EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R1081

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1081 van de Commissie van 3 juli 2015 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit Rusland

PB L 175 van 4.7.2015, p. 14–40 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2015/1081/oj

4.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1081 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2015

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit Rusland

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 7, lid 4,

In overleg met de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding

(1)

Op 8 oktober 2014 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot invoer in de Unie van bepaald bladaluminium van oorsprong uit Rusland („Rusland” of „het betrokken land”). Zij heeft daartoe een bericht van inleiding gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) („het bericht van inleiding”).

(2)

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 25 augustus 2014 door AFM Aluminiumfolie Merseburg GmbH, Alcomet AD, Eurofoil Luxembourg SA, Hydro Aluminium Rolled Products GmbH en Impol d.o.o. („de klagers”) was ingediend namens producenten die meer dan 25 % van de totale productie in de Unie van bladaluminium vertegenwoordigen. Het bij de klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal over dumping van het betrokken product en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd toereikend geacht om het onderzoek te openen.

(3)

Op 4 oktober 2014 heeft de Commissie, door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3), de opening aangekondigd van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 („de basisverordening”) in verband met het vervallen van definitieve antidumpingmaatregelen die van kracht zijn op de invoer van bepaald aluminiumfolie van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”) en Brazilië.

2.   Belanghebbenden

(4)

In het bericht van inleiding werden alle belanghebbenden uitgenodigd met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de klagers, de haar bekende producent-exporteur alsmede de Russische autoriteiten en de haar bekende betrokken importeurs, gebruikers en handelaren officieel in kennis gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken.

(5)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen over de opening van het onderzoek te maken en om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures te verzoeken.

(6)

De belanghebbenden werden daarnaast in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Geen van de belanghebbenden heeft een hoorzitting met de diensten van de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aangevraagd.

3.   Steekproefneming

(7)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie aangekondigd dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

Steekproef van producenten-exporteurs in Rusland

(8)

Aangezien in Rusland slechts één groep ondernemingen, de Rusal-groep, het betrokken product vervaardigt, werd in het bericht van inleiding niet voorzien in een steekproef van producenten-exporteurs.

Steekproef van producenten in de Unie

(9)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie de steekproef samengesteld op basis van de grootste representatieve productie- en verkoophoeveelheden. De steekproef bestond uit zes producenten in de Unie en hun verbonden ondernemingen, aangezien de interne structuur van de groepen met betrekking tot de productie en de wederverkoop van het onderzochte product bij het begin van het onderzoek onduidelijk was. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden meer dan 70 % van de totale productie in de Unie. De Commissie heeft de belanghebbenden om opmerkingen ten aanzien van de voorlopige steekproef verzocht. Er werden binnen de vastgestelde uiterste termijn geen opmerkingen ontvangen. Bijgevolg werd de voorlopige steekproef bevestigd. De steekproef wordt representatief geacht voor de bedrijfstak van de Unie.

Steekproef van niet-verbonden importeurs

(10)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te kunnen stellen, verzocht de Commissie alle niet-verbonden importeurs de in het bericht van inleiding aangegeven informatie te verstrekken.

(11)

In de aanvangsfase werd contact opgenomen met veertien haar bekende importeurs/gebruikers. Hun werd verzocht hun activiteit toe te lichten en het bij het bericht van inleiding gevoegde steekproefformulier in voorkomend geval in te vullen.

(12)

Drie ondernemingen hebben het steekproefformulier ingevuld. Zij waren evenwel „herwikkelaars”, d.w.z. industriële gebruikers die het betrokken product invoerden voor verdere verwerking en het daarna doorverkochten. Er hebben zich geen handelaren gemeld. Daarom was een steekproef niet gerechtvaardigd.

(13)

Vier andere ondernemingen hebben zich gemeld en zij hebben hetzij verklaard dat zij het betrokken product niet uit Rusland invoerden, hetzij dat zij herwikkelaars waren. Een vragenlijst voor gebruikers werd naar alle zeven ondernemingen gestuurd die zich hadden gemeld.

Antwoorden op de vragenlijst en medewerking

(14)

De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar de zes in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en hun verbonden ondernemingen, een groep van producenten-exporteurs en de zeven bekende gebruikers in de Unie.

(15)

Ingevulde vragenlijsten werden ontvangen van alle in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, van de groep van producenten-exporteurs (die bestaat uit twee producenten-exporteurs, vier verbonden handelaren en acht verbonden grondstoffenleveranciers, alle gevestigd in Rusland met uitzondering van twee in Jersey en Zwitserland gevestigde handelaren) en van vier gebruikers. Naar aanleiding van het verzoek van de Commissie werd in een later stadium een vragenlijst met herziene tabellen van de Rusal-groep ontvangen.

Controlebezoeken

(16)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de daaruit voortvloeiende schade en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd.

(17)

Voor een van de in de steekproef opgenomen ondernemingen werd een controlebezoek niet noodzakelijk geacht, aangezien zij tijdens de beoordelingsperiode geringe hoeveelheden had geproduceerd, die uitsluitend voor intern gebruik bestemd waren.

4.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(19)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2013 tot en met 30 september 2014 („het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die van belang zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 2011 tot aan het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

5.   Betrokken product

(20)

Bij het betrokken product gaat het om bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,008 mm en niet meer dan 0,018 mm, niet op een drager, enkel gewalst, op rollen met een breedte van niet meer dan 650 mm en een gewicht van meer dan 10 kg („jumborollen”), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 19 (Taric-code 7607111910) en van oorsprong uit Rusland („het betrokken product”). Het product wordt doorgaans aluminiumfolie voor huishoudelijk gebruik („AFH”) genoemd.

(21)

AFH wordt vervaardigd op basis van zuiver aluminium, dat eerst in dikke strippen (met een dikte van enkele millimeter, d.w.z. tot 1 000 keer dikker dan het betrokken product) wordt gegoten en vervolgens in verschillende fasen tot de gewenste dikte wordt gewalst. Na het walsen wordt het bladaluminium tijdens een thermisch procedé uitgegloeid en uiteindelijk aangeboden op rollen.

(22)

Deze rollen AFH worden verder op kleinere rollen gewikkeld door verwerkende ondernemingen, de zogenoemde herwikkelaars. Het verkregen product (d.w.z. consumentenrollen die niet overeenstemmen met het betrokken product) wordt gebruikt voor tal van kortetermijnverpakkingstoepassingen (hoofdzakelijk voor huishoudelijk gebruik, catering en de levensmiddelen- en bloemenkleinhandel).

6.   Soortgelijk product

(23)

Uit het onderzoek bleek dat het betrokken product, het product dat in Rusland wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht, en het product dat door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en in de Unie wordt verkocht, dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basistoepassingen worden gebruikt.

(24)

De Commissie heeft in dit stadium derhalve geconcludeerd dat deze producten soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening zijn.

7.   Argumenten betreffende de productomschrijving

(25)

Een importeur stelde dat ook AFH met een gewicht van niet meer dan 10 kg (zogenoemde „consumentenrollen”) in de productomschrijving zou moeten worden opgenomen. Hij stelde dat de fysische, chemische en technische basiseigenschappen van consumentenrollen en jumborollen niet van elkaar verschillen. Voorts stelde hij dat indien antidumpingrechten uitsluitend op jumborollen werden ingesteld, de uitvoer van consumentenrollen zonder antidumpingrechten uit Rusland zou kunnen toenemen.

(26)

De fysische eigenschap waarin jumborollen en consumentenrollen van elkaar verschillen, is het gewicht. Bovendien hangt ook de GN-code af van het gewicht. Daarenboven produceert de bedrijfstak van de Unie, zoals gedefinieerd in overweging 53, uitsluitend jumborollen en geen consumentenrollen. Jumborollen worden aangekocht en verder verwerkt tot consumentenrollen door herwikkelaars, die het product doorverkopen aan kleinhandelaren en eindgebruikers. Jumborollen en consumentenrollen hebben derhalve verschillende fysische eigenschappen, worden niet vervaardigd door dezelfde producenten, concurreren niet met elkaar en worden niet op dezelfde markt verhandeld.

(27)

Derhalve werd het argument dat consumentenrollen moeten worden opgenomen in de productomschrijving van dit onderzoek, afgewezen.

(28)

De gevolgen van antidumpingrechten op jumborollen voor de verwerkende ondernemingen worden behandeld in de overwegingen 151 tot en met 163 betreffende het belang van de Unie.

C.   DUMPING

8.   Normale waarde

(29)

De Commissie heeft eerst onderzocht of het totale binnenlandse verkoopvolume van elke producent-exporteur representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief als het totale binnenlandse verkoopvolume van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur tijdens het onderzoektijdvak ten minste 5 % vertegenwoordigde van diens totale uitvoervolume van het betrokken product naar de Unie.

(30)

Op grond hiervan bleek de totale verkoop voor één producent-exporteur niet representatief. Voor deze medewerkende producent-exporteur heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening de normale waarde door berekening vastgesteld, aangezien hij het soortgelijke product niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt had verkocht.

(31)

De normale waarde werd voor deze medewerkende producent-exporteur berekend door zijn gemiddelde productiekosten van het soortgelijke product tijdens het onderzoektijdvak te vermeerderen met:

a)

het gewogen gemiddelde van de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) die door de medewerkende producent-exporteur in verband met de binnenlandse verkoop van deze soorten van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties tijdens het onderzoektijdvak zijn gemaakt, en

b)

de gewogen gemiddelde winst die door de medewerkende producent-exporteur op de binnenlandse verkoop van deze soorten van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties tijdens het onderzoektijdvak is gemaakt.

(32)

Voor de andere producent-exporteur bleek de totale binnenlandse verkoop representatief in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening (zie overweging 29).

(33)

Vervolgens is de Commissie nagegaan welke productsoorten die op de binnenlandse markt waren verkocht, identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde soorten. De Commissie heeft overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening onderzocht of voor deze andere producent-exporteur de verkoop op diens binnenlandse markt van elke productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar met een productsoort die naar de Unie werd uitgevoerd, representatief was. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief als de totale binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedraagt van het totale volume van de uitvoer naar de Unie van de identieke of vergelijkbare productsoort. De Commissie heeft vastgesteld dat de binnenlandse verkoop van 5 van de 14 uitgevoerde productsoorten representatief was.

