Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IP0447

    Resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2013 over het Europees semester voor economische beleidscoördinatie: uitvoering van de prioriteiten voor 2013 (2013/2134(INI))

    PB C 208 van 10.6.2016, p. 137–147 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.6.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 208/137


    P7_TA(2013)0447

    Europees semester voor economische beleidscoördinatie

    Resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2013 over het Europees semester voor economische beleidscoördinatie: uitvoering van de prioriteiten voor 2013 (2013/2134(INI))

    (2016/C 208/12)

    Het Europees Parlement,

    gezien zijn resolutie van 26 oktober 2012 over het Europees Semester voor economische beleidscoördinatie: uitvoering van de prioriteiten voor 2012 (1),

    gezien de conclusies van de Europese Raad van 14 en 15 maart 2013,

    gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 136 juncto artikel 121, lid 2,

    gezien het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur (VSCB),

    gezien Verordening (EU) nr. 1175/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (2),

    gezien Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (3),

    gezien Verordening (EU) nr. 1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied (4),

    gezien Verordening (EU) nr. 1177/2011 van de Raad van 8 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (5),

    gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (6),

    gezien Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied (7),

    gezien Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (8),

    gezien Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone (9),

    gezien de mededeling van de Commissie van 28 november 2012 met als titel „Jaarlijkse groeianalyse 2013” (COM(2012)0750),

    gezien zijn resolutie van 7 februari 2013 over het Europees Semester voor economische beleidscoördinatie: Bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 (10),

    gezien de mededeling van de Commissie van 27 maart 2013 met als titel „Het EU-scorebord voor justitie — Een instrument ter bevordering van een doeltreffende justitie en groei” (COM(2013)0160),

    gezien de mededeling van de Commissie van 29 mei 2013 die is gevoegd bij de landenspecifieke ontwerpaanbevelingen voor 2013, met als titel „Europees semester 2013: landenspecifieke aanbevelingen: Europa uit de crisis tillen” (COM(2013)0350),

    gezien de aanbeveling van de Commissie van 29 mei 2013 voor een aanbeveling van de Raad inzake de uitvoering van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten die de euro als munt hebben (COM(2013)0379), alsmede de voorstellen van de Commissie van 29 mei 2013 voor aanbevelingen van de Raad voor afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie,

    gezien de studie uit 2012 over gegevens voor de evaluatie van het proces van het Europees semester vanuit een gendergelijkheidsperspectief (11),

    gezien artikel 48 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0322/2013),

    A.

    overwegende dat de economische, sociale, financiële en staatsschuldencrises nog niet achter de rug zijn en dat nog steeds gewerkt wordt aan de verwezenlijking van de doelstelling van een meer evenwichtige, degelijke, stabiele en geïntegreerde Economische en Monetaire Unie (EMU);

    B.

    overwegende dat de crisis van de overheidsschuld in de eurozone een aanzienlijke invloed heeft op de geldmarkt van de euro en de uitzonderlijke beleidsmaatregelen van het Eurosysteem;

    C.

    overwegende dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Commissie nuttige en gedetailleerde inzichten bevatten, maar over de gehele linie specifieke en betere bepalingen moeten bevatten voor bepaalde lidstaten, met name bepalingen ten behoeve van het evenwicht van de beleidsvoorschriften tussen de diverse beleidsterreinen; overwegende dat er nog ruimte voor verbetering is met betrekking tot de methode voor de beoordeling van nationale hervormingsprogramma's en de opvolging van landenspecifieke aanbevelingen;

    D.

    overwegende dat kmo's de ruggengraat blijven van de economie in de eurozone en ongeveer 98 % van alle ondernemingen in de eurozone vertegenwoordigen, ongeveer drie vierde van de werknemers in de eurozone in dienst hebben en ongeveer 60 % van de toegevoegde waarde genereren;

    E.

    overwegende dat het belangrijk is om de rol van de sociale partners te vrijwaren en de verschillende nationale praktijken en instellingen voor loonvorming te eerbiedigen bij de invoering van het Europees semester;

    F.

    overwegende dat er op tal van vlakken dringende maatregelen vereist zijn, onder andere ten aanzien van het herstel van leningen aan de reële economie en kmo's, waarvoor alternatieve financieringsbronnen moeten worden ontwikkeld, de bevordering van een concurrentiëler ondernemingsklimaat, de bestrijding van belastingfraude, belastingontduiking en agressieve belastingplanning, het herstel van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en de zoektocht naar doeltreffende Europese oplossingen voor de werkloosheid en in dat opzicht ook de totstandbrenging van een volledig geïntegreerde arbeidsmarkt en ook een forse versterking van de sociale dimensie van de EMU;

    G.

    overwegende dat de democratische legitimiteit van economisch bestuur in het Europees semester vereist dat de parlementaire voorrechten op Europees en nationaal niveau evenals de voorrechten van de Commissie die zijn vastgelegd in de Verdragen en de Europese wetgeving, op waarachtige en toegewijde wijze worden gerespecteerd, afgezet tegen de trend van een toenemende ontparlementarisering en intergouvernementele cultuur van economische beleidsvoering op EU-niveau en op het niveau van de eurozone;

    H.

    overwegende dat het van essentieel belang is om de sociale partners en organisaties uit het maatschappelijk middenveld hierbij te betrekken om een sociale beoordeling te kunnen uitvoeren van de effecten van de crisis in de praktijk en zo passende maatregelen te treffen;

    I.

    overwegende dat de landenspecifieke aanbevelingen, gelet op het feit dat de nieuwe bepalingen die zijn geïntroduceerd op grond van de zogeheten „twopack” reeds in werking zijn getreden, aan belang hebben gewonnen nu de nationale hervormingsprogramma's en stabiliteitsprogramma's daarmee in overeenstemming moeten zijn;

    J.

    overwegende dat, ook al worden de aanbevelingen in het geval van lidstaten die een financieel bijstandsprogramma genieten streng gehandhaafd, de mate van naleving door de overige lidstaten van eerdere landenspecifieke aanbevelingen laag is;

    K.

    overwegende dat het „twopack” voorziet in voorschriften binnen de communautaire methode met betrekking tot lidstaten die deel uitmaken van de eurozone en die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden met betrekking tot hun financiële stabiliteit;

    L.

    overwegende dat de interne markt en de samenhang van de EU moeten worden gevrijwaard;

    M.

    overwegende dat de nieuwe technologieën zowel werkgevers als werknemers nieuwe mogelijkheden bieden om de arbeid zo te organiseren dat er meer evenwicht ontstaat tussen werk en gezinsleven, waardoor vrouwen beter kunnen integreren in de arbeidsmarkt;

    N.

