Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R2028

    Verordening (EG, Euratom) nr. 2028/2004 van de Raad van 16 november 2004 tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen

    PB L 153M van 7.6.2006, p. 162–168 (MT)
    PB L 352 van 27.11.2004, p. 1–7 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013; opgeheven door 32014R0609

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/2028/oj

    27.11.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 352/1


    VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 2028/2004 VAN DE RAAD

    van 16 november 2004

    tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 279, lid 2,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 183,

    Gelet op Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (1), en met name op artikel 8, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

    Gezien het advies van de Rekenkamer (3),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De Europese Raad van Berlijn van maart 1999 heeft een aantal conclusies getrokken over het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen die hebben geleid tot de goedkeuring van Besluit 2000/597/EG, Euratom.

    (2)

    Op grond van artikel 2, lid 3, en artikel 10, lid 2, onder c), van Besluit 2000/597/EG, Euratom moet het percentage dat de lidstaten als inningskosten inhouden, worden vastgesteld op 25 % van de in artikel 2, lid 1, onder a) en b), van dat besluit bedoelde bedragen die na 31 december 2000 worden vastgesteld, met uitzondering van de bedragen die overeenkomstig de geldende communautaire voorschriften vóór 28 februari 2001 ter beschikking van de Gemeenschappen dienden te zijn gesteld, waarop het inhoudingspercentage van 10 % van toepassing is.

    (3)

    De Europese Raad van Berlijn heeft besloten dat bij de verdeling van de financiële last van de correctie voor begrotingsonevenwichtigheden ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk over de andere lidstaten het aandeel van Duitsland, Oostenrijk, Nederland en Zweden zal worden aangepast om hun financiële bijdrage tot een vierde van hun normale aandeel te beperken.

    (4)

    Overeenkomstig het Verdrag van Amsterdam en de aan dit Verdrag gehechte Protocollen 4 en 5 behoeven Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel te nemen aan maatregelen in het kader van titel IV van het EG-Verdrag en zijn zij dus niet verplicht de financiële gevolgen hiervan te dragen, behalve de administratieve uitgaven. Zij komen dan ook in aanmerking voor een aanpassing van de afgedragen eigen middelen voor elke maatregel waaraan zij niet deelnemen.

    (5)

    Met het oog op de gelijke behandeling van de lidstaten wat betreft de verplichting om achterstandsrente te betalen bij te late boeking van eigen middelen en aangezien de vaststelling van de toe te passen rentevoeten momenteel gepaard gaat met moeilijkheden die in de praktijk leiden tot moeilijk te rechtvaardigen verschillen tussen de door de aan de Economische en Monetaire Unie deelnemende lidstaten medegedeelde rentevoeten, moet de referentierente voor deze staten worden gelijkgetrokken, en wel door de rentevoet te gebruiken die door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties wordt toegepast; deze rentevoet is vergelijkbaar met de rentevoet die voor de lidstaten buiten de Eurozone als referentierente wordt voorgesteld.

    (6)

    Het in 1989 ingevoerde systeem van een dubbele boekhouding had als doel een onderscheid te maken ten aanzien van de daadwerkelijke inning van de rechten. Dit systeem heeft zijn doelstellingen slechts ten dele bereikt wat betreft de regeling voor de kwijting van de specifieke boekhouding. Bij controles van de Europese Rekenkamer en de Commissie is namelijk een aantal steeds terugkerende anomalieën bij het bijhouden van de specifieke boekhouding aan het licht gekomen waardoor deze boekhouding geen waarheidsgetrouw beeld geeft van de situatie op het gebied van de invordering. De bedragen waarvan de inning na afloop van een bepaalde periode onzeker blijkt en die bij handhaving een verkeerd beeld geven van het saldo, moeten uit de specifieke boekhouding worden afgeboekt. Aldus worden de lidstaten met het oog op de kosteneffectiviteit tevens bevrijd van de administratieve kosten voor de follow-up van dergelijke bedragen.

    (7)

    De Commissie dient in nauwe samenwerking met de lidstaten te handelen. Meer in het bijzonder dient zij over de mogelijkheid te beschikken haar opmerkingen aan de betrokken lidstaat te doen toekomen.

    (8)

    Aangezien er een tijdelijke oplossing moet worden gevonden voor bepaalde administratieve problemen, is het wenselijk te voorzien in enkele overgangsregelingen.

