This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32002L0089
Council Directive 2002/89/EC of 28 November 2002 amending Directive 2000/29/EC on protective measures against the introduction into the Community of organisms harmful to plants or plant products and against their spread within the Community
Richtlijn 2002/89/EG van de Raad van 28 november 2002 tot wijziging van Richtlijn 2000/29/EG betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen
Richtlijn 2002/89/EG van de Raad van 28 november 2002 tot wijziging van Richtlijn 2000/29/EG betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen
PB L 355 van 30.12.2002, p. 45–60
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
No longer in force, Date of end of validity: 13/12/2022
Richtlijn 2002/89/EG van de Raad van 28 november 2002 tot wijziging van Richtlijn 2000/29/EG betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen
Publicatieblad Nr. L 355 van 30/12/2002 blz. 0045 - 0060
Richtlijn 2002/89/EG van de Raad van 28 november 2002 tot wijziging van Richtlijn 2000/29/EG betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, Gezien het voorstel van de Commissie(1), Gezien het advies van het Europees Parlement(2), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3), Overwegende hetgeen volgt: (1) In Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen(4) is de communautaire regeling op fytosanitair gebied vastgesteld, waarin de voorwaarden, procedures en formaliteiten zijn opgenomen die in fytosanitair opzicht gelden voor het binnenbrengen in en het verkeer binnen de Gemeenschap van planten en plantaardige producten. (2) De procedures en formaliteiten waaraan planten en plantaardige producten worden onderworpen wanneer zij in de Gemeenschap worden binnengebracht, moeten op bepaalde punten worden verduidelijkt, en voor sommige gebieden zijn nadere bepalingen vereist. (3) De fytosanitaire procedures en formaliteiten moeten zijn afgewikkeld voordat de inklaring door de douane plaatsvindt. Aangezien de fytosanitaire procedures en formaliteiten met betrekking tot partijen planten en plantaardige producten niet noodzakelijkerwijs worden afgewikkeld in de lidstaat waar de inklaring door de douane plaatsvindt, moet een systeem van samenwerking op het gebied van communicatie en uitwisseling van informatie onder de verantwoordelijke officiële instanties en de douanekantoren tot stand worden gebracht. (4) Om de bescherming tegen het binnenbrengen van voor planten of plantaardige producten schadelijke organismen in de Gemeenschap te verbeteren, moeten de lidstaten de voorgeschreven controles intensiveren. Die controles moeten doeltreffend zijn en in de hele Gemeenschap op een geharmoniseerde manier worden uitgevoerd. (5) De retributies voor de bedoelde controles moeten worden vastgesteld op basis van een transparante kostenberekening en zoveel mogelijk voor alle lidstaten gelijk zijn. (6) Verder moeten verscheidene andere bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG op grond van de opgedane ervaring aangevuld, verduidelijkt en in het licht van eventuele ontwikkelingen gewijzigd worden. (7) Sinds de interne markt tot stand is gebracht, worden voor de intracommunautaire handel in planten en plantaardige producten niet meer de fytosanitaire certificaten gebruikt die zijn vastgesteld in het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten van de FAO. Het is echter belangrijk dat er gestandaardiseerde certificaten door de lidstaten afgegeven blijven worden uit hoofde van dat verdrag. (8) Voor sommige taken van de "centrale instantie", die voor iedere lidstaat de coördinatie verzorgt en de contacten onderhoudt voor de praktische toepassing van de communautaire regeling op fytosanitair gebied, is specifieke wetenschappelijke en technische kennis vereist. Daarom moet worden voorzien in de mogelijkheid specifieke taken aan andere diensten te delegeren. (9) De huidige bepalingen betreffende de procedure tot wijziging van de bijlagen bij Richtlijn 2000/29/EG door de Commissie en voor de vaststelling van besluiten tot afwijking bevatten enkele procedurele voorwaarden die niet langer nodig of gerechtvaardigd zijn. Ook is het nodig wijzigingen in de bijlagen meer expliciet te baseren op een technische motivering omtrent het betrokken fytosanitaire risico. De procedure voor de goedkeuring van noodmaatregelen voorziet niet in de mogelijkheid om snel tussentijdse maatregelen vast te stellen die recht doen aan de in specifieke gevallen bestaande noodsituatie. De bepalingen betreffende deze drie procedures moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. (10) De lijst van taken ten aanzien waarvan de Commissie onder eigen verantwoordelijkheid fytosanitaire controles kan organiseren, moet worden uitgebreid om rekening te houden met het bredere scala van fytosanitaire activiteiten ten gevolge van nieuwe praktijken en ervaringen. (11) Bepaalde aspecten van de procedure voor de restitutie van de fytosanitaire bijdrage van de Gemeenschap dienen verduidelijkt te worden. (12) Sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG (artikel 3, lid 7, eerste, tweede en vierde alinea, alsmede de artikelen 7, 8 en 9) zijn sinds 1 juni 1993 vervangen door andere bepalingen, en zijn daarom sindsdien overbodig. Zij moeten derhalve worden geschrapt. (13) Op grond van artikel 4 van de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (de SPS-overeenkomst), moet de Gemeenschap onder bepaalde voorwaarden erkennen dat de fytosanitaire maatregelen van andere partijen bij die overeenkomst gelijkwaardig zijn aan haar eigen maatregelen. De procedures voor die erkenning op fytosanitair gebied moeten in Richtlijn 2000/29/EG worden aangegeven. (14) De voor de uitvoering van Richtlijn 2000/29/EG vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(5), HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 Richtlijn 2000/29/EG wordt als volgt gewijzigd: 1. artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: a) aan lid 1, tweede alinea, wordt het volgende punt d) toegevoegd: "d) het model van de 'fytosanitaire certificaten' en de 'fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer', of het elektronische equivalent daarvan, die door de lidstaten worden afgegeven op grond van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten."; b) lid 4 wordt vervangen door: "4. De lidstaten dragen ten aanzien van aangelegenheden die onder deze richtlijn vallen zorg voor een nauwe, snelle, rechtstreekse en doeltreffende samenwerking met de Commissie en onderling. Iedere lidstaat richt daartoe één instantie op of wijst die aan, die ten minste verantwoordelijk is voor de coördinatie en de contacten inzake die aangelegenheden. Daarvoor wordt bij voorkeur de officiële plantenziektekundige dienst aangewezen die op grond van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten is ingesteld. De instantie en latere wijzigingen worden aan de andere lidstaten en de Commissie gemeld. De instantie kan volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden gemachtigd taken op het gebied van de coördinatie en de contacten aan een andere dienst op te dragen of te delegeren, voorzover die taken verband houden met specifieke onder deze richtlijn vallende fytosanitaire aangelegenheden."; 2. artikel 2, lid 1, wordt als volgt gewijzigd: a) punt a) wordt als volgt gewijzigd: i) de eerste alinea wordt vervangen door: "planten: levende planten en nader omschreven levende delen van planten, met inbegrip van zaden;"; ii) de tweede alinea wordt als volgt gewijzigd: - na het zesde streepje wordt het volgende zevende streepje ingevoegd: "- bladeren, loof;"; - het zevende streepje wordt het achtste streepje; - het volgende negende streepje wordt toegevoegd: "- levende pollen;"; - het volgende tiende streepje wordt toegevoegd: "- enten, stekken, knoppen;"; - het volgende elfde streepje wordt toegevoegd: "- andere plantendelen, welke nader kunnen worden bepaald volgens de procedure van artikel 18, lid 2."; b) punt e) wordt vervangen door: "e) schadelijke organismen: alle soorten, stammen en biotypen van planten, dieren of ziekteverwekkers die schadelijk zijn voor planten of plantaardige producten;"; c) (niet van toepassing op de Nederlandse tekst); d) punt g) wordt als volgt gewijzigd: i) (niet van toepassing op de Nederlandse tekst); ii) de vijfde alinea wordt vervangen door:"De in artikel 1, lid 4, bedoelde instantie deelt de Commissie mee welke instanties de verantwoordelijke officiële instanties in de betrokken lidstaat zijn. De Commissie geeft deze informatie door aan de andere lidstaten;"; e) in punt h), derde alinea, tweede volzin, wordt het woord "schriftelijk" ingevoegd tussen de woorden "onmiddellijk" en "aan de Commissie ter kennis gebracht", en in punt h), vijfde alinea, wordt het woord "schriftelijk" ingevoegd tussen de woorden "worden" en "ter kennis van de Commissie gebracht"; f) in punt i), eerste alinea, wordt het eerste streepje vervangen door het volgende: "- door vertegenwoordigers van de officiële nationale organisatie ter bescherming van planten van een derde land of door onder hun verantwoordelijkheid handelende, technisch gekwalificeerde en door die officiële nationale organisatie ter bescherming van planten naar behoren gemachtigde andere ambtenaren, in geval van constateringen of maatregelen die verband houden met de afgifte van fytosanitaire certificaten en fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer, of het elektronische equivalent daarvan"; g) de volgende punten worden toegevoegd: "j) plaats van binnenkomst: de plaats waar planten, plantaardige producten of andere materialen voor het eerst in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht: de luchthaven in het geval van luchtvervoer, de haven in het geval van zee- of binnenvaartvervoer, het station in het geval van railvervoer en in alle andere gevallen de plaats waar het douanekantoor is gevestigd dat verantwoordelijk is voor het gebied waar de op land gelegen buitengrens van de Gemeenschap is overschreden; k) officiële instantie van de plaats van binnenkomst: de officiële instantie in een lidstaat die verantwoordelijk is voor de plaats van binnenkomst; l) officiële instantie van bestemming: de officiële instantie in een lidstaat die verantwoordelijk is voor het gebied waar het 'douanekantoor van bestemming' is gevestigd; m) douanekantoor van de plaats van binnenkomst: het kantoor van de plaats van binnenkomst als omschreven in punt j); n) douanekantoor van bestemming: het kantoor van bestemming in de zin van artikel 340 ter, punt 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie(6); o) partij: een aantal van een zending deel uitmakende eenheden van een product, herkenbaar aan de homogene samenstelling en oorsprong; p) zending: een hoeveelheid goederen die vergezeld gaat van één document ten behoeve van douane- of andere formaliteiten, zoals een fytosanitair certificaat of een ander document of merkteken; een zending kan uit één of meer partijen bestaan; q) douanebestemming: de in artikel 4, punt 15, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek(7) genoemde douanebestemmingen; r) douanevervoer: het in artikel 91 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde vervoer van goederen waarop douanetoezicht wordt gehouden van een plaats in het douanegebied van de Gemeenschap naar een andere plaats in het douanegebied van de Gemeenschap."; 3. artikel 3 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 3 wordt vervangen door: "3. De leden 1 en 2 zijn, onder voorwaarden die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, kunnen worden vastgesteld, niet van toepassing bij een lichte aantasting van andere dan voor opplant bestemde planten door in bijlage I, deel A, of in bijlage II, deel A, vermelde schadelijke organismen, of wanneer er geschikte toleranties zijn vastgesteld voor in bijlage II, deel A, rubriek II, genoemde schadelijke organismen wat betreft voor opplant bestemde planten die tevoren zijn geselecteerd in overeenstemming met de autoriteiten die de lidstaten op fytosanitair gebied vertegenwoordigen, op basis van een relevante risicoanalyse van de ziekte of plaag."; b) lid 7 wordt vervangen door: "7. Er kunnen volgens de procedure van artikel 18, lid 2, uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld waarin de voorwaarden worden bepaald voor het binnenbrengen of verspreiden op het grondgebied van de lidstaten van: a) organismen waarvan vermoed wordt dat zij schadelijk voor planten of plantaardige producten zijn, doch die niet in de bijlagen I en II zijn opgenomen; b) organismen die in bijlage II zijn opgenomen, maar voorkomen op andere dan de in die bijlage genoemde planten of plantaardige producten, en waarvan vermoed wordt dat zij schadelijk voor planten en plantaardige producten zijn; c) in de bijlagen I en II opgenomen, geïsoleerde organismen, die als zodanig als schadelijk voor planten en plantaardige producten worden beschouwd. 8. Overeenkomstig de voorwaarden die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden vastgesteld, gelden lid 1 alsmede lid 5, onder a), en lid 2 alsmede lid 5, onder b), en lid 4 niet voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden. 9. Nadat de in lid 7 bedoelde maatregelen zijn vastgesteld, geldt dit lid, overeenkomstig de voorwaarden die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden vastgesteld, niet voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden."; 4. de artikelen 7, 8 en 9 worden geschrapt; 5. artikel 10 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd: i) in de eerste alinea worden de woorden "in plaats van het in de artikelen 7 en 8 bedoelde fytosanitaire certificaat", geschrapt; ii) na de eerste alinea wordt de volgende alinea ingevoegd:"In het geval van het in artikel 6, lid 4, genoemde zaad behoeft echter geen plantenpaspoort te worden afgegeven, indien volgens de procedures van artikel 18, lid 2, wordt gegarandeerd dat met de documenten die zijn afgegeven overeenkomstig de communautaire bepalingen die van toepassing zijn op de handel in officieel gecertificeerd zaad, kan worden bewezen dat aan de eisen van artikel 6, lid 4, is voldaan. In dat geval worden die documenten voor alle doeleinden beschouwd als plantenpaspoorten in de zin van artikel 2, lid 1, onder f)."; b) in lid 2, worden in de eerste en tweede alinea na de woorden "andere materialen" de woorden ", en de in artikel 6, lid 4, genoemde zaden" ingevoegd; 6. aan artikel 11, lid 2, wordt aan het einde van het lid het volgende toegevoegd:"en kan een plantenpaspoort worden gebruikt."; 7. artikel 12 wordt vervangen door: "Artikel 12 1. De lidstaten organiseren officiële controles om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan deze richtlijn, in het bijzonder artikel 10, lid 2, welke controles moeten worden uitgevoerd op aselecte basis en zonder onderscheid ten aanzien van de oorsprong van de planten, de plantaardige producten en andere materialen, en met inachtneming van de onderstaande bepalingen: - incidentele controles, ongeacht wanneer of waar planten, plantaardige producten of andere materialen in het verkeer zijn, - incidentele controles, in bedrijven waar planten, plantaardige producten en andere materialen worden geteeld, geproduceerd, opgeslagen of te koop aangeboden, alsmede in bedrijven van kopers, - incidentele controles, tegelijkertijd met andere controles van documenten die om andere dan fytosanitaire redenen worden uitgevoerd. De controles moeten regelmatig worden uitgevoerd in de overeenkomstig artikel 10, lid 3, en artikel 13 quater, lid 1, onder b), in een officieel register opgenomen bedrijven, en mogen regelmatig worden uitgevoerd in de overeenkomstig artikel 6, lid 6, in een officieel register opgenomen bedrijven. Indien feiten aan het licht zijn gekomen die doen vermoeden dat aan één of meer bepalingen van deze richtlijn niet is voldaan, moeten gerichte controles worden uitgevoerd. 