    overwegende dat op 17 september 2013 de Commissie economische en monetaire zaken van het Parlement een vergadering heeft gehouden met nationale parlementsleden om de tenuitvoerlegging te bespreken van de door de Raad aangenomen landenspecifieke aanbevelingen teneinde meer rekening te houden met hun doeltreffendheid en mogelijke overloopeffecten in de EU;

    1.

    verheugt zich over de landenspecifieke aanbevelingen van de Commissie die door de Raad werden aangenomen; wijst erop dat er ruimte voor verbetering is; is verheugd dat deze aanbevelingen gedetailleerder zijn dan de vorige versies en meer inzicht verschaffen in de ijverigheid van de lidstaten om eerder aangegane verplichtingen na te komen; is verheugd over de verklaring van de Commissie dat „beleid niet alleen goed doordacht moet zijn, maar ook op politieke en sociale steun moet kunnen rekenen om succesvol te zijn”, en dat Europa en de lidstaten behalve budgettaire consolidatie behoefte heeft aan reële, duurzame en sociaal evenwichtige groei, duurzame werkgelegenheid en een sterkere concurrentiepositie, terwijl structurele hervormingen en specifieke en dringende maatregelen moeten worden genomen om de onacceptabel hoge werkloosheid, met name onder jongeren, te bestrijden; verzoekt de Commissie in dit verband om na te gaan of alle verslagen van de lidstaten stroken met de Europa 2020-doelstellingen, met name op het gebied van armoedebestrijding en werkgelegenheid, en om de onderlinge verbanden en samenhang tussen verschillende beleidslijnen nauwgezet te bestuderen;

    2.

    is ingenomen met de inspanningen die in verschillende lidstaten zijn geleverd waardoor hun tekortprocedures zijn afgerond;

    3.

    is verheugd over de verklaring van de Commissie dat „tekortlanden” hun concurrentiekracht moeten versterken en „overschotlanden” de structurele belemmeringen voor de groei van hun binnenlandse vraag uit de weg moeten ruimen, op een evenredige en duurzame manier, teneinde bij te dragen aan de stabiliteit en groei van de eurozone;

    4.

    is van mening dat de gehele EU-economie haar concurrentiekracht binnen de mondiale economie moet versterken, met name door haar concurrentiekracht op de markten voor producten en diensten te vergroten om zo de productiviteit te verhogen en de prijzen te drukken, en door ervoor te zorgen dat de arbeidskosten gelijke tred houden met de productiviteit; benadrukt dat de EU niet alleen op het vlak van de kosten kan concurreren, maar meer moet investeren in onderzoek en ontwikkeling, onderwijs en vaardigheden en een efficiënt gebruik van de hulpbronnen;

    5.

    is verheugd over het feit dat de Commissie en de Raad een standaardbenadering voor de landenspecifieke aanbevelingen trachten te voorkomen en er daarentegen voor zorgen dat de aanbevelingen worden toegespitst op de specifieke nationale eigenschappen en behoeften van de desbetreffende lidstaten en dat zij tegelijkertijd toegespitst blijven op een groeibevorderend beleid en fiscale stabiliteit; verzoekt de lidstaten om de sociale effecten van de economische en structurele hervormingsplannen te beoordelen en om ervoor te zorgen dat hun uitvoering ervan werkelijk wordt geëvalueerd met het oog op een efficiëntere coördinatie van verschillende beleidslijnen en eventuele aanpassingen aan de plannen;

    6.

    wijst erop dat zowel overheden als financiële instellingen in een lagegroeisituatie aan persistente zwakheden onderhevig zijn;

    7.

    wijst erop dat de Commissie in slechts 15 % van de ongeveer 400 landenspecifieke aanbevelingen aanzienlijke vorderingen heeft opgemerkt in vergelijking met de voorbije jaren;

    8.

    verwelkomt het feit dat de aanbevelingen van de Commissie niet alleen gericht zijn op de lidstaten, maar ook op de eurozone als geheel; is van mening dat er bij de aanbevelingen aan de lidstaten steeds meer rekening moet worden gehouden met de sterke onderlinge afhankelijkheid tussen de EU-economieën, met name binnen het eurogebied, en met de informatie die is vervat in het waarschuwingsmechanismeverslag;

    9.

    benadrukt het belang van de monitoring en de uitvoering van de landenspecifieke aanbevelingen, multilaterale bewaking, de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken en intercollegiale toetsing;

    10.

    vraagt om diepgaander onderzoek naar de redenen achter de enorme en zichtbare toename van de interne verschillen in concurrentievermogen, budgettaire consolidatie en economische prestaties tussen de lidstaten, zoals die het gevolg zijn geweest van de werking van de enkele munteenheid, en met name het asymmetrische effect van de gemeenschappelijke beleidsmaatregelen;

    11.

    vraagt om een prudente interpretatie van de groei-indicatoren van „traag herstel” en beveelt aan nader te kijken naar de duurzaamheid van de voorgestelde verbeteringen in de handelsbalans, de lopende rekening en de overheidstekorten en de vorderingen op het gebied van de structurele hervormingen; vraagt nader te kijken naar de kwaliteit van economische prognoses, aangezien eerdere prognoses van de Commissie vaker wel dan niet naar beneden werden bijgesteld; wijst erop dat er bij de ontwikkeling van ondersteuningsprogramma's moet worden uitgegaan van behoedzame in plaats van optimistische veronderstellingen en scenario's om contraproductieve en procyclische effecten te vermijden;

    12.

    dringt er bij de Commissie op nationale Europa 2020-doelstellingen op te nemen in de in het kader van de economische aanpassingsprogramma's aan de lidstaten gegeven aanbevelingen en voldoende rekening te houden met de beperkingen die door deze aanpassingsprogramma's aan het bereiken van deze doelstellingen worden opgelegd; vraagt dat de democratische legitimiteit van dergelijke programma's wordt bevorderd en versterkt;

    13.

    is verheugd over het feit dat een aantal lidstaten voortgangsverslagen heeft ingediend over Europa 2020, waarbij in sommige gevallen een beschrijving wordt gegeven van de specifieke projecten die moeten bijdragen aan de verwezenlijking van de bijbehorende doelstellingen; verzoekt alle lidstaten zulke verslagen op te nemen in hun bijdragen voor het Europees semester 2014; betreurt het dat de Commissie geen voortgangsverslag over Europa 2020 heeft ingediend; verzoekt de Commissie om jaarlijks een dergelijk verslag in te dienen;

    14.

    betreurt het dat er in geen enkele landenspecifieke aanbeveling wordt gerept over de uitdaging die de gevolgen van belasting op arbeid voor langetermijninvesteringen met zich meebrengen en over het resultaat op het vlak van het scheppen van werkgelegenheid;

    15.