(34)

Wanneer er geen binnenlandse verkoop van een specifieke productsoort had plaatsgevonden en wanneer het volume van de binnenlandse verkoop voor een productsoort onvoldoende bleek, werd de normale waarde berekend overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening, zoals beschreven in overweging 31.

(35)

Verder heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak bepaald om uit te maken of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde.

(36)

De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

a)

het verkoopvolume van de productsoort tegen nettoverkoopprijzen die ten minste gelijk zijn aan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van het totale verkoopvolume van deze productsoort vertegenwoordigde; en

b)

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid.

(37)

In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die productsoort gedurende het onderzoektijdvak.

(38)

Uit de analyse van de binnenlandse verkoop bleek dat meer dan 90 % van de binnenlandse verkoop winstgevend was en dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs hoger was dan de productiekosten. Dienovereenkomstig werd de normale waarde voor de vijf productsoorten met een representatieve binnenlandse verkoop berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van de binnenlandse verkopen gedurende het onderzoektijdvak.

9.   Uitvoerprijs

(39)

De medewerkende producenten-exporteurs voerden uit naar de Unie via een verbonden handelaar met zetel in Jersey, RTI Ltd („RTI”). Deze handelaar koopt het betrokken product van de producenten via twee verbonden agenten die in Moskou zijn gevestigd. Hij verkoopt nadien het betrokken product door aan de uiteindelijke afnemers via een andere agent die in Zwitserland is gevestigd. Alle drie de verbonden agenten verrichten verkoopactiviteiten in naam van de producenten of van de verbonden handelaar en ontvangen daarvoor maandelijks een vergoeding.

(40)

Overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening werd de uitvoerprijs berekend op basis van de prijs waartegen het ingevoerde product voor het eerst werd doorverkocht aan onafhankelijke afnemers in de Unie. In dit geval werden prijscorrecties toegepast voor alle tussen invoer en wederverkoop gemaakte kosten (met name vervoerkosten, verzekeringskosten, kredietkosten, douanerechten en -vergoedingen), met inbegrip van de overeenkomstige VAA-kosten van de handelaar en een redelijke winstmarge.

(41)

De Commissie heeft de VAA-kosten gebaseerd op de overeenkomstige werkelijke VAA-kosten volgens de gegevens die de Rusal-groep heeft ingediend over haar uitvoer van het betrokken product naar de markt van de Unie. De verbonden handelaar had dit bedrag al volgens zijn eigen berekeningen en toewijzingsbeginselen vastgesteld en toegewezen aan de invoer van het betrokken product in de Unie. De Commissie heeft er ook voor gezorgd dat er geen sprake was van dubbeltelling van de kosten. Kosten die geen verband houden met de invoer van het betrokken product zijn niet opgenomen in dat bedrag. Het bedrag voor VAA-kosten dat de Commissie voor de vaststelling van een betrouwbare uitvoerprijs heeft gebruikt, heeft derhalve uitsluitend betrekking op de tussen invoer en wederverkoop van het betrokken product in de Unie gemaakte kosten, zoals vereist op grond van artikel 2, lid 9, van de basisverordening.

(42)

De winst van de verbonden handelaar werd als onbetrouwbaar beschouwd wegens de associatie met de producenten-exporteurs, aangezien hun verrekenprijs zelf niet betrouwbaar was. Bij gebrek aan gegevens van onafhankelijke importeurs in dit onderzoek werd de in het vorige onderzoek betreffende hetzelfde product (4) gebruikte redelijke winstmarge van 2 % gehanteerd.

(43)

Met betrekking tot deze aftrek voor VAA-kosten en winst stelde de Rusal-groep dat de verbonden handelaar (RTI) als interne exportafdeling van haar producenten-exporteurs moet worden behandeld, aangezien zij samen één enkele economische eenheid vormen, hoewel zij afzonderlijke juridische entiteiten zijn. Daarom stelde de Rusal-groep dat er geen aftrek voor de VAA-kosten en winst van RTI had mogen plaatsvinden.

(44)

De Commissie is evenwel van oordeel dat de uitvoerprijs, wanneer er sprake is van een associatie tussen de producent-exporteur en de importeur of een derde partij, als onbetrouwbaar wordt beschouwd en dat een betrouwbare uitvoerprijs moet worden vastgesteld. Artikel 2, lid 9, van de basisverordening bepaalt duidelijk dat bij de samenstelling van een betrouwbare uitvoerprijs correcties moeten worden toegepast voor alle tussen invoer en wederverkoop gemaakte kosten en voor winst. Deze kosten omvatten de VAA-kosten. De uitvoerprijs betrouwbaar maken vormt namelijk de grondgedachte voor en het doel van de correcties. Dit argument moest derhalve worden afgewezen.

10.   Vergelijking

(45)

De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van de twee medewerkende producenten-exporteurs in het stadium af fabriek vergeleken.

(46)

Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(47)

Wat de uitvoerprijzen betreft, werden correcties toegepast voor vervoer, verzekering, verlading, verpakking, uitvoerrechten en commissies. Wat de binnenlandse prijzen betreft, werden correcties toegepast voor de kosten voor binnenlands vervoer, verpakking en verlading, voor kredietkosten en voor commissies.

11.   Dumpingmarge

(48)

Voor de twee medewerkende producenten-exporteurs heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product in het stadium af fabriek, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(49)

Aangezien het gaat om twee verbonden medewerkende producenten, werd één enkele dumpingmarge vastgesteld voor de twee ondernemingen op basis van het gewogen gemiddelde van hun individuele dumpingmarges.

(50)

Op grond hiervan is de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs (kosten, verzekering en vracht), grens Unie, vóór inklaring, als volgt:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Rusal-groep: Ural Foil OJSC en OJSC Rusal Sayanal

34,0 %

(51)

De mate van medewerking is in dit geval hoog, aangezien de producent-exporteur van AFH in Rusland die alleen verantwoordelijk is voor 100 % van de invoer in de Unie tijdens het onderzoektijdvak, aan het onderzoek heeft meegewerkt. De Commissie heeft op basis hiervan besloten de residuele dumpingmarge vast te stellen op het niveau van de individuele dumpingmarge die voor de medewerkende onderneming werd vastgesteld.

(52)

Onderstaande tabel bevat de voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Rusal-groep

34,0 %

Alle andere ondernemingen

34,0 %

D.   SCHADE

1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(53)

Het soortgelijke product werd in het onderzoektijdvak vervaardigd door twaalf bekende producenten in de Unie. Zij vormen de „bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(54)

De totale productie in de Unie in het onderzoektijdvak werd op 47 349 ton geraamd. De Commissie heeft dit cijfer vastgesteld op basis van statistieken van Eurostat, de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de door de klagers verstrekte ramingen met betrekking tot de niet in de steekproef opgenomen producenten. Zoals in overweging 9 is vermeld, vertegenwoordigden de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie samen meer dan 70 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie.

(55)

De producent-exporteur stelde dat niet alle klagers actief waren in de productie van AFH. Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat alle klagers en hun verbonden ondernemingen het onderzochte product wel degelijk produceerden, al was het maar in kleine hoeveelheden. Dit argument werd derhalve afgewezen.

2.   Verbruik in de Unie

(56)

De klagers hebben gegevens verstrekt over de productie, de productiecapaciteit, het verkoopvolume, de werkgelegenheid en het uitvoervolume van de gehele bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode. Deze gegevens waren ramingen; zij werden als orde van grootte verstrekt en onderverdeeld in twee categorieën: in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en niet in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie heeft de Commissie gebruikgemaakt van de werkelijke, gecontroleerde gegevens die deze ondernemingen in hun antwoorden op de vragenlijst hebben verstrekt. Voor de niet in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werden de cijfers van de klagers gebruikt. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over deze ramingen. De Commissie heeft evenwel geen opmerkingen ontvangen.

(57)

De Commissie stelde het verbruik in de Unie vast op basis van het totale geraamde verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en het totale invoervolume volgens Eurostat, waar nodig gecorrigeerd aan de hand van de gecontroleerde gegevens van de producent-exporteur en de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(58)

Aangezien slechts één producent-exporteur actief is in het betrokken land, moesten met het oog op de vertrouwelijkheid alle desbetreffende cijfers als orde van grootte worden gepresenteerd.

(59)

Het aldus vastgestelde verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 1

Verbruik in de Unie voor AFH (ton)

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Verbruik in de Unie

[71 300 — 82 625]

[74 152 — 92 540]

[84 847 — 108 239]

[83 421 — 105 760]

Index (2011 = 100)

100

[104 — 112]

[119 — 131]

[117 — 128]

Bron: Eurostat, antwoorden op de vragenlijst en gegevens van de klagers

(60)

Het verbruik in de Unie nam toe in de periode 2011-2013, maar daalde in het onderzoektijdvak ten opzichte van 2013. Het verbruik is tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 17 à 28 % gestegen. De toename van het verbruik in de periode vanaf 2011 tot het onderzoektijdvak is voornamelijk toe te schrijven aan de toename van de invoer uit Rusland en andere derde landen, terwijl de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie slechts licht steeg (zie overweging 82).

3.   Invoer uit het betrokken land

Volume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(61)

De Commissie heeft het volume van de invoer uit het betrokken land vastgesteld op basis van Eurostat-gegevens en van de gegevens die zijn ingediend door de medewerkende producent in het betrokken land.

(62)

De invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Volume van de invoer (ton)

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Invoervolume uit Rusland

[19 532 — 26 078]

[23 243 — 34 422]

[27 345 — 39 116]

[26 368 — 37 812]

Index (2011 = 100)

100

[119 — 132]

[140 — 150]

[135 — 145]

Marktaandeel

29 %

34 %

34 %

34 %

Bron: Eurostat, antwoorden op de vragenlijst en gegevens van de klagers

(63)

Het invoervolume uit Rusland steeg 40 à 50 % in de periode 2011-2013 en is licht gedaald gedurende het onderzoektijdvak.

(64)

Het overeenkomstige marktaandeel steeg van 29 % in 2011 tot 34 % in 2012 en is daarna constant gebleven tot in het onderzoektijdvak.

