Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32018R2033

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 van de Commissie van 18 oktober 2018 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2019-2021

C/2018/6794

PB L 327 van 21.12.2018, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2019; opgeheven door 32019R2237

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2018/2033/oj

21.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/2033 VAN DE COMMISSIE

van 18 oktober 2018

tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2019-2021

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6, en artikel 18, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.

(2)

Krachtens artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft de Commissie de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen voor een initiële termijn van ten hoogste drie jaar, die in totaal met nog eens drie jaar kan worden verlengd, op basis van gezamenlijke aanbevelingen die de lidstaten opstellen in overleg met de betrokken adviesraden.

(3)

België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de zuidwestelijke wateren. De Commissie had voor de periode 2016-2018 een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren vastgesteld bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2439 (2), die op grond van een gezamenlijke aanbeveling van België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal uit 2016 is ingetrokken en vervangen door Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2374 van de Commissie (3). Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2374 is gewijzigd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/44 van de Commissie (4).

(4)

Na overleg met de adviesraad voor de zuidwestelijke wateren hebben België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal op 31 mei 2018 bij de Commissie een nieuwe gezamenlijke aanbeveling ingediend. De desbetreffende wetenschappelijke instanties hebben een wetenschappelijke bijdrage geleverd, die is beoordeeld door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) (5). Op 11 september 2018 zijn de betrokken maatregelen besproken op een vergadering van een deskundigengroep waaraan vertegenwoordigers van 28 lidstaten en de Commissie deelnamen en waarbij het Europees Parlement als waarnemer aanwezig was.

(5)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2374 omvatte een vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor in de door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) begrensde deelgebieden 8 en 9 met bodemtrawls gevangen langoustines op grond van wetenschappelijk aangetoonde hoge overlevingskansen, rekening houdend met de kenmerken van het tuig dat voor deze soort wordt gebruikt, de visserijpraktijken en het ecosysteem. Het WTECV heeft in zijn evaluatie (6) geconcludeerd dat uit de recentste experimenten en studies van 2016-2018 blijkt dat de overlevingskansen in dezelfde lijn liggen als die welke bij de eerdere werkzaamheden zijn waargenomen. Aangezien de omstandigheden niet veranderd zijn, moet die op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstelling dus worden gehandhaafd in het teruggooiplan voor demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2019-2021.

(6)

Voor met alle soorten vistuig in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen roggen zijn geen nadere wetenschappelijke gegevens over overlevingskansen beschikbaar voor alle vlootsegmenten en combinaties die in aanmerking komen voor de vrijstelling. Op een paar uitzonderingen na moeten de overlevingskansen doorgaans echter als hoog worden beschouwd, maar meer gedetailleerde informatie is nodig. Om de nodige gegevens te kunnen verzamelen, zijn verdere visserijactiviteiten nodig en derhalve meent de Commissie dat de vrijstelling moet worden verleend, maar dat de lidstaten verplicht moeten worden de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling kan maken van de argumenten en de Commissie een evaluatie kan verrichten. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen elk jaar zo snel mogelijk en uiterlijk op 31 mei het volgende in: a) een jaarlijks door het WTECV te evalueren stappenplan om de overlevingskansen te vergroten en om de door het WTECV geconstateerde ontbrekende gegevens in te vullen, b) jaarrapporten over de vorderingen en de eventuele wijzigingen of aanpassingen van de programma's inzake overlevingskansen.

(7)

Bij het onderzoek van de overlevingskansen van roggen werd geconstateerd dat grootoogroggen (Leucoraja naevus) een aanzienlijk lagere overlevingskans hebben dan andere soorten en dat daarover weinig diepgaande wetenschappelijke kennis bestaat. De volledige uitsluiting van deze soort van de vrijstelling zou het echter onmogelijk maken te vissen en door te gaan met een nauwkeurige gegevensverzameling. Daarom is de Commissie van oordeel dat deze vrijstelling slechts voor één jaar moet worden verleend en dat dringend nieuwe studies en maatregelen met het oog op betere overlevingskansen moeten worden ontwikkeld en uiterlijk op 31 mei 2019 aan het WTECV moeten worden voorgelegd voor beoordeling.