2. Commerciële kopers van planten, plantaardige producten of andere materialen moeten, als eindgebruikers die uit hoofde van hun beroep bij de plantaardige productie betrokken zijn, de desbetreffende plantenpaspoorten ten minste één jaar bewaren en de referentiegegevens in hun registers vermelden. Inspecteurs hebben in alle productie- en afzetstadia toegang tot de planten, de plantaardige producten en andere materialen. Zij hebben het recht om alle onderzoeken te verrichten die voor de betrokken officiële controles nodig zijn, met inbegrip van onderzoek van de plantenpaspoorten en de registers. 3. De in artikel 21 bedoelde deskundigen kunnen de lidstaten bijstaan bij de officiële controles. 4. Wanneer op grond van de overeenkomstig de leden 1 en 2 uitgevoerde officiële controles is komen vast te staan dat planten, plantaardige producten of andere materialen een risico van verspreiding van schadelijke organismen opleveren, worden ten aanzien daarvan officiële maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 3, getroffen. Onverminderd de op grond van artikel 16 vereiste kennisgevingen en informatie, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat, wanneer de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen uit een andere lidstaat komen, de centrale instantie van de ontvangende lidstaat onmiddellijk de instantie van die lidstaat en de Commissie informeert over de bevindingen en over de officiële maatregelen die zij van plan is te nemen of reeds heeft genomen. Volgens de procedure van artikel 18, lid 2, kan hiertoe een gestandaardiseerd informatiesysteem worden opgezet."; 8. artikel 13 wordt vervangen door: "Artikel 13 1. De lidstaten dragen er zorg voor, onverminderd - artikel 3, lid 3, en artikel 13 ter, leden 1 tot en met 5, en - de specifieke eisen en voorwaarden die zijn vastgelegd in overeenkomstig artikel 15, lid 1, vastgestelde afwijkingen, in overeenkomstig artikel 15, lid 2, vastgestelde equivalente maatregelen, of in overeenkomstig artikel 16 vastgestelde noodmaatregelen, en - specifieke overeenkomsten die de Gemeenschap in verband met aangelegenheden die in dit artikel aan bod komen, met een of meer derde landen heeft gesloten, dat op in de lijst van bijlage V, deel B, opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen, die uit een derde land afkomstig zijn en die in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, vanaf het moment van binnenkomst douanetoezicht op grond van artikel 37, lid 1, van het communautair douanewetboek alsook toezicht door de verantwoordelijke officiële instanties wordt gehouden. Zij mogen alleen onder een van de douaneregelingen, vermeld in artikel 4, lid 16, onder a), d), e), f) en g), van het communautair douanewetboek geplaatst worden, indien de in artikel 13 bis genoemde formaliteiten overeenkomstig artikel 13 quater, lid 2, zijn vervuld en op grond van deze formaliteiten en voorzover kan worden nagegaan, kan worden geconcludeerd dat: i) - de planten, plantaardige producten of andere materialen niet besmet zijn met in bijlage I, deel A, genoemde schadelijke organismen, en - wat de in bijlage II, deel A, genoemde planten of plantaardige producten betreft, zij niet zijn besmet met de betrokken schadelijke organismen die in diezelfde bijlage worden genoemd, en - wat in bijlage IV, deel A, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen betreft, zij voldoen aan de desbetreffende bijzondere eisen die in die bijlage worden genoemd of, indien van toepassing, aan de keuze, opgegeven in de verklaring in het certificaat, bedoeld in artikel 13 bis, lid 4, onder b), en ii) de planten, plantaardige producten of andere materialen vergezeld gaan van het origineel van het vereiste officiële 'fytosanitair certificaat' of 'fytosanitair certificaat voor wederuitvoer' dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 bis, leden 3 en 4, is afgegeven, of, indien van toepassing, dat de betreffende planten, plantaardige producten of andere materialen vergezeld gaan van het origineel van alternatieve documenten of merktekens als nader bepaald en toegestaan in uitvoeringsbepalingen, dan wel daaraan is gehecht of op een andere manier is bevestigd. Elektronische certificering kan worden erkend indien is voldaan aan de respectieve voorwaarden, voorgeschreven in de uitvoeringsbepalingen. Officieel voor eensluidend gewaarmerkte afschriften kunnen ook worden erkend in uitzonderlijke gevallen, die nader worden bepaald in de uitvoeringsbepalingen. De in punt ii) bedoelde uitvoeringsbepalingen kunnen volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden vastgesteld. 2. Met betrekking tot planten, plantaardige producten of andere materialen bestemd voor een beschermd gebied is lid 1 van toepassing op in bijlage I, deel B, bijlage II, deel B, respectievelijk bijlage IV, deel B, voor dat beschermd gebied genoemde schadelijke organismen en bijzondere eisen. 3. De lidstaten schrijven voor dat op planten, plantaardige producten en andere dan de in de leden 1 en 2 genoemde materialen, die uit een derde land afkomstig zijn en die in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, vanaf het moment van binnenkomst toezicht kan worden gehouden door de verantwoordelijke officiële instanties, met betrekking tot lid 1, punt i), eerste, tweede of derde streepje. Deze planten, plantaardige producten of materialen omvatten ook hout in de vorm van stuwmateriaal, tussenschotten, laadborden of verpakkingsmateriaal dat daadwerkelijk gebruikt wordt bij het vervoer van voorwerpen van allerlei aard. Wanneer de verantwoordelijke officiële instantie van die mogelijkheid gebruikmaakt, moeten de betrokken planten, plantaardige producten of materialen onder de in lid 1 bedoelde vormen van toezicht blijven, totdat de terzake geldende formaliteiten zijn vervuld en op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat op grond van deze formaliteiten en voorzover kan worden nagegaan, aan de bij of krachtens deze richtlijn vastgestelde eisen is voldaan. Uitvoeringsbepalingen betreffende de soort informatie die de importeurs of hun douanevertegenwoordigers aan de verantwoordelijke officiële instanties moeten verstrekken over de planten, plantaardige producten of materialen met inbegrip van de verschillende soorten hout, bedoeld in de eerste alinea, en de wijze van toezending daarvan worden volgens de procedure van artikel 18, lid 2, vastgesteld. 