    is verheugd over de verklaring van de Commissie dat het Europese concurrentievermogen niet uitsluitend op kosten zal en kan worden gebaseerd; wijst er bovendien op dat het van essentieel belang is om de productiviteit, met inbegrip van kapitaal, hulpbronnen- en energieproductiviteit, de sociale inclusie, de investeringen in onderwijs en een leven lang leren, onderzoek en innovatie en hulpbronnenefficiëntie naar een hoger peil te tillen, conform de Europa 2020-doelstellingen; dringt aan op meer vorderingen ten aanzien van de Europa 2020-doelstellingen, met name op gebied van werkgelegenheid; dringt erop aan dat voornoemde op juiste wijze haar beslag krijgt in de landenspecifieke aanbevelingen voor de „tekortlanden”, aangezien dit de lidstaten zijn die het dringendst behoefte hebben aan een impuls van het concurrentievermogen;

    16.

    is ingenomen met de landenspecifieke aanbevelingen van de Commissie op het gebied van milieubelasting en het potentieel voor nieuwe banen, en verzoekt de Commissie hier rekening mee te houden in de volgende jaarlijkse groeianalyse; wijst nadrukkelijk op de positieve gevolgen van een verschuiving van belasting op arbeid naar milieubelasting voor de begroting, de werkgelegenheid, de maatschappij en het milieu;

    17.

    betreurt de terughoudendheid bij de uitvoering van het „Pact voor groei en banen” ter waarde van 120 miljard EUR, zoals overeengekomen in juni 2012, alsmede van het in november 2012 gestarte initiatief inzake projectobligaties en van de bijkomende investering door de EIB ter waarde van 180 miljard EUR; roept de Raad en de Commissie op de belemmeringen voor de volledige verwezenlijking van deze initiatieven te onderzoeken en snel uit de weg te ruimen;

    18.

    roept de Commissie op met spoed wetgevingsvoorstellen in te dienen om een werkelijk convergentieproces tot stand te brengen binnen het Europees Semester op basis van de Europa 2020-doelstellingen, die onder meer stimuleringsmaatregelen moeten bevatten ter ondersteuning van de lidstaten bij de uitvoering van structurele hervormingen, zoals een instrument voor convergentie en concurrentievermogen (ICC) en bepalingen inzake de ex-antecoördinatie van het economische beleid, op basis van de communautairemethode;

    19.

    roept de Commissie op om in het toepassingsgebied van een ICC ook financiële steun aan structurele hervormingen op te nemen in domeinen die de economische dynamiek en doelmatigheid in de weg zitten;

    20.

    verwelkomt het gebruik door de Commissie van de flexibiliteit die wordt geboden door het herziene stabiliteits- en groeipact, om de uiterste data voor de correctie van buitensporige tekorten in zeven procedures te verlengen; begrijpt dat het dankzij deze verlenging voor die landen gemakkelijker wordt de nodige structurele hervormingen in te voeren; vraagt de Commissie en de Raad ervoor te zorgen dat de inhoud en de kalender van het begrotingsaanpassingstraject worden aangepast aan de specifieke situatie van elk land, en daarnaast, met name in de „tekortlanden”, de voornoemde flexibiliteit en het volledige gebruik van structuur- en investeringsfondsen omvatten, evenals deugdelijke en duurzame structurele hervormingen en de vaststelling van investeringen (namelijk in de landenspecifieke aanbevelingen) die essentieel zijn om het concurrentievermogen een impuls te geven; is ingenomen met de verklaring van de Commissie dat zij reeds bij de toetsing van de begrotingsuitvoering van dit jaar en bij de analyse van de nationale begrotingen voor 2014 zal proberen om, vooral binnen het preventieve gedeelte van het stabiliteits- en groeipact, niet-terugkerende overheidsinvesteringsprogramma's met een aantoonbaar effect op de duurzaamheid van de overheidsfinanciën, onder bepaalde voorwaarden een plaats te geven, waarbij het EU-kader voor begrotingstoezicht evenwel volledig wordt geëerbiedigd; kijkt uit naar de binnenkort te verwachten mededeling van de Commissie over het concrete operationele kader dat in overeenstemming met de verklaring bij het twopack aan het Parlement moet worden voorgesteld;

    21.

    neemt kennis van de mededeling over het geharmoniseerd kader voor de ontwerpbegrotingsplannen en schuldemissierapporten in de eurozone, dat de Commissie heeft goedgekeurd als richtsnoeren in het kader van Verordening (EU) nr. 473/2013; kijkt uit naar de geplande economische dialoog met de Commissie over de inhoud van deze richtsnoeren;

    22.

    is ingenomen met de opname van verslagleggingsrichtsnoeren die aangeven hoe de landenspecifieke aanbevelingen worden aangepakt in de ontwerpbegrotingsplannen, de doelstellingen die in de Europa 2020-strategie zijn opgenomen, verslagleggingsrichtsnoeren voor de verwachte herverdelingseffecten van de belangrijkste uitgaven- en inkomstenmaatregelen en gegevens over de algemene overheidsuitgaven naar functie; wijst erop dat zulke richtsnoeren de monitoring van de begrotingsmaatregelen die worden getroffen om de nationale Europa 2020-doelstellingen te bereiken zullen vergemakkelijken;

    23.

    kijkt uit naar de naar aanleiding van het „twopack” overeengekomen publicatie van de parameters en methodologische benchmarks van de Commissie en de lidstaten, zoals de schattingsmethoden voor de begrotingsmultiplicatoren waarop hun macro-economische vooruitzichten zijn gebaseerd;

    24.

    neemt er nota van dat de recente loonontwikkelingen in „overschotlanden” bijdragen tot de instandhouding van de vraag en ook elders in de EU positieve overloopeffecten hebben; verwelkomt de verklaring van de Commissie dat voor de „overschotlanden” met voldoende budgettaire ruimt een belangrijke rol is weggelegd bij het overwinnen van de crisis, onder meer in de zin van vermindering van de belastingen en socialezekerheidsbijdragen en ook in die van de loonsontwikkeling teneinde een duurzame binnenlandse vraag te stimuleren, rekening houdend met internationaal concurrentievermogen; de „overschotlanden” kunnen ook nieuwe groeivriendelijke investeringsmogelijkheden bevorderen door middel van hun koopkracht, vooral via investeringen in onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, energie en infrastructuur, hun zorg- en pensioensystemen moderniseren en hun dienstensector openstellen; benadrukt het belang van de positieve overloopeffecten die deze acties zullen hebben in de gehele EU, met name wanneer ze door de grootste lidstaten van de Unie worden doorgevoerd;

    25.