    (9)

    Op verzoek van de Rekenkamer en om ervoor te zorgen dat de specifieke boekhouding een realistischer beeld geeft van de begrotingssituatie, moeten de lidstaten samen met het laatste kwartaaloverzicht van elk begrotingsjaar een raming van het totaalbedrag van de rechten die aan het eind van het betrokken begrotingsjaar in de specifieke boekhouding zijn opgenomen en waarvan de inning onzeker is, aan de Commissie toezenden.

    (10)

    Krachtens artikel 2, lid 7, van Besluit 2000/597/EG, Euratom wordt voor de toepassing van dat besluit onder BNP verstaan: BNI voor het betrokken jaar tegen marktprijzen (BNI), zoals bepaald door de Commissie krachtens het ESR 95, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (4). Daarnaast zijn in Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad (5) voorschriften vastgelegd voor de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen.

    (11)

    Overeenkomstig Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad stelt de Commissie vóór 1 januari 2006 een algemeen onderzoek in betreffende het stelsel van eigen middelen. Nieuwe voorstellen van de Commissie op basis van dit onderzoek dienen bijzondere aandacht te schenken aan artikel 2, lid 3, en de artikelen 4 en 5 van dat besluit.

    (12)

    Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 (6) dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In de titel en in de artikelen 1, 2 en 5:

    a)

    wordt „Besluit 94/728/EG, Euratom” vervangen door „Besluit 2000/597/EG, Euratom”;

    b)

    wordt in artikel 1 aan de verwijzing naar Besluit 2000/597/EG, Euratom de volgende voetnoot toegevoegd: „(*) PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1.”.

    2)

    In artikel 6:

    a)

    wordt lid 3, onder c), vervangen door:

    „c)

    De BTW-middelen en de aanvullende middelen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden, worden evenwel in de onder a) genoemde boekhouding opgenomen:

    op de eerste werkdag van elke maand, ten belope van één twaalfde zoals in artikel 10, lid 3, aangegeven;

    jaarlijks, voor wat betreft de in artikel 10, leden 4 en 7, bedoelde saldi en de in artikel 10, leden 6 en 8, bedoelde aanpassingen, met uitzondering van de in artikel 10, lid 6, eerste streepje, bedoelde bijzondere aanpassingen, die op de eerste werkdag van de maand na die waarin tussen de betrokken lidstaat en de Commissie overeenstemming is bereikt in de boekhouding worden opgenomen.”;

    b)

    wordt aan het einde van lid 4, onder b), de volgende tekst toegevoegd:

    „De lidstaten doen het laatste kwartaaloverzicht van elk begrotingsjaar vergezeld gaan van een raming van het totaalbedrag van de rechten die op 31 december van het betrokken begrotingsjaar in de specifieke boekhouding zijn opgenomen en waarvan de inning onzeker is.”.

    3)

    Artikel 7 wordt vervangen door:

    „Artikel 7

    Na 31 december van het derde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar wordt het totaalbedrag dat is opgenomen in de in artikel 6, lid 4, onder a), bedoelde maandoverzichten met betrekking tot dit begrotingsjaar niet meer gecorrigeerd, behoudens op punten waarvan vóór het verstrijken van deze termijn door de Commissie of de betrokken lidstaat kennis werd gegeven.”.

    4)

    In artikel 9:

    a)

    wordt na lid 1 het volgende lid ingevoegd:

    „1 bis.   Als algemene regel op de dag van de boeking, doch uiterlijk binnen drie werkdagen, ontvangt de Commissie van de lidstaten of de door hen aangewezen organen op een passende wijze, bij voorkeur langs elektronische weg, een rekeningafschrift dat de boekingen van de eigen middelen vermeldt.”;

    b)

    wordt het huidige lid 2 vervangen door:

    „2.   De geboekte bedragen worden overeenkomstig het Financieel Reglement (7), van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en de uitvoeringsvoorschriften ervan, in euro in de boekhouding opgenomen.

    5)

    In artikel 10:

    a)

    wordt lid 1, eerste alinea, vervangen door:

    „1.   Na aftrek van de inningskosten krachtens artikel 2, lid 3, en artikel 10, lid 2, onder c), van Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (8), geschiedt de boeking van de eigen middelen, bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a) en b), van dat besluit, uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht overeenkomstig artikel 2 van deze verordening is vastgesteld.

    b)

    wordt lid 3, eerste en tweede alinea, vervangen door:

    „3.   De BTW-middelen en de aanvullende middelen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden, met uitsluiting van de reserve met betrekking tot leningen en garanties van leningen en van de reserve voor noodhulp, worden op de eerste werkdag van elke maand geboekt voor één twaalfde van de uit dien hoofde uit de begroting voortvloeiende bedragen, omgerekend in nationale valuta's tegen de wisselkoersen van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C.

