EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R0569

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 569/2014 van de Commissie van 23 mei 2014 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1389/2011 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op trichloorisocyanuurzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur op grond van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

PB L 157 van 27.5.2014, p. 80–84 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 05/12/2017

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2014/569/oj

27.5.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/80


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 569/2014 VAN DE COMMISSIE

van 23 mei 2014

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1389/2011 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op trichloorisocyanuurzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur op grond van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   GELDENDE MAATREGELEN

(1)

In oktober 2005 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1631/2005 (2) („de oorspronkelijke verordening”) definitieve antidumpingmaatregelen ingesteld ten aanzien van de invoer van trichloorisocyanuurzuur (TCCA — trichloroisocyanuric acid) van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”). Het antidumpingrecht varieerde van 7,3 tot 42,6 %.

(2)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 855/2010 (3) heeft de Raad de oorspronkelijke verordening gewijzigd door het antidumpingrecht voor één producent-exporteur tot 3,2 % te verlagen.

(3)

Na een onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1389/2011 (4) op TCCA van oorsprong uit de VRC definitieve antidumpingmaatregelen ingesteld, die bestonden in individuele rechten die varieerden van 3,2 tot 40,5 % en een residueel recht van 42,6 %.

B.   HUIDIGE PROCEDURE

1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

(4)

Op 3 mei 2013 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) een verzoek ontvangen om op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen ten behoeve van een nieuwe exporteur. Het verzoek werd ingediend door Liaocheng City Zhonglian Industry Co. Ltd („de indiener van het verzoek”), een producent-exporteur in de VRC.

(5)

De indiener van het verzoek beweert geen TCCA naar de Unie te hebben uitgevoerd in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek, dat wil zeggen in de periode van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004 („het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek”).

(6)

Hij verklaart bovendien dat hij geen banden heeft met enige producent-exporteur van TCCA waarvoor de bovengenoemde antidumpingmaatregelen gelden.

(7)

De indiener van het verzoek beweert voorts dat hij TCCA pas na het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek naar de Unie is gaan uitvoeren.

2.   Opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur

(8)

De Commissie heeft het door de indiener van het verzoek ingediende voorlopige bewijsmateriaal onderzocht en achtte dit toereikend om overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen. Na raadpleging van het Raadgevend Comité en na de betrokken bedrijfstak van de Unie de gelegenheid te hebben gegeven opmerkingen te maken, heeft de Commissie bij Verordening (EU) nr. 809/2013 (5) een nieuw onderzoek geopend betreffende Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1389/2011 met betrekking tot de indiener van het verzoek.

(9)

Bij Verordening (EU) nr. 809/2013 werd het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1389/2011 ingestelde antidumpingrecht ingetrokken voor TCCA dat door de indiener van het verzoek wordt geproduceerd en naar de Unie wordt uitgevoerd. Tegelijkertijd werd de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening opdracht gegeven passende maatregelen te nemen om deze invoer te registreren.

3.   Betrokken product

(10)

Bij dit nieuwe onderzoek gaat het om hetzelfde product als in de oorspronkelijke verordening, namelijk trichloorisocyanuurzuur en bereidingen daarvan, ook bekend onder de algemene internationale benaming (INN) „symcloseen”, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 2933 69 80 en ex 3808 94 20, van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken product” of „TCCA”).

(11)

Het chemisch product TCCA is een organisch breedspectrumontsmettings- en bleekmiddel op basis van chloor, dat met name wordt gebruikt om het water in zwembaden te ontsmetten. Het wordt verkocht in de vorm van poeder, korrels, tabletten of chips. Alle vormen van TCCA en bereidingen daarvan hebben dezelfde basiseigenschappen (chemische samenstelling) en karakteristieken (ontsmettingsmiddel) en zijn voor vergelijkbaar gebruik bestemd; zij worden bijgevolg als één enkel product beschouwd.