    vraagt de Commissie met klem een echt Europees industrieel beleid op te zetten; gelooft dat Europa alleen door intelligent beheer van het raakvlak met „globalisering” economische en banengroei, consumentenbescherming en de eerbiediging van de internationale en Europese rechten en mensenrechten kan garanderen, en dat diverse lidstaten daartoe volgens de aanbevelingen hun bestedingen gaandeweg moeten bijsturen en verleggen van sectoren met niet-verhandelbare goederen naar sectoren met verhandelbare goederen;

    26.

    looft de verklaring van de Commissie dat er bij de financiële steunmaatregelen van de lidstaten en de EU meer aandacht moet worden besteed aan de herverdelingseffecten van hervormingen en roept de Commissie op om een grondige voorafgaande beoordeling te maken van de impact op de korte en de lange termijn van alle nieuw aanbevolen hervormingen en om alle noodzakelijke conclusies te trekken uit eerdere aanbevelingen, met inbegrip van diegene die aan de lidstaten zijn gedaan in het kader van financiële ondersteuningsprogramma's;

    27.

    roept de Commissie op wetgevingsvoorstellen in te dienen om de EMU te voltooien, zoals het Parlement heeft voorgesteld in zijn resolutie van 20 november 2012 met als titel „Naar een echte economische en monetaire unie”, dringt er bij de Commissie op aan afzonderlijk scorebord uit te werken voor de sociale dimensie van de EMU; stelt voor om tijdens de in de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden opgenomen grondige herzieningen regelmatig het werkgelegenheids- en sociaal beleid te herzien om na te gaan welke beleidslijnen de sociale problemen beperken en de werkgelegenheid ten goede komen; is van mening dat dit versterkt monitoringsysteem zou bijdragen tot een betere coördinatie van het beleid om grote uitdagingen tijdig op te sporen en aan te pakken en werkgelegenheid en sociale aangelegenheden beter te integreren in het ruimere beleidslandschap;

    28.

    is het ermee eens dat het optreden van de ECB, die bovenop de structurele hervormingen en de consolidatie van de overheidsfinanciën kwam, „beslist heeft bijgedragen aan de stabiliteit van het eurogebied”; erkent dat dit optreden de onhoudbaar hoge financieringskosten voor sommige lidstaten heeft verlaagd via de SMP en voorziet in een liquiditeitsvangnet voor de markt van overheidsschuldpapier, via OMT's, dat het een ineenstorting van de bankensector heeft voorkomen, de banden tussen de banken en de overheid heeft helpen doorsnijden, speculatie over overheidsschuld heeft beperkt en de buitensporige spreads tijdelijk heeft beperkt; is echter van oordeel dat een gebrek aan duurzame groei en de hoge (en nog altijd stijgende) openbare en particuliere schulden in veel lidstaten betekenen dat er inderdaad een zorgvuldig beheerd „schuldafbouwproces” vereist is; is het eens met de Commissie dat het verbeteren van de gezondheid van de bankensector een prioriteit moet blijven; is ingenomen met de oprichting door de Commissie, zoals in de belofte van de Commissie aan het Parlement in de verklaring bij het twopack, van de groep op hoog niveau, voorgezeten door Gertrude Tumpel-Gugerell, teneinde het onderzoek naar en de beoordeling van de gedeeltelijke vervanging van nationale staatsschuldemissies door middel van gezamenlijke uitgiften in de vorm van een aflossingsfonds en euroschatkistpapier extra kracht bij te zetten, en de voor- en de nadelen van de verschillende opties in overweging te nemen; kijkt uit naar het verslag van de groep op hoog niveau;

    29.

    beklemtoont dat de financiering van de reële economie, en van kmo's in het bijzonder, in de perifere lidstaten nog niet hersteld is; wijst erop dat de grote verschillen in toegang tot kredieten doorgaans de steeds grotere verschillen in de EU en met name de eurozone stimuleren en de interne markt verstoren als gevolg van oneerlijke concurrentievoorwaarden; herinnert eraan dat de sanering van de portefeuilles van banken een voorwaarde is, maar wijst er ook op dat negatieve economische vooruitzichten dergelijke restrictieve kredietbeperkingen slechts ten dele rechtvaardigen; vraagt om een nauwlettender toezicht op de tenuitvoerlegging van de nieuwe prudentiële voorschriften en op de praktijken van de bankensector inzake de financiering van de reële economie, met name financieel levensvatbare kmo's; erkent in dat opzicht dat de nieuwe innovatieve financieringsinstrumenten een belangrijke rol kunnen spelen in verschillende Europese programma's en in het cohesiebeleid om openbare en private investeringen te stimuleren en dringt er bij de Commissie op aan om de rechtszekerheid en transparantie van de uitvoering van de nieuwe financieringsinstrumenten tijdig te verzekeren, en dat voor de aanvang van de programmeringsperiode 2014-2020; vraagt om een grondigere analyse van en nauwlettender toezicht op schaduwbankieren en de gevolgen daarvan voor de reële economie; roept de Commissie op prioriteit te geven aan haar inspanningen ten behoeve van alternatieve en gediversifieerde financieringsbronnen voor kmo's, met name middels de financiële markten, de Europese structuur- en investeringsfondsen, de Europese Investeringsbank, het Europees Investeringsfonds en overheidsbanken voor ontwikkelingsfinanciering;

    30.

    benadrukt dat het terugplooien van de verschillende financiële spelers op hun nationale markt leidt tot een fragmentering van de interne markt, waardoor deze verzwakt, een te sterke concentratie en hindernissen voor de interbancaire markt en waardoor afbreuk wordt gedaan aan de voordelen van de interne markt, zoals een diversifiëring van de risico's en een toename van de opportuniteiten;

    31.

    benadrukt de noodzaak van de voortzetting van programma's die bedoeld zijn om het ondernemerschap bij jongeren te stimuleren door speciale startersmogelijkheden voor hen te scheppen, die vergezeld gaan van meer toegang tot Europese financiering en bedrijfsadvisering;

    32.

    is ingenomen met het wetgevingsvoorstel van de Commissie voor de totstandbrenging van één afwikkelingsmechanisme (met inbegrip van één Europese autoriteit en één door de sector gefinancierd Europees fonds), dat essentieel is voor de voltooiing van de bankenunie; roept de lidstaten, de Commissie en het Europees Parlement op om het snel eens te worden over de totstandbrenging van één afwikkelingsmechanisme; vraagt de Raad met klem om de onderhandelingen met het Parlement over de richtlijn inzake depositogarantiestelsels en over de herstel- en afwikkelingsrichtlijn voor banken (waarvan de onderhandelingen parallel moeten worden verricht) snel af te ronden;

    33.

