Ez a dokumentum az EUR-Lex webhelyről származik.
Dokumentum 52015AE2913
Opinion of the European Economic and Social Committee on the proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council amending Regulation (EC) No 1829/2003 as regards the possibility for Member States to restrict or prohibit the use of genetically modified food and feed on their territory (rolling programme) (COM(2015) 177 final — 2015/0093 (COD))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1829/2003 wat betreft de mogelijkheid voor de lidstaten het gebruik van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders op hun grondgebied te beperken of te verbieden (doorlopend programma) (COM(2015) 177 final — 2015/0093 (COD))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1829/2003 wat betreft de mogelijkheid voor de lidstaten het gebruik van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders op hun grondgebied te beperken of te verbieden (doorlopend programma) (COM(2015) 177 final — 2015/0093 (COD))
PB C 13 van 15.1.2016., 203—207. o.
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
15.1.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 13/203 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1829/2003 wat betreft de mogelijkheid voor de lidstaten het gebruik van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders op hun grondgebied te beperken of te verbieden
(doorlopend programma)
(COM(2015) 177 final — 2015/0093 (COD))
(2016/C 013/30)
Rapporteur: |
José María ESPUNY MOYANO |
Corapporteur: |
Martin SIECKER |
Het Europees Parlement en de Raad hebben op 30 april resp. 17 juni 2015 besloten om, overeenkomstig artikel 114 en artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het
„Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1829/2003 wat betreft de mogelijkheid voor de lidstaten het gebruik van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders op hun grondgebied te beperken of te verbieden (doorlopend programma)”
COM(2015) 177 final — 2015/0093 COD.
De afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 2 september 2015 goedgekeurd.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 september 2015 gehouden 510e zitting (vergadering van 16 september 2015) het volgende advies uitgebracht, dat met 138 stemmen vóór en 6 tegen, bij 7 onthoudingen, is goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. |
Het EESC is ingenomen met het voornemen van de Europese Commissie om aandacht te besteden aan een kwestie die in productiesectoren en onder het publiek op veel belangstelling kan rekenen. |
1.2. |
Het is een goede zaak dat de Commissie oplossingen probeert te vinden voor een systeem ter goedkeuring van genetisch gemodificeerde organismen dat in de praktijk tekort blijkt te schieten. |
1.3. |
Het EESC zou graag zien dat de Commissie meer aandacht besteedt aan essentiële aspecten zoals onder meer de traceerbaarheid, de samenhang tussen de wetgeving voor levensmiddelensectoren en die voor diervoedersectoren en een verslag over de sociaaleconomische gevolgen van de voorstellen. |
1.4. |
Het EESC twijfelt verder aan de uitvoerbaarheid van deze bepalingen op de interne markt en heeft ook bedenkingen van juridische aard. Daarnaast is de perceptie door het publiek een probleem en spelen er ook politieke moeilijkheden. |
1.5. |
De Commissie doet er daarom goed aan het huidige voorstel in te trekken en een verbeterde versie uit te werken waarin de in dit advies en in adviezen van het Europees Parlement gesignaleerde tekortkomingen zijn weggewerkt. |
2. Achtergrond
2.1. |
De ontwikkeling van biotechnologische gewassen (genetisch gemodificeerde organismen, afgekort: „ggo’s”) begon in 1996. Sindsdien is het areaal gestaag uitgebreid met zo’n 3 tot 4 % per jaar. Tussen 2013 en 2014 is er 6,3 miljoen hectare biotechnologische teelt bij gekomen, waarmee de totale oppervlakte inmiddels 181 miljoen hectare bedraagt, die door meer dan 18 miljoen boeren in 28 landen wordt bebouwd. De grootste arealen bevinden zich in de VS, Brazilië en Argentinië, maar ook in ontwikkelingslanden als Burkina Faso, Soedan of Bangladesh zijn aanzienlijke oppervlakten te vinden. De belangrijkste gewassen zijn mais, soja en katoen, maar er worden ook aubergines, tomaten en paprika’s verbouwd. |
2.2. |