4.   Betrokken partijen

(12)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de bedrijfstak van de Unie en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer officieel in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek. Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en te worden gehoord.

(13)

Om de nodige gegevens voor haar onderzoek te verkrijgen, heeft de Commissie een aanvraagformulier voor behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) en een vragenlijst naar de indiener van het verzoek gestuurd; de antwoorden hierop heeft zij binnen de daarvoor gestelde termijnen ontvangen. De Commissie heeft alle gegevens gecontroleerd die zij nodig achtte om vast te stellen of er sprake is van een nieuwe exporteur, alsook om de dumpingmarge vast te stellen. Bij de indiener van het verzoek is in de VRC ter plaatse een controle verricht.

5.   Onderzoektijdvak

(14)

Het onderzoek naar dumping beslaat de periode van 1 augustus 2012 tot en met 31 juli 2013 („het onderzoektijdvak” of „OT”).

C.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

1.   De status van „nieuwe exporteur”

(15)

Uit het onderzoek is gebleken dat de indiener van het verzoek het betrokken product in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek niet had uitgevoerd en pas na dat tijdvak met de uitvoer naar de Unie was begonnen.

(16)

Wat betreft de andere voorwaarden om als nieuwe exporteur te worden erkend, kon de indiener van het verzoek aantonen dat hij geen directe of indirecte banden had met enige Chinese producent-exporteur die onderworpen is aan de bestaande antidumpingmaatregelen met betrekking tot het betrokken product.

(17)

Bijgevolg wordt bevestigd dat de indiener van het verzoek in de zin van artikel 11, lid 4, van de basisverordening als een nieuwe exporteur moet worden beschouwd en een individuele dumpingmarge voor de onderneming moet worden vastgesteld.

2.   Dumping

Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)

(18)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de normale waarde bij antidumpingonderzoeken inzake invoer van oorsprong uit de VRC in overeenstemming met de leden 1 tot en met 6 van dat artikel bepaald voor producenten-exporteurs waarvan is vastgesteld dat zij voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening, namelijk dat zij het soortgelijke product op marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen.

(19)

Deze criteria kunnen als volgt worden samengevat:

besluiten van ondernemingen zijn een reactie op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis, en kosten weerspiegelen de marktwaarde;

bedrijven beschikken over een duidelijke boekhouding die door een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen (IAS) wordt gecontroleerd en alle terreinen bestrijkt;

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

faillissements- en eigendomswetten verschaffen stabiliteit en juridische zekerheid;

omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers.

(20)

Uit het onderzoek is gebleken dat de boekhouding van de indiener van het verzoek niet in overeenstemming was met de internationale standaarden voor jaarrekeningen en dat de boekhoudpraktijken van de onderneming bijgevolg niet voldoen aan de vereisten van het tweede criterium. Met name heeft de indiener van het verzoek in zijn rekeningen nagelaten in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen melding te maken van de uitvoering van een stimuleringsregeling voor managers.

(21)

De balans gaf de financiële positie van de onderneming bijgevolg niet getrouw weer, en de winst-en-verliesrekening en het kasstroomoverzicht waren belast met financiële kosten zonder verantwoording.

(22)

Op basis van deze overwegingen kon aan de indiener van het verzoek geen BMO worden toegekend.

(23)

De indiener van het verzoek en andere belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen over de bovenstaande bevindingen te maken.

(24)

De indiener van het verzoek heeft erop gewezen dat de stimuleringsregeling in 2013 moet worden geboekt, dat de regeling geen verband houdt met de balans van 2012, en dat de aard van de regeling in 2012 nog niet vaststond. Volgens de indiener van het verzoek zou de aard van de regeling worden vastgesteld overeenkomstig de aanbevelingen van de accountants tijdens de controle van de financiële rekeningen voor 2013, en kon die regeling de vorm krijgen van een vergoeding, intrest op een lening of een quasi-inbreng.

