EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CA0203

Gevoegde zaken C-203/18 en C-374/18: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 21 november 2019 (verzoeken om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Oberverwaltungsgericht für das Land Nordrhein-Westfalen en door het Landgericht Köln - Duitsland) – Deutsche Post AG, Klaus Leymann/Land Nordrhein-Westfalen (C-203/18) en UPS Deutschland Inc. & Co. OHG, DPD Dynamic Parcel Distribution GmbH & Co. KG, Bundesverband Paket & Expresslogistik e.V./Deutsche Post AG (C-374/18) (Prejudiciële verwijzing – Verordening (EG) nr. 561/2006 – Wegvervoer – Sociale bepalingen – Voertuigen die worden gebruikt voor het bezorgen van zendingen in het kader van de universele postdienst – Uitzonderingen – Voertuigen die deels voor een dergelijke bezorging worden gebruikt – Richtlijn 97/67/EG – Artikel 3, lid 1 – „Universele dienst” – Begrip)

PB C 27 van 27.1.2020, p. 4–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 27/4


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 21 november 2019 (verzoeken om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Oberverwaltungsgericht für das Land Nordrhein-Westfalen en door het Landgericht Köln - Duitsland) – Deutsche Post AG, Klaus Leymann/Land Nordrhein-Westfalen (C-203/18) en UPS Deutschland Inc. & Co. OHG, DPD Dynamic Parcel Distribution GmbH & Co. KG, Bundesverband Paket & Expresslogistik e.V./Deutsche Post AG (C-374/18)

(Gevoegde zaken C-203/18 en C-374/18) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Verordening (EG) nr. 561/2006 - Wegvervoer - Sociale bepalingen - Voertuigen die worden gebruikt voor het bezorgen van zendingen in het kader van de universele postdienst - Uitzonderingen - Voertuigen die deels voor een dergelijke bezorging worden gebruikt - Richtlijn 97/67/EG - Artikel 3, lid 1 - „Universele dienst” - Begrip)

(2020/C 27/04)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechters

Oberverwaltungsgericht für das Land Nordrhein-Westfalen, Landgericht Köln

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Deutsche Post AG, Klaus Leymann (C-203/18), UPS Deutschland Inc. & Co. OHG, DPD Dynamic Parcel Distribution GmbH & Co. KG, Bundesverband Paket & Expresslogistik e.V. (C-374/18)

Verwerende partijen: Land Nordrhein-Westfalen (C-203/18), Deutsche Post AG (C-374/18)

Dictum

1)

Een bepaling van nationaal recht als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, waarin artikel 13, lid 1, onder d), van verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014, letterlijk wordt overgenomen, moet voor zover die bepaling van toepassing is op voertuigen die een toegestane maximummassa van meer dan 2,8 ton maar minder dan 3,5 ton hebben en die dientengevolge niet vallen binnen de werkingssfeer van verordening nr. 561/2006, zoals gewijzigd bij verordening nr. 165/2014, uitsluitend worden uitgelegd op grond van het Unierecht zoals dat door het Hof wordt uitgelegd, indien de genoemde verordeningsbepaling door het nationale recht op rechtstreekse en onvoorwaardelijke wijze op die voertuigen toepasselijk is gemaakt.

2)

Artikel 13, lid 1, onder d), van verordening nr. 561/2006, zoals gewijzigd bij verordening nr. 165/2014, moet aldus worden uitgelegd dat de daarin neergelegde uitzondering alleen ziet op voertuigen of combinaties van voertuigen die tijdens een bepaalde vervoershandeling uitsluitend worden gebruikt voor het bezorgen van zendingen in het kader van de universele postdienst.

3)

Artikel 3, lid 1, van richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst, zoals gewijzigd bij richtlijn 2008/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008, moet aldus worden uitgelegd dat het feit dat in verband met een zending aanvullende diensten worden aangeboden, zoals ophaling met of zonder tijdsvenster, leeftijdscontrole op zicht, verzending onder rembours, verzending tot 31,5 kg op kosten van de ontvanger, doorzendingsdienst, instructies in geval van onbestelbaarheid en gewenste dag of gewenst tijdstip, eraan in de weg staat dat die zending als een zending in het kader van de „universele dienst” in de zin van die bepaling wordt beschouwd en dus voor de toepassing van de uitzondering die is neergelegd in artikel 13, lid 1, onder d), van verordening nr. 561/2006, zoals gewijzigd bij verordening nr. 165/2014, als een „in het kader van de universele dienst” bezorgde zending wordt aangemerkt.


(1)  PB C 231 van 2.7.2018.

PB C 328 van 17.9.2018.


Top