Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31978L0548

    Richtlijn 78/548/EEG van de Raad van 12 juni 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de verwarming van het interieur van motorvoertuigen

    PB L 168 van 26.6.1978, p. 40–44 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (EL, ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 08/05/2004; afgeschaft en vervangen door 32001L0056

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1978/548/oj

    31978L0548

    Richtlijn 78/548/EEG van de Raad van 12 juni 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de verwarming van het interieur van motorvoertuigen

    Publicatieblad Nr. L 168 van 26/06/1978 blz. 0040 - 0044
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 8 blz. 0140
    Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 13 Deel 7 blz. 0125
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 8 blz. 0140
    Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 8 blz. 0190
    Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 8 blz. 0190


    ++++

    RICHTLIJN VAN DE RAAD

    van 12 juni 1978

    betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de verwarming van het interieur van motorvoertuigen

    ( 78/548/EEG )

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 ,

    Gezien het voorstel van de Commissie ,

    Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

    Overwegende dat de technische voorschriften waaraan motorvoertuigen krachtens de nationale wetgevingen moeten voldoen , onder meer betrekking habben op de verwarming van het interieur der motorvoertuigen ;

    Overwegende dat deze voorschriften van land tot land verschillen en dat het derhalve noodzakelijk is dat alle Lid-Staten dezelfde voorschriften aanvaarden , hetzij in aanvulling op , of in plaats van hun huidige regeling , ten einde met name voor ieder type voertuig de EEG-goedkeuringsprocedure van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ( 3 ) , laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 78/547/EEG ( 4 ) , te kunnen invoeren ;

    Overwegende dat de onderlinge aanpassing der nationale wetgevingen betreffende motorvoertuigen een wederzijdse erkenning inhoudt tussen de Lid-Staten van de door elk van deze landen op basis van de gemeenschappelijke voorschriften verrichte controles ,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

    Artikel 1

    Onder voertuig wordt in deze richtlijn verstaan elk motorvoertuig van categorie M1 , zoals omschreven in bijlage I van Richtlijn 70/156/EEG , op ten minste vier wielen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/h , bestemd om aan het wegverkeer deel te nemen .

    Artikel 2

    De Lid-Staten mogen de EEG-goedkeuring of de nationale goedkeuring van een voertuig niet weigeren om redenen die verband houden met de verwarming van het interieur , indien deze voldoet aan de voorschriften van bijlage I .

    Artikel 3

    De Lid-Staten mogen de verkoop , de registratie , het in het verkeer brengen of het gebruik van voertuigen niet weigeren of verbieden om redenen die verband houden met de verwarming van het interieur , indien deze voldoet aan de voorschriften van bijlage I .

    Artikel 4

    De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van de bijlagen aan te passen aan de vooruitgang van de techniek worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG .

    Deze procedure is eveneens van toepassing op de invoering in deze richtlijn van voorschriften met betrekking tot de bijverwarmingssystemen , bestemd om vast in het voertuig te worden gemonteerd .

    Artikel 5

    1 . De Lid-Staten treffen na kennisgeving van deze richtlijn de maatregelen die nodig zijn om binnen achttien maanden aan deze richtlijn te voldoen en stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

    2 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat zij aan de Commissie de tekst mededelen van de belangrijke bepalingen in hun nationale wetgeving die zij op het door deze richtlijn bestreken gebied vaststellen .

    Artikel 6

    Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

    Gedaan te Luxemburg , 12 juni 1978 .

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    K . OLESEN

    ( 1 ) PB nr . C 118 van 16 . 5 . 1977 , blz . 29 .

    ( 2 ) PB nr . C 114 van 11 . 5 . 1977 , blz . 6 .

    ( 3 ) PB nr . L 42 van 23 . 2 . 1970 , blz . 1 .

    ( 4 ) Zie blz . 39 van dit Publikatieblad .

    BIJLAGE I

    1 . DEFINITIE

    In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder " systeem voor de verwarming van het interieur van het voertuig " elk met van de motor van het voertuig teruggewonnen warmte werkend systeem , waarmede de ruimte voor de inzittenden van het voertuig kan worden verwarmd .

    2 . VOORSCHRIFTEN

    2.1 . Elk voertuig moet voorzien zijn van een systeem voor de verwarming van het interieur .

