This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62016CB0496
Case C-496/16: Order of the Court (Third Chamber) of 15 November 2017 (request for a preliminary ruling from the Hanseatisches Oberlandesgericht in Bremen — Germany) — Execution of European arrest warrants issued against Pál Aranyosi (Reference for a preliminary ruling — Police and judicial cooperation in criminal matters — Framework Decision 2002/584/JHA — European arrest warrant — Grounds for refusal to execute — Charter of Fundamental Rights of the European Union — Article 4 — Prohibition of inhuman or degrading treatment — Conditions of detention in the issuing Member State — Annulment of the European arrest warrant by the issuing judicial authority — Hypothetical question — No need to adjudicate)
Zaak C-496/16: Beschikking van het Hof (Derde kamer) van 15 november 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatische Oberlandesgericht in Bremen — Duitsland) — de tenuitvoerlegging van Europese aanhoudingsbevelen, uitgevaardigd tegen Pál Aranyosi (Prejudiciële verwijzing — Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken — Kaderbesluit 2002/584/JBZ — Europees aanhoudingsbevel — Gronden tot weigering van de tenuitvoerlegging — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Artikel 4 — Verbod van onmenselijke of vernederende behandeling — Detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat — Intrekking van een Europees aanhoudingsbevel door de uitvaardigende gerechtelijke instantie — Hypothetische vraag — Afdoening zonder beslissing)
Zaak C-496/16: Beschikking van het Hof (Derde kamer) van 15 november 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatische Oberlandesgericht in Bremen — Duitsland) — de tenuitvoerlegging van Europese aanhoudingsbevelen, uitgevaardigd tegen Pál Aranyosi (Prejudiciële verwijzing — Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken — Kaderbesluit 2002/584/JBZ — Europees aanhoudingsbevel — Gronden tot weigering van de tenuitvoerlegging — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Artikel 4 — Verbod van onmenselijke of vernederende behandeling — Detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat — Intrekking van een Europees aanhoudingsbevel door de uitvaardigende gerechtelijke instantie — Hypothetische vraag — Afdoening zonder beslissing)
PB C 32 van 29.1.2018, p. 6–6
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
29.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 32/6 |
Beschikking van het Hof (Derde kamer) van 15 november 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatische Oberlandesgericht in Bremen — Duitsland) — de tenuitvoerlegging van Europese aanhoudingsbevelen, uitgevaardigd tegen Pál Aranyosi
(Zaak C-496/16) (1)
((Prejudiciële verwijzing - Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken - Kaderbesluit 2002/584/JBZ - Europees aanhoudingsbevel - Gronden tot weigering van de tenuitvoerlegging - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 4 - Verbod van onmenselijke of vernederende behandeling - Detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat - Intrekking van een Europees aanhoudingsbevel door de uitvaardigende gerechtelijke instantie - Hypothetische vraag - Afdoening zonder beslissing))
(2018/C 032/08)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Hanseatisches Oberlandesgericht in Bremen
Partij in het hoofdgeding
Pál Aranyosi
Dictum
Op het door het Hanseatische Oberlandesgericht te Bremen (hogere regionale rechtbank te Bremen, Duitsland) bij beslissing van 12 september 2016 ingediende verzoek om een prejudiciële beslissing hoeft niet te worden beslist.