In de Europese Unie worden in vijf landen (Portugal, Tsjechië, Roemenië, Slowakije en Spanje) ggo’s geteeld, waarbij het in totaal om ongeveer 148 000 ha gaat (inclusief 137 000 ha in Spanje, 8 000 ha in Portugal, 2 500 ha in Tsjechië, 800 ha in Roemenië en 100 ha in Slowakije, volgens gegevens uit 2013 (1)). |
2.3. |
Sinds ruim tien jaar bevatten de etiketten van levensmiddelen en voederproducten conform de wetgeving informatie over de aanwezigheid van ggo’s. Momenteel wordt zo’n 85 à 90 % van de in de EU geproduceerde diervoeders geëtiketteerd als ggo of ggo’s bevattend, omdat zij gemiddeld voor 20 à 25 % bestaan uit genetisch gemodificeerde, zowel in de EU geproduceerde als geïmporteerde grondstoffen. Als dit voorstel erdoor komt, dan kan dat grote gevolgen hebben voor de vraag naar en het aanbod van levensmiddelen en voederproducten in de EU. Het eventuele effect hiervan op de Europese landbouw en vervolgens ook op het GLB moet grondig worden onderzocht. De Europese wetgeving die de traceerbaarheid van ggo’s in diervoeders garandeert, moet worden uitgebreid zodat ook deze producten kunnen worden geëtiketteerd als „geen ggo’s bevattend” wanneer zij echt ggo-vrij zijn. |
2.4. |
In de Europese wetgeving voor levensmiddelen ontbreekt echter een dergelijke garantie, iets wat het EESC betreurt en wenst te benadrukken. |
3. Huidig regelgevingskader
3.1. |
Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (2) is er in de Raad nooit sprake geweest van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten voor of tegen een ontwerpbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor ggo’s of genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders. In alle stadia van de procedure was de uitkomst telkens „geen advies”. Als gevolg daarvan heeft de Commissie de vergunningenbesluiten in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving vastgesteld, zonder echter gesteund te worden door de lidstaten. |
3.2. |
Terugzending van het dossier aan de Commissie voor een definitieve beslissing is de norm geworden in plaats van de uitzondering. |
3.3. |
Bij gebrek aan een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten zou de Commissie als risicomanager binnen een redelijke termijn een beslissing inzake een vergunningsaanvraag moeten nemen (om de vergunning te verlenen dan wel te weigeren). |
4. Voorstel van de Commissie
4.1. |
De Commissie stelt voor een nieuw artikel 34 bis toe te voegen aan Verordening (EG) nr. 1829/2003. Volgens dit artikel kunnen de lidstaten maatregelen nemen om het gebruik van ggo’s te beperken of te verbieden, mits deze maatregelen:
|
4.2. |
Indien een lidstaat voornemens is maatregelen vast te stellen zoals bedoeld in de nieuwe regeling, dient hij een ontwerp van die maatregelen, alsmede de bijbehorende motivering, in bij de Commissie. |
4.3. |
De vastgestelde maatregelen laten het gebruik van levensmiddelen en diervoeders die genetisch gemodificeerd materiaal bevatten, waarvan de aanwezigheid onvoorzien of technisch niet te voorkomen is, onverlet. |
4.4. |
Deze maatregelen zijn niet van toepassing op ggo’s voor de teelt. |
4.4.1. |
Een soortgelijke procedure is echter onlangs al aangenomen bij Richtlijn (EU) 2015/412 van het Europees Parlement en de Raad (3) op grond waarvan lidstaten meer vrijheid genieten om het telen van ggo’s op hun grondgebied te beperken of verbieden. Met dit voorstel wil de Commissie een procedure invoeren voor genetisch gemanipuleerde levensmiddelen en diervoeders die overeenkomt met de aanpak die onlangs voor de teelt van ggo’s werd afgesproken. |
5. Opmerking vooraf
5.1. |
Over ggo’s wordt een felle discussie gevoerd tussen voor- en tegenstanders. In dit advies van het EESC wordt dan ook uitsluitend ingegaan op de „voors” en „tegens” van het voorstel en wordt niet naar een antwoord gezocht op de vraag of ggo’s „goed” of „slecht” zijn; dat heeft het Comité bij een eerdere gelegenheid al gedaan (4). |
6. Argumenten voor het voorstel van de Commissie
6.1. Herstel van evenwicht tussen nationale en EU-bevoegdheden
6.1.1. |
Door de operationele en budgettaire beperkingen van het huidig gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) plaatsen veel landen grote vraagtekens bij de door de Verdragen op dit gebied toegedeelde bevoegdheden, hetgeen gepaard gaat met grote politieke inspanningen van de Europese instellingen. |