4. Onverminderd artikel 13 quater, lid 2, onder a), moeten de lidstaten, indien er gevaar voor verspreiding van gevaarlijke organismen bestaat, ook de bepalingen van de leden 1, 2 en 3, toepassen op planten, plantaardige producten, of andere materialen die geplaatst zijn onder een van de douanebestemmingen, vermeld in artikel 4, lid 15, onder b), c), d) en e), van het 'communautair douanewetboek' of onder de douaneregelingen die vermeld zijn in artikel 4, lid 16, onder b) en c), van dat wetboek. Artikel 13 bis 1. a) De in artikel 13, lid 1, bedoelde formaliteiten omvatten grondige inspecties door de verantwoordelijke officiële instanties van ten minste: i) iedere zending waarvan in het kader van de douaneformaliteiten is verklaard dat deze geheel of gedeeltelijk bestaat uit planten, plantaardige producten of andere materialen als bedoeld in artikel 13, leden 1, 2, en 3, overeenkomstig de respectieve voorwaarden of ii) wanneer een zending uit verschillende partijen bestaat, iedere partij waarvan in het kader van de douaneformaliteiten is verklaard dat deze geheel of gedeeltelijk uit dergelijke planten, plantaardige producten of andere materialen bestaat. b) Met de inspecties wordt nagegaan of: i) de zending of partij vergezeld gaat van de vereiste certificaten of alternatieve documenten of merktekens, als vermeld in artikel 13, lid 1, onder ii) (controles van de documenten), ii) de zending of partij in haar geheel of op basis van een of meer representatieve monsters uit de planten, plantaardige producten of andere materialen bestaat dan wel de planten, plantaardige producten of andere materialen bevat, die zijn aangegeven op de vereiste documenten (controles van de identiteit), en iii) de zending of partij of het houten verpakkingsmateriaal daarvan, met inbegrip van de verpakking, en, indien van toepassing, de vervoermiddelen, in hun geheel of op basis van een of meer representatieve monsters aan de eisen van deze richtlijn die zijn vermeld in artikel 13, lid 1, onder i), (fytosanitaire controles) voldoen, en of artikel 16, lid 2, van toepassing is. 2. De controles van de identiteit en de fytosanitaire controles moeten met een geringere frequentie worden uitgevoerd, indien - er reeds inspectiewerk bij de planten, plantaardige producten of andere materialen van de zending of partij is verricht in het derde land van verzending volgens de in artikel 13 ter, lid 6, bedoelde technische regelingen, of - de planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending of partij in de terzake overeenkomstig lid 5, onder b), vastgestelde uitvoeringsbepalingen zijn vermeld, of - de planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending of partij afkomstig zijn uit een derde land waarmee bij of krachtens alomvattende, op het beginsel van gelijke behandeling berustende internationale fytosanitaire akkoorden tussen de Gemeenschap en dat derde land een regeling is getroffen voor een geringere frequentie van de controles op de identiteit en fytosanitaire controles, tenzij er een ernstige reden is om aan te nemen dat niet aan de voorschriften van deze richtlijn is voldaan. De fytosanitaire controles mogen ook minder frequent worden uitgevoerd wanneer de Commissie, na overleg met het in artikel 18 bedoelde comité, over op eerdere ervaringen met het binnenbrengen van dergelijk materiaal van dezelfde oorsprong in de Gemeenschap gebaseerde en door alle betrokken lidstaten bevestigde gegevens beschikt waaruit blijkt dat de planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending of partij voldoen aan de in deze richtlijn vastgestelde eisen, mits wordt voldaan aan bepaalde nadere voorwaarden die in uitvoeringsbepalingen uit hoofde van lid 5, onder c), zijn vermeld. 3. Het in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde officiële fytosanitair certificaat of fytosanitair certificaat voor wederuitvoer moet zijn opgesteld in ten minste een van de officiële talen van de Gemeenschap en zijn afgegeven in overeenstemming met de wettelijke bepalingen of voorschriften van het derde land van uitvoer of wederuitvoer die zijn vastgesteld overeenkomstig het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (IPPC), ongeacht of dat land partij is bij het IPPC of niet. Het moet zijn gericht aan de in artikel 1, lid 4, eerste alinea, laatste volzin, bedoelde organisaties ter bescherming van planten van de Europese Gemeenschap. Het certificaat mag niet eerder zijn opgemaakt dan 14 dagen vóór de datum waarop de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen, het derde land van afgifte hebben verlaten. Het moet, ongeacht de vorm ervan, informatie bevatten overeenkomstig de modellen van de bijlage bij het IPCC. Het moet zijn opgemaakt volgens een van de modellen die door de Commissie overeenkomstig lid 4 zijn vastgesteld. Het certificaat moet zijn afgegeven door autoriteiten die hiertoe bevoegd zijn op grond van de wettelijke bepalingen of voorschriften van het betrokken derde land zoals meegedeeld aan de directeur-generaal van de FAO overeenkomstig het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten, of, in het geval van derde landen die geen partij zijn bij het IPPC, aan de Commissie. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van de ontvangen mededelingen. 4. a) De in de verschillende versies van de bijlage bij het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten aangegeven aanvaardbare modellen worden volgens de procedure van artikel 18, lid 2, vastgesteld. Volgens dezelfde procedure kunnen voor derde landen die geen partij zijn bij het IPPC alternatieve specificaties inzake het 'fytosanitair certificaat' of het 'fytosanitair certificaat voor wederuitvoer' worden vastgesteld. b) Onverminderd artikel 15, lid 4, wordt in de certificaten in het geval van in bijlage IV, deel A, rubriek I, of deel B, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen onder de rubriek 'Aanvullende verklaring' vermeld, indien zulks relevant is, aan welke bijzondere eisen die in de betrokken positie in de verschillende delen van bijlage IV als alternatief zijn genoemd, is voldaan. Deze vermelding wordt gegeven in de vorm van een verwijzing naar de toepasselijke positie in bijlage IV. c) In het geval van planten, plantaardige producten of andere materialen waarop de bijzondere eisen van bijlage IV, deel A, of deel B, van toepassing zijn, moet het in artikel 13, lid 1, onder ii), genoemde officiële 'fytosanitair certificaat' zijn afgegeven in het derde land van oorsprong van de planten, plantaardige producten en andere materialen ('land van oorsprong'). d) Ingeval ook op andere plaatsen dan die van oorsprong aan de bedoelde bijzondere eisen kan worden voldaan, of ingeval geen bijzondere eisen gelden, mag het 'fytosanitair certificaat' echter zijn afgegeven in het derde land waar de planten, plantaardige producten of andere materialen vandaan komen ('land van verzending'). 5. Er kunnen volgens de procedure van artikel 18, lid 2, uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld teneinde: a) procedures vast te stellen voor de uitvoering van de in lid 1, onder b), punt iii), bedoelde fytosanitaire controles, met inbegrip van het minimumaantal en de minimumomvang van de monsters, b) lijsten vast te stellen van planten, plantaardige producten of andere materialen waarop op grond van lid 2, eerste alinea, tweede streepje, minder frequent fytosanitaire controles worden uitgevoerd, c) de nadere voorwaarden vast te stellen voor de bewijzen, bedoeld in lid 2, tweede alinea, en de criteria voor het type en de mate van beperking van de fytosanitaire controles. De Commissie kan ten aanzien van lid 2 richtsnoeren opnemen in de in artikel 21, lid 6, bedoelde aanbevelingen. Artikel 13 ter 1. De lidstaten zorgen ervoor dat zendingen of partijen die uit een derde land afkomstig zijn, maar volgens de aangifte in het kader van de douaneformaliteiten geen planten, plantaardige producten of andere materialen als vermeld in bijlage V, deel B, bevatten, ook worden gecontroleerd door de bevoegde officiële instanties wanneer er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat er dergelijke planten, plantaardige producten of andere materialen aanwezig zijn. De lidstaten dragen er zorg voor dat het inspecterende douanekantoor, wanneer bij een douane-inspectie blijkt dat een zending of partij uit een derde land bestaat uit planten, plantaardige producten of ander materiaal genoemd in bijlage V, deel B, of die zaken bevat, die niet als zodanig zijn aangegeven, de officiële instantie van zijn lidstaat daarvan in het kader van de in artikel 13 quater, lid 4, bedoelde samenwerking terstond op de hoogte stelt. Mocht er na de inspectie door de verantwoordelijke officiële instanties twijfel blijven bestaan ten aanzien van de identiteit van het product, en met name ten aanzien van het geslacht of de soort van de planten of plantaardige producten of de oorsprong daarvan, dan wordt de zending geacht planten, plantaardige producten of andere materialen vermeld in bijlage V, deel B, te bevatten. 