(8)

In de nieuwe GA wordt eveneens een op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstelling voorgesteld voor met het ambachtelijke vistuig „voracera” in ICES-sector 9a gevangen zeebrasem. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de overlevingspercentages van teruggegooide zeebrasem aan te tonen. Het bewijsmateriaal werd voorgelegd aan het WTECV, dat concludeerde dat de vrijstelling voldoende is gemotiveerd. Bijgevolg moet die vrijstelling worden opgenomen in het nieuwe teruggooiplan voor de periode 2019-2021.

(9)

In de nieuwe GA wordt eveneens een op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstelling voorgesteld voor met haken en lijnen in ICES-deelgebied 10 gevangen zeebrasem. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de overlevingspercentages van zeebrasem in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal werd voorgelegd aan het WTECV, dat concludeerde dat de vrijstelling voldoende is gemotiveerd. Bijgevolg moet die vrijstelling worden opgenomen in het nieuwe teruggooiplan voor de periode 2019-2021.

(10)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2374 omvatte de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting op grond van artikel 15, lid 5, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voor in ICES-sectoren 8a en 8b met boomkorren en bodemtrawls gevangen tong en voor in ICES-sectoren 8a en 8b met schakel- en kieuwnetten gevangen tong. Het door de lidstaten in de GA verstrekte bewijsmateriaal voor deze vrijstellingen is beoordeeld door het WTECV (7). De conclusie daarbij was dat de gezamenlijke aanbeveling gefundeerde argumenten bevatte met betrekking tot de moeilijkheid om de selectiviteit te verhogen en tot de disproportioneel hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten. Aangezien de omstandigheden niet veranderd zijn, moeten die de-minimisvrijstellingen dus worden gehandhaafd in het teruggooiplan voor demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2019-2021.

(11)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2374 omvatte een de-minimisvrijstelling van de aanlandingsverplichting op grond van artikel 15, lid 5, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voor in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met trawls en zegens gevangen heek. Het door de lidstaten geleverde bewijsmateriaal voor die vrijstelling is beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (8) dat extra proefonderzoek moet worden verricht om de verbeteringen op het gebied van selectiviteit te beoordelen. Om de nodige gegevens te kunnen verzamelen, zijn verdere visserijactiviteiten nodig en derhalve meent de Commissie dat de vrijstelling voorlopig moet worden verleend, maar dat de lidstaten verplicht moeten worden de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling kan maken van de argumenten en de Commissie een evaluatie kan verrichten. Daarom moet de de-minimisvrijstelling voorlopig worden toegestaan tot en met 31 december 2019. De betrokken lidstaten moeten extra proefonderzoek verrichten en de resultaten zo snel mogelijk, maar uiterlijk op 31 mei 2019 verstrekken voor beoordeling door het WTECV.

(12)

De nieuwe gezamenlijke aanbeveling bevat nieuwe de-minimisvrijstellingen voor:

met haken en lijnen in ICES-deelgebied 10 gevangen Beryx spp.,

met haken en lijnen in ICES-deelgebied 10 gevangen gaffelkabeljauw,

met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen horsmakreel,

met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 en in de gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) gevangen horsmakreel,

met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen makreel,

met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 en in de Cecaf-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 gevangen makreel,

met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen ansjovis,

met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen evervis,

met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen schartong,

met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen schartong,

met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen schol,

met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen schol,

met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen zeeduivel,

met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen zeeduivel,

met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen wijting,

met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen wijting,

met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen witte koolvis,

met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen witte koolvis,

met trawls en zegens in ICES-sector 9a gevangen gaffelkabeljauw,

met trawls en zegens in ICES-sector 9a gevangen zeebrasem,

met trawls en zegens in ICES-sector 9a gevangen tong.

(13)

De lidstaten hebben informatie verstrekt voor de de-minimisvrijstellingen voor met haken en lijnen in ICES-deelgebied 10 gevangen Beryx spp. en gaffelkabeljauw. Het WTECV heeft dat bewijsmateriaal beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de verstrekte informatie gefundeerde argumenten bevatte voor de stelling dat de selectiviteit moeilijk verder te verbeteren valt of de kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten onevenredig hoog uitvallen. Bijgevolg moeten deze de-minimisvrijstellingen worden opgenomen in het nieuwe teruggooiplan voor de periode 2019-2021.