    vraagt of directe herkapitalisatie van de bankensector door het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) beschikbaar kan komen vanaf de inwerkingtreding van het gemeenschappelijk toezichthoudend orgaan zoals aangekondigd in de verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone van juni 2012; ondersteunt in het licht van de dringende noodzaak van één afwikkelingsfonds in aanvulling op het GTM, de onmiddellijke oprichting van een achtervangmechanisme met een terugbetalingsperiode door de sector; vraagt de Commissie een voorstel te doen om het ESM-verdrag onder te brengen in het communautair acquis en tegelijkertijd te zorgen voor een ruime democratische verantwoordingsplicht voor het Europees Parlement;

    34.

    is ingenomen met het „Actieplan ter versterking van de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking” van de Commissie, alsmede haar aanbeveling over „maatregelen om alle EU-lidstaten en derde landen aan te moedigen minimumnormen voor goed bestuur in belastingzaken toe te passen” en haar aanbeveling „over agressieve belastingplanning” die zijn aangenomen op 6 december 2012; herinnert aan de resolutie van het Parlement van 21 mei 2013 over de strijd tegen belastingfraude, belastingontduiking en belastingparadijzen waarin werd gesteld welke maatregelen moesten worden getroffen op het gebied van belastingfraude, belastingontwijking en agressieve belastingplanning en belastingparadijzen; benadrukt dat eerlijkheid en rechtvaardigheid ten aanzien van lastenverdeling een versterkte benadering van belastingfraude en -ontduiking vereisen; vraagt de Commissie om dringende maatregelen en een omvattende strategie op basis van concrete wetgevingsmaatregelen om belastingfraude en belastingontwijking te bestrijden en de Raad om duidelijke ondersteuning van alle geblokkeerde of hangende dossiers in verband met belastingkwesties;

    35.

    roept de Raad op om de onderhandelingen over de belasting op financiële transacties af te ronden, erop aan te dringen dat de belasting in heel Europa wordt ingevoerd en dringend maatregelen om de belastingskloof te dichten, belastingparadijzen aan te pakken en werk te maken van de convergentie van de fiscale stelsels binnen de EU op zijn agenda te zetten;

    36.

    is van mening dat de invoering van een belasting op financiële transacties, die moet worden nagestreefd door middel van versterkte samenwerking, moet worden beschouwd als de eerste stap naar een wereldwijde invoering ervan;

    37.

    vraagt om dringende toepassing van de „sixpack” en de „twopack”, met als doel de omvorming van het ad-hocsysteem van trojka's naar een wettelijk gezonde structuur uit hoofde van het Europees recht, waarbij de democratische verantwoordingsplicht wordt gewaarborgd; dringt er bij de trojka op aan om zijn communicatiestrategie, die herhaaldelijk rampzalig is gebleken, te herzien; benadrukt dat op de middellange termijn een louter Europese regeling de voorkeur geniet en dat de Commissie voorstellen moet doen voor het gepast omvormen van het trojkamodel;

    38.

    herinnert eraan dat de voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, in zijn opmerkingen aan het Europees Parlement op 1 februari 2012 heeft bevestigd dat de werking van het ESM onder toezicht van het Europees Parlement zal staan; kijkt in dat opzicht uit naar de onderhandelingen over een overeenkomst met de Eurogroep waarin onder meer voorzien wordt in de mogelijkheid om hoorzittingen te organiseren en schriftelijke vragen te richten tot de directeur en de raad van bestuur van het ESM;

    39.

    benadrukt dat het Europees semester op geen enkele wijze de prerogatieven van het Europees Parlement en de nationale parlementen in gevaar mag brengen; dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor goede formele betrokkenheid van het Europees Parlement bij alle stappen van het Europees semester, teneinde de legitimiteit van beslissingen die alle burgers treffen te vergroten; verzoekt de Commissie om op zoek te gaan naar manieren om het proces meer zichtbaarheid te geven;

    40.

    benadrukt de noodzaak om de democratische verantwoordingsplicht tegenover het Europees Parlement en de nationale parlementen te vergroten ten aanzien van belangrijke beleidsaspecten van de werking van de eurozone, zoals het ESM, de beslissingen van de Eurogroep en de monitoring en evaluatie van financiële ondersteuningsprogramma's; verzoekt de Commissie in dat verband om een interne ex-postevaluatie van haar aanbevelingen en haar deelname aan de trojka uit te voeren en te publiceren;

    41.

    vraagt de lidstaten met klem om hun nationale parlementen, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld actief te betrekken bij het proces van het Europees semester als geheel, en met name ten aanzien van de ontwikkeling, monitoring, evaluatie van en het debat over de nationale hervormingsprogramma's; dringt er bij de Commissie op die betrokkenheid te garanderen; benadrukt dat de toewijding van alle belanghebbenden bij de ontwikkeling van de noodzakelijke hervormingen cruciaal is voor de doorvoering en het succes ervan;

    42.

    benadrukt het belang van de dialoog tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen met het oog op de verwezenlijking van een volledig operationeel Europees semester en het bereiken van voldoende democratische verantwoordingsplicht ten aanzien van alle betrokkenen; benadrukt het nut van de Europese parlementaire week over het Europees semester voor economische beleidscoördinatie (EPW 2013);

    43.

    betreurt het dat het standpunt van de Raad over de door de Commissie gedane landenspecifieke aanbevelingen niet in realtime bekendgemaakt is; betreurt het dat het overleg van de Europese Raad over het standpunt van de Raad ten aanzien van de landenspecifieke aanbevelingen niet in realtime bekendgemaakt is;

    44.

    wijst erop dat er een duidelijk onderscheid moet zijn tussen EU-bevoegdheden en nationale bevoegdheden en dat het Europees Parlement de instelling is waaraan op EU-niveau verantwoording moet worden afgelegd; vraagt dat wanneer er nieuwe bevoegdheden worden overgedragen aan of gecreëerd op het niveau van de Unie of wanneer er nieuwe instellingen van de Unie worden opgericht, een overeenkomstige democratische controle door en verantwoording aan het Europees Parlement wordt verzekerd;

    Sectorale bijdragen betreffende het Europees semester 2013

    Werkgelegenheid en sociaal beleid

    45.

    vindt het een goede zaak dat de Commissie erkent dat de belasting op arbeid moet worden verlaagd en dat moet worden gekozen voor andere bronnen van inkomsten, waardoor het proces van begrotingsconsolidatie eerlijker kan worden versneld;

    46.

    onderkent dat de landenspecifieke aanbevelingen van dit jaar vooral van belang zijn omdat de lidstaten daarin hun investeringsprioriteiten voor het cohesiebeleid in het volgende meerjarig financieel kader bepalen; pleit in dit verband voor meer gerichte EU-financiering van alle prioriteiten in de Europa 2020-strategie, met name via het beleid inzake groei en werkgelegenheid, waaronder de bestrijding van jeugdwerkloosheid en het creëren van duurzame, zekere en verplicht sociaal verzekerde banen met een toereikende beloning; toont zich bezorgd over de toenemende sociale en economische verschillen tussen de lidstaten;

