaalt de commissie op basis van de meest recente gegevens:

i) de som van het levend gewicht van de vangsten van tonijnen en verwante soorten van de Atlantische Oceaan en het nettogewicht van de geproduceerde conserven van deze soorten van elke verdragsluitende partij;

ii) de som van de onder i) bedoelde componenten voor alle verdragsluitende partijen.

Het aandeel van de bijdrage van elke verdragsluitende partij in het resterende twee derde komt overeen met de verhouding tussen de overeenkomstig punt i) bepaalde hoeveelheid en de overeenkomstig punt ii) bepaalde hoeveelheid. Het in deze alinea bedoelde gedeelte van de begroting wordt vastgesteld met goedkeuring van alle aanwezige en stemmende verdragsluitende partijen.

3. De Raad onderzoekt de tweede helft van de tweejarige begroting tijdens zijn gewone zitting, die plaatsvindt tussen twee zittingen van de commissie, en kan, op grond van de situatie op dat ogenblik en van de verwachte ontwikkeling, binnen de grenzen van de door de commissie vastgestelde totale begroting een herverdeling toestaan van de voor het tweede jaar in de begroting opgenomen kredieten.

4. De uitvoerend secretaris van de commissie stelt elke verdragsluitende partij in kennis van het bedrag van haar jaarlijkse bijdrage. De bedragen zijn verschuldigd op 1 januari van het jaar waarop zij betrekking hebben. De bijdragen die niet op 1 januari van het daaropvolgende jaar zijn betaald, worden als achterstallige bijdragen beschouwd.

5. De bijdragen voor de tweejarige begroting moeten worden betaald, in de door de commissie vastgestelde munteenheid.

6. De commissie stelt tijdens haar eerste zitting een begroting op voor het resterende gedeelte van het eerste jaar waarin zij haar werkzaamheden verricht en voor de daaropvolgende periode van twee jaar. Zij zendt de verdragsluitende partijen onverwijld een kopie van deze begrotingen toe en stelt hen in kennis van hun respectieve bijdragen voor het eerste jaar.

7. Voor de daaropvolgende jaren zendt de uitvoerend secretaris ten minste zestig dagen vóór de gewone zitting van de commissie die voorafgaat aan de tweejarige periode, aan elke verdragsluitende partij een ontwerp-begroting en een ontwerp-lijst van bijdragen toe.

8. De commissie kan het stemrecht van een verdragsluitende partij schorsen indien de achterstallige bijdrage van die partij gelijk is aan of hoger is dan de door de verdragsluitende partij verschuldigde bijdrage voor de voorafgaande twee jaar.

9. De commissie vormt een fonds waarin het werkkapitaal wordt ondergebracht dat bestemd is voor de financiering van haar werkzaamheden in afwachting van de ontvangst van de jaarlijkse bijdragen en voor alle andere doeleinden die zij nodig acht. De commissie stelt de omvang van het fonds, de voor de vorming van dit fonds benodigde voorschotten en de regels voor de aanwending van de in het fonds opgenomen middelen vast.

10. De commissie treft de nodige maatregelen voor een jaarlijkse externe controle van haar rekeningen. De controleverslagen worden bestudeerd en goedgekeurd door de commissie of door de Raad in de jaren waarin geen gewone zitting van de commissie wordt gehouden.

11. De commissie kan voor de uitvoering van haar werkzaamheden andere bijdragen dan de in lid 2 bedoelde bijdragen aanvaarden.

Artikel XI

1. De verdragsluitende partijen komen overeen dat er een werkrelatie tussen de commissie en de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties moet zijn. Daartoe zal de commissie in onderhandeling met de organisatie treden om een overeenkomst in het kader van artikel XIII van de oprichtingsakte van de organisatie te sluiten. In deze overeenkomst zal onder meer worden bepaald dat de Directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties een vertegenwoordiger aanwijst die zonder stemrecht deelneemt aan alle zittingen van de commissie en haar ondergeschikte organen.

2. De verdragsluitende partijen komen overeen dat er een samenwerkingsrelatie tot stand moet worden gebracht tussen de commissie en andere internationale visserijcommissies en wetenschappelijke organisaties die een bijdrage kunnen leveren aan haar werkzaamheden. De commissie mag overeenkomsten met dergelijke commissies en organisaties sluiten.

3. De commissie kan elke ter zake gespecialiseerde internationale organisatie en elke regering die geen lid van de commissie is, maar wel lid is van de Organisatie van de Verenigde Naties of van een gespecialiseerde instelling van de Verenigde Naties, uitnodigen om waarnemers af te vaardigen naar de zittingen van de commissie en haar ondergeschikte organen.