2. Op voorwaarde dat er geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen in de Gemeenschap bestaat: a) is artikel 13, lid 1, niet van toepassing op het binnenbrengen in de Gemeenschap van planten, plantaardige producten of andere materialen welke zonder enige wijziging in hun douanestatus (intern douanevervoer) via het grondgebied van een derde land worden overgebracht van een plaats in de Gemeenschap naar een andere plaats in de Gemeenschap; b) zijn artikel 13, lid 1, en artikel 4, lid 1, niet van toepassing op het binnenbrengen in de Gemeenschap van planten, plantaardige producten of andere materialen die zonder enige wijziging in hun douanestatus in een of twee derde landen volgens de geldende douaneprocedures van een plaats naar een andere plaats worden overgebracht via het grondgebied van de Gemeenschap. 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 4 aangaande bijlage III, behoeft artikel 13, lid 1, niet te gelden voor het binnenbrengen in de Gemeenschap van kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten, voedingsmiddelen of diervoeders, voorzover verband houdende met planten of plantaardige producten, indien zij bestemd zijn voor gebruik door de eigenaar of ontvanger voor niet-industriële en niet-commerciële doeleinden of voor verbruik tijdens het vervoer, mits er geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen in de Gemeenschap bestaat. Er kunnen volgens de procedure van artikel 18, lid 2, gedetailleerde voorschriften worden vastgesteld waarin wordt gespecificeerd onder welke voorwaarden deze bepaling van toepassing is, met inbegrip van de vaststelling van 'kleine hoeveelheden'. 4. Onder nader bepaalde voorwaarden geldt artikel 13, lid 1, niet voor het binnenbrengen in de Gemeenschap van planten, plantaardige producten of andere materialen, bestemd voor gebruik bij proefnemingen, voor wetenschappelijke doeleinden, of voor rasveredeling. De nader bepaalde voorwaarden worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18, lid 2. 5. Voorzover geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen in de Gemeenschap bestaat, kan een lidstaat bij wijze van uitzondering toestaan dat artikel 13, lid 1, in nader bepaalde afzonderlijke gevallen niet van toepassing is op planten, plantaardige producten of andere materialen die in een aan zijn grens gelegen gebied in een derde land worden geteeld, geproduceerd of gebruikt en in de lidstaat worden binnengebracht om op nabijgelegen plaatsen in de grensstreek op zijn grondgebied te worden bewerkt. Wanneer de lidstaat een dergelijke uitzondering toestaat, moet hij de plaats van bewerking en de naam van de bewerker nader aangeven. Deze gegevens, die regelmatig moeten worden bijgewerkt, moeten ter beschikking van de Commissie worden gesteld. Planten, plantaardige producten en andere materialen die onder een uitzondering op grond van de eerste alinea vallen, moeten vergezeld gaan van een bewijsstuk waarin de plaats van oorsprong van de bedoelde planten, plantaardige producten en andere materialen in het betrokken derde land is vermeld. 6. In technische regelingen tussen de Commissie en de bevoegde instanties van sommige derde landen, die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden goedgekeurd, kan worden bepaald dat de in artikel 13, lid 1, onder i), bedoelde werkzaamheden op gezag van de Commissie, en overeenkomstig de terzake geldende bepalingen van artikel 21, ook kunnen worden uitgevoerd in het derde land van verzending, in samenwerking met de officiële instantie voor gewasbescherming van dat land. Artikel 13 quater 1. a) De in artikel 13 bis, lid 1, genoemde formaliteiten, de in artikel 13 ter, lid 1, vastgestelde inspecties en de controles op de naleving van artikel 4 ten aanzien van bijlage III, worden, als nader vermeld in lid 2, afgewikkeld in samenhang met de vereiste formaliteiten voor de plaatsing onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 13, lid 1 of lid 4. Zij worden vervuld overeenkomstig de Internationale Overeenkomst inzake de harmonisatie van de goederencontroles aan de grenzen en met name bijlage 4 daarbij, zoals goedgekeurd bij Verordening (EEG) nr. 1262/84 van de Raad(8). b) De lidstaten schrijven voor dat importeurs van in bijlage V, deel B, opgenomen planten, plantaardige producten of andere materialen, ongeacht of zij al dan niet producent zijn, in een officieel register van een lidstaat onder een officieel registratienummer worden opgenomen. Artikel 6, lid 5, derde en vierde alinea, is op dergelijke importeurs van overeenkomstige toepassing. c) De lidstaten schrijven bovendien voor dat: i) importeurs van zendingen die geheel of gedeeltelijk uit in bijlage V, deel B, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen bestaan, of hun douanevertegenwoordigers, op ten minste één van de documenten die voor de plaatsing onder een douaneprocedure als bedoeld in artikel 13, lid 1 of lid 4, zijn vereist, melding maken van de samenstelling van die zending (partij) door middel van de volgende informatie: - verwijzing naar het type planten, plantaardige producten of andere materialen met gebruikmaking van de code van het geïntegreerd douanetarief van de Europese Gemeenschappen (TARIC), - de vermelding 'Deze zending (partij) bevat producten die van belang zijn uit fytosanitair oogpunt', of een ander gelijkwaardig merkteken zoals overeengekomen tussen het douanekantoor van vertrek en de officiële instantie van de plaats van binnenkomst, - het referentienummer of de referentienummers van de vereiste fytosanitaire documentatie, - het onder b) bedoelde officiële registratienummer van de importeur; ii) de luchthavenautoriteiten, de havenautoriteiten dan wel de importeurs of marktdeelnemers, volgens onderlinge afspraak, het douanekantoor van de plaats van binnenkomst en de officiële instantie van de plaats van binnenkomst vooraf inlichten, zodra zij ervan op de hoogte zijn dat dergelijke zendingen (partijen) in aantocht zijn. De lidstaten mogen het bepaalde in dit punt mutatis mutandis ook toepassen in geval van vervoer over land, met name wanneer wordt verwacht dat de betrokken zending (partij) buiten de gewone werktijden van de betrokken officiële instantie of andere dienst als bepaald in lid 2 zal aankomen. 2. a) De 'controles van de documenten', en ook de in artikel 13 ter, lid 1, bedoelde inspecties en de controles op de naleving van het bepaalde in artikel 4 ten aanzien van bijlage III moeten worden afgewikkeld door de officiële instantie van de plaats van binnenkomst of, in onderlinge overeenstemming tussen de verantwoordelijke officiële instantie en de douaneautoriteiten van die lidstaten, het douanekantoor van de plaats van binnenkomst. b) De 'controles van de identiteit' en de 'fytosanitaire controles' moeten, onverminderd de punten c) en d), worden uitgevoerd door de officiële instantie van de plaats van binnenkomst in samenhang met de voor de plaatsing onder een douanebestemming als bedoeld in artikel 13, lid 1, vereiste douaneformaliteiten en hetzij op dezelfde plaats als deze formaliteiten, ten kantore van de officiële instantie van de plaats van binnenkomst of op een andere dichtbijgelegen plaats die door de douaneautoriteiten en door de verantwoordelijke officiële instantie is aangewezen of goedgekeurd en die niet de onder d) bedoelde plaats van bestemming is. c) In het geval van douanevervoer (het overbrengen) van niet-communautaire goederen kan de officiële instantie van de plaats van binnenkomst echter in overeenstemming met de officiële instantie(s) van bestemming besluiten dat de 'controles van de identiteit' of de 'fytosanitaire controles' geheel of gedeeltelijk door de officiële instantie van bestemming worden uitgevoerd, hetzij te haren