EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003R1177

Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 165 van 3.7.2003, p. 1–9 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2020; opgeheven door 32019R1700

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2003/1177/oj

32003R1177

Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 165 van 03/07/2003 blz. 0001 - 0009


Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad

van 16 juni 2003

inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 285, lid 1,

Gezien de voorstellen van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Om de haar toevertrouwde taken te kunnen uitvoeren, in het bijzonder na de Europese Raden van Lissabon, Nice, Stockholm en Laken van respectievelijk maart 2000, december 2000, maart 2001 en december 2001, moet de Commissie op de hoogte worden gehouden van de inkomensverdeling en van het niveau en de structuur van de armoede en de sociale uitsluiting in de lidstaten.

(2) Ingevolge de nieuwe open coördinatiemethode op het gebied van sociale integratie en de structurele indicatoren die voor de jaarlijkse syntheseverslagen moeten worden opgesteld, is er, voor betrouwbare en relevante vergelijkingen tussen de lidstaten, meer behoefte aan vergelijkbare en actuele transversale en longitudinale gegevens over de inkomensverdeling en over het niveau en de structuur van de armoede en de sociale uitsluiting.

(3) Het Europees Parlement en de Raad hebben bij Besluit nr. 50/2002/EG van 7 december 2001 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen de lidstaten bij de bestrijding van sociale uitsluiting(4) onder actie 1.2 van onderdeel 1, "Analyse van de sociale uitsluiting", de voorwaarden vastgelegd voor de financiering van maatregelen inzake de verzameling en verspreiding van vergelijkbare statistieken en met name voor de verbetering van enquêtes en analyses inzake armoede en sociale uitsluiting.

(4) Het opstellen van communautaire statistieken met geharmoniseerde methoden en definities is de beste manier om de situatie op het gebied van inkomens, armoede en sociale uitsluiting te beoordelen. Een aantal lidstaten hebben wellicht meer tijd nodig om hun systeem aan deze geharmoniseerde methoden en definities aan te passen.

(5) Om wijzigingen in de inkomensverdeling en in het niveau en de structuur van armoede en sociale uitsluiting weer te geven, moeten de statistieken elk jaar worden bijgewerkt.

(6) Voor het onderzoek naar belangrijke sociale vraagstukken, en met name naar nieuwe vraagstukken die specifiek onderzoek vereisen, heeft de Commissie transversale en longitudinale microgegevens op het niveau van huishoudens en personen nodig.

(7) Er moet prioriteit worden gegeven aan de productie van actuele en vergelijkbare jaarlijkse transversale gegevens over inkomens, armoede en sociale uitsluiting.

(8) Flexibiliteit bij het gebruik van gegevensbronnen, en met name bij het gebruik van bestaande nationale bronnen, ongeacht of het hierbij om enquêtes dan wel registers gaat, en van nationale steekproefplannen, moet worden aangemoedigd en de integratie van nieuwe bronnen in bestaande nationale statistische stelsels moet worden bevorderd.

(9) Verordening (EG) nr. 831/2002 van de Commissie van 17 mei 2002 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek, wat de toegang tot vertrouwelijke gegevens voor wetenschappelijke doelen betreft(5), bevat de voorwaarden waaronder toegang kan worden verleend tot vertrouwelijke gegevens die naar de communautaire instantie zijn verzonden, zodat voor wetenschappelijke doelen statistische conclusies kunnen worden getrokken.

(10) De productie van specifieke communautaire statistieken valt onder de regels van Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek(6).

(11) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7).

(12) In overeenstemming met artikel 3 van Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad(8) is het Comité statistisch programma (CSP) geraadpleegd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

Deze verordening strekt tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de systematische productie van een communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (hierna EU-SILC genoemd), die vergelijkbare en actuele transversale en longitudinale gegevens over de inkomens en het niveau en de structuur van de armoede en de sociale uitsluiting op nationaal en Europees niveau omvat.