Prijs van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(65)

De Commissie heeft de gewogen gemiddelde prijzen van de invoer vastgesteld op basis van Eurostat-gegevens en van de gegevens die zijn ingediend door de medewerkende producent in het betrokken land. De onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie door de invoer uit het betrokken land werd vastgesteld op basis van de antwoorden op de vragenlijst die zijn ingediend door de medewerkende Russische producent-exporteur en de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(66)

De gemiddelde invoerprijs van AFH uit Rusland in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 3

Invoerprijzen (EUR/ton)

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Invoerprijzen

[2 145 — 2 650]

[2 038 — 2 624]

[1 952 — 2 571]

[1 973 — 2 597]

Index (2011 = 100)

100

[95 — 99]

[91 — 97]

[92 — 98]

Bron: Eurostat en het antwoord op de vragenlijst

(67)

De gemiddelde invoerprijs van AFH uit Rusland in de Unie is in de loop van de beoordelingsperiode gedaald; in totaal daalde het met 2 à 8 %.

(68)

De Commissie stelde de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vast aan de hand van een vergelijking van: a) de gewogen gemiddelde verkoopprijs per productsoort van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek; en b) de overeenkomstige gewogen gemiddelde prijs per productsoort van de invoer van de medewerkende Russische producenten aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-niveau, met de nodige correcties voor douanerechten en kosten na invoer.

(69)

De prijzen werden per productsoort vergeleken voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als percentage van de omzet van de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak. Daaruit bleek een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge door de invoer uit Rusland op de markt van de Unie van 3 à 7 %.

(70)

Deze prijsonderbieding is als zodanig aanzienlijk; bovendien moet erop worden gewezen dat de prijzen van de bedrijfstak van de Unie die tijdens het onderzoektijdvak werden onderboden door de invoer tegen dumpingprijzen uit Rusland de productiekosten niet konden dekken. Zoals in de overwegingen 177 en 179 werd uiteengezet, bedraagt het prijsbederf als gevolg van de Russische prijzen gemiddeld ongeveer 12 %.

4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.1.   Algemene opmerkingen

(71)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(72)

Zoals in overweging 9 is vermeld, werd voor de vaststelling van mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruikgemaakt van een steekproef.

(73)

Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. Zoals in overweging 56 werd uiteengezet, heeft de Commissie de macro-economische indicatoren voor de gehele bedrijfstak van de Unie geëvalueerd op basis van de door de klagers verstrekte gegevens, naar behoren gecontroleerd voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren die uitsluitend verband hielden met de in de steekproef opgenomen ondernemingen geëvalueerd op basis van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in hun antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. Beide reeksen gegevens bleken representatief voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(74)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit en hoogte van de dumpingmarge.

(75)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

4.2.   Macro-economische indicatoren

4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(76)

De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 4

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Productie (ton)

44 316

46 165

48 796

47 349

Index (2011 = 100)

100

104

110

107

Productiecapaciteit (ton)

54 777

54 485

59 186

61 496

Index (2011 = 100)

100

99

108

112

Bezettingsgraad

81 %

85 %

82 %

77 %

Index (2011 = 100)

100

105

102

95

Bron: antwoorden op de vragenlijst, gegevens van de klagers

(77)

De productie schommelde tijdens de beoordelingsperiode. Zij is gestegen in de periode 2011-2013, maar lag in het onderzoektijdvak lager dan in 2013. Tijdens de beoordelingsperiode is de productie in totaal met 7 % gestegen.

(78)

Tijdens de beoordelingsperiode is de productiecapaciteit met 12 % gestegen.

(79)

Doordat de productiecapaciteit sterker is gestegen dan de productie, is de bezettingsgraad in de beoordelingsperiode met 5 % gedaald.

(80)

De producent-exporteur stelde dat alle producenten van AFH ook een andere soort folie kunnen produceren, namelijk „aluminium converter foil” („ACF”), en dat zij voor de vervaardiging van beide soorten folie van dezelfde machines gebruikmaakten. Hij stelde dat de gegevens van de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot de capaciteit en de bezettingsgraad voor AFH daarom vertekend zouden zijn.

(81)

Hoewel een aantal producenten in de Unie inderdaad zowel ACF als AFH vervaardigden, bleek uit het onderzoek dat de grootste in de steekproef opgenomen producent in de Unie uitsluitend AFH vervaardigde. Voor de andere in de steekproef opgenomen producenten in de Unie waren de productiecapaciteit en de bezettingsgraad gebaseerd op werkelijke cijfers. Dat zij ook ACF vervaardigden, had dus geen invloed op de totale productiecapaciteit en bezettingsgraad die met betrekking tot AFH werden opgegeven. Ten slotte bleek uit het onderzoek dat de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie de twee soorten folie in een stabiele verhouding vervaardigden. Dit argument werd in dit stadium derhalve van de hand gewezen.

4.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(82)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 5

Verkoopvolume en marktaandeel op de markt van de Unie

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Verkoopvolume (ton)

[41 007 — 45 870]

[41 007 — 49 081]

[42 647 — 52 292]

[41 827 — 50 457]

Index (2011 = 100)

100

[100 — 107]

[104 — 114]

[102 — 110]

Marktaandeel

55 %

53 %

49 %

47 %

Bron: antwoorden op de vragenlijst, Eurostat, gegevens van de klagers

(83)

Het verkoopvolume van AFH is in de beoordelingsperiode licht gestegen. De grootste stijging ten opzichte van 2011, d.w.z. een stijging van 4 à 14 %, vertoont zich in 2013. Tijdens het onderzoektijdvak is het verkoopvolume gedaald; in totaal is het verkoopvolume tijdens de beoordelingsperiode met 2 à 10 % gestegen. De stijging van het verkoopvolume heeft, rekening houdend met de parallelle stijging van het verbruik en de stijging van de invoer uit onder meer Rusland evenwel geleid tot een daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie van 55 % in 2011 tot 47 % in het onderzoektijdvak, d.w.z. een daling van 8 procentpunten in de loop van de beoordelingsperiode. De daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie viel samen met een stijging van het marktaandeel van de invoer uit Rusland, zoals in overweging 64 werd uiteengezet.

4.2.3.   Groei

(84)

Terwijl het verbruik in de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 17 à 28 % is gestegen, steeg het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie met 2 à 10 %, hetgeen tot een verlies van marktaandeel van 8 procentpunten leidde.

4.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(85)

De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 6

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Aantal werknemers

769

787

758

781

Index (2011 = 100)

100

102

99

102

Productiviteit (ton/werknemer)

58

59

64

61

Index (2011 = 100)

100

102

112

105

Bron: antwoorden op de vragenlijst, gegevens van de klagers

(86)

De werkgelegenheid van de bedrijfstak van de Unie schommelde tijdens de beoordelingsperiode. In totaal steeg zij licht met 2 %.

(87)

In de periode 2011-2013 steeg de productiviteit doordat de productie sterker is gestegen dan de werkgelegenheid, zoals blijkt uit tabel 4 bij overweging 77. In het onderzoektijdvak vertoont de productiviteit een daling van 5 % ten opzichte van 2013, maar lag zij nog wel hoger dan bij het begin van de beoordelingsperiode in 2011.

4.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(88)

De dumpingmarge ligt aanzienlijk boven de de-minimisdrempel. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarge voor de bedrijfstak van de Unie zijn aanzienlijk, gezien het volume en de prijzen van de invoer uit het betrokken land.

(89)

De bedrijfstak van de Unie herstelde nog van eerdere dumping door de invoer van hetzelfde product van oorsprong uit China, Brazilië en Armenië. Deze maatregelen zijn momenteel onderworpen aan een parallel lopend onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, zoals vermeld in overweging 3.

4.3.   Micro-economische indicatoren

4.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(90)

De gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie ontwikkelde zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 7

Gemiddelde verkoopprijs

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid op de markt van de Unie (EUR/ton)

2 932

2 714

2 705

2 597

Index (2011 = 100)

100

93

92

89

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

2 995

2 794

2 699

2 651

Index (2011 = 100)

100

93

90

89

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(91)

De gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie daalde in de loop van de beoordelingsperiode voortdurend, in totaal met 11 %.

(92)

Ondanks deze daling lagen de productiekosten per eenheid boven de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie en volstond de verkoopprijs niet om de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie te dekken, behalve in 2013. De bedrijfstak van de Unie was wegens de prijsdruk van de invoer met dumping uit Rusland immers niet in staat zijn verkoopprijs te verhogen.

(93)

Verscheidene belanghebbenden stelden dat de ontwikkeling van de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie in het verlengde lag van de ontwikkeling van de aluminiumprijs op de metaalbeurs van Londen („London Metal Exchange”) en dat de prijzen van de invoer uit Rusland derhalve geen enkele invloed op de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie hadden. Volgens deze belanghebbenden kan er derhalve niet van worden uitgegaan dat de prijzen van de Russische invoer de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden. Uit het onderzoek bleek dat de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie dezelfde ontwikkeling vertoonde als de aluminiumprijs op de London Metal Exchange. Dit laat evenwel onverlet dat de prijzen van de Russische invoer de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden en de prijzen op de markt van de Unie onder druk zetten, waardoor de bedrijfstak van de Unie niet in staat was zijn verkoopprijs te verhogen tot het niveau dat nodig is om de productiekosten te dekken. Dit argument moet derhalve worden afgewezen.

4.3.2.   Loonkosten

(94)

De gemiddelde loonkosten van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 8

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

21 692

22 207

20 603

20 594

Index (2011 = 100)

100

102

95

95

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(95)

De gemiddelde loonkosten per werknemer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie waren in het onderzoektijdvak 5 % gedaald ten opzichte van 2011. Eerst stegen de loonkosten met 2 % in de periode 2011-2012, vervolgens daalden zij in de periode 2012-2013 en daarna bleven zij stabiel tot in het onderzoektijdvak.

4.3.3.   Voorraden

(96)

De voorraden van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 9

Voorraden

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Eindvoorraden

1 931

1 999

2 133

2 085

Index (2011 = 100)

100

104

110

108

Eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie

5 %

5 %

5 %

5 %

Index (2011 = 100)

100

100

100

100

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(97)

Voorraden kunnen niet worden beschouwd als een relevante schade-indicator voor deze bedrijfstak, aangezien de productie en de verkoop hoofdzakelijk naar orders zijn gericht en de producenten dienovereenkomstig beperkte voorraden plegen aan te houden. Daarom worden de ontwikkelingen van de voorraden alleen ter informatie gegeven.

