EUR-Lex Baza aktów prawnych Unii Europejskiej

Powrót na stronę główną portalu EUR-Lex

Ten dokument pochodzi ze strony internetowej EUR-Lex

Dokument 62019TN0754

Zaak T-754/19: Beroep ingesteld op 7 november 2019 – Stagecoach Group/Commissie

PB C 27 van 27.1.2020, str. 53—54 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 27/53


Beroep ingesteld op 7 november 2019 – Stagecoach Group/Commissie

(Zaak T-754/19)

(2020/C 27/55)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Stagecoach Group plc (Perth, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: J. Lesar, Solicitor, en K. Beal, QC)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit (EU) 2019/1352 van de Commissie van 2 april 2019 betreffende steunmaatregel SA.44896 van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot een CFC-vrijstelling inzake groepsfinanciering (PB 2019, L 216, blz. 1), nietig verklaren;

verweerster verwijzen in verzoeksters kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster negen middelen aan.

1.

Eerste middel: de Commissie heeft artikel 107, lid 1, VWEU onjuist toegepast en/of een kennelijke beoordelingsfout gemaakt bij de keuze van het referentiestelsel voor het onderzoek van de belastingregeling. Verzoekster voert aan dat verweerster als referentiekader het vennootschapsbelastingstelsel van het Verenigd Koninkrijk had moeten nemen, en niet alleen het Controlled Foreign Companies (gecontroleerde buitenlandse vennootschappen, CFC) stelsel zelf.

2.

Tweede middel: verweerster heeft artikel 107, lid 1, VWEU onjuist toegepast en/of een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door een onjuiste benadering van het onderzoek van het CFC-stelsel te hanteren. In de punten 124 tot en met 126 van het bestreden besluit heeft de Commissie de bepalingen van hoofdstuk 9 van deel 9A van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 [belastingwet (internationale en andere bepalingen) van 2010], ten onrechte behandeld als een vorm van uitzondering op een algemene belasting als vastgesteld in hoofdstuk 5 van die wet.

3.

Derde middel: de Commissie heeft artikel 107, lid 1, VWEU onjuist toegepast door in de punten 127 tot en met 151 van het bestreden besluit vast te stellen dat aan het selectiviteitscriterium is voldaan doordat ondernemingen in feitelijk en juridisch vergelijkbare situaties verschillend zijn behandeld.

4.

Vierde middel: de vrijstelling van 75 % waarin artikel 371ID van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 voorziet, wordt gerechtvaardigd door de aard en de algemene opzet van het belastingstelsel.

5.

Vijfde middel: het onderwerpen aan belasting van CFC’s die als categorie voldoen aan de voorwaarden voor de vrijstellingen van hoofdstuk 9, zou in strijd met artikel 49 VWEU inbreuk maken op verzoeksters vrijheid van vestiging.

6.

Zesde middel: kennelijke beoordelingsfout met betrekking tot de vrijstelling van 75 % en de kwestie van de vaste verhouding.

7.

Zevende middel: het besluit van de Commissie is in strijd met de algemene Unierechtelijke beginselen van non-discriminatie en gelijkheid.

8.

Achtste middel: de Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de bepalingen van richtlijn 2016/1164 (1), die ratione temporis niet van toepassing was, naar analogie toe te passen of er zich ten onrechte op te beroepen.

9.

Negende middel: de Commissie heeft artikel 107, lid 1, VWEU onjuist toegepast door in punt 176 van het bestreden besluit vast te stellen dat er een categorie van begunstigden bestaat (waartoe verzoekster behoort) en dat haar steun is verleend die uit hoofde van artikel 2, lid 1, van het bestreden besluit moest worden teruggevorderd.


(1)  Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt, PB 2016, L 193, blz. 1.


Góra