    47.

    constateert dat diverse lidstaten ingrijpende hervormingen van de arbeidsmarkt hebben doorgevoerd, die bedoeld zijn voor de verbetering van de veerkracht, door grotere interne en externe flexibiliteit te hanteren, de segmentatie terug te dringen en de overgang tussen twee banen te vergemakkelijken; benadrukt dat hervormingen van de arbeidsmarkt moeten worden uitgevoerd met een ruime consensus onder de sociale partners;

    48.

    verzoekt de lidstaten en de Commissie in haar beleidsrichtsnoeren en landenspecifieke aanbevelingen, ervoor te zorgen dat de essentiële flexibiliteit die op de arbeidsmarkt nodig is, wordt gecompenseerd door het passende niveau van sociale bescherming dat kenmerkend is voor onze sociale markteconomie, en dat de hervormingen van de arbeidsmarkt bedoeld zijn voor de bevordering van een hoge werkgelegenheid en van de kwaliteit van het werk, een betere beheersing van sociale risico's, het boeken van vooruitgang bij de opname van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt, de vermindering van armoede onder werkenden, het beter combineren van werk en gezin, de bevordering van gendergelijkheid, de bevordering van gezondheid en veiligheid op het werk, de versterking van de rechten van werknemers met atypische contracten en het bieden van een betere sociale bescherming aan zelfstandigen;

    49.

    constateert dat alle lidstaten aanbevelingen hebben ontvangen over de mate van arbeidsmarktparticipatie; verzoekt de lidstaten met lage arbeidsmarktparticipatiecijfers zich in overleg met de sociale partners meer in te zetten voor actieve, uitvoerige en inclusieve maatregelen voor de arbeidsmarkt, zoals diensten voor opleidingen en werkgelegenheid, en verdere hervormingen door te voeren om de toegang tot hoogwaardige werkgelegenheid te vergemakkelijken, werk en privéleven beter met elkaar in evenwicht te brengen, het vroegtijdig verlaten van de arbeidsmarkt te voorkomen, het concurrentievermogen te verbeteren en segmentatie van de arbeidsmarkt tegen te gaan, alsmede de vaardigheden van de werknemers af te stemmen op de eisen van de arbeidsmarkt;

    50.

    wijst erop dat vooral de situatie van werkloze jongeren verontrustend is en dat urgente maatregelen nodig zijn; pleit voor een Europees pact voor jeugdwerkgelegenheid om de lang geleden overeengekomen maatregelen ten uitvoer te leggen, en voor het toezeggen van nieuwe hulpmiddelen en maatregelen om jeugdwerkloosheid aan te pakken, het aantal jongeren zonder scholing, werk of stage en de armoede bij jongeren terug te dringen, waarbij rekening wordt gehouden met het kwalitatieve aspect van fatsoenlijk werk dat volledig voldoet aan de fundamentele arbeidsvoorwaarden;

    51.

    kijkt uit naar de vervroeging van het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief in overeenstemming met de oproep van de commissie EMPL via haar amendementen op de landenspecifieke aanbevelingen;

    52.

    is ingenomen met het feit dat de Raad de Jeugdgarantie heeft aangenomen en dat er in het volgende meerjarig financieel kader zes miljard euro gereserveerd is voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief; verzoekt de lidstaten met spoed jeugdgarantieregelingen uit te voeren en op doeltreffende wijze gebruik te maken van de beschikbare middelen door activiteiten te richten op degenen die zich in de moeilijkste situatie bevinden;

    53.

    is ingenomen met het feit dat deze middelen de eerste twee jaar van het volgende meerjarig financieel kader kunnen worden gebruikt; benadrukt dat dit bedrag echter ontoereikend is om de jeugdwerkloosheid duurzaam te bestrijden en dat het slechts een eerste aanzet moet zijn om de jeugdwerkloosheid te bestrijden;

    54.

    spoort de Commissie aan het werk van de actieteams voor jeugdwerkgelegenheid voort te zetten en de lidstaten met de hoogste jeugdwerkloosheidspercentages te helpen de structuurfondsen van de EU in het meerjarig financieel kader voor 2007-2013 te herprogrammeren en te richten op jongeren; is verheugd over de intentie van de Commissie om het Europees portaal voor beroepsmobiliteit (Eures) verder te ontwikkelen door de activiteiten daarvan te intensiveren en uit te breiden, en vooral door jeugdmobiliteit te stimuleren; constateert echter dat mobiliteit vrijwillig moet blijven en dat de inspanningen om banen en opleidingsplaatsen op locatie te creëren daardoor niet beperkt mogen worden;

    55.

    verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen voor een kwaliteitskader voor stages dat onder meer de criteria voor een passende beloning, leerdoelen, arbeidsvoorwaarden en veiligheids- en gezondheidsnormen omvat; verzoekt de Commissie, de lidstaten en de sociale partners van de EU om de Alliantie voor leerlingplaatsen op ambitieuze wijze in te zetten;

    56.

    is van mening dat er, gezien het aantal werknemers, en met name jongeren, dat hun land van oorsprong achter zich laat om in een andere EU-lidstaat een baan te zoeken, dringend passende maatregelen moeten worden uitgewerkt om de overdraagbaarheid van pensioenrechten, en de voortzetting van werkloosheidsuitkeringen tijdens het zoeken naar werk in een andere lidstaat voor een periode van ten minste drie maanden, te garanderen; is ingenomen met de verbeteringen in het Europese portaal voor mobiliteit, en pleit ervoor om samen met de lidstaten in dit verband een specifieke strategie uit te werken;

    57.

    is verheugd over het feit dat in enkele landenspecifieke aanbevelingen voor het eerst de bijzondere situatie van de lidstaten met betrekking tot armoede wordt behandeld; keurt het ten sterkste af dat er in geen enkele landenspecifieke aanbeveling concreet wordt gesproken over arbeidsmarkten waarvan vrouwen uitgesloten zijn en waar geen maatregelen zijn voorzien om vrouwen op te nemen;

    58.

    benadrukt dat er concrete maatregelen nodig zijn voor een grotere arbeidsparticipatie van vrouwen, oudere werknemers en werknemers met een handicap door te zorgen voor efficiënte stimulansen om terug te keren op de arbeidsmarkt en er te blijven; herhaalt dat de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van diensten in verband met voorschools onderwijs, kinderopvang en ouderenzorg een cruciale rol spelen;

    59.