(98)

De eindvoorraden stegen tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 8 %. Terwijl de voorraden in 2011-2013 met 10 % stegen, vertoonden zij in het onderzoektijdvak een lichte daling ten opzichte van 2013. De eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie bleven tijdens de gehele beoordelingsperiode stabiel.

4.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(99)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de producenten in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 10

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

– 2,2 %

– 2,9 %

0,2 %

– 2,1 %

Index (2011 = 100)

100

65

209

104

Kasstroom (EUR)

1 505 960

2 909 820

3 365 140

1 962 349

Index (2011 = 100)

100

193

223

130

Investeringen (EUR)

3 271 904

5 404 990

4 288 862

4 816 442

Index (2011 = 100)

100

165

131

147

Rendement van investeringen

– 4 %

– 5 %

0 %

– 3 %

Index (2011 = 100)

100

60

209

108

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(100)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. De bedrijfstak van de Unie was verliesgevend tijdens de beoordelingsperiode, met uitzondering van 2013: in dat jaar lag zijn winstmarge net boven het break-evenpoint. De winstgevendheid daalde in de periode 2011-2012, steeg in 2013, maar daalde vervolgens weer in het onderzoektijdvak, waarin zij bijna hetzelfde niveau bereikte als in 2011. De winstgevendheid steeg tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 4 %, wat neerkomt op een stijging van 0,1 procentpunt. De bedrijfstak van de Unie was hierdoor niet in staat om winst te maken tijdens het onderzoektijdvak. Deze ontwikkeling was vooral toe te schrijven aan de prijsdruk van de invoer uit Rusland, die de Unie binnenkwam tegen dumpingprijzen, de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbood en de bedrijfstak van de Unie verhinderde zijn verkoopprijzen te verhogen om de productiekosten te kunnen dekken.

(101)

De nettokasstroom is het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren. Tijdens de beoordelingsperiode schommelde de kasstroom en vertoonde hij een stijgende lijn. De nettokasstroom steeg tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 30 %. In absolute cijfers bleef de kasstroom evenwel laag ten opzichte van de totale omzet van het onderzochte product.

(102)

De investeringen namen tijdens de beoordelingsperiode toe met 47 %. Zij stegen in 2012 met 65 % ten opzichte van 2011, namen af in 2013 en namen weer toe in het onderzoektijdvak. Het ging voornamelijk om investeringen in nieuwe machines en zij bleven in het onderzoektijdvak op een eerder laag niveau ten opzichte van de totale omzet.

(103)

Het rendement van investeringen is de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen. NET als bij de andere financiële indicatoren was het rendement van investeringen van de productie en verkoop van het soortgelijke product vanaf 2011 steeds negatief, behalve in 2013 toen het 0 % bedroeg; dit weerspiegelt de ontwikkeling van de winstgevendheid. In totaal steeg het rendement van investeringen tijdens de beoordelingsperiode licht met 8 %.

(104)

Wat het vermogen om kapitaal aan te trekken betreft, zorgde het zwakkere vermogen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie om liquide middelen te genereren voor het soortgelijke product, voor een zwakkere financiële situatie omdat de intern gegenereerde fondsen kleiner werden. Uit het onderzoek bleek dat het vermogen om kapitaal aan te trekken tijdens de beoordelingsperiode in totaal is afgenomen.

5.   Conclusie inzake schade

(105)

Verschillende belangrijke schade-indicatoren vertoonden een negatieve ontwikkeling. Wat de winstgevendheid betreft, was de bedrijfstak bijna gedurende de gehele beoordelingsperiode verliesgevend, behalve in 2013 toen deze maar net boven het break-evenpoint lag. Tijdens het onderzoektijdvak haalde de bedrijfstak van de Unie een negatieve winstmarge van – 2,1 %. De verkoopprijzen zijn tijdens de beoordelingsperiode met 11 % gedaald. De productiekosten per eenheid, die eveneens met 11 % daalden, bleven hoger dan de gemiddelde verkoopprijzen tijdens de gehele beoordelingsperiode met uitzondering van 2013. De bedrijfstak van de Unie leed een verlies van marktaandeel van 8 procentpunten, d.w.z. van 55 % in 2011 tot 47 % in het onderzoektijdvak.

(106)

Enkele schade-indicatoren hebben zich tijdens de beoordelingsperiode positief ontwikkeld. Tijdens de beoordelingsperiode steeg de productie met 7 % en de productiecapaciteit met 12 %. Deze stijgingen stemden echter niet overeen met de stijging van het verbruik, die veel groter was, namelijk tussen 17 % en 28 % tijdens de beoordelingsperiode. Het verkoopvolume is tijdens de beoordelingsperiode met 2 à 10 % gestegen. Op een markt met een stijgend verbruik heeft dit evenwel niet geleid tot een groter marktaandeel, maar integendeel tot een verlies van marktaandeel van 8 procentpunten. Tijdens de beoordelingsperiode zijn de investeringen met 47 % gestegen. Het ging om investeringen in nieuwe machines en zij bleven in het onderzoektijdvak op een eerder laag niveau. Ook de kasstroom steeg tijdens de beoordelingsperiode met 30 %, maar bleef op een laag niveau. Deze positieve ontwikkelingen sluiten het bestaan van schade dus niet uit.

(107)

De Russische autoriteiten stelden dat uit de analyse van algemeen beschikbare financiële documenten van de klagers geen aanmerkelijke schade zou blijken. Dit wordt tegengesproken door de resultaten van het onderzoek dat gebaseerd is op de werkelijke, gecontroleerde gegevens van de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot AFH. Aangezien sommige producenten in de Unie niet uitsluitend AFH hebben geproduceerd, kan de werkelijke situatie van de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot AFH namelijk niet naar voren komen uit de algemeen beschikbare financiële documenten. Derhalve mogen de conclusies betreffende de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening niet worden gebaseerd op algemeen beschikbare financiële documenten, maar moeten zij worden gebaseerd op de meer gedetailleerde en gecontroleerde gegevens die in het onderzoek beschikbaar zijn. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(108)

Gezien het bovenstaande heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

E.   OORZAKELIJK VERBAND

(109)

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit het betrokken land aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie ook onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade had kunnen lijden. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit Rusland, niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. Deze factoren zijn:

a)

gevolgen van de invoer uit andere derde landen,

b)

ontwikkeling van het verbruik in de Unie,

c)

uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie,

d)

de activiteit van de bedrijfstak van de Unie op de ACF-markt,

e)

kosten van de grondstoffen.

1.   Gevolgen van de invoer met dumping

(110)

Om het bestaan vast te stellen van een oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping van AFH uit Rusland en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, heeft de Commissie het volume en het prijsniveau van de onderzochte invoer en de mate waarin deze hebben bijgedragen aan de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, geanalyseerd.

(111)

Uit het onderzoek is gebleken dat tijdens de beoordelingsperiode het volume van de laaggeprijsde invoer met dumping uit Rusland 35 à 45 % is gestegen en in dezelfde periode tot een toename van het marktaandeel van ongeveer 5 procentpunten heeft geleid. Deze stijging viel samen met een verlies van marktaandeel van 8 procentpunten voor de bedrijfstak van de Unie.

(112)

De invoer uit Rusland oefende tegelijkertijd een prijsdruk uit op de markt van de Unie, daalde tijdens de beoordelingsperiode qua prijs met 2 à 8 % en onderbood de verkoopprijzen van de verliesgevende bedrijfstak van de Unie met 3 à 7 %, wat heeft geleid tot een prijsbederfmarge van ongeveer 12 %. De prijsonderbieding is als zodanig aanzienlijk; bovendien moet erop worden gewezen dat de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak meestal lager waren dan de productiekosten. De bedrijfstak van de Unie moest zijn prijzen verlagen tijdens de beoordelingsperiode om verder verlies van marktaandeel te vermijden.

(113)

Niettemin nam de invoer uit Rusland het marktaandeel van de invoer uit Brazilië en China na de instelling van maatregelen ten aanzien van die landen in aanzienlijke mate over en kon de bedrijfstak van de Unie zich niet volledig herstellen van de eerdere invoer met dumping uit die landen. Dit heeft geleid tot verliezen voor de bedrijfstak van de Unie van 2011 tot in het onderzoektijdvak, met uitzondering van 2013 toen de winstgevendheid licht positief was, maar nog steeds beneden de streefwinst van 5 % (zie de overwegingen 176 en 177).

(114)

De producent-exporteur stelde dat de toename van de invoer uit Rusland is veroorzaakt door de instelling van maatregelen ten aanzien van China, Brazilië en Armenië, aangezien deze maatregelen andere derde landen, waaronder Rusland, een betere toegang tot de markt van de Unie opleverden.

(115)

Uit het onderzoek is gebleken dat de invoer uit Rusland inderdaad in aanzienlijke mate het aandeel van de invoer uit China en Brazilië op de markt van de Unie heeft overgenomen. De invoer uit Rusland vond evenwel plaats tegen dumpingprijzen die de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden, en viel samen met een verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie. Op grond hiervan kan een duidelijk oorzakelijk verband worden vastgesteld tussen de invoer uit Rusland en de aanmerkelijke schade van de bedrijfstak van de Unie en het is niet van belang of de toename van de invoer uit Rusland uitsluitend het gevolg is van de instelling van antidumpingmaatregelen betreffende de invoer uit andere derde landen. Derhalve werd dit argument in dit stadium afgewezen. Zelfs indien de instelling van antidumpingrechten op de invoer uit China, Brazilië en Armenië enig effect had op de situatie van de bedrijfstak van de Unie, ging het hoe dan ook slechts om een indirecte oorzaak en kan deze niet worden beschouwd als een van de „andere factoren” in de zin van artikel 3, lid 7, van de basisverordening. Uit het onderzoek bleek dat de invoer met dumping uit Rusland zelf schade veroorzaakt. Die uitlegging is in overeenstemming met het arrest van het Europees Hof van Justitie in zaak C-638/11 P van 14 november 2013, Raad van de Europese Unie vs. Gul Ahmed Textile Mills Ltd.