De vergelijkbaarheid van gegevens tussen lidstaten is een fundamentele doelstelling en zal worden nagestreefd door de ontwikkeling van door de lidstaten en Eurostat in nauwe samenwerking uit te voeren methodologische studies vanaf het begin van de EU-SILC-gegevensverzameling.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

a) "communautaire statistieken" heeft de betekenis die er in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 322/97 aan is gegeven;

b) "productie van statistieken" heeft de betekenis die er in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 322/97 aan is gegeven;

c) "enquêtejaar": het jaar waarin de enquêtegegevens, of het grootste deel daarvan, worden verzameld;

d) "veldwerkperiode": de periode waarin de enquêtegegevens worden verzameld;

e) "referentieperiode": de periode waarop een bepaald gegeven betrekking heeft;

f) "particulier huishouden": een alleenstaande, of een groep personen die samen in dezelfde particuliere woning wonen en hun uitgaven, waaronder die voor de noodzakelijke levensbehoeften, delen;

g) "transversale gegevens": gegevens die betrekking hebben op een bepaald tijdstip of een bepaalde periode. Zij kunnen door transversale steekproefenquêtes met of zonder roterende steekproef of door zuiver panelonderzoek (mits de transversale representativiteit gewaarborgd is) worden verkregen en met registergegevens (gegevens over personen, huishoudens of woningen in een administratief of statistisch register op eenheidsniveau) worden gecombineerd;

h) "longitudinale gegevens": gegevens betreffende veranderingen in de tijd van een individueel kenmerk dat gedurende een bepaalde tijd periodiek is geobserveerd. Zij kunnen door transversale enquêtes met een roterende steekproef waarbij de geselecteerde personen worden gevolgd of door zuiver panelonderzoek worden verkregen, en met registergegevens worden gecombineerd;

i) "personen in de steekproef": personen die in de eerste ronde van een longitudinaal panel voor de steekproef zijn geselecteerd. Het kan gaan om alle leden van een eerste steekproef van huishoudens of om een representatieve steekproef van individuen in een enquête bij personen;

j) "primaire doelgebieden": gebieden waarvoor elk jaar gegevens worden verzameld;

k) "secundaire doelgebieden": gebieden waarvoor minstens om de vier jaar gegevens worden verzameld;

l) "bruto-inkomen": totaal geldelijk en niet-geldelijk inkomen van het huishouden in een bepaalde inkomstenreferentieperiode, vóór aftrek van inkomstenbelasting, normale vermogensbelasting, verplichte sociale premies ten laste van werknemers, zelfstandigen en werklozen (indien van toepassing) en sociale premies ten laste van de werkgevers, maar na verrekening van ontvangen overdrachten tussen huishoudens;

m) "beschikbaar inkomen": bruto-inkomen minus inkomstenbelasting, normale vermogensbelasting en verplichte sociale premies ten laste van werknemers, zelfstandigen en werklozen (indien van toepassing) en sociale premies ten laste van de werkgevers en betaalde overdrachten tussen huishoudens.

Artikel 3

Toepassingsgebied

De EU-SILC heeft betrekking op transversale gegevens over inkomen, armoede, sociale uitsluiting en andere levensomstandigheden, alsmede op longitudinale gegevens die alleen betrekking hebben op inkomen, arbeid en een klein aantal niet-geldelijke indicatoren van sociale uitsluiting.

Artikel 4

Referentieperiode

1. De transversale en longitudinale gegevens worden vanaf 2004 jaarlijks geproduceerd. Binnen elke lidstaat worden zij, voorzover mogelijk, elk jaar op hetzelfde moment verzameld.

2. In afwijking van lid 1 is het Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk toegestaan om met de jaarlijkse transversale en longitudinale gegevensverzameling pas te starten in 2005, zulks op voorwaarde dat die lidstaten voor 2004 vergelijkbare gegevens indienen voor de transversale gemeenschappelijke EU-indicatoren die door de Raad vóór 1 januari 2003 in het kader van de open coördinatiemethode zijn vastgesteld en die op grond van het EU-SILC-instrument kunnen worden opgeleid.

3. De inkomstenreferentieperiode bedraagt twaalf maanden. Deze periode kan een vaste periode van twaalf maanden (bijvoorbeeld het voorgaande fiscale of kalenderjaar) zijn, of een mobiele periode van twaalf maanden (bijvoorbeeld de twaalf maanden voorafgaand aan het interview), dan wel gebaseerd zijn op een vergelijkbare maatregel.

