Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017TN0757

    Zaak T-757/17: Beroep ingesteld op 10 november 2017 — Kerstens/Commissie

    PB C 32 van 29.1.2018, p. 38–39 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.1.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 32/38


    Beroep ingesteld op 10 november 2017 — Kerstens/Commissie

    (Zaak T-757/17)

    (2018/C 032/52)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Petrus Kerstens (Overijse, België) (vertegenwoordiger: C. Mourato, advocaat)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    nietigverklaring van het aan verzoeker gerichte besluit van de Commissie van 27 maart 2017 voor zover zij daarbij gelast om zaak CMS 15/017 ab initio te hervatten;

    nietigverklaring van het aan verzoeker gerichte besluit van de Commissie van 7 april 2017 voor zover zij daarbij gelast om zaak CMS 12/063 ab initio te hervatten;

    toekenning aan verzoeker van een totaalbedrag van 40 000 EUR ter vergoeding van bijzondere immateriële schade, welke moet worden uitgekeerd door de Europese Commissie;

    verwijzing van de verwerende partij in de kosten krachtens artikel 134 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

    1.

    Eerste middel, ontleend aan een slechte uitvoering van het arrest houdende nietigverklaring van 14 februari 2017, Kerstens/Commissie (T-270/16 P, niet gepubliceerd, EU:T:2017:74), en schending van het „non bis in idem”-beginsel door het tot aanstelling bevoegd gezag (hierna: „TABG”) als gevolg van zijn besluit om tuchtprocedures tegen de verzoekende partij te heropenen.

    2.

    Tweede middel, ontleend aan een slechte uitvoering van bovengenoemd arrest, schending van het beginsel van behoorlijk bestuur, waaronder de verplichting om zaken onpartijdig en billijk te behandelen, schending van het beginsel van het vermoeden van onschuld en schending van de rechten van de verdediging, aangezien de besluiten om die tuchtprocedures te heropenen niet de waarborgen van onpartijdigheid en billijkheid bij de behandeling van haar zaak bieden.

    3.

    Derde middel, ontleend aan een slechte uitvoering van bovengenoemd arrest, schending van de beginselen van rechtszekerheid en behoorlijk bestuur en met name van het beginsel van de redelijke termijn, aangezien een nieuwe tuchtprocedure ook binnen een redelijke termijn moet worden ingeleid, hetgeen in casu niet het geval is.

    4.

    Vierde middel, ontleend aan een verzoek om vergoeding van bijzondere schade als gevolg van de bovengenoemde onregelmatigheden, teneinde de immateriële schade te vergoeden die de administratie haar heeft berokkend, daar de nietigverklaring van de bestreden handelingen op zich geen herstel van die schade kan bieden.


    Top