    benadrukt dat langdurig werklozen moeten worden gesteund met het scheppen van banen en een aanpak voor geïntegreerde actieve integratie, waaronder positieve stimulansen om ze weer aan de slag te krijgen, zoals persoonlijke begeleiding en programma's om de overgang van sociale bijstand naar werk te vergemakkelijken, passende uitkeringsstelsels en toegang tot hoogwaardige diensten die hen helpen weer aansluiting te vinden op de arbeidsmarkt en die toegang bieden tot kwaliteitsbanen;

    60.

    wijst op de discrepantie tussen vraag en aanbod van vaardigheden en de knelpunten in veel regio's en sectoren, en op het feit dat bepaalde onderwijs- en opleidingsstelsels op dit vlak niet in staat zijn te voldoen aan de vraag op de markt en de behoeften van de werknemers; is ingenomen met de hervormingen van de stelsels van beroepsonderwijs en -opleiding, die verscheidene lidstaten doorgevoerd hebben om de vaardigheden en competenties af te stemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt en van toekomstige werknemers, vooral van jongeren; benadrukt in dit verband de voordelen van duaal leren; herhaalt dat bijna alle lidstaten verdere maatregelen moeten nemen en meer moeten investeren in onderwijs en opleiding, onderzoek, innovatie en ontwikkeling;

    61.

    wijst erop dat naast de hervorming van de onderwijs- en opleidingensector ook een langdurige, duurzame, op criteria gebaseerde immigratiestrategie nodig is als antwoord op het tekort aan geschoolde arbeidskrachten en demografische veranderingen;

    62.

    constateert dat de crisis ernstige en langdurige gevolgen heeft voor het werkloosheidsniveau en de sociale situatie van de lidstaten, wat heeft geleid tot een onhoudbare toename van de armoede en sociale uitsluiting, met inbegrip van kinderarmoede, dakloosheid, sociale ongelijkheid, armoede onder werkenden en een overmatige schuldenlast van huishoudens; verzoekt de lidstaten in dit verband de sociale vangnetten te verstevigen en erop toe te zien dat de socialezekerheidsstelsels waarop de getroffen personen kunnen terugvallen, hun functie doeltreffend vervullen, en daarnaast te investeren in preventieve maatregelen;

    Begrotingsbeleid

    63.

    herinnert eraan dat de EU-begroting, ondanks het feit dat ze zowel in absolute als in relatieve cijfers te beperkt is ten opzichte van de economische welvaart in de Unie, gezien haar rol als katalysator voor investeringen toch een belangrijke toegevoegde waarde heeft als instrument om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te bevorderen;

    64.

    betreurt dat de lidstaten de bijdrage die de EU-begroting kan leveren aan de versterking van het economisch bestuur en de begrotingscoördinatie in de gehele Unie blijven onderschatten; dringt er in dit opzicht, en met volledige inachtneming van de gezamenlijke verklaring van het Parlement, de Raad en de Commissie van december 2012 en van de resolutie van het Parlement van 3 juli 2013 over het politieke akkoord over het meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2020, bij de Raad op aan alle door de Commissie ingediende gewijzigde begrotingen voor 2013 integraal goed te keuren die in de loop van het jaar noodzakelijk blijken om het huidig meerjarig financieel kader met een schone lei af te sluiten;

    65.

    herhaalt dat het compromis dat op de Europese Raad van 8 februari 2013 over het MFK 2014-2020 werd bereikt, niet voldoet aan de verwachtingen van het Parlement; benadrukt dat een overeenkomst over een dergelijk laag niveau uitsluitend kan worden aanvaard tegen de voorwaarden die in zijn resolutie van 3 juli 2013 zijn opgesomd;

    66.

    is ervan overtuigd dat een geloofwaardige bijdrage van de EU om een einde te maken aan de huidige crisis gebaseerd moet zijn op een fundamentele wijziging van de wijze waarop de EU-begroting wordt gefinancierd, namelijk via echte eigen middelen;

    67.

    dringt er bij de lidstaten op aan hun uiterste best te doen om tijdig te beslissen over hun nationale programmering voor de structuurfondsen en het cohesiefonds, om vertragingen te vermijden bij het gebruik van deze fondsen die bedoeld zijn om groei en het creëren van banen te ondersteunen;

    68.

    benadrukt het belang van wetenschap en innovatie voor de strategische ontwikkeling van het concurrentievermogen, en bijgevolg voor het creëren van banen om in Europa de economische en financiële crisis te boven te komen;

    Interne markt

    69.

    herinnert eraan dat de interne markt een belangrijke motor is voor groei en banen en een onmisbare rol moet spelen in de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei; merkt evenwel op dat dit potentieel in vele opzichten onbenut blijft;

    70.

    herhaalt dat het volledige economische en banenpotentieel van de dienstensector onaangeboord blijft; pleit voor de volledige en juiste tenuitvoerlegging van de EU-dienstenrichtlijn terwijl ook de openbaredienstverplichtingen, die universele toegang tot voordelige kwaliteitsdiensten voor iedereen kunnen waarborgen, worden nagekomen; verzoekt de lidstaten voornamelijk te investeren in hoogwaardige sociale diensten; constateert tegelijkertijd dat loon- en sociale normen moeten worden nageleefd; verzoekt de lidstaten obstakels in de detailhandel en overmatige beperkingen in de zakelijke dienstverlening en gereglementeerde beroepen op te heffen; pleit er tegelijkertijd voor om obstakels voor het vrije verkeer van werknemers op te heffen teneinde de mobiliteit te verbeteren en de aanwending van het menselijk kapitaal van de EU te optimaliseren;

    71.

    is verheugd over het feit dat in het Europees semester 2013 de jaarlijkse groeianalyse voor de eerste keer wordt onderbouwd met een verslag over de stand van zaken op het gebied van de integratie van de interne markt;

    72.

    betreurt het echter dat ondanks sterke aanwijzingen voor het belang van de interne markt voor het overwinnen van de crisis, de landenspecifieke aanbevelingen voor 2013 niet in voldoende mate betrekking hebben op de mogelijkheden voor groei, consumentenvertrouwen en banen die voortvloeien uit de goede tenuitvoerlegging en handhaving van de regels van de interne markt;

    73.

    ondersteunt de nadruk die in de landenspecifieke aanbevelingen van dit jaar wordt gelegd op het belang van het opheffen van ongerechtvaardigde beperkingen en belemmeringen voor de toegang tot de dienstensector; dringt er bij de lidstaten in kwestie op aan om de grootst mogelijke aandacht te besteden aan die aanbevelingen en om deze belemmeringen voor de groei van de interne markt met spoed op te heffen;

    74.

