EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CN0042

Zaak C-42/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte costituzionale (Italië) op 26 januari 2017 — M.A.S., M.B.

PB C 195 van 19.6.2017, p. 10–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.6.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/10


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte costituzionale (Italië) op 26 januari 2017 — M.A.S., M.B.

(Zaak C-42/17)

(2017/C 195/14)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte costituzionale

Partijen in de strafzaken

M.A.S., M.B.

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 325, leden 1 en 2, VWEU aldus worden uitgelegd dat de strafrechter een nationale verjaringsregeling die in een groot aantal gevallen belet dat ernstige fraude wordt bestraft waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad, of die voor gevallen van fraude waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, kortere verjaringstermijnen stelt dan voor gevallen van fraude waardoor de financiële belangen van de betrokken lidstaat worden geschaad, buiten toepassing dient te verklaren, ook wanneer hiervoor geen voldoende bepaalde wettelijke grondslag aanwezig is?

2)

Moet artikel 325, leden 1 en 2, VWEU aldus worden uitgelegd dat de strafrechter een nationale verjaringsregeling die in een groot aantal gevallen belet dat ernstige fraude wordt bestraft waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad, of die voor gevallen van fraude waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, kortere verjaringstermijnen stelt dan voor gevallen van fraude waardoor de financiële belangen van de betrokken lidstaat worden geschaad, buiten toepassing dient te verklaren, ook wanneer de verjaring in de rechtsorde van de betrokken lidstaat onderdeel vormt van het materiële strafrecht en onderworpen is aan het legaliteitsbeginsel?

3)

Moet het arrest van de Grote kamer van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 september 2015, Taricco, C-105/14, aldus worden uitgelegd dat de strafrechter een nationale verjaringsregeling die in een groot aantal gevallen belet dat ernstige fraude wordt bestraft waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad, of die voor gevallen van fraude waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, kortere verjaringstermijnen stelt dan voor gevallen van fraude waardoor de financiële belangen van de betrokken lidstaat worden geschaad, buiten toepassing dient te verklaren, ook wanneer dit in strijd is met de grondbeginselen van de Italiaanse constitutionele orde en met de door de grondwet van de betrokken lidstaat erkende onvervreemdbare rechten van de persoon?


Top