This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 42018X1857
Regulation No 39 of the Economic Commission for Europe of the United Nations (UN/ECE) — Uniform provisions concerning the approval of vehicles with regard to the speedometer and odometer equipment including its installation [2018/1857]
Reglement nr. 39 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van voertuigen wat de snelheidsmeter en de kilometerteller en de installatie ervan betreft [2018/1857]
Reglement nr. 39 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van voertuigen wat de snelheidsmeter en de kilometerteller en de installatie ervan betreft [2018/1857]
PB L 302 van 28.11.2018, p. 106–113
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
28.11.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/106 |
Voor het internationaal publiekrecht hebben alleen de originele VN/ECE-teksten rechtsgevolgen. Voor de status en de datum van inwerkingtreding van dit reglement, zie de recentste versie van VN/ECE-statusdocument TRANS/WP.29/343 op:
http://www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29fdocstts.html
Reglement nr. 39 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van voertuigen wat de snelheidsmeter en de kilometerteller en de installatie ervan betreft [2018/1857]
Bevat de volledige geldige tekst tot en met:
Supplement 1 op wijzigingenreeks 01 — Datum van inwerkingtreding: 10 oktober 2017
INHOUD
REGLEMENT
1. |
Toepassingsgebied |
2. |
Definities |
3. |
Goedkeuringsaanvraag |
4. |
Goedkeuring |
5. |
Specificaties |
6. |
Wijzigingen van het voertuigtype |
7. |
Conformiteit van de productie |
8. |
Sancties bij non-conformiteit van de productie |
9. |
Naam en adres van de voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijke technische diensten en van de typegoedkeuringsinstanties |
10. |
Overgangsbepalingen |
BIJLAGEN
1. |
Mededeling |
2. |
Opstelling van goedkeuringsmerken |
3. |
Meting van de nauwkeurigheid van de snelheidsmeter voor de controle van de conformiteit van de productie |
1. TOEPASSINGSGEBIED
Dit reglement is van toepassing op de goedkeuring van voertuigen van de categorieën L, M en N (1).
2. DEFINITIES
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
2.1. „goedkeuring van een voertuig”: de goedkeuring van een voertuigtype wat de snelheidsmeter en de kilometerteller en de installatie ervan betreft;
2.2. „voertuigtype wat de snelheidsmeter en de kilometerteller betreft”: voertuigen die onderling geen essentiële verschillen vertonen, met name op de volgende punten:
2.2.1. |
de afmetingen van de banden, gekozen uit de reeks banden die normaliter worden gemonteerd; |
2.2.2. |
de totale verhouding van de overbrenging, inclusief eventueel aanwezige reductoren, naar de snelheidsmeter; |
2.2.3. |
het type snelheidsmeter, gekenmerkt door:
|
2.2.4. |
het type kilometerteller, gekenmerkt door:
|
2.3. „normaliter gemonteerde banden”: het type (de typen) banden dat (die) door de fabrikant voor het desbetreffende voertuigtype is (zijn) bestemd. Winterbanden worden niet als normaliter gemonteerde banden beschouwd;
2.4. „normale bandenspanning”: de door de fabrikant aangegeven bandenspanning in koude toestand, verhoogd met 0,2 bar;
2.5. „snelheidsmeter”: het gedeelte van het apparaat voor het meten van de snelheid dat de bestuurder de momentane snelheid van zijn voertuig aangeeft (2);
2.5.1. „toleranties van het meetmechanisme van de snelheidsmeter”: de nauwkeurigheid van de snelheidsmeter zelf, uitgedrukt als de boven- en ondergrens van de snelheidsaanduiding voor een reeks aangegeven snelheden;
2.5.2. „technische constante van de snelheidsmeter”: de verhouding tussen het aantal inputomwentelingen of impulsen per minuut en een aangegeven gespecificeerde snelheid;
2.6. „kilometerteller”: het gedeelte van het apparaat voor het meten van de afgelegde afstand dat de bestuurder de totale afstand aangeeft die het voertuig sinds zijn inbedrijfstelling heeft afgelegd;
2.6.1. „de technische constante van de kilometerteller”: de verhouding tussen de inputomwentelingen of -impulsen en de door het voertuig afgelegde afstand;
2.7. „onbeladen voertuig”: het voertuig in rijklare toestand, met volle brandstoftank, de maximumhoeveelheid koelvloeistof en smeermiddelen, alle gereedschap en een reservewiel (indien het door de voertuigfabrikant als standaarduitrusting wordt geleverd), met een bestuurder van 75 kg, maar zonder passagier of bijrijder, facultatieve accessoires of lading.
