This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019TN0752
Case T-752/19: Action brought on 5 November 2019 – Inchcape v Commission
Zaak T-752/19: Beroep ingesteld op 5 november 2019 – Inchcape/Commissie
Zaak T-752/19: Beroep ingesteld op 5 november 2019 – Inchcape/Commissie
PB C 27 van 27.1.2020, p. 51–52
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
27.1.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 27/51 |
Beroep ingesteld op 5 november 2019 – Inchcape/Commissie
(Zaak T-752/19)
(2020/C 27/54)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Inchcape plc (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordiger: M. Anderson, Solicitor)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
besluit (EU) 2019/1352 van 2 april 2019 van de Commissie betreffende steunmaatregel SA.44896 van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot een CFC-vrijstelling inzake groepsfinanciering (PB 2019, L 216, blz. 1) nietig verklaren voor zover het betrekking heeft op verzoekster; |
— |
subsidiair, verklaren dat voor de vaststelling van het bedrag aan terug te vorderen steun rekening dient te worden gehouden met verliezen, ontheffingen of vrijstellingen waarvoor de verzoekende partij in aanmerking kwam op het tijdstip dat zij de vrijstelling inzake groepsfinanciering (hierna: „betrokken vrijstelling”) inriep, of met die waarvoor die partij op dat tijdstip in aanmerking zou zijn gekomen als zij de betrokken vrijstelling niet zou hebben ingeroepen, zelfs wanneer de termijn om van die verliezen, ontheffingen of vrijstellingen gebruik te maken volgens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk inmiddels is verstreken en ongeacht of deze verliezen, ontheffingen of vrijstellingen automatisch zijn verleend; |
— |
in elk geval verweerster verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster negen middelen aan.
1. |
Verweerster heeft niet aangetoond dat de vrijstelling inzake groepsfinanciering een voordeel vormt. Verzoekster betoogt dat verweerster niet heeft aangetoond dat in elk geval waarin de betrokken vrijstelling is ingeroepen, sprake was van een voordeel. |
2. |
Er was geen sprake van een maatregel van de staat of een maatregel die met staatsmiddelen is bekostigd. De Commissie heeft niet bewezen dat het inroepen van de betrokken vrijstelling met zekerheid heeft geleid tot een vermindering van de in het Verenigd Koninkrijk verschuldigde vennootschapsbelasting. |
3. |
De betrokken vrijstelling heeft niet tot gevolg dat bepaalde ondernemingen of bepaalde producties worden begunstigd. Verzoekster meent dat verweerster een fout heeft begaan door (i) het referentiestelsel te eng te omschrijven als de bepalingen van deel 9A van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 en niet als het ruimere stelsel van vennootschapsbelasting van het Verenigd Koninkrijk; (ii) niet in te zien dat hoofdstuk 9 van deel 9A van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 geen uitzondering vormt op hoofdstuk 5 daarvan, en (iii) niet te erkennen dat dit hoofdstuk 9, zelfs indien het een uitzondering op dat hoofdstuk 5 vormt, door de aard of algemene opzet van voornoemd deel 9A wordt gerechtvaardigd. |
4. |
De vrijstelling inzake groepsfinanciering beïnvloedt het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig. De Commissie is ten onrechte tot de slotsom gekomen dat de betrokken vrijstelling invloed kon uitoefenen op de keuzen die multinationale groepen maken met betrekking tot de locatie van hun groepsfinancieringsfuncties en hun hoofdkantoor binnen de Unie. |
5. |
De vrijstelling inzake groepsfinanciering vervalst de mededinging en dreigt deze niet te vervalsen. De Commissie heeft niet bewezen dat het inroepen van de betrokken vrijstelling met zekerheid heeft geleid tot een vermindering van de in het Verenigd Koninkrijk verschuldigde vennootschapsbelasting. |
6. |
Terugvordering van de vermeende steun zou niet stroken met algemene beginselen van Unierecht. Verzoekster voert aan dat de criterium inzake sleutelfuncties van Section 371EB van hoofdstuk 5 van deel 9A van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 geen juridische zekerheid biedt, dat het Verenigd Koninkrijk voor het wegnemen van deze onzekerheid over een beoordelingsmarge beschikte, en dat verweerster haar plicht niet is nagekomen om een volledige analyse uit te voeren van alle relevante gegevens. Door terugvordering van steun te gelasten heeft de Commissie gehandeld in strijd met artikel 16, lid 1, van verordening (EU) 2015/1589 van de Raad (1), dat terugvordering van steun verbiedt indien zulks in strijd zou zijn met een algemeen beginsel van het Unierecht. |
7. |
Het selectieve voordeel zou ongedaan worden gemaakt, en terugvordering zou niet nodig zijn, indien het Verenigd Koninkrijk de betrokken vrijstelling met terugwerkende kracht eveneens zou toepassen op upstreamfinanciering en derdenfinanciering. Verweerster heeft niet erkend dat dat elk selectief voordeel (in de veronderstelling dat daarvan al sprake is) door een dergelijke maatregel ongedaan wordt gemaakt en dat in dat geval geen sprake zou zijn van onrechtmatige staatssteun die dient te worden teruggevorderd op grond van het Unierecht. |
8. |
Bij de vaststelling van het bedrag aan terug te vorderen steun dient rekening te worden gehouden met verliezen, ontheffingen of vrijstellingen waarvoor verzoekster in aanmerking kwam (door middel van een vordering, een keuze of automatisch) op het tijdstip dat zij de betrokken vrijstelling inriep, alsook met die waarvoor zij op dat tijdstip in aanmerking zou zijn gekomen als zij de betrokken vrijstelling niet zou hebben ingeroepen, zelfs wanneer de termijn om van die verliezen, ontheffingen of vrijstellingen gebruik te maken volgens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk inmiddels is verstreken. Verzoekster betoogt dat dit de juiste uitlegging is die aan overweging 203 van het bestreden besluit moet worden gegeven, maar dat het bestreden besluit, voor zover dat niet het geval is, onjuist is doordat het berekende steunbedrag, wanneer met die verliezen, ontheffingen of vrijstellingen geen rekening wordt gehouden, te hoog zou zijn, waardoor de interne markt zou worden verstoord. |
9. |
De Commissie heeft haar redenering met betrekking tot de vrijstellingen inzake de in aanmerking komende middelen” en de vrijstelling inzake overeenkomende rente niet onderbouwd en geen volledige analyse uitgevoerd van alle relevante gegevens. Verweerster heeft geen onderscheid gemaakt tussen drie verschillende vrijstellingen in hoofdstuk 9 van deel 9A van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 die onafhankelijk van elkaar fungeren, en heeft niet ingezien dat de vrijstelling inzake in aanmerking komende middelen en de vrijstelling inzake overeenkomende rente het criterium inzake sleutelfuncties niet vervangt, en dat uit het bestaan van de vrijstelling inzake overeenkomende rente in voornoemd hoofdstuk 9 blijkt dat verweerster zich heeft vergist door het referentiestelsel strikt te omschrijven als de in deel 9A van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 opgenomen regels en niet als het ruimere vennootschapsbelastingstelsel van het Verenigd Koninkrijk. |
(1) Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van13 juli tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB 2015, L 248, blz. 9).