(14)

De door de lidstaten verstrekte informatie moet worden aangevuld wat betreft de nieuwe de-minimisvrijstellingen voor deze soorten afzonderlijk:

horsmakreel, makreel, ansjovis, evervis, schartong, schol, zeeduivel, wijting en witte koolvis die zijn gevangen met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9;

schartong, schol, zeeduivel, wijting en witte koolvis die zijn gevangen met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9;

horsmakreel en makreel die zijn gevangen met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 en in de Cecaf-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0, en

gaffelkabeljauw, zeebrasem en tong die zijn gevangen met trawls en zegens in ICES-sector 9a.

In deze omstandigheden moeten de individuele vrijstellingen voor elke soort tot één jaar worden beperkt en moeten de lidstaten worden verplicht de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling kan maken van de argumenten en de Commissie een evaluatie kan verrichten. Deze de-minimisvrijstellingen moeten voorlopig worden toegestaan tot en met 31 december 2019. De betrokken lidstaten moeten extra proefonderzoek verrichten en de resultaten zo snel mogelijk, maar uiterlijk op 31 mei 2019 verstrekken voor beoordeling door het WTECV.

(15)

Met het oog op betrouwbare ramingen van de teruggooiniveaus voor de vaststelling van de totaal toegestane vangsten (TAC's) moeten de lidstaten ervoor zorgen, wanneer de de-minimisvrijstelling is gebaseerd op extrapolatie van situaties waar weinig gegevens beschikbaar zijn en gedeeltelijke vlootinformatie, dat zij nauwkeurige en controleerbare gegevens verstrekken voor de gehele onder deze de-minimisbepaling vallende vloot.

(16)

De in de nieuwe gezamenlijke aanbeveling voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met artikel 15, lid 4, artikel 15, lid 5, onder c), en artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en mogen derhalve in de onderhavige verordening worden opgenomen.

(17)

Krachtens artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft de Commissie rekening gehouden met zowel de beoordeling van het WTECV als het feit dat de lidstaten moeten zorgen voor de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting tegen 1 januari 2019. In verscheidene gevallen vergen de vrijstellingen een voortzetting van de visserijactiviteit en van de gegevensvergaring om gevolg te geven aan de opmerkingen van het WTECV. In die gevallen acht de Commissie het een pragmatische en voorzichtige benadering van het visserijbeheer om vrijstellingen toe te staan op tijdelijke basis, met dien verstande dat het anders niet mogelijk zou zijn om de nodige gegevens te vergaren voor een degelijk en gedocumenteerd beheer van de teruggooi in het licht van de volledige inwerkingtreding van de aanlandingsverplichting.

(18)

Aangezien de in de onderhavige verordening vervatte maatregelen rechtstreeks van invloed zijn op economische activiteiten die samenhangen met het visseizoen van de vaartuigen van de Unie en op de programmering van dat visseizoen, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Zij moet van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2019,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoering van de aanlandingsverplichting

In de ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 en in de gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) is de aanlandingsverplichting van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voor de periode 2019-2021 van toepassing op demersale soorten overeenkomstig deze verordening.

Artikel 2

Definities

 

Onder „voracera” wordt verstaan: ambachtelijk vistuig, i.e. een lokaal ontworpen en gebouwde mechanisch aangedreven lijn met haken die wordt gebruikt door de ambachtelijke vloot die in het zuiden van Spanje in ICES-sector 9a op zeebrasem vist.

Artikel 3

Op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstelling voor langoustine

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben, geldt voor langoustines (Nephrops norvegicus) die zijn gevangen in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met bodemtrawls (vistuigcodes (9) OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, TBB, OT, PT en TX).

2.   Bij de teruggooi van langoustines die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden deze langoustines onmiddellijk in hun geheel vrijgelaten in het gebied waar zij zijn gevangen.

Artikel 4

Op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstelling voor roggen

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben, geldt voor roggen (Rajiformes) die zijn gevangen in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met alle soorten vistuig. Bij de teruggooi van roggen die in dat gebied zijn gevangen, worden deze onmiddellijk vrijgelaten.

2.   Lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen jaarlijks aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de in lid 1 bedoelde vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 1 augustus van elk jaar.