6.1.2. |
Anderzijds hebben sommige lidstaten die geen „natuurlijke” begunstigden van het GLB zijn, regelmatig kritiek op het budgettaire gewicht van dit gemeenschappelijke beleid, evenals op andere gemeenschappelijke beleidsmaatregelen van de derde pijler. Dit politieke tegengeluid zwelt steeds meer aan in bepaalde lidstaten, iets wat niet mag worden genegeerd door de wetgever of door het EESC. |
6.1.3. |
Met dit voorstel van de Commissie zouden in de praktijk bevoegdheden kunnen worden teruggegeven en zou gehoor kunnen worden gegeven aan de wens van sommige lidstaten (en van de publieke opinie in deze landen) om meer evenwicht te brengen tussen de nationale en de EU-bevoegdheden, met name op een gebied waarop lidstaten nog altijd hun eigen bevoegdheden (m.b.t. de teelt van ggo’s) kunnen uitoefenen. |
6.2. |
Het voorstel bevat wettelijke voorzorgsmaatregelen en vrijwaringsclausules die misbruik door lidstaten voorkomen. |
6.2.1. |
De lidstaten moeten elke maatregel die zij nemen, motiveren. Dit voorkomt willekeur en zorgt er bovendien voor dat er alleen maatregelen worden genomen die stroken met de Verdragen en, vooral, met de beginselen van de interne markt en de internationale verplichtingen van de Unie. |
6.2.2. |
Deze voorzorgsmaatregelen, die in overeenstemming zijn met het beginsel van verantwoord openbaar bestuur waaraan moderne nationale overheden zich dienen te houden, zouden ervoor moeten zorgen dat er alleen in uitzonderlijke gevallen en op passende wijze besluiten tot uitsluiting worden genomen. |
6.3. Wegnemen van een onregelmatigheid in de juridische praktijk van de Unie
6.3.1. |
Zoals de Commissie aangeeft in de inleiding bij het voorstel, is Verordening (EG) nr. 1829/2003 nooit volledig uitgevoerd, enerzijds omdat de nationale standpunten niet stoelden op wetenschappelijke gegevens en anderzijds wegens de juridische onregelmatigheid van de directe besluitvorming door de Commissie (comitologie). |
6.3.2. |
Deze waarlijk uitzonderlijke situatie in het Europese regelgevingskader zou worden gecorrigeerd als het voorstel van de Commissie wordt aangenomen. Als de lidstaten die er tot dusver voor kozen om geen besluiten te nemen of zich systematisch te verzetten tegen de totstandbrenging van een meerderheid, op nationaal niveau over andere instrumenten zouden beschikken om zich te verzetten tegen of te onttrekken aan de uitvoering van de besluiten van de Raad op hun grondgebied, dan zou het voor hen niet meer nodig hoeven zijn om politiek verzet te tonen binnen de Raad. |
6.4. Volbrengen van een opdracht
6.4.1. |
Met het opstellen van een voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geeft de Commissie feitelijk uitvoering aan de opdracht die zij heeft gekregen, nl. het indienen van een voorstel dat de problemen van de huidige regelgeving betreffende genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders oplost. In die zin is het voorstel van de Commissie zowel noodzakelijk als opportuun. |
7. Argumenten tegen het voorstel van de Commissie
7.1. Algemeen verzet van alle sectoren
7.1.1. |
Het voorstel van de Commissie is, zoals ook door de media is weergegeven, op algemeen verzet gestuit, zowel van de sectoren die voorstander zijn van het gebruik van ggo’s in levensmiddelen en diervoeders, als van degenen die zich steeds tegen het gebruik van ggo’s hebben gekeerd. Veelzeggend is vooral de kritiek op het voorstel door de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid van het Europees Parlement, die pleit voor intrekking ervan. Dit zal in oktober officieel in stemming worden gebracht (5). |
7.1.2. |
De forse bezwaren die door de betrokken sectoren zijn geuit, gaande van lichte meningsverschillen tot compleet tegenovergestelde standpunten, zullen onherroepelijk leiden tot een moeilijk parlementair debat met onzekere uitkomst; het is wellicht verstandig om dit te voorkomen door het voorstel terug te verwijzen naar de Commissie voor heroverweging. |
7.2. Gebrek aan transparantie in de nationale besluitvorming
7.2.1. |