(25)

Het contract voor de regeling werd in 2012 tussen de onderneming en het management gesloten. In de gecontroleerde rekeningen van 2012 werd de regeling echter niet vermeld, zelfs niet in de toelichting bij de financiële rekeningen. Tijdens het boekjaar 2013 werd tot het tijdstip van het onderzoek (november 2013) in de boekhouding evenmin melding gemaakt van de stimuleringsregeling.

(26)

Het ontbreken van deze vermelding in de rekeningen is een ernstige zaak. In de proefbalans op het eind van het OT (op 31 juli 2013) werd voor de totale passiva inderdaad een bedrag vermeld dat veel te laag was, aangezien het totale bedrag van de door de managers beloofde leningen de passiva met 14 % zou hebben doen stijgen. Bovendien zal de winst-en-verliesrekening van 2013 financiële kosten bevatten waarvoor er geen rechtsgrond is, aangezien de intresten effectief in 2013 werden betaald, terwijl er voor de stimuleringsregeling geen inkomende kasstroom was. Bijgevolg zullen de financiële kosten in 2013 negen keer hoger zijn dan die welke voor 2012 werden gemeld. De financiële informatie in de rekeningen was bijgevolg noch een getrouwe noch een betrouwbare weergave van de financiële situatie van de onderneming.

(27)

Er zij eveneens op gewezen dat de aard van de regeling en de verwerking ervan in de boekhouding niet mogen afhangen van de onderbrenging van de regeling door de accountant, en dat de regeling correct en tijdig — en niet achteraf — moet worden geboekt. Bijgevolg kan het ontbreken van een nauwgezette melding van de financiële situatie en van de stromen in verband met de regeling niet worden geacht in overeenstemming te zijn met de internationale standaarden voor jaarrekeningen.

(28)

Na de mededeling van de bevindingen van de Commissie heeft de indiener van het verzoek zijn verzoek om BMO herhaald, zonder evenwel nieuwe argumenten aan te voeren. De bevindingen met betrekking tot BMO worden bijgevolg bevestigd.

Normale waarde

(29)

Volgens artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor landen zonder markteconomie en, voor zover geen BMO kon worden toegekend, voor landen die op weg zijn naar een markteconomie worden vastgesteld aan de hand van de prijs of de berekende waarde in een referentieland.

(30)

Zoals aangekondigd in Verordening (EU) nr. 809/2013 overwoog de Commissie Japan als referentieland te gebruiken voor de vaststelling van de normale waarde voor de indiener van het verzoek in het geval dat hem geen BMO werd toegekend, zoals ook het geval was in het onderzoek dat heeft geleid tot de instelling van maatregelen bij de oorspronkelijke verordening.

(31)

Belanghebbenden konden opmerkingen maken over de geschiktheid van Japan als referentieland, maar de Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen. De Commissie heeft eveneens contact opgenomen met producenten in de Verenigde Staten van Amerika, maar verkreeg geen medewerking. Japan wordt bijgevolg beschouwd als een geschikt referentieland. Eén producent in Japan was bereid mee te werken en heeft de gevraagde informatie verstrekt.

(32)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of de binnenlandse verkoop van TCCA door Japanse producenten aan onafhankelijke afnemers representatief was. In dit verband werd vastgesteld dat het totale volume van die verkoop minstens 5 % vertegenwoordigde van het totale volume van de uitvoer van de indiener van het verzoek naar de Unie.

(33)

De Commissie heeft vervolgens onderzocht of de Japanse medewerkende producent op de binnenlandse markt soorten TCCA verkocht die voldoende vergelijkbaar waren met de soorten die de indiener van het verzoek naar de Unie uitvoerde. De Commissie heeft vastgesteld welke soorten TCCA identiek bleken te zijn aan of rechtstreeks vergelijkbaar bleken te zijn met de soort die de indiener van het verzoek naar de Unie uitvoerde. Er werd ook vastgesteld dat de Japanse onderneming deze soorten met winst en in het kader van normale handelstransacties verkocht, en dat de prijzen bij verkoop op de binnenlandse markt in aanmerking konden worden genomen voor de vaststelling van de normale waarde.