4. Om ervoor te zorgen dat het tijdsverschil tussen de inkomens- en de actuele variabelen zo klein mogelijk is, wordt bij gebruik van een vaste inkomstenreferentieperiode het veldwerk voor de enquête uitgevoerd in een korte periode die zo dicht mogelijk bij de inkomstenreferentieperiode of bij de belastingaangifteperiode ligt.

Artikel 5

Kenmerken van de gegevens

1. Om multidimensionale analyses op het niveau van huishoudens en personen, en met name analyses van nieuwe, specifiek onderzoek vereisende belangrijke sociale vraagstukken mogelijk te maken, moeten alle transversale gegevens over huishoudens en personen aan elkaar kunnen worden gerelateerd.

Evenzo moeten alle longitudinale gegevens over huishoudens en personen aan elkaar kunnen worden gerelateerd.

De longitudinale microgegevens hoeven niet aan de transversale microgegevens te kunnen worden gerelateerd.

Het longitudinale onderzoek moet ten minste vier jaar omvatten.

2. Om de enquêtedruk te verlichten, de toerekening van de inkomsten mogelijk te maken en de kwaliteit van de gegevens te testen, krijgen de nationale instanties overeenkomstig Verordening (EG) nr. 322/97 toegang tot de administratieve gegevensbronnen terzake.

Artikel 6

Vereiste gegevens

1. De primaire doelgebieden en de desbetreffende referentieperioden waarvoor transversale en longitudinale gegevens vereist zijn, staan in bijlage I.

2. De secundaire doelgebieden worden vanaf 2005 jaarlijks uitsluitend in het transversale gedeelte opgenomen. Zij worden volgens de procedure van artikel 14, lid 2, vastgesteld. Elk jaar wordt één secundair doelgebied bestreken.

Artikel 7

Verzameleenheid

1. De referentiepopulatie voor de EU-SILC omvat alle particuliere huishoudens en hun leden die op het moment van de gegevensverzameling op het grondgebied van de lidstaat wonen.

2. De voornaamste verzamelde informatie betreft:

a) particuliere huishoudens, waaronder gegevens over grootte en samenstelling van het huishouden en basiskenmerken van de leden op het moment van de gegevensverzameling;

b) personen van 16 jaar of ouder.

3. De verzameleenheid en de verzamelmethode voor de gegevens over huishoudens en personen staan in bijlage I.

Artikel 8

Regels voor steekproeftrekking en opsporing

1. De transversale en longitudinale gegevens worden aan de hand van nationaal representatieve kanssteekproeven verkregen.

2. In afwijking van lid 1 zal Duitsland de transversale gegevens op basis van een nationaal representatieve kanssteekproef voor de eerste maal over het jaar 2008 verstrekken. De gegevens die Duitsland over het jaar 2005 zal verstrekken, zullen voor 25 % gebaseerd zijn op kanssteekproeven en voor 75 % op quotasteekproeven, welke laatste echter stapsgewijs worden vervangen door aselecte steekproeven, zodat uiterlijk in 2008 volledig representatieve kanssteekproeven zijn ingevoerd.

Voor het longitudinale onderzoek zal Duitsland voor het jaar 2006 een derde van de longitudinale gegevens (gegevens betreffende de jaren 2005 en 2006) op basis van kanssteekproeven, en twee derde op basis van quotasteekproeven verstrekken. Voor het jaar 2007 zal de helft van de longitudinale gegevens betreffende de jaren 2005, 2006 en 2007 gebaseerd zijn op kanssteekproeven en de helft op quotasteekproeven. Na 2007 zijn alle longitudinale gegevens gebaseerd op kanssteekproeven.

3. Voor het longitudinale onderzoek worden de personen die in de eerste steekproef zijn opgenomen voor de duur van het panelonderzoek gevolgd. Elke persoon in de steekproef die binnen de landsgrenzen naar een particulier huishouden verhuist, wordt in de nieuwe woonplaats opgezocht volgens de opsporingsregels en -procedures die overeenkomstig artikel 14, lid 2, worden vastgesteld.