3. GOEDKEURINGSAANVRAAG
3.1. De goedkeuringsaanvraag voor een voertuigtype wat de snelheidsmeter en de kilometerteller en de installatie ervan betreft wordt door de voertuigfabrikant of zijn daartoe gemachtigde vertegenwoordiger ingediend.
3.2. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende stukken in drievoud en van de volgende gegevens:
3.2.1. een beschrijving van het voertuigtype met betrekking tot de in de punten 2.2, 2.3, 2.4, 2.5 en 2.6 vermelde items. Het voertuigtype moet worden vermeld.
3.3. Een onbeladen voertuig dat representatief is voor het goed te keuren voertuigtype, wordt ter beschikking gesteld van de technische dienst die belast is met de goedkeuringstests.
3.4. Voordat typegoedkeuring wordt verleend, moet de typegoedkeuringsinstantie nagaan of er afdoende maatregelen zijn genomen om een doeltreffende controle van de conformiteit van de productie te waarborgen.
4. GOEDKEURING
4.1. Als het voertuigtype waarvoor goedkeuring krachtens dit reglement wordt aangevraagd, voldoet aan de voorschriften van dit reglement met betrekking tot de snelheidsmeter en de kilometerteller en de installatie ervan, wordt voor dat type goedkeuring verleend.
4.2. Aan elk goedgekeurd type wordt een goedkeuringsnummer toegekend. De eerste twee cijfers ervan zijn het nummer van de recentste wijzigingenreeks die op de datum van goedkeuring in het reglement is opgenomen. Dezelfde overeenkomstsluitende partij mag hetzelfde nummer niet aan een ander voertuigtype toekennen (zie punt 6).
4.3. Van de goedkeuring of de weigering van de goedkeuring van een voertuigtype krachtens dit reglement wordt aan de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, mededeling gedaan door middel van een formulier volgens het model in bijlage 1 en van installatieschema's die, in een formaat niet groter dan A4 (210 × 297 mm) of tot dat formaat gevouwen en op een passende schaal, door de aanvrager van de goedkeuring worden verstrekt.
4.4. Op elk voertuig dat conform is met een voertuigtype dat krachtens dit reglement is goedgekeurd, wordt op zichtbare wijze, op een gemakkelijk toegankelijke plaats die op het goedkeuringsformulier is aangegeven, een internationaal goedkeuringsmerk aangebracht. Dit merk bestaat uit:
4.4.1. |
een cirkel met daarin de letter E, gevolgd door het nummer van het land dat de goedkeuring heeft verleend (3); |
4.4.2. |
het nummer van dit reglement, gevolgd door de letter R, een liggend streepje en het goedkeuringsnummer, rechts van de in punt 4.4.1 van dit reglement beschreven cirkel. |
4.5. Indien het voertuig overeenstemt met een voertuigtype dat op basis van een of meer aan de overeenkomst gehechte reglementen is goedgekeurd in het land dat de goedkeuring krachtens dit reglement heeft verleend, hoeft het in punt 4.4.1 bedoelde symbool niet te worden herhaald; in dat geval worden de aanvullende nummers en symbolen van alle reglementen op basis waarvan goedkeuring is verleend in het land dat de goedkeuring krachtens dit reglement heeft verleend, in verticale kolommen rechts van het in punt 4.4.1 bedoelde symbool geplaatst.
4.6. Het goedkeuringsmerk moet goed leesbaar en onuitwisbaar zijn.
4.7. Het goedkeuringsmerk moet dicht bij of op het door de fabrikant aangebrachte gegevensplaatje van het voertuig worden aangebracht.
4.8. In bijlage 2 worden voorbeelden van de opstelling van goedkeuringsmerken gegeven.
5. SPECIFICATIES
5.1. Aan boord van het goed te keuren voertuig moeten een snelheidsmeter en een kilometerteller zijn gemonteerd die voldoen aan de voorschriften van dit reglement.