De Commissie hanteert een gemeenschappelijk systeem voor risicobeoordeling van ggo’s, zoals bedoeld in Richtlijn (EU) 2015/412. De mogelijkheid waarover de lidstaten beschikken om risicobeoordelingen en communautaire vergunningen om nationale redenen te beperken (zonder dat zij verplicht zijn om op transparante wijze publiek verantwoording af te leggen over de redenen en motieven op basis waarvan zij voor uitzonderingsclausules kiezen), kan ernstig indruisen tegen het streven naar transparantie in de openbare besluitvorming, dat een van de prioritaire doelstellingen van de Commissie-Juncker is. Daarom zou het verplicht moeten worden gesteld dat elk land over een transparant en algemeen toegankelijk openbaar informatiesysteem beschikt. |
7.3. Kans op onvoorspelbaarheid
7.3.1. |
Als het voorstel van de Commissie wordt aangenomen zoals het nu geformuleerd is, dan zou dat tot een ongewenste situatie kunnen leiden waarin publieke besluiten, die zijn genomen op basis van wetenschappelijke gegevens en in Europees verband, in de verschillende lidstaten uiteenlopende juridische en economische gevolgen hebben. Dat kan ten koste gaan van de voorspelbaarheid en geloofwaardigheid van de Europese besluitvorming. |
7.3.2. |
Het ontbreekt aan een beoordeling van de sociaaleconomische effecten van het voorstel, met een gedetailleerde beschrijving van de financiële impact op de voedselketen, de teelt en de grondstoffenvoorraad, of van eventuele verstoringen van de markt. |
7.3.3. |
Het voorstel voorziet niet in instrumenten om de traceerbaarheid van ggo’s op de etiketten van levensmiddelen te waarborgen. |
7.4. Kans op verstoring van de internationale handel
7.4.1. |
De Commissie stelt voorop dat de internationale verplichtingen van de Unie moeten worden nagekomen, maar de wetgeving stelt geen specifieke grenzen aan maatregelen van de lidstaten („opt out”) die in strijd kunnen zijn met deze verplichtingen; er worden evenmin mechanismen voorzien voor het terugdraaien van nationale besluiten door de instellingen van de Unie als de lidstaten zich niet houden aan dit beginsel van naleving van de internationale verplichtingen. De handelspartners van de Unie, en met name de VS, hebben publiekelijk te kennen gegeven dat zij bedenkingen hebben bij het wetgevingsvoorstel, en hebben zelfs het welslagen van het topoverleg over een handelsakkoord (TTIP) afhankelijk gesteld van het wegnemen van deze bezwaren. |
7.4.2. |
Als het voorstel van de Commissie wordt uitgevoerd, kan dat gevolgen hebben voor bepaalde internationale overeenkomsten — zoals de algemene handelsafspraken in het kader van de WTO, het stelsel van algemene preferenties (SAP) voor ontwikkelingslanden of het „alles-behalve-wapens”-initiatief — of ontregelend werken, net als barrières voor het internationale handelsverkeer. |
7.5. Twijfels over de overeenstemming met de beginselen van vrij verkeer
7.5.1. |
In het voorstel van de Commissie wordt gesteld dat de beginselen van de interne markt nageleefd moeten worden. Hier mag niet aan worden getornd, ook niet door nationale maatregelen die in het kader van dit voorstel worden genomen. Dit geldt des te meer omdat verschillende EU-gebieden naar verwachting verschillende bepalingen zullen toepassen als het aankomt op de teelt, de verkoop en het vervoer binnen de EU. |
7.5.2. |
Het risico is echter groot dat er rechtsonzekerheid ontstaat; het is immers niet duidelijk wanneer uitzonderingen gerechtvaardigd zijn (een uitputtende lijst met redenen die wel of niet aanvaardbaar zijn ontbreekt), en er worden geen rechtsinstrumenten voorzien voor het opschorten van nationale maatregelen die als onbillijk, onvoldoende gerechtvaardigd of discriminerend kunnen worden beschouwd. |
7.5.3. |
Dergelijke rechtsonzekerheden kunnen alleen worden weggenomen door het Hof van Justitie van de Europese Unie, maar dat leidt tot onnodige juridisering van de procedure en mogelijk ook tot vertraging en extra kosten voor de lidstaten. |
7.5.4. |
Vooral dit laatste is een goede reden om de opportuniteit en geschiktheid van het voorstel van de Commissie in zijn huidige vorm in twijfel te trekken. |
Brussel, 16 september 2015.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Henri MALOSSE
(1) http://ec.europa.eu/food/plant/docs/plant_gmo_report_studies_report_2013_mon_810_en.pdf
(2) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.
(3) PB L 68 van 13.3.2015, blz. 1.
(4) PB C 68 van 6.3.2012, blz. 56.
(5) http://www.europarl.europa.eu/meetdocs/2014_2019/documents/envi/pr/1065/1065989/1065989nl.pdf