kantore of op een andere dichtbijgelegen plaats die door de douaneautoriteiten en door de verantwoordelijke officiële instantie is aangewezen of goedgekeurd en die niet de onder d) bedoelde plaats van bestemming is. Indien er geen overeenstemming is bereikt, wordt de 'controle van de identiteit' of de 'fytosanitaire controle' volledig uitgevoerd door de officiële instantie van de plaats van binnenkomst op een van de in b) nader omschreven plaatsen. d) Volgens de procedure van artikel 18, lid 2, kan nader worden bepaald in welke gevallen of omstandigheden 'controles van de identiteit' en 'fytosanitaire controles' op de plaats van bestemming kunnen worden uitgevoerd, zoals een plaats van productie die door de officiële instantie en door de voor het gebied waar de plaats van bestemming is gelegen bevoegde douaneautoriteiten is goedgekeurd, en in plaats van op de bovengenoemde plaatsen, mits aan specifieke garanties en documenten met betrekking tot het vervoer van de planten, plantaardige producten en andere materialen wordt voldaan. e) Er worden volgens de procedure van artikel 18, lid 2, uitvoeringsbepalingen vastgesteld betreffende: - de minimumvoorwaarden voor het uitvoeren van de onder b), c) en d), bedoelde 'fytosanitaire controles', - de specifieke garanties en documenten betreffende het vervoer van planten, plantaardige producten of andere materialen naar de in c) en d) nader omschreven plaatsen, teneinde te garanderen dat er geen risico bestaat van verspreiding van schadelijke organismen tijdens het vervoer, - de specifieke garanties en minimumvoorwaarden betreffende de kwalificatie van de plaats van bestemming voor opslag en de voorwaarden voor opslag, samen met de nadere bepaling van de onder d) bedoelde gevallen. f) In alle gevallen moeten fytosanitaire controles worden beschouwd als een integraal onderdeel van de in artikel 13, lid 1, bedoelde formaliteiten. 3. De lidstaten bepalen dat op het origineel of op het elektronische equivalent van de certificaten of van de andere alternatieve documenten, anders dan merktekens, als bepaald in artikel 13, lid 1, onder ii), dat met het oog op 'controles van de documenten' overeenkomstig artikel 13 bis, lid 1, onder b), punt i), aan de bevoegde officiële instantie wordt voorgelegd, na inspectie de vermelding 'gezien' (een stempel) van die instantie, samen met de naam van de instantie en de datum van overlegging van het document wordt aangebracht. Er kan volgens de procedure van artikel 18, lid 2, een gestandaardiseerd informatiesysteem worden opgezet om te waarborgen dat de in het certificaat voorkomende informatie bij nader genoemde, voor opplant bestemde planten wordt toegezonden aan de officiële instantie die bevoegd is voor iedere lidstaat of ieder gebied waarvoor planten van de zending (partij) bestemd zijn of waar zij geplant zullen worden. 4. De lidstaten doen de Commissie en de andere lidstaten schriftelijk de lijst toekomen van de plaatsen die zijn aangewezen als plaatsen van binnenkomst. Ook wijzigingen in die lijst worden terstond schriftelijk medegedeeld. De lidstaten stellen een lijst op van de in lid 2, onder b) en c), nader te bepalen plaatsen en van de overeenkomstig lid 2, onder d), bepaalde plaatsen van bestemming die onder hun verantwoordelijkheid vallen. De Commissie kan die lijsten inzien. Iedere officiële instantie van een plaats van binnenkomst en iedere officiële instantie van bestemming die controles van de identiteit en fytosanitaire controles uitvoeren, moeten aan bepaalde minimumvoorwaarden ten aanzien van infrastructuur, personeelsbezetting en uitrusting voldoen. De bovenbedoelde minimumvoorwaarden worden volgens de procedure van artikel 18, lid 2, in uitvoeringsbepalingen vastgesteld. Volgens dezelfde procedure worden nadere bepalingen vastgesteld betreffende: a) het soort documenten dat vereist is voor de plaatsing onder een douaneprocedure en waarop de in lid 1, onder c), punt i), gespecificeerde informatie wordt aangebracht; b) de samenwerking tussen: i) de officiële instantie van de plaats van binnenkomst en die van bestemming, ii) de officiële instantie van de plaats van binnenkomst en het douanekantoor van de plaats van binnenkomst, iii) de officiële instantie van bestemming en het douanekantoor van bestemming, en iv) de officiële instantie van de plaats van binnenkomst en het douanekantoor van bestemming. Deze bepalingen bevatten onder meer modelformulieren van documenten die voor die samenwerking moeten worden gebruikt, geven ook aan hoe deze documenten worden verzonden, vermelden volgens welke procedures de uitwisseling van informatie tussen de bovenbedoelde officiële instanties en kantoren verloopt en bevatten ook de maatregelen die moeten worden genomen om de identiteit van deelzendingen en zendingen (partijen) te handhaven en om verspreiding van schadelijke organismen tegen te gaan, met name tijdens het vervoer en totdat de vereiste douaneformaliteiten volledig zijn vervuld. 5. De Gemeenschap verleent de lidstaten een financiële bijdrage met het oog op de verbetering van de controle-infrastructuur, voorzover het gaat om fytosanitaire controles die worden verricht overeenkomstig lid 2, onder b) of c). Deze bijdrage dient ter verbetering van de voorziening van niet op de plaats van bestemming gevestigde controleposten met de apparatuur en installaties die nodig zijn voor controle en onderzoek en, indien nodig, voor de in lid 7 bedoelde maatregelen, boven het niveau dat reeds bereikt is doordat voldaan is aan de minimumvoorwaarden die in de uitvoeringsbepalingen op grond van lid 2, onder e), zijn voorgeschreven. De Commissie doet voorstellen betreffende de opname van de daartoe benodigde kredieten in de algemene begroting van de Europese Unie. Binnen de grenzen van de voor deze doeleinden beschikbare kredieten dekt de bijdrage van de Gemeenschap maximaal 50 % van de uitgaven die rechtstreeks met de verbetering van apparatuur en installaties verband houden. Nadere bepalingen betreffende de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden volgens de procedure van artikel 18, lid 2, in een uitvoeringsverordening vastgesteld. Over de toekenning en het bedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt besloten volgens de procedure van artikel 18, lid 2, op basis van gegevens en documenten die de betrokken lidstaat verstrekt heeft en, eventueel, van de resultaten van onderzoeken die onder verantwoordelijkheid van de Commissie door de in artikel 21 bedoelde deskundigen zijn uitgevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met de voor de betrokken doeleinden beschikbare kredieten. 6. Artikel 10, leden 1 en 3, zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 13 bedoelde planten, plantaardige producten en andere materialen, voorzover deze in bijlage V, deel A, worden genoemd en wanneer op grond van de in artikel 13, lid 1, vermelde formaliteiten wordt aangenomen dat aan de daarin bedoelde eisen is voldaan. 