Artikel 9

Steekproefomvang

1. De minimale effectieve steekproefomvang, gebaseerd op diverse statistische en praktische overwegingen en de nauwkeurigheidseisen voor de belangrijkste variabelen, staat in de tabel in bijlage II.

2. De steekproefomvang voor het longitudinale onderzoek komt, voor elk paar opeenvolgende jaren, overeen met het aantal huishoudens die in het eerste jaar met succes zijn ondervraagd waarvan alle of ten minste de meeste leden van 16 jaar of ouder in beide jaren met succes zijn ondervraagd.

3. Lidstaten die voor inkomens- en andere gegevens registers gebruiken, kunnen voor de interviews in plaats van een steekproef van volledige huishoudens een steekproef van personen gebruiken. De minimale effectieve steekproefomvang, uitgedrukt in het aantal uitvoerig te ondervragen personen van 16 jaar of ouder, bedraagt 75 % van de in de kolommen 3 en 4 van de tabel in bijlage II genoemde cijfers voor respectievelijk de transversale en de longitudinale gegevens.

Inkomens- en andere gegevens worden ook verzameld voor het huishouden van elke persoon in de steekproef en voor alle leden daarvan.

Artikel 10

Verstrekking van de gegevens

1. De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat), in de vorm van bestanden met microgegevens, gewogen transversale en longitudinale gegevens die volledig zijn gecontroleerd, opgeschoond en bijgevuld (door middel van imputatie) met betrekking tot het inkomen.

De lidstaten verstrekken de gegevens in elektronische vorm en in een passend, volgens de procedure van artikel 14 vast te stellen technisch formaat.

2. Voor het transversale gedeelte verstrekken de lidstaten de bestanden met microgegevens voor enquêtejaar N bij voorkeur binnen elf maanden na de gegevensverzameling aan de Commissie (Eurostat). De uiterste termijn voor de indiening van de microgegevens bij Eurostat is 30 november van jaar N+1 voor lidstaten waar de gegevens via doorlopende enquêtes of aan de hand van registers op het eind van jaar N worden verzameld en 1 oktober van jaar N+1 voor de overige lidstaten.

Samen met de bestanden met microgegevens verstrekken de lidstaten indicatoren van de sociale cohesie, die zijn gebaseerd op de transversale gegevens van jaar N. Deze indicatoren worden opgenomen in het jaarlijkse voorjaarsverslag van jaar N+2 aan de Europese Raad.

De data voor de indiening van gegevens gelden ook voor de indiening van vergelijkbare gegevens voor transversale gemeenschappelijke EU-indicatoren voor de lidstaten die overeenkomstig artikel 4, lid 2, na 2004 met de jaarlijkse gegevensverzameling starten.

3. Voor het longitudinale onderzoek verstrekken de lidstaten de bestanden met microgegevens tot en met jaar N bij voorkeur binnen 15 maanden na afronding van het veldwerk aan de Commissie (Eurostat). De uiterste termijn voor indiening van de microgegevens bij Eurostat is eind maart van jaar N+2 voor elk jaar vanaf het tweede EU-SILC-jaar.

De eerste gegevens betreffende de longitudinale gegevens over:

- de onderzoeksjaren 2004 en 2005 voor de lidstaten die in 2004 met de jaarlijkse gegevensverzameling starten, worden eind maart 2007 ingediend;

- de onderzoeksjaren 2005 en 2006 voor de lidstaten die in 2005 met de jaarlijkse gegevensverzameling starten, worden eind maart 2008 ingediend.

De volgende indiening van gegevens, betreffende de eerste drie onderzoeksjaren, 2004-2006 (2005-2007), vindt plaats eind maart 2008, respectievelijk 2009.

Daarna worden elk jaar longitudinale gegevens (indien nodig met revisies ten opzichte van vorige versies) voor de voorgaande vier onderzoeksjaren ingediend.

Artikel 11

Publicatie

Voor het transversale onderzoek publiceert de Commissie (Eurostat) op basis van de in jaar N verzamelde gegevens vóór eind juni van jaar N+2 een transversaal jaarverslag op communautair niveau.