5.2. Het display van de snelheidsmeter moet zich in het directe gezichtsveld van de bestuurder bevinden en moet zowel overdag als 's nachts goed leesbaar zijn. Het weergegeven snelheidsbereik moet zo groot zijn dat het de door de fabrikant voor dit voertuigtype opgegeven maximumsnelheid omvat.
5.2.1. Bij snelheidsmeters die bestemd zijn voor montage op voertuigen van de categorieën M, N, L3, L4, L5, en L7 moet het interval tussen twee streepjes van de schaalverdeling overeenkomen met 1, 2, 5 of 10 km/h. Het interval tussen de numerieke waarden op het display mag niet meer dan 20 km/h bedragen bij snelheidsmeters met een schaalverdeling tot 200 km/h en niet meer dan 30 km/h bij snelheidsmeters met een schaalverdeling tot meer dan 200 km/h. De intervallen tussen de aangegeven waarden hoeven niet uniform te zijn.
Indien de bestuurder er door middel van een instelling voor kan kiezen om de snelheid in km/h of in mph (mijlen per uur) weer te geven, dan mag de snelheid nooit tegelijkertijd in km/h en mph worden weergegeven en moet de overeenkomstige eenheid altijd worden weergegeven.
5.2.2. Bij voertuigen van de categorieën M, N, L3, L4, L5, en L7 die bestemd zijn voor de verkoop in landen die de meeteenheden van het imperiale stelsel gebruiken, moet het interval tussen twee streepjes van de schaalverdeling overeenkomen met 1, 2, 5 of 10 mph.
Indien de bestuurder er door middel van een instelling voor kan kiezen om de snelheid in km/h of in mph (mijlen per uur) weer te geven, dan mag de snelheid nooit tegelijkertijd in km/h en mph worden weergegeven en moet de overeenkomstige eenheid altijd worden weergegeven.
Het interval tussen de op het display aangegeven waarden mag niet meer dan 20 mph bedragen en de eerste aangegeven waarde moet 10 of 20 mph zijn. De intervallen tussen de aangegeven waarden hoeven niet uniform te zijn.
5.2.3. Bij snelheidsmeters die bestemd zijn voor montage op voertuigen van de categorieën L1 (bromfietsen), L2 en L6, mogen de op het display aangegeven waarden niet hoger zijn dan 80 km/h. Het interval tussen twee streepjes van de schaalverdeling moet overeenkomen met 1, 2, 5 of 10 km/h en het interval tussen de aangegeven numerieke waarden mag niet meer dan 10 km/h bedragen. De intervallen tussen de aangegeven waarden hoeven niet uniform te zijn.
5.2.4. Bij voertuigen van de categorieën L1, L2, L5, en L6 die bestemd zijn voor de verkoop in landen die de meeteenheden van het imperiale stelsel gebruiken, moet het interval tussen twee streepjes van de schaalverdeling overeenkomen met 1, 2, 5 of 10 mph. Het interval tussen de op het display aangegeven waarden mag niet meer dan 10 mph bedragen en de eerste aangegeven waarde moet 10 of 20 mph zijn. De intervallen tussen de aangegeven waarden hoeven niet uniform te zijn. Indien de bestuurder er door middel van een instelling voor kan kiezen om de snelheid in km/h of in mph weer te geven, dan mag de snelheid nooit tegelijkertijd in km/h en mph worden weergegeven en moet de overeenkomstige eenheid altijd worden weergegeven.