    verzoekt de Commissie in haar volgende jaarlijkse groeianalyse en het Europees semester 2014 prioriteit te geven aan de governance van de interne markt, en om in de volgende landenspecifieke aanbevelingen ten volle rekening te houden met cruciale groeigebieden, namelijk de dienstensector, de energiesector, de vervoersector en de digitale interne markt, alsmede met de in de Single Market Act I en II opgenomen maatregelen;

    75.

    betreurt het dat het gebrek aan nationale en Europese investeringen een belemmering is voor de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen op de cruciale terreinen energie, vervoer en de digitale markt als bedoeld in het verslag over de „Stand van zaken op het gebied van de integratie van de interne markt 2013 — bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013”;

    76.

    dringt er tegelijkertijd bij de lidstaten en de Commissie op aan zich meer in te spannen voor de handhaving van de wetgeving inzake de interne markt en het toezicht op deze handhaving, onder meer via regelmatige „EU-sweeps”;

    77.

    herhaalt zijn oproep aan de Commissie om de governance van de interne markt te versterken door een jaarlijkse governance-cyclus voor de interne markt vast te stellen als een specifieke pijler van het Europees semester, met inbegrip van het scorebord voor de interne markt, een jaarverslag over de integratie van de interne markt als onderdeel van de jaarlijkse groeianalyse, begeleiding van de Europese Raad aan de lidstaten, nationale actieplannen gericht op de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake de interne markt en gerichte landenspecifieke aanbevelingen;

    78.

    maakt zich ernstige zorgen over de voortdurende onzekerheid van privé-investeerders, hun gebrek aan vertrouwen en hun terughoudendheid om te investeren, in het bijzonder ten gevolge van productiviteitsnormen met een voortdurende fragmentering van de interne markt en veranderingen in industriebeleid; betreurt het dat als gevolg van de crisis een milieu met weinig vertrouwen zowel privé-investeerders als instellingen van de financiële sector risico's sterk doet vermijden en herhaalt dat het werk ter versterking van de banksector moet worden voortgezet;

    Regionaal beleid

    79.

    maakt zich ernstig zorgen over de sterke daling van openbare en particuliere investeringen in de productieve economie en vooral op lokaal en regionaal niveau; is van mening dat beslissende maatregelen noodzakelijk zijn om de product- en arbeidsmarkt te hervormen, een behoedzaam loonbeleid aan te nemen, het toekomstige groeimodel op innovatie te baseren en productie naar activiteiten met een hoge meerwaarde te verschuiven; is van mening dat een duurzaam economisch beleid zeer goede voorwaarden voor startende ondernemingen vereist; uit zijn sterke overtuiging dat de structuur- en investeringsfondsen essentieel zijn om elk tekort op bovenvermelde gebieden te voorkomen en te matigen en openbare investeringen aan te wakkeren; wijst op de mogelijkheden die in de lidstaten kunnen worden benut om openbare investeringen uit de structuurfondsen te ondersteunen door een zekere flexibiliteit te bieden voor de financiële procedures van deze fondsen, bijvoorbeeld door een verhoging van de cofinancieringspercentages van de landen die deelnemen aan een aanpassingsprogramma en financiële steun van de EU ontvangen, of door de annuleringsregel voor alle lidstaten met een jaar te verlengen in de programmeringsperiode 2007-2013 (zoals ook het geval zal zijn voor de programmeringsperiode 2014-2020);

    80.

    is van mening dat de betrokkenheid van regionale en lokale overheden bij de planning en uitvoering van de betreffende programma's, in het bijzonder de Europa 2020-strategie, moet worden vergroot teneinde op alle niveaus meer verantwoordelijkheidszin te kweken voor wat met de strategie wordt beoogd en de doelstellingen en resultaten voor het publiek inzichtelijker te maken;

    Vrouwenrechten en gendergelijkheid

    81.

    is ingenomen met de landenspecifieke aanbevelingen betreffende maatregelen om de opvangfaciliteiten voor kinderen te verbeteren, belemmeringen voor tweede verdieners weg te nemen, de wettelijke pensioenleeftijd voor mannen en vrouwen te harmoniseren, aan de behoefte om werk en privéleven te combineren tegemoet te komen, met name door het bevorderen van de toegang tot nieuwe technologieën en tot opleidingen inzake het gebruik daarvan, en het dichten van gender- en pensioenkloven; spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat veel aanbevelingen reeds in 2012 werden neergelegd, hetgeen wijst op een ontoereikende tenuitvoerlegging ervan in de lidstaten;

    82.

    benadrukt dat de lidstaten het aantal kinderen en jongeren die onderwijs volgen, moeten verhogen, en dat zij meer de nadruk moeten leggen op het probleem van voortijdige schoolverlating, met name door gegevens te verzamelen over de belangrijkste redenen ervan, zodat er beleid kan worden vastgesteld en uitgevoerd om het te voorkomen;

    83.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten om in de nationale werkprogramma's rekening te houden met de genderdoelstellingen en bijzondere aandacht te besteden aan vrouwen die bejaarden verzorgen, aan alleenstaande moeders en vrouwen die kinderen hebben met een handicap; vraagt voorts dat rekening wordt gehouden met het probleem van vroegtijdige schoolverlating, aangezien steeds meer jongeren tussen 10 en 16 jaar niet meer naar school gaan, waardoor ontegenzeglijk veel potentieel voor de hele Unie verloren gaat;

    84.

    verzoekt de Commissie om in haar volgende jaarlijkse groeianalyse specifieke beleidsrichtsnoeren inzake het beperken van genderongelijkheden aan de orde te stellen, waaronder in het bijzonder richtsnoeren inzake het dichten van de loonkloof tussen mannen en vrouwen — die er vaak toe leidt dat vrouwen later in hun leven onder de armoedegrens belanden — alsmede de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen, inzake het vergroten van de deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt en inzake het bestrijden van gendersegregatie op de arbeidsmarkt, aangezien de toekomstige welvaart van de EU in doorslaggevende mate zal afhangen van de vraag of zij haar arbeidspotentieel volledig zal weten te benutten;

    85.

    wijst op het belang van genderbewust begroten, teneinde alle regeringsbeleid en -programma's, de gevolgen ervan voor de middelentoewijzing en de mate waarin zij bijdragen tot de gelijkheid van mannen en vrouwen, onder de loep te nemen;

    o

    o o

    86.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad en de regeringen van de lidstaten, de Europese Commissie, de nationale parlementen, alsmede aan de Europese CentraleBank.


    (1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0408.

    (2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 12.

    (3)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41.

    (4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 8.

    (5)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 33.

    (6)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

    (7)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 1.

    (8)  PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1.

    (9)  PB L 140 van 27.5.2013, blz. 11.

    (10)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0052.

    (11)  Europees Parlement, Directoraat-generaal intern beleid, Beleidsondersteunende afdeling C.


    Top