    2.2 . In voertuigen met een systeem voor de verwarming van het interieur waarbij gebruik wordt gemaakt van de warmte van de uitlaatgassen of van de warmte van de koellucht van de motor , moet dit systeem zodanig zijn ontworpen dat :

    2.2.1 . de in het interieur toegevoerde verwarmde lucht niet meer uitlaatgassen bevat dan de lucht in de omgeving van de luchtinlaat buiten aan het voertuig ;

    2.2.2 . de inzittenden van het voertuig bij normaal weggebruik van het voertuig niet in aanraking kunnen komen met die delen van dit systeem waaraan ze brandwonden kunnen oplopen . Aan deze bepaling wordt geacht te zijn voldaan wanneer deze delen geen temperatuur van 80 * C bereiken ;

    2.2.3 . de warme lucht die het systeem in het interieur toevoert , geen zodanige hoge temperaturen kan bereiken dat de inzittenden daardoor brandwonden kunnen oplopen . Aan deze bepaling wordt geacht te zijn voldaan wanneer het verschil tussen de temperatuur van de in het interieur toegevoerde warme lucht en de omgevingstemperatuur niet meer dan 110 * C bedraagt .

    2.3 . Verwarmingssystemen met een warmtewisselaar waarbij door het primaire circuit uitlaatgas of verontreingde lucht stroomt , worden geacht te voldoen aan de voorwaarden van punt 2.2.1 , indien de volgende voorschriften in acht worden genomen :

    2.3.1 . de lekdichtheid van de wanden van het primaire circuit van de warmtewisselaar moet tot een druk van 2 bar bewaarborgd zijn ;

    2.3.2 . de wanden van het primaire circuit van de warmtewisselaar mogen geen demonteerbare verbindingsstukken bevatten ;

    2.3.3 . de wand van de warmtewisselaar die de warmte van de uitlaatgassen opneemt , moet bij het gedeelte waar de warmte-overdracht plaatsvindt ten minste 2 mm dik zijn indien hij bestaat uit niet-gelegeerd staal ;

    2.3.3.1 . bij gebruik van andere materialen ( met inbegrip van samengestelde of beklede materialen ) dient de dikte van deze wand zodanig te zijn dat de warmtewisselaar een overeenkomstige levensduur heeft als in het sub 2.3.3 bedoelde geval ;

    2.3.3.2 . indien het gedeelte van de warmtewisselaar waar de warmte-overdracht plaatsvindt geëmaileerd is , dient de wand waarop deze emaillaag is aangebracht ten minste 1 mm dik te zijn . Deze laag mag niet poreus zijn en moet sterk en lekdicht zijn .

    2.3.4 . De uitlaatbuis moet een zone voor corrosiecontrole bevatten . Deze zone moet ten minste 30 mm lang zijn , direct aansluiten op de plaats waar de buis de warmtewisselaar verlaat en altijd onafgedekt en gemakkelijk toegankelijk zijn ;

    2.3.4.1 . de wanddikte van deze zone mag niet groter zijn dan die van de in de warmtewisselaar zelf ingebouwde buizen voor de afvoer van uitlaatgassen . De materialen en de oppervlakte-eigenschappen van dit buisgedeelte moeten gelijkwaardig zijn aan die van deze buizen in de warmtewisselaar ;

    2.3.4.2 . indien de warmtewisselaar een geheel vormt met de demper van de uitlaat van het voertuig , moet de buitenwand van de demper beschouwd worden als de zone waarop een eventuele corrosie zich zal voordoen en die overeenkomstig punt 2.3.4.1 moet zijn uitgevoerd .

    2.4 . De verwarmingssystemen die koellucht van de motor als verwarmingslucht gebruiken , worden geacht te voldoen aan de voorwaarden van punt 2.2.1 indien de volgende voorschriften in acht worden genomen :

    2.4.1 . koellucht die slechts in aanraking komt met oppervlakken van de motor welke geen demonteerbare verbindingsstukken bevatten , mag zonder warmtewisselaar als verwarmingslucht worden gebruikt ; de aansluitingen van de wanden van dit gedeelte van het koelluchtcircuit met de voor warmte-overdracht gebruikte oppervlakken moeten gas - en oliedicht zijn . Aan deze eis wordt bijvoorbeeld geacht te zijn voldaan wanneer

    2.4.1.1 . eventueel lekverlies via een om elke bougie aangebrachte mantel tot buiten het circuit van de verwarmingslucht wordt afgevoerd ;