    Voor de specifieke behoeften van de betaling van de uitgaven van het EOGFL, afdeling Garantie, kunnen de lidstaten, uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 1765/92 en afhankelijk van de kassituatie van de Gemeenschap, door de Commissie worden verzocht de boeking van één twaalfde of van een deel van één twaalfde van de in de begroting uit hoofde van de BTW-middelen en/of de aanvullende middelen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden, opgenomen bedragen, met uitzondering van de eigen middelen die bestemd zijn voor de financiering van de reserve voor de garantie van leningen en voor de reserve voor noodhulp, in de loop van het eerste kwartaal van een begrotingsjaar met één of twee maanden te vervroegen.”;

    c)

    wordt lid 3, zesde alinea, vervangen door:

    „De boeking in verband met de in artikel 6 van Besluit 2000/597/EG, Euratom bedoelde monetaire EOGFL-reserve, de reserve met betrekking tot leningen en garanties van leningen en voor de reserve voor noodhulp, welke reserves bij Beschikking 94/729/EG (9) zijn ingesteld, geschiedt op de eerste werkdag van de maand die volgt op die waarin de betrokken uitgaven ten laste van de begroting zijn gebracht en tot het bedrag van deze uitgaven, indien de toerekening aan de begroting vóór de 16e van de maand heeft plaatsgevonden. In de andere gevallen geschiedt de boeking op de eerste werkdag van de tweede maand na de toerekening aan de begroting.

    d)

    wordt in lid 3, zevende alinea, „artikel 6 van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (13), hierna „Financieel Reglement”” genoemd, vervangen door „artikel 8 van het Financieel Reglement”;

    e)

    wordt lid 3, negende, tiende, elfde en twaalfde alinea, vervangen door:

    „Iedere wijziging van het uniforme percentage voor de BTW-middelen, van het percentage voor de aanvullende middelen en van de in de artikelen 4 en 5 van Besluit 2000/597/EG, Euratom bedoelde aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden en de financiering daarvan, wordt gerechtvaardigd door de definitieve vaststelling van een gewijzigde begroting; de sedert het begin van het begrotingsjaar geboekte twaalfden worden dienovereenkomstig aangepast.

    Deze aanpassingen geschieden bij de eerste boeking na de definitieve vaststelling van de gewijzigde begroting, indien deze vaststelling vóór de 16e van de maand plaatsvindt, en anders bij de tweede boeking na de voornoemde definitieve vaststelling. In afwijking van artikel 8 van het Financieel Reglement worden deze aanpassingen in de rekening van het begrotingsjaar van de hier bedoelde gewijzigde begroting verantwoord.

    De twaalfden betreffende de boeking van de maand januari van elk begrotingsjaar worden berekend op basis van de in de ontwerp-begroting, zoals bedoeld in artikel 272, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 177, lid 3, van het EGA-Verdrag, opgenomen bedragen, en in nationale valuta's omgerekend tegen de wisselkoersen van de eerste noteringsdag na 15 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar; deze bedragen worden bij de boeking van de volgende maand geregulariseerd.

    Wanneer de begroting vóór het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, boeken de lidstaten op de eerste werkdag van elke maand, met inbegrip van de maand januari, één twaalfde van de in de laatste definitief vastgestelde begroting opgenomen BTW-middelen en de aanvullende middelen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden; de regularisatie geschiedt dan op de eerste vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting, indien deze vóór de 16e van de maand plaatsvindt, en anders op de tweede vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting.”;

    f)

    wordt lid 4 vervangen door:

