EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020R0424

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/424 van de Commissie van 19 maart 2020 inzake de indiening van informatie bij de Commissie betreffende ontheffingen van de technische specificaties inzake interoperabiliteit overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797

C/2020/1646

PB L 84 van 20.3.2020, p. 20–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2020/424/oj

20.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 84/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/424 VAN DE COMMISSIE

van 19 maart 2020

inzake de indiening van informatie bij de Commissie betreffende ontheffingen van de technische specificaties inzake interoperabiliteit overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (1), en met name artikel 7, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 7, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797 is bepaald dat de lidstaten aanvragers in de exhaustieve lijst van de onder a) tot met e) van dat artikel genoemde gevallen kunnen toestaan af te zien van de toepassing van één of meer technische specificaties inzake interoperabiliteit (TSI’s) of delen daarvan.

(2)

De lidstaten moeten in hun kennisgeving van besluiten in gevallen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), of van verzoeken tot ontheffing in de gevallen als bedoeld onder c), d) en e), informatie verstrekken die de ontheffing rechtvaardigt en specificeren welke alternatieve bepalingen in plaats van de TSI’s moeten worden toegepast.

(3)

In de verzoeken moet worden vermeld van welke bepalingen van de TSI’s ontheffing wordt verleend, moet het project worden beschreven, met vermelding van de reikwijdte en planning, en moet alle andere relevante informatie worden opgenomen die voor de Commissie relevant kan zijn om te beoordelen of de ontheffing in overeenstemming is met artikel 7, lid 1.

(4)

Zodra de overgangsmaatregelen van een TSI aflopen, mogen de lidstaten aanvragers overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van de richtlijn enkel in gerechtvaardigde gevallen ontheffing verlenen van TSI’s of delen daarvan. In dat geval moet de kennisgeving aan de Commissie alle noodzakelijke informatie en rechtvaardigingen bevatten.

(5)

Om de communicatie met de Commissie te vergemakkelijken, moeten de lidstaten voor kennisgevingen van besluiten om overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), ontheffing te verlenen voor projecten die zich in vergevorderde ontwikkelingsfase bevinden gebruikmaken van een model. Dat model kan ook worden gebruikt voor de kennisgeving van een lijst van projecten in een vergevorderd stadium overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de richtlijn.

(6)

Om een papierloze administratie te waarborgen, moeten verzoeken om ontheffing van één of meer TSI’s of delen daarvan via elektronische weg bij de Commissie worden ingediend. De datum waarop de lidstaten een verzoek of aanvullende informatie naar de mailbox van de Commissie verzenden, moet gelden als indieningsdatum voor de toepassing van artikel 7, lid 7, van de richtlijn.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité inzake spoorweginteroperabiliteit en -veiligheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening bepaalt het formaat, de wijze van indiening en de informatie die moet worden opgenomen in verzoeken tot ontheffing van de technische specificaties inzake interoperabiliteit (hierna “TSI’s” genoemd) of delen daarvan overeenkomstig artikel 7, lid 4, van Richtlijn (EU) 2016/797 (hierna “verzoek tot ontheffing” genoemd), op grond waarvan de lidstaten de Commissie in kennis moeten stellen van een besluit om ontheffing te verlenen van TSI’s overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van de richtlijn dan wel een verzoek tot ontheffing moeten indienen op grond van het bepaalde onder c), d) of e) van dat artikel.

Artikel 2

Informatie in het verzoek tot ontheffing

1.   Een verzoek tot ontheffing bevat de volgende informatie:

a)

een verwijzing naar één van de gevallen als bedoeld in artikel 7, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797 op grond waarvan een ontheffing gerechtvaardigd wordt geacht;

b)

de referentie van de titels van de TSI’s waarop het verzoek tot ontheffing betrekking heeft en van de bepalingen die niet worden toegepast; bij elke referentie moet, voor zover dat relevant is voor de beoordeling van de conformiteit, worden vermeld gedurende welke termijn of vermoedelijke termijn ontheffing van de TSI’s wordt verleend;

c)

de essentiële gegevens van het betrokken project, namelijk de technische, operationele en geografische onderdelen van het project, met inbegrip van een gedetailleerde beschrijving van het subsysteem, het voertuig of de infrastructuur waarvoor ontheffing wordt gevraagd, en relevante belangrijke datums of andere gegevens die het project van andere projecten onderscheiden;

d)

een verwijzing naar en nadere gegevens over de alternatieve regels die de lidstaat wenst toe te passen om elke ontheffing in het licht van de relevante essentiële eisen te compenseren, met inbegrip van de maatregelen die moeten worden genomen om toe te zien op de uitvoering daarvan en, indien er operationele alternatieven zijn overeengekomen, op de continue toepassing daarvan;

e)

indien meer dan één lidstaat is betrokken, informatie over de coördinatie overeenkomstig de laatste zin van artikel 7, lid 4, van Richtlijn (EU) 2016/797 en/of artikel 17, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 (2) van de Commissie, wanneer verzoeken tot ontheffing verband houden met voertuigvergunningen; dezelfde informatie wordt verstrekt voor grensoverschrijdende infrastructuurprojecten;

f)

een economische en/of technische analyse om de ontheffing te rechtvaardigen en te waarborgen dat deze niet verder gaat dan in de gegeven omstandigheden noodzakelijk is.