7. Wanneer op grond van de in artikel 13, lid 1, vermelde formaliteiten niet kan worden geconcludeerd dat aan de daarin bedoelde eisen is voldaan, worden onmiddellijk één of meer van de volgende officiële maatregelen genomen: a) weigering van het binnenbrengen in de Gemeenschap van de gehele zending of een gedeelte daarvan; b) overbrenging onder officieel toezicht, volgens de toepasselijke douaneprocedure gedurende de overbrenging binnen de Gemeenschap, naar een bestemming buiten de Gemeenschap; c) verwijdering van besmette/aangetaste producten uit de zending; d) vernietiging; e) oplegging van quarantaine totdat de resultaten van de onderzoeken of officiële tests beschikbaar zijn; f) bij wijze van uitzondering en alleen in speciale omstandigheden, passende behandeling, indien de verantwoordelijke instantie van de lidstaat van oordeel is dat door die behandeling aan de voorwaarden zal worden voldaan en het gevaar van verspreiding van schadelijke organismen is afgewend; de maatregel tot passende behandeling kan ook worden getroffen ten aanzien van niet in bijlage I of bijlage II genoemde schadelijke organismen. Artikel 11, lid 3, tweede alinea, is van overeenkomstige toepassing. In het geval van een weigering als bedoeld in punt a), of overbrenging naar een bestemming buiten de Gemeenschap als bedoeld in punt b), of van verwijdering als genoemd in punt c), bepalen de lidstaten dat de fytosanitaire certificaten of de fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer, alsmede alle andere documenten die zijn overgelegd toen de planten, plantaardige producten of andere materialen werden aangeboden om op hun grondgebied te worden binnengebracht, door de bevoegde officiële instantie worden geannuleerd. Bij de annulering wordt op de voorzijde van de certificaten of documenten duidelijk zichtbaar een driehoekig rood stempel met de vermelding 'certificaat geannuleerd' of 'document geannuleerd' van de genoemde officiële instantie aangebracht, samen met de naam van die instantie en de datum van weigering, begin van de overbrenging naar een bestemming buiten de Gemeenschap of verwijdering. De vermelding moet in hoofdletters en in ten minste één van de officiële talen van de Gemeenschap zijn gesteld. 8. Onverminderd de op grond van artikel 16 vereiste kennisgevingen en informatie moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de officiële instanties de plantenziektekundige diensten van het derde land van oorsprong of het derde land van verzending en de Commissie informeren over alle gevallen waarin planten, plantaardige producten of andere materialen die uit dat derde land komen, zijn onderschept omdat zij niet voldoen aan de vereisten op fytosanitair gebied, en over de redenen daarvan, onverminderd de actie die de lidstaat kan ondernemen of heeft ondernomen ten aanzien van de onderschepte zending. De informatie moet zo snel mogelijk worden doorgegeven, zodat de betrokken plantenziektekundige diensten en zo nodig ook de Commissie het geval kunnen bestuderen, met name om de nodige maatregelen te kunnen nemen om herhaling te voorkomen. Er kan volgens de procedure van artikel 18, lid 2, een gestandaardiseerd informatiesysteem worden ingesteld. Artikel 13 quinquies 1. De lidstaten zorgen voor het innen van de retributies ('fytosanitaire retributie') ter dekking van de kosten voor de in artikel 13 bis, lid 1, vastgestelde controles van de documenten, controles van de identiteit en fytosanitaire controles, die overeenkomstig artikel 13 worden uitgevoerd. De hoogte van de retributie weerspiegelt het volgende: a) de salarissen, met inbegrip van de socialezekerheidspremies, van de inspecteurs die bij de bovenbedoelde controles betrokken zijn; b) het kantoor, de andere voorzieningen, de hulpmiddelen en de uitrusting ten behoeve van deze inspecteurs; c) de bemonstering voor visuele inspectie of voor laboratoriumtests; d) laboratoriumtests; e) de administratie (met inbegrip van vaste kosten) die nodig is voor het effectief uitvoeren van de betrokken controles, waaronder de uitgaven voor de opleiding vooraf en de interne opleiding van controleurs. 2. De lidstaten kunnen de hoogte van de fytosanitaire retributie vaststellen op basis van een gedetailleerde kostenberekening overeenkomstig lid 1, of de standaardretributie als vermeld in bijlage VIII bis toepassen. Indien er voor een bepaalde groep planten, plantaardige producten of andere materialen die van oorsprong zijn uit bepaalde derde landen overeenkomstig artikel 13 bis, lid 2, met een geringere frequentie controles op de identiteit en fytosanitaire controles worden verricht, innen de lidstaten een evenredig verlaagde fytosanitaire retributie voor alle zendingen en partijen van die groep, ongeacht of zij geïnspecteerd zijn. Er kunnen volgens de procedure van artikel 18, lid 2, uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld om de hoogte van die verlaagde fytosanitaire retributie te bepalen. 3. Indien de fytosanitaire retributie door een lidstaat vastgesteld wordt op basis van de kosten die door de verantwoordelijke officiële instantie van die lidstaat worden gedragen, brengen de betrokken lidstaten aan de Commissie verslag uit over de methode voor de berekening van de retributies aan de hand van de in lid 1 genoemde elementen. Een op grond van de eerste alinea opgelegde retributie is niet hoger dan de werkelijke kosten die de verantwoordelijke officiële instantie van de lidstaat maakt. 4. Rechtstreekse of indirecte teruggave van de in deze richtlijn vastgestelde retributies is niet toegestaan. De eventuele toepassing van de in bijlage VIII bis vermelde standaardretributie door een lidstaat wordt echter niet als een indirecte teruggave beschouwd. 5. In de in bijlage VIII bis vermelde standaardretributie zijn niet begrepen de extra heffingen ter dekking van kosten die worden gemaakt voor speciale activiteiten in verband met de controles, zoals buitengewone dienstreizen die de controleurs moeten maken, wachttijden als gevolg van vertragingen bij de aankomst van zendingen (partijen), buiten de gewone werktijden uitgevoerde controles, extra controles of laboratoriumtests die naast de in artikel 13 bedoelde controles nodig zijn ter bevestiging van de conclusies van de controles, speciale fytosanitaire maatregelen als vereist op grond van op basis van artikel 15 of 16 genomen communautaire besluiten, maatregelen die op grond van artikel 13 ter, lid 7, zijn genomen, of vertaling van vereiste documenten. 6. De lidstaten wijzen de autoriteiten aan die bevoegd zijn om de fytosanitaire retributie in rekening te brengen. De retributie wordt door de importeur of zijn douanevertegenwoordiger betaald. 7. De fytosanitaire retributie vervangt alle andere heffingen of retributies die in de lidstaten op nationaal, regionaal of lokaal niveau voor de in lid 1 bedoelde controles en het bewijs daarvan worden geheven. Artikel 13 sexies Voor de 'fytosanitaire certificaten' en 'fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer' die de lidstaten op grond van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten afgeven, moet het in bijlage VII aangegeven standaardmodel worden gebruikt."; 9. artikel 14, tweede alinea, wordt als volgt gewijzigd: a) "artikel 17" wordt vervangen door "artikel 18, lid 2"; b) in punt c) worden de woorden "in overeenstemming met de betrokken lidstaat" vervangen door "in overleg met de betrokken lidstaat"; c) punt d) wordt vervangen door: "d) wijzigingen in de bijlagen die op grond van de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis vereist of om technische redenen gerechtvaardigd zijn en die beantwoorden aan het betrokken fytosanitair risico;"; d) het volgende punt e) wordt toegevoegd: "e) wijzigingen van bijlage VIII bis."; 10. artikel 15 wordt als volgt gewijzigd: a) in lid 1, eerste alinea, worden de inleidende zin en de eerste twee streepjes vervangen door: "1. Er kan volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden voorzien in afwijkingen: - van artikel 4, leden 1 en 2, wat betreft bijlage III, deel A en deel B, onverminderd artikel 4, lid 5, alsmede van artikel 5, leden 1 en 2, en van artikel 13, lid 1, onder i), derde streepje, wat betreft de eisen van bijlage IV, deel A, rubriek I, en bijlage IV, deel B, - van artikel 13, lid 1, onder ii), in het geval van hout, indien wordt gezorgd voor gelijkwaardige bescherming door middel van alternatieve documenten of merktekens."; b) de leden 2 en 3 worden vervangen door: "2. Volgens de in lid 1, eerste alinea, bedoelde procedures worden fytosanitaire maatregelen die door een derde land worden genomen ten aanzien van de uitvoer naar de Gemeenschap, erkend als gelijkwaardig aan de in deze richtlijn vastgestelde fytosanitaire maatregelen, en met name aan de in bijlage IV vermelde maatregelen, indien dat derde land de Gemeenschap op objectieve wijze bewijst dat met de maatregelen die het toepast het adequate fytosanitaire beschermingsniveau van de Gemeenschap wordt bereikt, en indien dit wordt bevestigd door de conclusies van controles, tests en andere procedures die door de in artikel 21 bedoelde deskundigen onder redelijke voorwaarden inzake toegang in het betrokken derde land zijn afgewikkeld. Op verzoek van een derde land treedt de Commissie met dat land in overleg met het doel bilaterale of multilaterale overeenkomsten tot erkenning van de gelijkwaardigheid van nader bepaalde fytosanitaire maatregelen tot stand te brengen. 