    2.4.1.2 . de pakking tussen de cilinderkop of de cilinder en de uitlaatflens zich buiten het circuit van de verwarmingslucht bevindt ;

    2.4.1.3 . er tussen de cilinderkop en de cilinder een dubbele lekdichtheid is met afvoer van eventueel lekverlies , afkomstig van de eerste pakking , tot buiten het circuit van de verwarmingslucht ,

    of wel :

    de lekdichtheid tussen de cilinderkop en de cilinder nog is verzekerd wanneer in koude toestand de moeren voor het vastzetten van de cilinderkop worden aangehaald met 1/3 van het door de fabrikant voorgeschreven nominale koppel ,

    of wel :

    de verbinding van de cilinderkop aan de cilinder zich buiten het circuit van de verwarmingslucht bevindt .

    3 . AANVRAAG OM EEG-GOEDKEURING

    3.1 . De aanvraag om EEG-goedkeuring van een voertuigtype wat betreft de verwarming van het interieur , moet worden ingediend door de fabrikant van het voertuig of door diens gevolmachtigde .

    3.2 . De aanvraag moet vergezeld gaan van de vermelde documenten in drievoud en van de volgende gegevens :

    3.2.1 . bij een verwarmingssysteem waarbij gebruik wordt gemaakt van de warmte van de koelvloeistof van de motor

    - een eenvoudige beschrijving van het voertuigtype wat betreft de interieurverwarming ; vermelding van de motortypen en het verwarmingssysteem ;

    3.2.2 . bij een verwarmingssysteem waarbij gebruik wordt gemaakt van de warmte van de uitlaatgassen of van de koellucht van de motor

    - een gedetailleerde beschrijving van het voertuigtype wat betreft de interieurverwarming ; vermelding van de motortypen ;

    - een tekening van het volledige verwarmingssysteem met aanduiding van de plaats daarvan in het voertuig .

    3.3 . Bij een verwarmingssysteem als omschreven in punt 2.3 , kan de technische dienst de beschikbaarstelling verlangen van een exemplaar van de bij dit systeem toegepaste warmtewisselaar en/of van elk document waaruit moet blijken dat deze warmtewisselaar voldoet aan de voorschriften van bovenvermeld punt .

    3.4 . Bij een verwarmingssysteem als omschreven in de punten 2.3 en 2.4 , moet een voertuig dat representatief is voor het te keuren voertuigtype ter beschikking van de met de keuringsproeven belaste dienst worden gesteld .

    BIJLAGE II

    MODEL

    ( Maximumformaat : A4 ( 210 maal 297 mm ) )

    Aanduiding van de overheidsinstantie

    BIJLAGE BIJ HET EEG-GOEDKEURINGSFORMULIER VOOR EEN VOERTUIGTYPE MET BETREKKING TOT DE VERWARMING VAN HET INTERIEUR

    ( Artikel 4 , lid 2 , en artikel 10 van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan )

    EEG-goedkeuringsnummer ...

    1 . Fabrieksmerk of handelsmerk van het voertuig ...

    2 . Voertuigtype ...

    3 . Naam en adres van de fabrikant ...

    4 . Indien van toepassing , naam en adres van de gemachtigde ...

    5 . Koelwaterverwarming/koelluchtverwarming/verwarming met behulp van de warmte van uitlaatgassen ( 1 ) ...

    6 . Indien van toepassing , voertuig op ... ter goedkeuring aangeboden .

    7 . Indien van toepassing , technische dienst die met de controles voor de goedkeuring is belast ...

    8 . Indien van toepassing , datum van het door deze dienst afgegeven verslag ...

    9 . Indien van toepassing , nummer van het door deze dienst afgegeven verslag ...

    10 . De goedkeuring met betrekking tot de verwarming van het interieur wordt verleend/geweigerd ( 1 ) .

    11 . Plaats ...

    12 . Datum ...

    13 . Handtekening ...

    14 . De volgende documenten , voorzien van het hierboven vermelde goedkeuringsnummer zijn bij deze mededeling gevoegd : een eenvoudige/gedetailleerde beschrijving ( 1 ) en een schema van het systeem voor de verwarming van het interieur , alsmede van de gedeelten van het voertuig die van belang kunnen zijn met het oog op deze richtlijn .

    15 . Eventuele opmerkingen ...

    ( 1 ) Doorhalen wat niet van toepassing is .

    Top