(34)

De normale waarde werd bijgevolg gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als gewogen gemiddelde, van de TCCA-soorten die vergelijkbaar werden geacht.

Uitvoerprijs

(35)

Aangezien het betrokken product direct naar onafhankelijke afnemers in de Unie werd uitgevoerd, werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, d.w.z. op basis van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijs van het product dat met het oog op uitvoer naar de Unie wordt verkocht.

Vergelijking

(36)

De normale waarde en de uitvoerprijzen werden vergeleken in hetzelfde handelsstadium, af fabriek. Om te zorgen voor een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs werd in overeenstemming met artikel 2, lid 10, van de basisverordening rekening gehouden met verschillen die van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Daarom werden de vervoers- en verpakkingskosten in mindering gebracht op zowel de prijzen van de uitvoer uit China als de binnenlandse verkoopprijzen van de Japanse medewerkende producent.

Dumpingmarge

(37)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door een gewogen gemiddelde normale waarde per soort te vergelijken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product. Uit de vergelijking bleek dat er sprake was van dumping.

(38)

De dumpingmarge voor de indiener van het verzoek bedroeg 32,8 % van de nettoprijs, franco grens Unie.

D.   WIJZIGING VAN DE ONDERZOCHTE MAATREGELEN

(39)

Gezien de bevindingen van het onderzoek en volgens de regel van het lagere recht wordt geconcludeerd dat voor de indiener van het verzoek een definitief antidumpingrecht moet worden ingesteld op het niveau van de vastgestelde dumpingmarge, die in dit geval lager is dan de schademarge in het oorspronkelijke onderzoek.

E.   REGISTRATIE

(40)

Gezien bovenstaande bevindingen dient het op de indiener van het verzoek van toepassing zijnde antidumpingrecht met terugwerkende kracht te worden geheven op de invoer van het betrokken product die is geregistreerd overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 809/2013.

F.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN EN DUUR VAN DE MAATREGELEN

(41)

De betrokken partijen werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan werd overwogen een gewijzigd definitief antidumpingrecht in te stellen op door de indiener van het verzoek ingevoerd TCCA en dit met terugwerkende kracht te heffen op de geregistreerde invoer. Van de indiener van het verzoek werden opmerkingen ontvangen, die zoals hierboven uiteengezet echter geen aanleiding gaven bovenstaande conclusies te wijzigen.

(42)

Dit nieuwe onderzoek is niet van invloed op de datum waarop de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1389/2011 ingestelde maatregelen zullen vervallen.

G.   MENING VAN HET COMITÉ

(43)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1389/2011 wordt in de tabel de volgende rij ingevoegd:

Onderneming

Antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

„Liaocheng City Zhonglian Industry Co. Ltd

32,8 %

A998”

2.   Zoals vastgesteld in artikel 1, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1389/2011, zijn de individuele rechten uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage bij die verordening, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het in de tabel van artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1398/2011 vermelde voor „alle andere ondernemingen” geldende antidumpingrecht toegepast.

Het hierbij ingestelde recht wordt tevens met terugwerkende kracht geheven op het betrokken product waarvan de invoer overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 809/2013 is geregistreerd. Voor deze invoer moest geen handelsfactuur worden overgelegd, aangezien hij was geregistreerd.

De douane wordt opgedragen de registratie te beëindigen van de invoer van het door Liaocheng City Zhonglian Industry Co. Ltd vervaardigde en naar de Unie uitgevoerde betrokken product van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 mei 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 261 van 7.10.2005, blz. 1.

(3)  PB L 254 van 29.9.2010, blz. 1.

(4)  PB L 346 van 30.12.2011, blz. 6.

(5)  PB L 229 van 28.8.2013, blz. 2.


Top