5.3. De nauwkeurigheid van de snelheidsmeter wordt gecontroleerd volgens de onderstaande procedure:
5.3.1. |
de banden moeten van een type zijn dat normaliter op het voertuig wordt gemonteerd volgens de definitie in punt 2.3. Voor elk type snelheidsmeter waarmee de fabrikant het voertuig wil uitrusten, moet een test worden uitgevoerd; |
5.3.2. |
de belasting op de as die de snelheidsmeter aandrijft, moet overeenkomen met het gewicht van het voertuig in onbeladen toestand. Het gewicht van het voertuig en de verdeling van dat gewicht over de assen moet op het mededelingenformulier (zie bijlage 1, punt 7) worden aangegeven; |
5.3.3. |
de referentietemperatuur op de plaats waar de snelheidsmeter zich bevindt, moet 23 ± 5 °C bedragen; |
5.3.4. |
bij elke test moet de bandenspanning de normale bandenspanning zijn volgens de definitie in punt 2.4; |
5.3.5. |
het voertuig wordt getest bij de snelheden die zijn aangegeven in onderstaande tabel:
|
5.3.6. |
het controleapparaat dat wordt gebruikt om de werkelijke snelheid van het voertuig te meten, moet tot op ± 0,5 % nauwkeurig zijn; 5.3.6.1. als de tests op een testbaan worden uitgevoerd, moet het oppervlak ervan effen en droog zijn en voldoende grip bieden; 5.3.6.2. als voor de test een rollenbank wordt gebruikt, moeten de rollen een diameter hebben van ten minste 0,4 m. |
5.4. De aangegeven snelheid mag nooit lager zijn dan de werkelijke snelheid van het voertuig. Bij de in punt 5.3.5 gespecificeerde testsnelheden moet de relatie tussen de aangegeven snelheid (V1) en de werkelijke snelheid (V2) als volgt zijn:
0 ≤ (V1 – V2) ≤ 0,1 V2 + 4 km/h
5.5. Het display van de kilometerteller moet voor de bestuurder zichtbaar of toegankelijk zijn. De kilometerteller moet ten minste een geheel getal van minimaal 6 cijfers weergeven voor voertuigen van de categorieën M en N, en ten minste een geheel getal van minimaal 5 cijfers voor voertuigen van categorie L. Desalniettemin mogen de typegoedkeuringsinstanties ook een geheel getal van ten minste 5 cijfers aanvaarden voor voertuigen van de categorieën M en N indien het beoogde gebruik van het voertuig dat rechtvaardigt.
5.5.1. Bij voertuigen die bestemd zijn voor de verkoop in landen die de meeteenheden van het imperiale stelsel gebruiken, moet de afstand op de kilometerteller in mijlen worden aangegeven.
6. WIJZIGINGEN VAN HET VOERTUIGTYPE
6.1. Elke wijziging van het voertuigtype moet worden meegedeeld aan de typegoedkeuringsinstantie die het voertuigtype heeft goedgekeurd. Deze instantie kan dan:
6.1.1. |
oordelen dat de wijzigingen waarschijnlijk geen noemenswaardig nadelig effect zullen hebben en dat het voertuig in ieder geval nog steeds aan de voorschriften voldoet, of |
6.1.2. |
de voor de uitvoering van de tests verantwoordelijke technische dienst om een aanvullend testrapport verzoeken. |
6.2. De bevestiging van de goedkeuring of de weigering van de goedkeuring, met vermelding van de wijzigingen, zal aan de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, worden meegedeeld volgens de procedure van punt 4.3.
7. CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE
7.1. Voor de controle van de conformiteit van de productie gelden de procedures van aanhangsel 1 van de overeenkomst (E/ECE/TRANS/505/Rev.3), met inachtneming van de volgende voorschriften:
7.2. elk krachtens dit reglement goedgekeurd voertuig moet zo worden vervaardigd dat het conform is met het goedgekeurde type door te voldoen aan de voorschriften van het relevante deel (de relevante delen) van dit reglement;
7.3. voor elk voertuigtype moeten, wat de snelheidsmeter en de installatie ervan betreft, voldoende controles worden verricht, waaronder met name de in bijlage 3 bij dit reglement voorgeschreven test;
7.4. de instantie die de typegoedkeuring heeft verleend, kan op elk tijdstip de in elke productiefaciliteit toegepaste methoden voor de controle van de conformiteit verifiëren. Deze inspecties vinden gewoonlijk om de twee jaar plaats;
7.5. wanneer bij de in punt 7.4 bedoelde controles en verificaties negatieve resultaten worden geconstateerd, zorgt de bevoegde instantie ervoor dat alle nodige maatregelen worden genomen om de conformiteit van de productie zo snel mogelijk te herstellen.
8. SANCTIES BIJ NON-CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE
8.1. De krachtens dit reglement voor een voertuigtype verleende goedkeuring kan worden ingetrokken, indien de in punt 7.1 gestelde voorwaarde niet wordt vervuld of indien de voertuigen de in punt 7 bedoelde controles en verificaties niet hebben doorstaan.
8.2. Indien een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast een eerder verleende goedkeuring intrekt, moet zij de andere overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, daarvan onmiddellijk in kennis stellen door middel van een mededelingenformulier volgens het model in bijlage 1.