(116)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade samenviel met de aanzienlijke stijging van de invoer tegen dumpingprijzen van oorsprong uit Rusland en dat de invoer uit Rusland er in belangrijke mate toe bijdroeg dat de bedrijfstak van de Unie zich niet heeft kunnen herstellen en een bepalende rol speelde bij de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak heeft geleden.

2.   Gevolgen van andere factoren

2.1.   Gevolgen van de invoer uit andere derde landen

(117)

De invoer uit andere derde landen ontwikkelde zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 11

Invoer uit andere derde landen

Land

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

China

Volume (ton)

[2 843 — 3 205]

[967 — 1 378]

[1 137 — 1 603]

[1 222 — 1 699]

Index (2011 = 100)

100

[34 — 43]

[40 — 50]

[43 — 53]

Marktaandeel

4 %

1 %

1 %

2 %

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

2 251

2 417

2 306

2 131

Index (2011 = 100)

100

107

102

95

Turkije

Volume (ton)

[5 120 — 6 100]

[8 090 — 10 553]

[11 213 — 14 213]

[11 520 — 14 579]

Index (2011 = 100)

100

[158 — 173]

[219 — 233]

[225 — 239]

Marktaandeel

7 %

11 %

13 %

13 %

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

2 950

2 743

2 710

2 571

Index (2011 = 100)

100

93

92

87

Andere derde landen

Volume (ton)

[3 100 — 3 750]

[279 — 750]

[1 891 — 3 000]

[3 162 — 4 313]

Index (2011 = 100)

100

[9 — 20]

[61 — 80]

[102 — 115]

Marktaandeel

4 %

1 %

2 %

4 %

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

2 878

2 830

2 687

2 406

Index (2011 = 100)

100

98

93

84

Totale invoer

Volume (ton)

[31 200 — 38 900]

[33 696 — 45 513]

[42 120 — 58 325]

[42 744 — 60 684]

Index (2011 = 100)

100

[108 — 117]

[135 — 150]

[137 — 156]

Marktaandeel

45 %

47 %

51 %

53 %

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

2 512

2 452

2 399

2 360

Index (2011 = 100)

100

98

95

94

Bron: Eurostat en antwoord op de vragenlijst

(118)

De invoer uit China en Brazilië is momenteel onderworpen aan antidumpingrechten. In de gehele beoordelingsperiode vond geen invoer uit Brazilië plaats. Het volume van de invoer uit China daalde tijdens de beoordelingsperiode met 47 à 57 %, wat neerkomt op een daling van het marktaandeel van 4 naar 2 %, een daling van 2 procentpunten. Zowel het invoervolume als het marktaandeel bleef tijdens de gehele beoordelingsperiode echter op een laag niveau. De Chinese prijzen zijn tijdens de beoordelingsperiode met 5 % gedaald. Tijdens het onderzoektijdvak werd ongeveer 75 % van de totale invoer uit China op de markt van de Unie ingevoerd in het kader van de regeling actieve veredeling, dus zonder antidumpingrechten. Deze invoer stemde overeen met een marktaandeel van meer dan 1 %, stond in rechtstreekse concurrentie met de verkoop van de bedrijfstak van de Unie en onderbood de prijzen van de Unie met ongeveer 13 %.

(119)

Tijdens de beoordelingsperiode is het volume van de invoer uit Turkije met 125 à 139 % gestegen en het marktaandeel ervan met 7 à 13 %. De prijzen van de invoer uit Turkije zijn tijdens de beoordelingsperiode met 13 % gedaald, maar bleven hoger dan die van de invoer uit andere derde landen, met inbegrip van Rusland en China, en zij lagen op een vergelijkbaar niveau als dat van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak.

(120)

De invoer uit andere derde landen is in totaal met 2 à 15 % gestegen. Het totale marktaandeel ervan is evenwel afgenomen van 4 % in 2011 tot ongeveer 2 % in 2013, aangezien het verbruik in de Unie is gestegen, en in het onderzoektijdvak is het ten opzichte van de voorafgaande periode gestegen tot 4 %. De prijzen lagen onder die van de bedrijfstak van de Unie, behalve in 2012.

(121)

Gezien het bovenstaande kan ervan worden uitgegaan dat de invoer uit China ondanks het geringe volume ervan gedeeltelijk heeft bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, zonder evenwel het oorzakelijke verband tussen de invoer uit Rusland en de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie te verbreken. Bovendien wordt ervan uitgegaan dat de invoer uit Turkije gedeeltelijk kan hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, zonder evenwel het oorzakelijke verband tussen de invoer uit Rusland en de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie te verbreken, rekening houdend met het geringere volume en de hogere prijzen ervan in vergelijking met de Russische uitvoer.

(122)

Eén belanghebbende stelde dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade moet worden toegeschreven aan de invoer uit Turkije en Zuid-Korea. Wat Turkije betreft, werd geconcludeerd dat de invoer gedeeltelijk kan hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, zonder evenwel het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit Rusland en de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie te verbreken. Wat Zuid-Korea betreft, stelde deze belanghebbende dat de invoer plaatsvond in overeenstemming met de regeling van de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Zuid-Korea, die in werking is getreden in 2011 (5). Tijdens de gehele beoordelingsperiode was er vrijwel geen invoer uit Zuid-Korea. Op grond hiervan werden deze argumenten in dit stadium afgewezen.

2.2.   Ontwikkeling van het verbruik in de Unie

(123)

Het verbruik in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk gestegen met 17 à 28 %. Deze stijging kan voornamelijk worden verklaard door de toename van de invoer, aangezien het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode slechts licht is gestegen, met een verlies van marktaandeel van ongeveer 8 procentpunten. Tegelijkertijd kon de invoer uit Rusland een marktaandeel van ongeveer 5 procentpunten overnemen. Op grond hiervan werd geconcludeerd dat de ontwikkeling van het verbruik niet heeft bijgedragen tot de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden.

(124)

De producent-exporteur stelde dat er noch een aanzienlijke toename van de invoer uit Rusland, noch schadelijke gevolgen van deze invoer waren, aangezien de invoer uit Rusland alleen maar de ontwikkeling van het verbruik volgde, terwijl de bedrijfstak van de Unie zijn verkoop van ACF opdreef ten nadele van de verkoop van AFH.

(125)

Zoals in overweging 132 wordt uiteengezet, heeft het onderzoek het argument dat de bedrijfstak van de Unie zijn verkoop van ACF ten nadele van de verkoop van AFH opdreef, niet bevestigd en derhalve werd dit argument afgewezen. In het onderzoek werd een stijging vastgesteld van invoer met dumping uit Rusland die een prijsdruk uitoefende op de markt van de Unie. In dit verband werd niet ter zake geacht dat de invoer uit Rusland de ontwikkeling van het verbruik volgde. Derhalve werd dit argument afgewezen.

2.3.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(126)

De producent-exporteur stelde dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade werd veroorzaakt door de zwakke uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie.

(127)

Het uitvoervolume van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelde zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 14

Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Uitvoervolume

813

1 351

1 159

1 182

Index (2011 = 100)

100

166

143

145

Gemiddelde prijs per eenheid (EUR/ton)

3 061

2 810

2 897

2 806

Index (2011 = 100)

100

92

95

92

Bron: antwoorden op de vragenlijst, gegevens van de klagers

(128)

Uit het onderzoek is gebleken dat de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie naar andere derde landen laag bleef in vergelijking met de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie, ook al nam deze uitvoer tijdens de beoordelingsperiode toe. Daarenboven is uit het onderzoek gebleken dat de prijzen van de uitvoer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hoger lagen dan de gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie en de productiekosten konden dekken. Bovendien heeft de in overweging 99 vermelde winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie uitsluitend betrekking op de verkoop van het soortgelijke product op de markt van de Unie. Derhalve werden de eventuele gevolgen van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie naar de markten van andere derde landen in deze analyse niet in aanmerking genomen. Dit argument werd derhalve afgewezen.

2.4.   De activiteit van de bedrijfstak van de Unie op de ACF-markt

(129)

Een aantal producenten in de Unie vervaardigde zowel AFH als ACF. ACF is een ander product dan AFH en wordt voor andere toepassingen gebruikt. AFH en ACF werden evenwel, zoals in overweging 80 werd vermeld, met dezelfde machines en uitrusting geproduceerd. Sommige belanghebbenden stelden dat de bedrijfstak van de Unie de productie en de verkoop van meer winstgevend ACF opdreven ten nadele van de verkoop van AFH en dat elke daling van het verkoopvolume en marktaandeel van AFH derhalve veeleer door deze omschakeling dan door de stijging van de invoer van AFH uit Rusland zou zijn veroorzaakt.

(130)

Bovendien stelde de producent-exporteur dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade door de negatieve ontwikkeling van de ACF-markt was veroorzaakt, aangezien de bedrijfstak van de Unie stelde dat hij schade leed door de invoer van ACF uit China en de Commissie in dit verband in december 2014 een antidumpingprocedure heeft ingeleid (6).

(131)

Uit het onderzoek is gebleken dat de producenten in de Unie van ACF en AFH wel gedeeltelijk met elkaar samenvielen, maar dat zij niet identiek waren. Zo produceerde de grootste in de steekproef opgenomen AFH-producent in de Unie van dit onderzoek uitsluitend AFH, terwijl de andere in de steekproef opgenomen producenten in de Unie AFH en ACF tijdens de beoordelingsperiode in een relatief stabiele verhouding produceerden en verkochten. Het onderzoek heeft het argument dat de bedrijfstak van de Unie zijn productie van AFH naar ACF zou hebben omgeschakeld dan ook niet bevestigd. Uit het onderzoek is eveneens gebleken dat voor de producenten in de Unie die zowel AFH als ACF vervaardigden geen eenvoudige omschakeling van het ene naar het andere product mogelijk was, omdat beide producten om maximaal te renderen in bepaalde hoeveelheden moeten worden vervaardigd.

(132)

Eén belanghebbende stelde dat de invoer van ACF uit China de algemene situatie van de bedrijfstak van de Unie heeft beïnvloed en de aanmerkelijke schade van de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot AFH dan ook heeft veroorzaakt. Het schadebeeld dat in de overwegingen 71 tot en met 107 werd geanalyseerd en de conclusie van overweging 108 dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden, hadden evenwel uitsluitend betrekking op de productie en verkoop van AFH. De eventuele gevolgen van schade die verband zou houden met de productie en verkoop van ACF voor de producenten in de Unie die zowel ACF als AFH vervaardigen, komen derhalve niet tot uiting in bovenvermeld schadebeeld. Derhalve werd dit argument in dit stadium afgewezen.