    „4.   Aan de hand van het in artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 bedoelde jaaroverzicht betreffende de grondslag van de BTW-middelen wordt iedere lidstaat gedebiteerd voor het bedrag dat uit de in dit overzicht opgenomen gegevens voortvloeit bij toepassing van het voor het voorafgaande begrotingsjaar bepaalde uniforme percentage, en gecrediteerd voor de twaalf boekingen die in de loop van dat begrotingsjaar zijn verricht. De grondslag van de BTW-middelen van een lidstaat waarop het voornoemde percentage wordt toegepast, mag echter niet meer bedragen dan het bij artikel 2, lid 1, van Besluit 2000/597/EG, Euratom vastgestelde percentage van het BNP van die lidstaat zoals bedoeld in lid 7, eerste zin, van dit artikel. De Commissie bepaalt het saldo en deelt het tijdig aan de lidstaten mede, zodat deze het op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 9, lid 1, genoemde rekening kunnen boeken.”;

    g)

    wordt lid 5 geschrapt;

    h)

    wordt lid 6, eerste alinea, vervangen door:

    „6.   Eventuele rectificaties van de grondslag van de BTW-middelen in de zin van artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 geven, voor iedere betrokken lidstaat waarvan de grondslag, rekening gehouden met die rectificaties, niet meer dan de percentages bepaald in artikel 2, lid 1, onder c), en artikel 10, lid 2, onder b), van Besluit 2000/597/EG, Euratom bedraagt, aanleiding tot … ” (rest ongewijzigd);

    i)

    wordt lid 6, tweede alinea, eerste zin, vervangen door:

    „Wijzigingen van het BNP zoals bedoeld in lid 8 van dit artikel, geven ook aanleiding tot een aanpassing van het saldo van iedere lidstaat waarvan de grondslag, rekening gehouden met rectificaties, op de percentages bepaald in artikel 2, lid 1, onder c), en artikel 10, lid 2, onder b), van Besluit 2000/597/EG, Euratom wordt afgetopt.”;

    j)

    wordt het volgende lid ingevoegd:

    „10.   Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van Besluit 2000/597/EG, Euratom wordt voor de toepassing van dat besluit onder BNP verstaan: BNI voor het betrokken jaar tegen marktprijzen (BNI), zoals vastgesteld bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van 15 juli 2003 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (10).

    6)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    „Artikel 10 bis

    1.   Wanneer een lidstaat overeenkomstig het Verdrag van Amsterdam en de daaraan gehechte Protocollen 4 en 5 niet deelneemt aan de financiering van een specifieke actie of een beleidsmaatregel van de Unie, heeft hij recht op een volgens lid 2 berekende aanpassing van de door hem afgedragen eigen middelen. Deze aanpassing heeft een eenmalig en definitief karakter, ongeacht eventuele latere wijzigingen van het aangehouden BNP.

    2.   De Commissie berekent de aanpassing tijdens het jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar op het moment waarop zij de in artikel 10 van deze verordening bedoelde BNP-saldi vaststelt.

    De berekening vindt plaats op basis van de volgende gegevens van het betrokken begrotingsjaar:

    de BNP-grootheid tegen marktprijzen en de elementen daarvan;

    de uitvoering van de begroting voor wat betreft de beleidsuitgaven voor de betrokken actie of beleidsmaatregel.

    Voor de berekening van de aanpassing wordt het totaalbedrag van de betrokken uitgaven, exclusief die welke door de deelnemende derde landen worden gefinancierd, vermenigvuldigd met het aandeel van het BNP van de lidstaat die recht heeft op de aanpassing in het BNP van alle lidstaten. De aanpassing wordt gefinancierd door de deelnemende lidstaten. Om het aandeel van elke lidstaat in de financiering te bepalen, wordt het BNP van de betrokken lidstaat gedeeld door het BNP van alle deelnemende lidstaten. Voor de berekening van de aanpassing geschiedt de omrekening tussen nationale valuta en euro tegen de wisselkoers van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar.

    Deze aanpassing zal later niet worden bijgesteld, ook al zou het aangehouden BNP later worden gewijzigd.

    3.   De Commissie deelt het bedrag van de aanpassing tijdig aan de lidstaten mede, zodat deze het op de eerste werkdag van de maand december op de in artikel 9, lid 1, bedoelde rekening kunnen boeken.”.

    7)

    Artikel 11 wordt vervangen door:

    „Artikel 11

    1.   Elke te late boeking op de in lid 9, lid 1, bedoelde rekening verplicht de betrokken lidstaat tot het betalen van achterstandsrente.

    2.   Voor de lidstaten van de Economische en Monetaire Unie is de rentevoet gelijk aan de door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste rentevoet van de eerste dag van de maand van de vervaldag, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C, vermeerderd met twee punten.

    Deze rente wordt met 0,25 punt per maand vertraging verhoogd en geldt voor de gehele periode van de vertraging.