Artikel XII

1. Dit Verdrag heeft een looptijd van tien jaar en loopt daarna door totdat een meerderheid van verdragsluitende partijen besluit het Verdrag te beëindigen.

2. Elke partij kan op elk tijdstip na een termijn van tien jaar te rekenen vanaf de datum waarop dit Verdrag in werking is getreden, besluiten om zich uit dit Verdrag terug te trekken per 31 december van een bepaald jaar, met inbegrip van het tiende jaar; daartoe dient uiterlijk op 31 december van het voorafgaande jaar een schriftelijke kennisgeving van terugtrekking te worden gericht aan de Directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties. 3. Elke andere verdragsluitende partij kan zich dan per 31 december van hetzelfde jaar terugtrekken uit dit Verdrag; daartoe dient een schriftelijke kennisgeving van terugtrekking aan de Directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties te worden gericht binnen één maand na de datum waarop zij van de directeur-generaal een bericht van terugtrekking heeft ontvangen, en in elk geval uiterlijk op 1 april van dat jaar.

Artikel XIII

1. Elke verdragsluitende partij of de commissie mag wijzigingen in dit Verdrag voorstellen. De Directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties zendt alle verdragsluitende partijen een gewaarmerkt afschrift van elke voorgestelde wijziging. Elke wijziging die geen nieuwe verplichtingen tot gevolg heeft, treedt voor alle verdragsluitende partijen in werking op de dertigste dag na aanvaarding van de wijziging door drie vierde van de verdragsluitende partijen. Elke wijziging die nieuwe verplichtingen tot gevolg heeft, treedt voor elke verdragsluitende partij die de wijziging heeft aanvaard, in werking op de negentigste dag na aanvaarding van de wijziging door drie vierde van de verdragsluitende partijen, en voor elke andere verdragsluitende partij treedt zij in werking op het tijdstip waarop zij die wijziging aanvaardt. Elke wijziging die naar de mening van een of meer verdragsluitende partijen nieuwe verplichtingen tot gevolg heeft, wordt als zodanig beschouwd en treedt in werking zoals hierboven is bepaald. Een regering die verdragsluitende partij wordt nadat een wijziging in dit Verdrag voor aanvaarding is voorgelegd overeenkomstig het bepaalde in dit artikel is door het gewijzigde Verdrag gebonden wanneer de betrokken wijziging in werking treedt.

2. De voorstellen voor wijzigingen worden nedergelegd bij de Directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties. De kennisgevingen van aanvaarding van de wijzigingen worden nedergelegd bij de Directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties.

Artikel XIV

1. Dit Verdrag staat open voor ondertekening door de regering van elke staat die lid is van de Organisatie van de Verenigde Naties of van één van haar gespecialiseerde instellingen. Elke in dit lid bedoelde regering die het Verdrag niet heeft ondertekend, kan te allen tijde tot het Verdrag toetreden.

2. Dit Verdrag wordt de ondertekenaars voorgelegd om te worden bekrachtigd of goedgekeurd overeenkomstig hun constitutionele procedures. De akten van bekrachtiging, goedkeuring of toetreding worden nedergelegd bij de Directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties.

3. Dit Verdrag treedt in werking na het nederleggen van de akten van bekrachtiging, goedkeuring of toetreding door zeven regeringen; voor elke regering die later een akte van bekrachtiging, goedkeuring of toetreding neerlegt, treedt dit Verdrag in werking vanaf de datum van nederlegging van de akte.

Artikel XV

De Directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties stelt alle regeringen bedoeld in artikel XIV, lid 1, in kennis van de nederlegging van de akten van bekrachtiging, goedkeuring en toetreding, alsmede van de datum van inwerkingtreding van het Verdrag, de voorstellen voor wijzigingen, de kennisgevingen van aanvaarding van de wijzigingen, de inwerkingtreding van de wijzigingen, en de kennisgevingen van terugtrekking.

Artikel XVI

De oorspronkelijke tekst van dit Verdrag wordt nedergelegd bij de Directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, die gewaarmerkte afschriften ervan toezendt aan de regeringen bedoeld in artikel XIV, lid 1.

Ten blijke waarvan de door hun respectieve regeringen naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers dit Verdrag hebben ondertekend. Gedaan te Rio de Janeiro, de veertiende mei negentienhonderd zesenzestig in één exemplaar in de Engelse, de Spaanse en de Franse taal, zijnde alle drie teksten gelijkelijk authentiek.

Top