2.5.   Kosten van de grondstoffen

(133)

Aluminium is de belangrijkste grondstof voor de productie van AFH en vertegenwoordigde tijdens het onderzoektijdvak ongeveer 75 % van de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie.

(134)

De producent-exporteur stelde dat de bedrijfstak van de Unie er nadeel van ondervond dat zij niet verticaal geïntegreerd was en aluminium moest inkopen. Bovendien stelde hij dat de prijzen van aluminium in de Unie hoger zijn als gevolg van de geldende douanerechten van 3 à 6 % op ruw aluminium, die zouden leiden tot een stijging van de toeslag voor metaal in de EU, die een component vormt van de metaalprijs en dus ook van de aluminiumprijs.

(135)

De wereldwijde referentie voor de prijs van primair aluminium is de notering op de London Metal Exchange (LME). De toeslag vormt een supplement op de contantprijs van de LME en levert samen daarmee de totaalprijs op die aan smelterijen of handelaren wordt betaald om aluminium te verkrijgen. De LME-prijs is tijdens de beoordelingsperiode met meer dan 20 % gedaald. De toeslag is tijdens de beoordelingsperiode meer dan verdubbeld. Rekening houdend met de LME-prijs en de toeslag tezamen en dus met de totaalprijs van aluminium, zijn de kosten tijdens de beoordelingsperiode met ongeveer 11 % gedaald.

(136)

Uit het onderzoek is gebleken dat de kosten om grondstoffen voor de productie van AFH te betrekken vergelijkbaar waren voor de bedrijfstak van de Unie en de Russische producent-exporteur, aangezien de marktprijzen van deze grondstoffen zowel in Rusland als op de markt van de Unie rechtstreeks aan de LME zijn gekoppeld. De argumenten van overweging 134 moeten derhalve worden afgewezen. Terwijl de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie en de prijzen van de invoer van AFH uit Rusland zijn gedaald door de ontwikkeling van de prijsnoteringen van aluminium op de LME, is uit het onderzoek gebleken dat de prijzen van de invoer van AFH uit Rusland tijdens de beoordelingsperiode voortdurend lager waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie en deze tijdens het onderzoektijdvak met 3 à 7 % onderboden. Zoals reeds in overweging 92 werd vermeld, is uit het onderzoek gebleken dat de bedrijfstak van de Unie met de verkoopprijzen van AFH de productiekosten per eenheid niet kon dekken als gevolg van de prijsdruk die werd uitgeoefend door de invoer met dumping, ook al zijn de productiekosten per eenheid gedaald. Dit argument moet derhalve in dit stadium worden afgewezen.

3.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(137)

Uit bovenstaande analyse blijkt een aanzienlijke toename van het volume en het marktaandeel van de invoer met dumping van oorsprong uit Rusland tijdens de beoordelingsperiode en een parallelle daling van de invoerprijzen in dezelfde periode.

(138)

Deze toename van het marktaandeel viel samen met een sterke achteruitgang van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie. Door de prijsdruk van de invoer op de markt van de Unie kon de bedrijfstak van de Unie ondanks de daling van zijn productiekosten per eenheid de verkoopprijzen niet tot op een winstgevend niveau verhogen, waardoor de bedrijfstak van de Unie verliezen heeft geleden. Bijgevolg kon de bedrijfstak van de Unie zich niet volledig herstellen van de gevolgen van de eerdere invoer met dumping uit Brazilië, China en Armenië en heeft hij tijdens het onderzoektijdvak aanmerkelijke schade geleden.

(139)

De Commissie heeft naar behoren onderscheid gemaakt tussen en afzonderlijk gekeken naar de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, zoals de gevolgen van de invoer uit andere derde landen, de ontwikkeling van het verbruik in de Unie, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie, de activiteit van de bedrijfstak van de Unie op de ACF-markt en de kosten van de grondstoffen.

(140)

Uit het onderzoek van deze andere factoren is gebleken dat met name de invoer uit Turkije en China kan hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. Rekening houdend met de hogere prijzen en het geringere volume van de invoer uit Turkije in vergelijking met de invoer uit Rusland en met het geringe volume van de invoer uit China, werd geconcludeerd dat deze factoren het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit Rusland en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet kunnen verbreken.

(141)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, werd veroorzaakt door de invoer met dumping uit het betrokken land en dat de andere factoren, zij het afzonderlijk of gezamenlijk, het oorzakelijke verband niet hebben verbroken. De schade bestaat voornamelijk uit financiële verliezen en een verlies van marktaandeel op de markt van de Unie.

F.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Opmerking vooraf

(142)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of duidelijk kon worden geconcludeerd dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen te nemen, ondanks de vaststelling van schade veroorzakende dumping. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle belangen van de betrokkenen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de handelaren, de importeurs en de gebruikers.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(143)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie zich niet volledig kon herstellen van eerdere invoer met dumping en dat hij aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van de invoer met dumping uit het betrokken land tijdens het onderzoektijdvak. De voornaamste schade-indicatoren vertoonden een negatieve ontwikkeling, vooral het marktaandeel en de winstgevendheid.

(144)

De verwachting is dat na de instelling van maatregelen de invoerprijzen zullen stijgen en dat de bedrijfstak van de Unie dan zal worden bevrijd van de prijsdruk die momenteel wordt uitgeoefend door de invoer met dumping. De bedrijfstak van de Unie moet aldus in staat zijn om zijn prijzen te verhogen om de productiekosten te kunnen dekken en gaandeweg een winstgevend niveau te bereiken. Bovendien zal de bedrijfstak van de Unie zijn verkoopvolume en zijn marktaandeel op de markt van de Unie kunnen vergroten.

(145)

Als er geen maatregelen worden genomen, lijkt een verdere verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie zeer waarschijnlijk, met name gezien de verliezen die tijdens het onderzoektijdvak werden geleden en de verwachte aanhoudende prijsdruk van de invoer met dumping uit Rusland. Een verder verlies van marktaandeel zal zich voordoen wanneer de afnemers van de bedrijfstak van de Unie naar verwachting gaandeweg zullen overgaan op de invoer tegen lage prijzen uit Rusland. Bovendien zal de prijsdruk van de invoer met dumping de bedrijfstak van de Unie beletten zijn prijzen te verhogen wanneer de bedrijfstak van de Unie gedwongen zal zijn om de prijzen in de Unie in overeenstemming te brengen met het lage prijsniveau van de invoer uit Rusland. Onder een dergelijk scenario zal de bedrijfstak van de Unie aanzienlijke verliezen blijven lijden.

(146)

De producent-exporteur stelde dat zonder de concurrentie uit Rusland de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk minder efficiënt zou worden en zijn concurrentiekracht op de wereldmarkt zou verliezen. Bovendien stelde de producent-exporteur dat antidumpingmaatregelen zouden leiden tot een verstoring van de wereldmarkt.

(147)

In de eerste plaats moeten antidumpingmaatregelen alleen de concurrentievoorwaarden op de markt van de Unie herstellen, maar niet beletten dat er uit Rusland op de markt van de Unie tegen eerlijke prijzen wordt ingevoerd. In de tweede plaats heeft de producent-exporteur niet verduidelijkt in welke mate antidumpingrechten de concurrentie op de wereldmarkt zouden verstoren en evenmin in welke mate zij de efficiëntie van de bedrijfstak van de Unie zouden kunnen beïnvloeden. Derhalve werden deze argumenten niet voldoende onderbouwd. Integendeel bleek uit het onderzoek dat de bedrijfstak van de Unie dankzij antidumpingmaatregelen zijn verkoopprijzen en winstgevendheid alsmede zijn verkoopvolume op de markt van de Unie zou kunnen verhogen. Deze argumenten werden derhalve in dit stadium afgewezen.

(148)

De producent-exporteur stelde voorts dat de vraag naar AFH zeer elastisch is en dat indien maatregelen werden ingesteld, veel consumenten konden overgaan op alternatieve producten zoals polyethyleenfolie voor huishoudelijk gebruik; daarom zouden de maatregelen niet leiden tot een stijging maar veeleer tot een daling van het verkoopvolume voor de bedrijfstak van de Unie. Uit het onderzoek bleek evenwel dat vervanging van AFH door alternatieve verpakkingsmaterialen heel moeilijk is wegens de specifieke eigenschappen van AFH zoals hitte- en lichtbestendigheid. Dit argument moet derhalve in dit stadium worden afgewezen.

(149)

Derhalve wordt in dit stadium geconcludeerd dat de instelling van antidumpingrechten in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

3.   Belang van de importeurs/handelaren

(150)

Geen enkele onderneming die betrokken is bij de handel, d.w.z. invoer en wederverkoop van AFH in de lidstaat waar zij gevestigd is, heeft zich na de bekendmaking van het bericht van inleiding gemeld. Uit het onderzoek is namelijk gebleken dat de bedrijfstak van de Unie en de producent-exporteur AFH vooral rechtstreeks aan de gebruikers verkochten. Daarom zijn er geen aanwijzingen dat de instelling van maatregelen negatieve gevolgen zou hebben voor de situatie van de importeurs/handelaren.

4.   Belang van de gebruikers

(151)

De gebruikers in de Unie zijn herwikkelaars: zij verhandelen verpakkingsmateriaal (bladaluminium, maar ook papier en plastic) na AFH op kleine rollen („consumentenrollen”) te hebben herwikkeld en het voor de industrie en de kleinhandel opnieuw te hebben verpakt. Zeven ondernemingen hebben zich gemeld en hebben een vragenlijst ontvangen. Vier ondernemingen hebben aan de procedures meegewerkt door de vragenlijst te beantwoorden. Drie van de medewerkende ondernemingen werden ter plaatse gecontroleerd.

(152)

Uit het onderzoek is gebleken dat AFH de belangrijkste grondstof is voor herwikkelaars en ongeveer 80 % van hun totale productiekosten vertegenwoordigt.