De lidstaten die overeenkomstig artikel 4, lid 2, na 2004 met de jaarlijkse gegevensverzameling starten, nemen de gemeenschappelijke transversale EU-indicatoren in hun transversaal verslag over 2004 op.

Met ingang van 2006 bevat het transversale verslag de beschikbare resultaten van de in artikel 16 vermelde methodologische studies.

Artikel 12

Toegang tot vertrouwelijke EU-SILC-gegevens voor wetenschappelijke doeleinden

1. Voor wetenschappelijke doeleinden kan de communautaire instantie (Eurostat) onder de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 831/2002 in haar lokalen toegang verlenen tot vertrouwelijke gegevens of vrijgegeven reeksen van anoniem gemaakte microgegevens uit het EU-SILC-bestand.

2. Voor het transversale onderzoek worden de bestanden met in jaar N verzamelde microgegevens op communautair niveau vóór eind februari van jaar N+2 voor wetenschappelijke doeleinden ter beschikking gesteld.

3. Voor het longitudinale onderzoek worden de bestanden met de tot en met jaar N verzamelde microgegevens op communautair niveau vóór eind juli van jaar N+2 voor wetenschappelijke doeleinden ter beschikking gesteld.

De eerste publicatie van longitudinale microgegevens voor lidstaten die met de gegevensverzameling in 2004 starten, betreft de jaren 2004 en 2005 en vindt eind juli 2007 plaats.

De tweede publicatie, in juli 2008, betreft de jaren 2004-2006 voor de lidstaten die met de gegevensverzameling in 2004 starten, en de jaren 2005-2006 voor de lidstaten die met de gegevensverzameling in 2005 starten.

De derde publicatie, in juli 2009, betreft de jaren 2004-2007 voor de lidstaten die met de gegevensverzameling in 2004 starten, en de jaren 2005-2007 voor de lidstaten die met de gegevensverzameling in 2005 starten.

Daarna worden elk jaar in juli longitudinale gegevens op communautair niveau voor de vier meest recente beschikbare jaren gepubliceerd.

4. Wetenschappelijke verslagen op basis van transversale microgegevensbestanden voor tijdens het jaar N verzamelde gegevens worden niet vóór juli van het jaar N+2 verspreid.

Wetenschappelijke verslagen op basis van longitudinale microgegevensbestanden in verband met het onderzoeksjaar N worden niet vóór juli van het jaar N+3 verspreid.

Artikel 13

Financiering

1. Voor de eerste vier jaar waarin een lidstaat gegevens verzamelt, draagt de Gemeenschap financieel in de uitvoeringskosten van die lidstaat bij.

2. De jaarlijks voor de in lid 1 bedoelde financiële bijdrage toegewezen kredieten worden tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedures vastgelegd.

3. De begrotingsautoriteit legt de voor elk jaar beschikbare kredieten vast.

Artikel 14

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 89/382/EEG, Euratom opgerichte Comité statistisch programma.

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn is vastgesteld op drie maanden.

3. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 15

Uitvoeringsmaatregelen

1. De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen, waaronder maatregelen in verband met economische en technische veranderingen, worden ten minste twaalf maanden voor het begin van het enquêtejaar volgens de procedure van artikel 14, lid 2, vastgesteld.

2. Deze maatregelen betreffen:

a) de opstelling van de lijst van primaire doelvariabelen op elk gebied voor het transversale onderzoek en de lijst van doelvariabelen voor het longitudinale onderzoek, waaronder de specificatie van de codes van de variabelen en het technische formaat van de bij Eurostat in te dienen bestanden;

b) de gedetailleerde inhoud van zowel het tussentijds als het eindverslag over de kwaliteit;

c) de definities en de bijwerking van de definities, met name de uitwerking van de definities van inkomen in artikel 2, onder l) en m) (inclusief het tijdsschema voor de opneming van de diverse componenten);

d) de steekproeftrekking, inclusief de opsporingsregels;

e) de veldwerkaspecten en de toerekeningsprocedures;

f) de lijst van secundaire doelgebieden en -variabelen.