3. In beschikkingen houdende afwijking op grond van lid 1, eerste alinea, of tot erkenning van de gelijkwaardigheid op grond van lid 2, wordt bepaald dat het uitvoerende land voor ieder individueel geval van toepassing officieel schriftelijk heeft vastgesteld dat aan de daarin vervatte voorwaarden is voldaan, en wordt nader aangegeven welke gegevens in de officiële verklaring ter bevestiging hiervan moeten worden opgenomen. 4. In beschikkingen als bedoeld in lid 3 wordt nader aangegeven of, dan wel op welke manier de lidstaten de andere lidstaten en de Commissie over ieder individueel geval van toepassing of over groepen gevallen van toepassingen moeten informeren."; 11. artikel 16 wordt als volgt gewijzigd: a) in lid 1, eerste alinea, wordt in de eerste zin tussen de woorden "onverwijld" en "in kennis" het woord "schriftelijk" ingevoegd; b) in lid 2, eerste en derde alinea, wordt in de eerste zin tussen de woorden "onverwijld" en "in kennis" het woord "schriftelijk" ingevoegd; c) in lid 3 worden de eerste woorden van de derde volzin "De noodzakelijke maatregelen" vervangen door "De maatregelen die noodzakelijk zijn op grond van een analyse van het fytosanitaire risico of een voorlopige analyse van het fytosanitaire risico in de in lid 2 bedoelde gevallen," en wordt "artikel 19" vervangen door "artikel 18, lid 2"; d) het volgende lid 5 wordt toegevoegd: "5. Indien de Commissie niet is geïnformeerd over maatregelen die op grond van de lid 1 of lid 2 zijn genomen, of indien zij van mening is dat de genomen maatregelen ontoereikend zijn, kan zij, in afwachting van de vergadering van het Permanent Fytosanitair Comité, op een voorlopige analyse van het fytosanitaire risico gegronde tussentijdse beschermende maatregelen nemen om de betreffende schadelijke organismen uit te roeien of, indien dat niet mogelijk is, de verspreiding ervan te beletten. Deze maatregelen worden onverwijld aan het Permanent Fytosanitair Comité voorgelegd om volgens de procedure van artikel 18, lid 2, te worden bevestigd, gewijzigd of ingetrokken."; 12. artikel 17 wordt geschrapt; 13. artikel 18 wordt vervangen door: "Artikel 18 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 76/894/EEG van de Raad(9) ingestelde Permanent Plantenziektekundig Comité, hierna 'het comité' te noemen. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op drie maanden. 3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast."; 14. artikel 19 wordt geschrapt; 15. artikel 21 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 3 wordt vervangen door: "3. De in lid 1 bedoelde controles kunnen worden uitgevoerd met betrekking tot de volgende taken: - het toezien op het onderzoek bedoeld in artikel 6; - het uitvoeren van de officiële controles uit hoofde van artikel 12, lid 3; - het toezien op of, in het kader van het bepaalde in lid 5, vijfde alinea, van het onderhavige artikel, het in samenwerking met de lidstaten verrichten van het onderzoek bedoeld in artikel 13, lid 1; - het verrichten van of het toezicht op de in de technische regelingen bedoeld in artikel 13 ter, lid 6, omschreven werkzaamheden; - het verrichten van de in artikel 15, leden 1 en 2, en artikel 16, lid 3, bedoelde onderzoeken en naspeuringen; - het toezicht dat vereist is op grond van de bepalingen tot vaststelling van de voorwaarden waaronder bepaalde schadelijke organismen, planten, plantaardige producten of andere materialen in de Gemeenschap of bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of daarbinnen mogen worden vervoerd, voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden of voor rasveredelingswerkzaamheden als bedoeld in artikel 3, lid 9, artikel 4, lid 5, artikel 5, lid 5, en artikel 13 ter, lid 4; - het toezicht dat vereist is op grond van overeenkomstig artikel 15 verleende vergunningen, op grond van door de lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 1 of lid 2, genomen maatregelen, of op grond van overeenkomstig artikel 16, lid 3 of lid 5, genomen maatregelen; - het bijstaan van de Commissie bij de taken bedoeld in lid 6; - het vervullen van iedere andere taak die in de in lid 7 bedoelde uitvoeringsbepalingen aan de deskundigen wordt opgedragen."; b) in lid 5, tweede alinea, wordt na de derde volzin de volgende volzin toegevoegd:"Deze bepaling is niet van toepassing op uitgaven die voortvloeien uit de volgende soorten verzoeken in verband met de deelname van de deskundigen aan de invoerinspecties in de lidstaten: laboratoriumonderzoek en monstername voor visuele inspectie of laboratoriumonderzoek, en reeds gedekt door de in artikel 13 quinquies bedoelde retributies."; 16. aan artikel 24, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:"De uit hoofde van dit lid terug te betalen bedragen worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 18, lid 2."; 17. in de artikelen 25 en 26 worden de verwijzingen naar "artikel 13, lid 9" vervangen door "artikel 13 quater, lid 5"; 18. bijlage VII, deel B, wordt als volgt gewijzigd: a) de titel wordt vervangen door: "B. Model van het fytosanitaire certificaat voor wederuitvoer"; b) in vak 2 van het modelcertificaat worden de woorden "FYTOSANITAIR CERTIFICAAT VOOR HERVERZENDING" vervangen door "FYTOSANITAIR CERTIFICAAT VOOR WEDERUITVOER"; 19. na bijlage VIII wordt de volgende bijlage VIII bis ingevoegd in de richtlijn: "BIJLAGE VIII bis De in artikel 13 quinquies, lid 2, bedoelde standaardretributie wordt vastgesteld op: >RUIMTE VOOR DE TABEL> Wanneer een zending naast producten die onder de beschrijving van een bepaald streepje vallen ook producten bevat die niet onder dat streepje vallen, moeten de delen ervan die bestaan uit producten die wel onder de beschrijving van dat streepje vallen (partij(en)) als aparte zendingen worden beschouwd."; 20. Wanneer in andere bepalingen dan de hierboven in de punten 1 tot en met 18 gewijzigde, wordt verwezen naar "de procedure van artikel 17" of "de procedure van artikel 18", worden deze verwijzingen vervangen door "de procedure van artikel 18, lid 2". Artikel 2 De lidstaten dienen vóór 1 januari 2005 de bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 januari 2005. Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden bepaald door de lidstaten. De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van de belangrijke bepalingen van nationaal recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 3 Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Artikel 4 Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, op 28 november 2002. Voor de Raad De voorzitster M. Fischer Boel (1) PB C 240 E van 28.8.2001, blz. 88. (2) PB C 53 E van 28.2.2002, blz. 179. (3) PB C 36 van 8.2.2002, blz. 46. (4) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/36/EG van de Commissie (PB L 116 van 3.5.2002, blz. 16). (5) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. (6) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2787/2000 (PB L 330 van 27.12.2000, blz. 1). (7) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17). (8) PB L 126 van 12.5.1984, blz. 1. (9) PB L 340 van 9.12.1976, blz. 25.