(153)

Tijdens het onderzoektijdvak beschikten de medewerkende gebruikers over drie bevoorradingsbronnen voor AFH: de bedrijfstak van de Unie, Turkije en Rusland. Drie van de medewerkende gebruikers kochten AFH voornamelijk van de bedrijfstak van de Unie en voerden het slechts in beperkte mate in. Een van deze drie gebruikers voerde geen AFH uit Rusland maar alleen AFH uit Turkije in. De vierde medewerkende gebruiker kocht vooral AFH uit Rusland en betrok geringere hoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie. Alle medewerkende ondernemingen voerden ook AFH uit Turkije in.

(154)

Aangezien herwikkelaars een breed scala aan verpakkingsmaterialen leveren, vertegenwoordigde de activiteit waarbij AFH wordt gebruikt voor de drie medewerkende ondernemingen die het betrokken product uit Rusland betrokken, minder dan een zesde tot ten hoogste een kwart van hun totale activiteit. Voor de onderneming die het betrokken product niet uit Rusland betrok, vertegenwoordigde de activiteit waarbij AFH wordt gebruikt minder dan een derde van haar totale activiteit.

(155)

Tijdens het onderzoektijdvak gaven alle medewerkende ondernemingen aan algemeen winstgevend te zijn. Eén onderneming kon haar VAA-kosten evenwel niet duidelijk toewijzen aan haar activiteit waarbij AFH wordt gebruikt en daarom kon voor deze onderneming geen duidelijke conclusie over de winstgevendheid worden getrokken.

(156)

Bovendien is uit het onderzoek gebleken dat er meerdere bevoorradingsbronnen zijn en dat de herwikkelaars bereid zijn om zo nodig op andere bevoorradingsbronnen over te gaan (zie de overwegingen 165 tot en met 168).

(157)

Herwikkelaars kunnen daarenboven het antidumpingrecht misschien toch aan hun afnemers doorberekenen, vooral wanneer de prijzen van hun belangrijkste grondstof de dalende lijn van tijdens de beoordelingsperiode voortzetten.

(158)

Hoewel niet kan worden uitgesloten dat de instelling van maatregelen ten aanzien van Rusland negatieve gevolgen kan hebben voor de winstgevendheid van herwikkelaars, zouden de beschikbaarheid van andere bevoorradingsbronnen, de mogelijkheid om het recht aan hun afnemers door te berekenen en in sommige gevallen de hoge winstgevendheid er dan ook op wijzen dat de mogelijke gevolgen van de maatregelen voor herwikkelaars beperkt zouden zijn.

(159)

De producent-exporteur stelde dat de instelling van antidumpingrechten nadelig zou zijn voor grote detailhandelaren, maar zonder dit argument verder uit te werken. Dienaangaande moet worden opgemerkt geen enkele grote detailhandelaar zich tijdens het onderzoek heeft gemeld.

(160)

Tevens stelden sommige belanghebbenden dat de winstgevendheid van de herwikkelaars door de instelling van maatregelen zou dalen. Zoals evenwel reeds in de overwegingen 153 tot en met 160 werd onderzocht, zullen de gevolgen voor de winstgevendheid van de herwikkelaars naar verwachting beperkt zijn, met name wanneer rekening wordt gehouden met de diverse beschikbare bevoorradingsbronnen en met de mogelijkheid om ten minste een deel van de kostenstijging als gevolg van de instelling van rechten aan hun afnemers door te berekenen.

(161)

Bovendien zijn de laatste vijf jaar, zoals in overweging 118 werd vermeld, reeds antidumpingmaatregelen van kracht tegen invoer met dumping uit China, Brazilië en Armenië. Tijdens het onderzoektijdvak van het onderzoek dat tot deze maatregelen heeft geleid, bleek de winstgevendheid van de herwikkelaars tussen – 2 % en + 2 % te bedragen (7). Ondanks de instelling van maatregelen zijn de herwikkelaars rendabel gebleven en in sommige gevallen zagen zij hun winst zelfs stijgen, aangezien uit het huidige onderzoek is gebleken dat alle medewerkende herwikkelaars winstgevend waren. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(162)

Voorts werd gesteld dat er voor de verwerkende ondernemingen zware concurrentie was door de invoer van consumentenrollen. Sommige belanghebbenden stelden dat de instelling van antidumpingmaatregelen voor AFH de herwikkelaars in de Unie zou benadelen, aangezien die dan een antidumpingrecht op hun grondstoffen zouden moeten betalen en aldus niet meer zouden kunnen concurreren met de invoer van verwerkte producten. Voorts werd gesteld dat de instelling van maatregelen voor AFH tot de uitvoer van consumentenrollen uit Rusland zou leiden. Het herwikkelen zou in dat geval in Rusland plaatsvinden, en niet meer in de Unie, wat zeer nadelig zou zijn voor de herwikkelaars, ook omdat zij zullen moeten concurreren met de laaggeprijsde invoer van consumentenrollen. Het risico dat de invoer van verwerkte producten in de plaats komt van de invoer van het betrokken product, is op zich evenwel geen reden om geen antidumpingmaatregelen in te stellen. In 2013 werden antidumpingmaatregelen ingesteld ten aanzien van de invoer van consumentenrollen uit China (8), waardoor de verwerkende ondernemingen zijn bevrijd van de invoer met dumping die tot aanmerkelijke schade leidde. Bovendien bleek uit het onderzoek dat de invoer van AFH uit Rusland slechts gedeeltelijk aan de vraag van de herwikkelaars kan voldoen en dat er diverse andere bevoorradingsbronnen bestaan ten aanzien waarvan geen antidumpingmaatregelen gelden. Derhalve werden deze argumenten afgewezen.

(163)

In het licht van deze bevindingen luidt de conclusie in dit stadium dat de gevolgen voor de gebruikers niet van dien aard zouden zijn dat maatregelen moeten worden geacht tegen het algemene belang van de Unie in te druisen.

5.   Bevoorradingsbronnen

(164)

Verscheidene belanghebbenden stelden dat de instelling van antidumpingrechten ten aanzien van Rusland tot een ontoereikend aanbod op de markt van de Unie zou kunnen leiden, aangezien de bedrijfstak van de Unie niet over voldoende capaciteit beschikt om aan de vraag in de Unie te kunnen voldoen en, zoals hierboven werd vermeld, herwikkelaars niet over voldoende andere bevoorradingsbronnen zouden beschikken.

(165)

Uit het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Unie over overcapaciteit beschikt en in staat is de productie en verkoop van AFH in de Unie op te voeren. Bovendien zijn er wel alternatieve bevoorradingsbronnen beschikbaar, zoals Turkije en Armenië en in mindere mate ook Zuid-Afrika en India. Bovendien vormen de antidumpingrechten ten aanzien van China en Brazilië momenteel het voorwerp van een herzieningsprocedure, waarvan de bevindingen uiterlijk in januari 2016 zullen worden gepubliceerd. Ten slotte hebben de antidumpingmaatregelen ten doel de concurrentievoorwaarden op de markt van de Unie te herstellen en zal de invoer uit Rusland nog steeds op de markt van de Unie kunnen worden ingevoerd tegen eerlijke prijzen.

(166)

Een van de belanghebbenden stelde de bedrijfstak van de Unie naar alle waarschijnlijkheid niet de productie en verkoop van AFH, maar veeleer zijn activiteit op de ACF-markt zou opdrijven. Dit argument is gebaseerd op de veronderstelling dat de bedrijfstak van de Unie zijn productie van AFH heeft verhoogd als gevolg van de wereldwijde economische crisis en dat hij de productie van ACF zou hervatten zodra de algemene economische situatie in de Unie zich herstelt. Deze belanghebbende wees er tevens op dat er een parallel onderzoek betreffende de invoer van ACF van oorsprong uit China in de Unie loopt (9) en stelde dat de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot ACF eveneens zou verbeteren indien dit onderzoek tot de instelling van antidumpingmaatregelen zou leiden, waardoor de productie van ACF ten nadele van die van AFH zou stijgen. Zoals evenwel reeds in overweging 132 werd onderzocht, kwam uit het onderzoek geen bewijsmateriaal ter staving van dat argument naar voren. Bovendien heeft deze belanghebbende geen bewijsmateriaal verstrekt om het verband tussen de ontwikkeling van de productie van AFH en de economische crisis te onderbouwen, noch om het argument te onderbouwen dat de bedrijfstak van de Unie de productie naar ACF zal omschakelen na de eventuele instelling van maatregelen ten aanzien van China. Deze argumenten werden derhalve in dit stadium afgewezen.

(167)

Eén belanghebbende stelde dat de invoer van AFH uit Venezuela, Turkije en Armenië de invoer van AFH uit Rusland niet zou kunnen vervangen omdat een aantal belangrijke aspecten zoals de productie, de technische specificaties en de beschikbaarheid van het product verschillend zouden zijn. De betrokken partij heeft geen bewijsmateriaal ter ondersteuning van dit argument verstrekt. Daarenboven heeft het onderzoek geen gegevens aan het licht gebracht waarmee dit argument kan worden bevestigd. Uit het onderzoek is integendeel gebleken dat Turkije een belangrijke leverancier van de herwikkelaars in de Unie is en dat de invoer uit Turkije en die uit Rusland derhalve vergelijkbaar zijn qua beschikbaarheid en productspecificaties. Ook Armenië is een potentiële leverancier voor de markt van de Unie ten aanzien waarvan geen antidumpingrechten gelden. Deze argumenten werden derhalve in dit stadium afgewezen.

(168)

Op grond van het bovenstaande moet het argument dat er geen alternatieve bevoorradingsbronnen zijn, worden afgewezen.

6.   Overige argumenten

(169)

De producent-exporteur stelde dat er bij de analyse van het belang van de Unie ook rekening mee moet worden gehouden dat de bedrijfstak van de Unie wordt beschermd door invoerrechten van 7,5 % ten aanzien van Rusland en door de geldende antidumpingrechten op dit product uit China en Brazilië.

(170)

Opgemerkt wordt dat Rusland volgens het huidige stelsel van algemene preferenties van de Europese Unie (SAP), dat op 1 januari 2014 in werking is getreden, niet meer wordt genoemd als begunstigd land. Vanaf 1 januari 2014 en zolang de situatie ongewijzigd blijft, zal voor de invoer van AFH uit Rusland derhalve het invoerrecht van 7,5 % gelden (in plaats van het preferentiële recht van 4 % dat van toepassing was tot en met 31 december 2013).