2.   De volgende specifieke informatie wordt opgenomen in een verzoek tot ontheffing:

a)

voor verzoeken op grond van artikel 7, lid 1, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797 omvat de motivering:

i)

de bijzonderheden van het betrokken project, aan de hand van het model in de bijlage. Indien het project reeds in een overeenkomstig hetzelfde model opgestelde lijst van vergevorderde projecten is opgenomen, mogen de lidstaten naar die lijst verwijzen en moet de reeds verstrekte informatie niet opnieuw worden ingediend. De informatie wordt in voorkomend geval geactualiseerd;

ii)

bewijs dat het project zich in een vergevorderd stadium bevindt of het voorwerp uitmaakt van een uitvoeringsovereenkomst, met documentatie waarin de relevante datums en de reikwijdte van het project zijn vermeld;

iii)

bewijs dat de planning of de bouwfase van een vergevorderd project een punt heeft bereikt waarop een wijziging van de technische specificaties de levensvatbaarheid van het geplande project in het gedrang kan brengen, overeenkomstig de definitie van “project in vergevorderd stadium” van artikel 2, lid 23, van Richtlijn (EU) 2016/797.

b)

Bij verzoeken op grond van artikel 7, lid 1, onder c), van Richtlijn (EU) 2016/797 bevat de motivering, rekening houdend met de aard van de gevraagde ontheffing, de volgende elementen:

i)

bewijs dat de toepassing van één of meer TSI’s of een deel daarvan de economische levensvatbaarheid van het project in gevaar zou brengen. Dit bewijs omvat een grondige economische analyse waarbij de onvermijdelijke kosten voor de naleving van de TSI worden bepaald en wordt aangetoond dat het project door die kosten niet meer levensvatbaar zou zijn. Bij die analyse wordt rekening gehouden met de exploitatieopbrengsten indien het project dankzij de ontheffing sneller kan worden uitgevoerd en de levensvatbaarheid op langere termijn van het project binnen het nationale en Europese spoorwegsysteem; en/of

ii)

technische gegevens waaruit blijkt dat de toepassing van een of meer TSI’s of delen daarvan een negatieve impact heeft op de technische compatibiliteit van het project met het nationale spoorwegsysteem.

c)

Voor verzoeken op grond van artikel 7, lid 1, onder d), van Richtlijn (EU) 2016/797 bevat de motivering een lijst van de betrokken lidstaten en derde landen en van de spoorlijnen waarop de voertuigen waarvoor ontheffing wordt gevraagd, worden ingezet;

d)

Voor verzoeken op grond van artikel 7, lid 1, onder e), wordt in de motivering aangegeven op welke netwerken of delen daarvan het verzoek betrekking heeft en wordt de scheiding daarvan van het spoorwegnet van de rest van de Unie en/of de geïsoleerde ligging daarvan aangetoond.

Artikel 3

Formaat en wijze van indiening

1.   Het verzoek tot ontheffing bedraagt maximaal 10 bladzijden. Aanvullende informatie kan worden vermeld in de bijlagen bij het verzoek.

2.   Kennisgevingen of verzoeken tot ontheffing en alle aanvullende informatie om het dossier te vervolledigen, worden uitsluitend via elektronische weg ingediend via het speciale e-mailadres van de Commissie:

MOVE-RAIL-DEROGATIONS@ec.europa.eu

3.   De datum voor de toepassing van artikel 7, lid 7, van Richtlijn (EU) 2016/797 is de indieningsdatum overeenkomstig lid 2 van het verzoek of van de aanvullende informatie om het dossier te vervolledigen.

4.   De door de Commissie aan de lidstaat binnen zeven dagen verstrekte ontvangstbevestiging bevat een unieke identificatiecode die verwijst naar de betrokken lidstaat, het project en het jaar van indiening.

De lidstaat vermeldt die unieke identificatiecode bij elke communicatie met de Commissie over het ontheffingsdossier.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 16 september 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 138 van 26.5.2016, p. 44

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 66).


BIJLAGE

Model voor de voorstelling van een project in een vergevorderde ontwikkelingsfase waarvoor overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/797 en overeenkomstig de in artikel 2, lid 1 en lid 2, onder a), van deze verordening gevraagde informatie ontheffing wordt gevraagd van de toepassing van één of meer TSI’s of delen daarvan

Naam van het project

Beschrijving van de reikwijdte van het project

Alle datums en acties die relevant zijn om aan te tonen dat een project zich in een vergevorderde ontwikkelingsfase bevindt of het ondertekende contract

Niet-toegepaste technische specificaties en als alternatief toegepaste bepalingen en/of normen

Alle andere relevante informatie, zoals de gebruiks-gebieden, met inbegrip van coördinatie overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545

Informatie die de niet-levensvatbaarheid van het project aantoont

Reeds eerder voor dat project toegekende ontheffingen (indien van toepassing)


Top