    3.   Voor de lidstaten die niet aan de Economische en Monetaire Unie deelnemen, is de rentevoet gelijk aan de rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand door de respectieve centrale banken op hun basisherfinancieringstransacties wordt toegepast, vermeerderd met twee punten, of, voor de lidstaten waarvoor de rentevoet van de Centrale Bank niet beschikbaar is, de meest equivalente rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand op de geldmarkt van de lidstaat wordt toegepast, vermeerderd met twee punten. Deze rente wordt met 0,25 punt per maand vertraging verhoogd en geldt voor de gehele periode van de vertraging.

    4.   Met betrekking tot de in lid 1 bedoelde betaling van achterstandsrente is artikel 9, leden 2 en 3, van overeenkomstige toepassing.”.

    8)

    In artikel 12 wordt lid 5 vervangen door:

    „5.   De lidstaten of de door de lidstaten overeenkomstig artikel 9, lid 1, aangewezen organen zijn ertoe gehouden de betalingsopdrachten van de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen vijf werkdagen na ontvangst van de opdrachten uit te voeren en uiterlijk binnen drie werkdagen na elke verrichting aan de Commissie op een passende wijze, bij voorkeur langs elektronische weg, een rekeningafschrift te doen toekomen. Voor verrichtingen die op het middelenverkeer betrekking hebben, zijn de lidstaten echter verplicht de opdrachten binnen de door de Commissie gestelde termijnen uit te voeren.”.

    9)

    Titel V wordt geschrapt.

    10)

    De titel van titel VI wordt vervangen door:

     

    „Voorschriften voor de toepassing van artikel 7 van Besluit 2000/597/EG, Euratom”

    11)

    Artikel 15 wordt vervangen door:

    „Artikel 15

    Voor de toepassing van artikel 7 van Besluit 2000/597/EG, Euratom wordt het saldo van een begrotingsjaar gevormd door het verschil tussen:

    de totale ontvangsten die uit hoofde van dat begrotingsjaar zijn geïnd,

    en

    het bedrag van de uit de kredieten van dat begrotingsjaar verrichte betalingen, vermeerderd met het bedrag van de volgens artikel 9 van het Financieel Reglement overgedragen kredieten van hetzelfde begrotingsjaar. Dit verschil wordt verhoogd of verlaagd met, enerzijds, het nettobedrag voortvloeiende uit het vervallen van van vroegere begrotingsjaren overgedragen kredieten en, anderzijds, en in afwijking van artikel 5, lid 1, van het Financieel Reglement:

    de overschrijdingen, als gevolg van veranderingen van de eurokoersen, bij het verrichten van betalingen uit de volgens artikel 9, leden 1 en 4, van het Financieel Reglement van het voorafgaande begrotingsjaar overgedragen niet-gesplitste kredieten,

    alsmede

    het saldo van de tijdens het begrotingsjaar behaalde koerswinsten en geleden koersverliezen.”.

    12)

    In artikel 16 wordt de tweede alinea vervangen door:

    „2)   Indien daarbij belangrijke verschillen ten opzichte van de oorspronkelijke ramingen naar voren komen, kunnen deze het voorwerp zijn van een nota van wijzigingen bij de ontwerp-begroting voor het volgende jaar of van een gewijzigde begroting voor het lopende jaar.”.

    13)

    In artikel 17:

    a)

    wordt lid 2 vervangen door:

    „2.   De lidstaten behoeven de bedragen van de vastgestelde rechten niet ter beschikking van de Commissie te stellen als zij niet kunnen worden geïnd:

    a)

    hetzij door overmacht, of

    b)

    hetzij om andere redenen die niet aan hen te wijten zijn.

    De bedragen van de vastgestelde rechten worden oninbaar verklaard bij een besluit van de bevoegde administratieve autoriteit.

    De bedragen van de vastgestelde rechten worden geacht oninbaar te zijn uiterlijk na een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum waarop het bedrag overeenkomstig artikel 2 is vastgesteld of, in geval van een administratief of gerechtelijk beroep, de vaststelling, kennisgeving of bekendmaking van het definitieve besluit heeft plaatsgevonden.

    In geval van betaling in termijnen gaat de periode van ten hoogste vijf jaar in na de laatste betaling die is verricht, voorzover de schuld hiermee niet is voldaan.