(171)

Bovendien was de instelling van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van China en Brazilië die momenteel het voorwerp vormen van een herzieningsprocedure, het gevolg van een afzonderlijke procedure die de instelling van maatregelen vergde aangezien met betrekking tot deze invoer schade veroorzakende dumping werd vastgesteld. Antidumpingrechten die van toepassing zijn op invoer uit andere derde landen kunnen op zich niet worden beschouwd als een geldige reden om geen antidumpingrechten op de invoer uit een ander derde land in te stellen. Indien namelijk in een antidumpingonderzoek wordt vastgesteld dat er sprake is van schade veroorzakende dumping door invoer uit dit land, dan is het gerechtvaardigd dergelijke maatregelen in te stellen, tenzij dwingende redenen in verband met het belang van de Unie tegen de maatregelen zouden pleiten. In deze zaak is in dit stadium aan deze voorwaarden voldaan en derhalve werd het argument in dit stadium afgewezen.

(172)

De producent-exporteur stelde ten slotte dat aangezien AFH en ACF in dezelfde productiefaciliteiten worden geproduceerd, hetgeen op een grote substitueerbaarheid aan de aanbodzijde zou wijzen, een aanvullend antidumpingrecht op AFH zou leiden tot verstoringen van de ACF-markt op kosten van de uiteindelijke afnemers in de Unie. De producent-exporteur heeft dit argument echter niet verder uitgewerkt. Zoals in de overwegingen 81 en 131 reeds is vermeld, vervaardigde de grootste in de steekproef opgenomen producent helemaal geen ACF en produceerden en verkochten de anderen die wel ACF produceerden, AFH en ACF in een stabiele verhouding. Dit argument moet derhalve worden afgewezen.

7.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(173)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er geen dwingende redenen zijn om te besluiten dat het niet in het belang van de Unie zou zijn om in dit stadium van het onderzoek maatregelen in te stellen op de invoer van AFH van oorsprong uit Rusland.

G.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(174)

Gelet op de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

1.   Schade opheffend prijsniveau (schademarge)

(175)

Om het niveau van de maatregelen te bepalen, heeft de Commissie eerst de hoogte van het recht vastgesteld die nodig is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen.

(176)

De schade zou worden opgeheven indien de bedrijfstak van de Unie in staat zou zijn om zijn productiekosten te dekken en een winst vóór belasting op de verkoop van het soortgelijke product op de markt van de Unie te behalen die redelijkerwijs kan worden bereikt bij normale concurrentie door een bedrijfstak van dit type in de sector, namelijk bij afwezigheid van invoer met dumping. Gezien de specifieke kenmerken van deze bedrijfstak werd een winst van 5 % in dit verband passend geacht en tijdens het onderzoek bevestigd. Bovendien werd ook in de reeds in overweging 20 vermelde procedure die tot het parallelle onderzoek tegen China en Brazilië geleid heeft en hetzelfde product betreft, uitgegaan van een winst van 5 %. Voorts verwijst de Commissie naar overweging 158 van Verordening (EU) nr. 833/2012 van de Commissie betreffende een zeer soortgelijk product, waarbij ook een winstmarge van 5 % werd gebruikt.

(177)

Op basis hiervan berekende de Commissie een geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product voor de bedrijfstak van de Unie door de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie te corrigeren door het werkelijke winst- of verliesbedrag tijdens het onderzoektijdvak respectievelijk op te tellen bij of af te trekken van die verkoopprijs en daar vervolgens de bovengenoemde winstmarge van 5 % bij op te tellen. De Commissie bepaalde vervolgens het schade opheffende prijsniveau aan de hand van een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende producent-exporteur in Rusland, zoals vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding, met de gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat gedurende het onderzoektijdvak door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde bij invoer.

2.   Voorlopige maatregelen

(178)

Er moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld op de invoer van AFH van oorsprong uit Rusland, en daarbij moet de regel van het laagste recht uit artikel 7, lid 2, van de basisverordening worden gevolgd. De Commissie heeft de schademarges en de dumpingmarges vergeleken. Het bedrag van de rechten moet worden vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge, of van de schademarge indien deze lager is.

(179)

Gelet op het voorgaande zijn de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, als volgt:

Land

Onderneming

Dumpingmarge

Schademarge

Voorlopig antidumpingrecht

Rusland

Ural Foil OJSC, regio Sverdlovsk;

OJSC Rusal

Sayanal, regio Khakassia, Rusal-groep

34,0 %

12,2 %

12,2 %

Rusland

Alle andere ondernemingen

 

 

12,2 %

(180)

Het bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrecht is gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Een dergelijk recht weerspiegelt dan ook de situatie die bij het onderzoek voor de desbetreffende onderneming werd geconstateerd. Dit recht is uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land en vervaardigd door de genoemde juridische entiteit. Op de invoer van het betrokken product dat is vervaardigd door een andere onderneming die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening wordt genoemd, met inbegrip van entiteiten die aan de specifiek genoemde onderneming zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor „alle andere ondernemingen” geldt. Deze invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(181)

Een onderneming die de naam van haar entiteit verandert of een nieuwe productie- of verkoopentiteit vestigt, kan om toepassing van dit individuele antidumpingrecht verzoeken. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (10). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten, waaronder: wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van de productie; verkoop in binnen- en buitenland in verband met, bijvoorbeeld, de naamsverandering of de verandering in de productie-en verkoopentiteiten. De Commissie zal de lijst van ondernemingen met individuele antidumpingrechten bijwerken, indien dit gerechtvaardigd is.

(182)

Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde antidumpingrecht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs in dit onderzoek, maar ook voor producenten die in het onderzoektijdvak geen producten naar de Unie hebben uitgevoerd.

H.   SLOTBEPALINGEN

(183)

De medewerkende producent-exporteur stelde dat hij toegang had moeten krijgen tot het niet-vertrouwelijke dossier van het in overweging 3 vermelde, lopende parallelle nieuwe onderzoek bij het vervallen van de geldende maatregelen ten aanzien van de invoer van AFH van oorsprong uit Brazilië en China, aangezien de invoer van AFH uit Rusland met de invoer van AFH uit Brazilië en China zou zijn gecumuleerd voor de oorzakelijkheidsanalyse in het huidige onderzoek om de gevolgen van deze invoer voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie na te gaan. De producent-exporteur stelde dat zijn rechten van verdediging hierdoor ernstig waren geschonden en dat hier sprake was van een schending van een wezenlijk vormvoorschrift die niet met terugwerkende kracht kon worden hersteld, aangezien de rechten van verdediging waren aangetast in de periode voor het indienen van opmerkingen, met name uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van het bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie. Bijgevolg zou dit onderzoek moeten worden beëindigd. Bij wijze van alternatief verzocht de producent-exporteur om volledige toegang tot het niet-vertrouwelijke dossier in het parallelle nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen.

(184)

Het argument is gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat de invoer uit China en Brazilië gecumuleerd zou zijn met de invoer uit Rusland. Zoals reeds werd vermeld, werd de invoer uit China en Brazilië alleen in aanmerking genomen bij de „andere factoren” in het kader van het onderzoek naar het oorzakelijke verband. Hoewel de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie slechts één vragenlijst voor beide procedures hebben ingediend, betrof het hier slechts de analyse van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie; in beide procedures waren de producenten in de Unie immers identiek en hadden de verzamelde gegevens betrekking op hetzelfde onderzoektijdvak en dezelfde beoordelingsperiode. Bij officieel schrijven heeft de Commissie de producent-exporteur reeds laten weten dat zij voornemens is bovenvermelde argumenten af te wijzen en hem uitgenodigd erom te vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld, indien hij dit nodig acht.

(185)

Wat de toegang tot het niet-vertrouwelijke dossier in het parallelle nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen betreft, de producent-exporteur is geen belanghebbende in dat onderzoek en bijgevolg kan hem geen toegang tot het desbetreffende niet-vertrouwelijke dossier worden verleend. Derhalve werden de argumenten betreffende schending van de rechten van verdediging en schending van een wezenlijk vormvoorschrift afgewezen.

(186)

Met het oog op een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit schriftelijk te reageren en/of binnen een vaste termijn een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

(187)

De in het kader van deze verordening gedane bevindingen betreffende de instelling van rechten zijn voorlopig en moeten eventueel opnieuw worden onderzocht met het oog op eventuele definitieve maatregelen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,008 mm en niet meer dan 0,018 mm, niet op een drager, enkel gewalst, op rollen met een breedte van niet meer dan 650 mm en een gewicht van meer dan 10 kg, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 19 (Taric-code 7607111910), van oorsprong uit Rusland.

2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde product is als volgt:

Land

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Rusland

Ural Foil OJSC, regio Sverdlovsk;

OJSC Rusal

Sayanal, regio Khakassia, Rusal-groep

12,2 %

C050

Rusland

Alle andere ondernemingen

12,2 %

C999

3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

4.   Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Binnen 25 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen belanghebbenden:

a)

verzoeken om mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld;

b)

hun schriftelijke opmerkingen indienen bij de Commissie, en

c)

om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures verzoeken.

2.   Binnen 25 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen de partijen als bedoeld in artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 opmerkingen indienen over de toepassing van de voorlopige maatregelen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde aluminiumfolie van oorsprong uit Rusland (PB C 354 van 8.10.2014, blz. 14).

(3)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaald aluminiumfolie van oorsprong uit Brazilië en de Volksrepubliek China (PB C 350 van 4.10.2014, blz. 11).

(4)  PB L 94 van 8.4.2009, blz. 17, overwegingen 72 en 80.

(5)  De vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Zuid-Korea (PB L 127 van 14.5.2011, blz. 6).

(6)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 444 van 12.12.2014, blz. 13).

(7)  Overweging 159 van Verordening (EG) nr. 287/2009 van de Commissie van 7 april 2009 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit Armenië, Brazilië en de Volksrepubliek China (PB L 94 van 8.4.2009, blz. 17).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 217/2013 van de Raad van 11 maart 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 11).

(9)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 444 van 12.12.2014, blz. 13).

(10)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, 1049 Brussel, België.


Top