EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022CN0448

Zaak C-448/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 6 juli 2022 door de Stiftung für Forschung und Lehre (SFL) tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer – uitgebreid) van 1 juni 2022 in zaak T-481/17, Fundación Tatiana Pérez de Guzmán el Bueno en SFL / GAR

PB C 359 van 19.9.2022, p. 48–49 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.9.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 359/48


Hogere voorziening ingesteld op 6 juli 2022 door de Stiftung für Forschung und Lehre (SFL) tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer – uitgebreid) van 1 juni 2022 in zaak T-481/17, Fundación Tatiana Pérez de Guzmán el Bueno en SFL / GAR

(Zaak C-448/22 P)

(2022/C 359/56)

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirante: Stiftung für Forschung und Lehre (SFL) (vertegenwoordigers: R. Pelayo Jiménez en A. Muñoz Aranguren, abogados)

Andere partijen in de procedure: Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR), Koninkrijk Spanje, Europees Parlement, Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Banco Santander, SA, Fundación Tatiana Pérez de Guzmán el Bueno

Conclusies

1.

het arrest van het Gerecht, Derde kamer — uitgebreid, van 1 juni 2022 vernietigen, en het besluit van de plenaire vergadering van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR) SRB/EES/2017/08 van 7 juni 2017 betreffende de vaststelling van een afwikkelingsregeling ten aanzien van Banco Popular Español, S.A. nietig verklaren;

2.

subsidiair, voor het geval dat het Hof zich gezien de stand van de procedure niet ten gronde over de zaak kan uitspreken, het bestreden arrest vernietigen en de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor een nieuwe uitspraak in overeenstemming met de uitspraak van het Hof;

3.

in elk geval de GAR verwijzen in de kosten van de onderhavige hogere voorziening en in de kosten van het beroep tot nietigverklaring voor het Gerecht, en BANCO SANTANDER te verwijzen in haar eigen kosten van beide instanties.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel: schending, door het bestreden arrest, van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte (artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; hierna: “Handvest”), van artikel 21 van het Statuut van het Gerecht, van artikel 76, onder d), en van artikel 103, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, alsook van de rechtspraak van het EHRM over het recht op een eerlijk proces (gebruik van relevant bewijsmateriaal en toegang tot de rechter).

Tweede middel: schending, door het bestreden arrest, van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte (artikel 47 van het Handvest) en van het voorzichtigheidsbeginsel dat van toepassing is op het Gemeenschappelijk Afwikkelingsmechanisme.

Derde middel: schending door het besluit van de GAR van de motiveringsplicht, welke schending door het bestreden arrest niet wordt verholpen, en schending van het beginsel van equality of arms (artikel 47 van het Handvest).

Vierde middel: schending, door het bestreden arrest, van de artikelen 17 en 52 van het Handvest en onjuiste uitlegging van artikel 20, lid 16, van verordening 806/2014. (1)

Vijfde middel: schending van artikel 18, lid 1, onder b) van verordening 806/2014, aangezien het bestreden arrest ontkent dat het bestaan van vroegtijdige interventiemaatregelen die het faillissement van Banco Popular zouden hebben voorkomen, zou leiden tot de nietigverklaring van het afwikkelingsbesluit.

Zesde middel: onjuiste rechtsopvatting door niet vast te stellen dat er een door de Banco de España en de ECB goedgekeurde, toereikende noodliquiditeitsfaciliteit bestond om de liquiditeitscrisis van Banco Popular aan te pakken. Schending van artikel 18, lid 1, van verordening 806/2014.

Zevende middel: schending van artikel 20, lid 1, en artikel 20, lid 5, onder b), van verordening 806/2014, aangezien het bestreden arrest vaststelt dat Deloitte de positie van “onafhankelijk deskundige” bekleedde.

Achtste middel: schending, door het bestreden arrest, van artikel 24 van verordening 806/2014, en van artikel 39, lid 2, onder b), d) en f) van richtlijn 2014/59 (2), aangezien de verplichting om in het kader van de afwikkelingsprocedure de hoogst mogelijke verkoopprijs te bereiken en het beginsel van gelijkheid en transparantie tussen de belangstellende bieders in acht te nemen, niet was nagekomen.


(1)  Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 225 van 30.7.2014, blz. 1).

(2)  Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).


Top