9. NAAM EN ADRES VAN DE VOOR DE UITVOERING VAN DE GOEDKEURINGSTESTS VERANTWOORDELIJKE TECHNISCHE DIENSTEN EN VAN DE TYPEGOEDKEURINGSINSTANTIES
De overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, delen het secretariaat van de Verenigde Naties de naam en het adres mee van de technische diensten die voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijk zijn en van de typegoedkeuringsinstanties die goedkeuring verlenen en waaraan de in andere landen afgegeven certificaten betreffende de goedkeuring en de uitbreiding, weigering of intrekking van de goedkeuring moeten worden toegezonden.
10. OVERGANGSBEPALINGEN
10.1. Vanaf de officiële datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 01 mag een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast, niet weigeren typegoedkeuring krachtens dit reglement zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 01 te verlenen of te aanvaarden.
10.2. Met ingang van 1 september 2017 mogen de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, alleen nieuwe typegoedkeuringen verlenen als het goed te keuren voertuigtype voldoet aan de voorschriften van dit reglement zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 01.
10.3. De overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, mogen geen uitbreidingen weigeren van typegoedkeuringen die voor bestaande typen krachtens de vorige wijzigingenreeks van dit reglement zijn verleend.
10.4. Na de datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 01 van dit reglement moeten overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, krachtens de vorige wijzigingenreeks van dit reglement zijn verleend, blijven aanvaarden.
(1) Zoals gedefinieerd in de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev.6, punt 2. — www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29resolutions.html
(2) Hij omvat niet het snelheidsaangevende deel van een tachograaf die voldoet aan typegoedkeuringsvoorschriften waarbij tussen de werkelijke en de aangegeven snelheid geen absoluut verschil wordt toegestaan dat groter is dan de in punt 5.4 vastgestelde waarden.
(3) De nummers van de partijen bij de Overeenkomst van 1958 zijn opgenomen in bijlage 3 bij de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document TRANS/WP.29/78/Rev. 6, bijlage 3 — www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29resolutions.html
BIJLAGE 1
Tekst van het beeldBIJLAGE 2
OPSTELLING VAN GOEDKEURINGSMERKEN
MODEL A
(zie punt 4.4 van dit reglement)
a = min. 8 mm
Bovenstaand goedkeuringsmerk, aangebracht op een voertuig, geeft aan dat het voertuigtype in kwestie in Nederland (E 4) is goedgekeurd krachtens Reglement nr. 39. Het goedkeuringsnummer geeft aan dat de goedkeuring is verleend overeenkomstig de voorschriften van VN-Reglement nr. 39, waarin wijzigingenreeks 01 was opgenomen.
MODEL B
(zie punt 4.5 van dit reglement)
a = min. 8 mm
Bovenstaand goedkeuringsmerk, aangebracht op een voertuig, geeft aan dat het voertuigtype in kwestie in Nederland (E 4) krachtens de Reglementen nrs. 39 en 33 is goedgekeurd (1). De goedkeuringsnummers geven aan dat, op de respectieve data van goedkeuring, in Reglement nr. 39 wijzigingenreeks 01 was opgenomen en Reglement nr. 33 nog ongewijzigd was.
(1) Het tweede nummer dient alleen ter illustratie.
BIJLAGE 3
METING VAN DE NAUWKEURIGHEID VAN DE SNELHEIDSMETER VOOR DE CONTROLE VAN DE CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE
1. TESTOMSTANDIGHEDEN
De testomstandigheden zijn in de punten 5.3.1 tot en met 5.3.6 van dit reglement vastgesteld.
2. VOORSCHRIFTEN
De productie wordt geacht in overeenstemming te zijn met dit reglement, als tussen de op het display van de snelheidsmeter aangegeven snelheid (V1) en de werkelijke snelheid (V2) de volgende relatie wordt vastgesteld:
|
bij voertuigen van de categorieën M en N: 0 ≤ (V1 – V2) ≤ 0,1 V2 + 6 km/h; |
|
bij voertuigen van de categorieën L3, L4 en L5: 0 ≤ (V1 – V2) ≤ 0,1 V2 + 8 km/h; |
|
bij voertuigen van de categorieën L1 en L2: 0 ≤ (V1 – V2) ≤ 0,1 V2 + 4 km/h. |