    De oninbaar verklaarde of geachte bedragen worden definitief afgeboekt uit de in artikel 6, lid 3, onder b), bedoelde specifieke boekhouding. Zij worden opgenomen in een bijlage bij het in lid 4, onder b), van hetzelfde artikel bedoelde kwartaaloverzicht en, eventueel, in het in lid 5 van dit artikel bedoelde kwartaaloverzicht.”;

    b)

    worden de volgende leden ingevoegd:

    „3.   Binnen drie maanden na het in lid 2 genoemde administratieve besluit of de in hetzelfde lid bedoelde vervaldag delen de lidstaten de Commissie de gegevens mede betreffende de gevallen van toepassing van het genoemde lid 2, voorzover het bedrag van de vastgestelde rechten meer bedraagt dan 50 000 EUR.

    Die termijn kan door de lidstaten met maximaal drie jaar worden verlengd voor vastgestelde rechten die vóór 1 juli 2006 oninbaar zijn verklaard of geacht.

    Deze mededeling, gedaan op een model dat door de Commissie wordt vastgesteld na raadpleging van het in artikel 20 bedoelde comité, moet de Commissie in staat stellen de in lid 2, onder a) en b), bedoelde redenen te beoordelen waarom de betrokken lidstaat het betrokken bedrag niet ter beschikking heeft kunnen stellen, alsmede de maatregelen die hij heeft genomen om de invordering te bewerkstelligen.

    4.   De Commissie zendt binnen zes maanden na de ontvangst van de in lid 3 bedoelde mededeling haar opmerkingen aan de betrokken lidstaat toe.

    Indien de Commissie om aanvullende inlichtingen heeft verzocht, gaat de termijn van zes maanden in zodra de gevraagde aanvullende inlichtingen zijn ontvangen.”;

    c)

    wordt lid 3 hernummerd tot lid 5 en komt als volgt te luiden:

    „5.   De lidstaten stellen door middel van een jaarverslag de Commissie in kennis van de resultaten van hun controles, alsmede van de algemene en principiële aspecten van de belangrijkste bij de toepassing van deze verordening gerezen problemen, vooral die welke aanleiding hebben gegeven tot geschillen. Dit verslag wordt vóór 1 maart van het jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar aan de Commissie toegezonden. Het overzicht van de mededelingen van de lidstaten in het kader van dit artikel wordt opgenomen in het door de Commissie opgestelde en in artikel 280, lid 5, van het Verdrag bedoelde verslag. Het model van dit verslag, alsmede de naar behoren gemotiveerde wijzigingen ervan, worden door de Commissie opgesteld na raadpleging van het in artikel 20 bedoelde comité. In voorkomend geval worden passende termijnen voor de toepassing ervan vastgesteld.”.

    14)

    In artikel 18, lid 1, wordt „Besluit 94/728/EG, Euratom” vervangen door „Besluit 2000/597/EG, Euratom”.

    15)

    In artikel 21 wordt lid 1, onder c), vervangen door:

    „c)

    de controles en verificaties bedoeld in artikel 18, leden 2 en 3.”.

    16)

    De volgende titel IX wordt ingevoegd:

    „TITEL IX

    Overgangsbepalingen:

    Artikel 21 bis

    De in artikel 11 van deze verordening bedoelde rentevoet blijft van toepassing voor de berekening van de achterstandsrente in de gevallen waarin de vervaldag valt vóór het einde van de maand waarin Verordening (EG) nr. 2028/2004 van de Raad van 16 november 2004 tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (11) in werking treedt.

    17)

    Titel IX wordt hernummerd tot titel X.

    Artikel 2

    De huidige bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 blijven van kracht voorzover zij niet uitdrukkelijk zijn gewijzigd bij deze verordening.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 16 november 2004.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    G. ZALM


    (1)  PB L 253 van 7.10.2000, blz. 42.

    (2)  Advies uitgebracht op 26 februari 2004 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).

    (3)  PB C 318 van 30.12.2003, blz. 1.

    (4)  PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1267/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 180 van 18.7.2003, blz. 1).

    (5)  PB L 181 van 19.7.2003, blz. 1.

    (6)  PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1.

    (7)  Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).”.

    (8)  PB L 253 van 7.10.2000, blz. 42.”;

    (9)  Besluit ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 2040/2000 (PB L 244 van 29.9.2000, blz. 27).”;

    (10)  PB L 181 van 19.7.2003, blz. 1.”.

    (11)  PB L 352 van 27.11.2004, blz. 1.”.


    Top