3. Bij wijze van uitzondering betreffen de voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen, waaronder maatregelen in verband met economische en technische veranderingen, voor de gegevensverzameling in 2004 alleen de punten a) tot en met e) van lid 2; deze maatregelen worden ten minste zes maanden voor het begin van het enquêtejaar vastgesteld.

4. Het interview over de primaire en secundaire doelvariabelen van het transversale onderzoek, inclusief het interview van het huishouden en de individuele personen, mag in elke lidstaat gemiddeld ten hoogste een uur duren.

Artikel 16

Verslagen en studies

1. Vóór het einde van jaar N+1 dienen de lidstaten voor enquêtejaar N een tussentijds verslag in over de kwaliteit van de gemeenschappelijke transversale EU-indicatoren op basis van het transversale gedeelte voor het jaar N.

Vóór het einde van het jaar N+2 dienen de lidstaten eindverslagen in over de kwaliteit van het transversale en het longitudinale gedeelte voor enquêtejaar N, waarin in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de interne nauwkeurigheid. Bij wijze van uitzondering betreffen het verslag over 2004, voor de lidstaten die met de gegevensverzameling in 2004 starten, en het verslag over 2005, voor de lidstaten die met de gegevensverzameling in 2005 starten, alleen het transversale gedeelte.

Kleine afwijkingen van gemeenschappelijke definities, bijvoorbeeld van particulier huishouden en van de inkomensreferentieperiode, worden toegestaan voorzover die de vergelijkbaarheid slechts marginaal beïnvloeden. De invloed op de vergelijkbaarheid wordt toegelicht in de verslagen over de kwaliteit.

2. De Commissie (Eurostat) publiceert vóór einde juni van het jaar N+2 een tussentijds vergelijkend verslag over de kwaliteit van de gemeenschappelijke transversale EU-indicatoren voor het jaar N.

De Commissie (Eurostat) publiceert vóór 30 juni van jaar N+3 een vergelijkend eindverslag over de kwaliteit van het transversale en het longitudinale onderzoek in enquêtejaar N. Bij wijze van uitzondering betreffen het verslag over 2004, voor de lidstaten die met de gegevensverzameling in 2004 starten, en het verslag over 2005, voor de lidstaten die met de gegevensverzameling in 2005 starten, alleen het transversale gedeelte.

3. Uiterlijk op 31 december 2007 legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag over de werkzaamheden ingevolge deze verordening voor.

4. De Commissie (Eurostat) voert met ingang van 2004 methodologische studies uit om de invloed op de vergelijkbaarheid van de gebruikte nationale gegevensbanken te ramen en de na te volgen beste praktijken aan te geven. De resultaten van deze studies worden opgenomen in het in lid 3 bedoelde verslag.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 16 juni 2003.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

G. Papandreou

(1) PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 198, en gewijzigd voorstel van 15 november 2002 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2) PB C 149 van 21.6.2002, blz. 24.

(3) Advies van het Europees Parlement van 14 mei 2002 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 6 maart 2003 (PB C 107 E van 6.5.2003, blz. 26) en besluit van het Europees Parlement van 13 mei 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4) PB L 10 van 12.1.2002, blz. 1.

(5) PB L 133 van 18.5.2002, blz. 7.

(6) PB L 52 van 22.2.1997, blz. 1.

(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(8) PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47.

BIJLAGE I

PRIMAIRE GEBIEDEN VOOR HET TRANSVERSALE ONDERZOEK EN GEBIEDEN VOOR HET LONGITUDINALE ONDERZOEK

1. Gegevens over de huishoudens

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Persoonsgegevens

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

Minimale effectieve steekproefomvang

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

NB:

De tabel geeft de effectieve steekproefomvang aan. Dit is de vereiste omvang voor enquêtes met enkelvoudige aselecte steekproeftrekking (effect steekproefplan met betrekking tot de variabele "armoederisico" = 1,0). Als het effect van het steekproefplan groter is dan 1,0 en ter compensatie van alle soorten non-respons moet de werkelijke streekproef groter zijn. Bovendien heeft de steekproefomvang betrekking op het aantal geldige huishoudens, d.w.z. huishoudens waarvoor, en voor alle leden waarvan alle of bijna alle vereiste informatie is verkregen.

Top