3.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is van toepassing op grootoogroggen tot en met 31 december 2019. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 31 mei 2019 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van die vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 1 augustus 2019.

Artikel 5

Op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstelling voor zeebrasem

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben, geldt voor zeebrasem (Pagellus bogaraveo) die is gevangen in ICES-sector 9a met het ambachtelijke vistuig „voracera” en voor zeebrasem (Pagellus bogaraveo) die is gevangen in ICES-deelgebied 10 met haken en lijnen.

2.   Bij de teruggooi van zeebrasem die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt deze onmiddellijk vrijgelaten.

Artikel 6

De-minimisvrijstellingen

1.   In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden op grond van artikel 15, lid 5, onder c), van die verordening worden teruggegooid:

a)

voor heek (Merluccius merluccius): tot maximaal 6 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met trawls en zegens (vistuigcodes OTT, OTB, PTB, OT, PT, TBN, TBS, TX, SSC, SPR, TB, SDN, SX en SV);

b)

voor tong (Solea solea): tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-sectoren 8a en 8b op deze soort vissen met boomkorren en bodemtrawls (vistuigcodes OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT en TX);

c)

voor tong (Solea solea): tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-sectoren 8a en 8b op deze soort vissen met schakel- en kieuwnetten (vistuigcodes GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR en GEN);

d)

voor Beryx spp.: tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-deelgebied 10 op deze soort vissen met haken en lijnen (vistuigcodes LHP, LHM, LLS en LLD);

e)

voor gaffelkabeljauw (Phycis blennoides): tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-deelgebied 10 op deze soort vissen met haken en lijnen (vistuigcodes LHP, LHM, LLS en LLD);

f)

voor horsmakreel (Trachurus spp.): tot maximaal 7 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

g)

voor horsmakreel (Trachurus spp.): tot maximaal 3 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 en in de Cecaf-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

h)

voor makreel (Scomber scombrus): tot maximaal 7 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

i)

voor makreel (Scomber scombrus): tot maximaal 3 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 en in de Cecaf-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

j)

voor ansjovis (Engraulis encrasicolus): tot maximaal 7 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

k)

voor evervis (Caproidae): tot maximaal 7 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

l)

voor schartong (Lepidorhombus spp.): tot maximaal 5 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

m)

voor schartong (Lepidorhombus spp.): tot maximaal 4 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

n)

voor schol (Pleuronectes platessa): tot maximaal 5 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

o)

voor schol (Pleuronectes platessa): tot maximaal 4 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

p)

voor zeeduivel (Lophiidae): tot maximaal 5 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

q)

voor zeeduivel (Lophiidae): tot maximaal 4 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

r)

voor wijting (Merlangius merlangus): tot maximaal 5 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

s)

voor wijting (Merlangius merlangus): tot maximaal 4 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

t)

voor witte koolvis (Pollachius pollachius): tot maximaal 5 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

u)

voor witte koolvis (Pollachius pollachius): tot maximaal 4 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

v)

voor gaffelkabeljauw (Phycis blennoides): tot maximaal 7 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-sector 9a op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes OTB, OTT, PTB, TB, TBN, TBS, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

w)

voor zeebrasem (Pagellus bogaraveo): tot maximaal 7 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-sector 9a op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes OTB, OTT, PTB, TB, TBN, TBS, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

x)

voor tong (Solea spp.): tot maximaal 7 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-sector 9a op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes OTB, OTT, PTB, TB, TBN, TBS, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV).

2.   De in lid 1, onder a) en onder f) tot en met x), beschreven de-minimisvrijstellingen zijn voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2019. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 31 mei 2019 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van deze vrijstellingen. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 1 augustus 2019.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 oktober 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2439 van de Commissie van 12 oktober 2015 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren (PB L 336 van 23.12.2015, blz. 36).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2374 van de Commissie van 12 oktober 2016 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren (PB L 352 van 23.12.2016, blz. 33).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/44 van de Commissie van 20 oktober 2017 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2374 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren (PB L 7 van 12.1.2018, blz. 1).

(5)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(6)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

(7)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

(8)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(9)  De in de onderhavige verordening gebruikte vistuigcodes zijn die van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen. Voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 meter wordt in deze tabel gebruikgemaakt van de codes van de vistuigindeling van de FAO.


Top