Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015AE3146

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de totstandbrenging van een financieel ecosysteem voor sociale ondernemingen (verkennend advies)

PB C 13 van 15.1.2016, p. 152–160 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 13/152


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de totstandbrenging van een financieel ecosysteem voor sociale ondernemingen

(verkennend advies)

(2016/C 013/23)

Rapporteurs:

Ariane RODERT and Marie ZVOLSKÁ

In een brief van 28 april 2015 en overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verzocht Nicolas Schmit, minister van Arbeid, Werkgelegenheid en de Sociale en Solidaire Economie het Comité namens het toekomstige Luxemburgse voorzitterschap om een verkennend advies op te stellen over

„De totstandbrenging van een financieel ecosysteem voor sociale ondernemingen”

(verkennend advies).

De afdeling Interne markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 8 september 2015 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 september 2015 gehouden 510e zitting (vergadering van 16 september 2015) onderstaand advies uitgebracht, dat met 204 stemmen vóór en 2 stem tegen, bij 4 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC is ingenomen met het feit dat het Luxemburgse voorzitterschap van de EU prioriteit verleent aan de sociale economie en met name met de nadruk die het legt op het tot stand brengen van een op maat gesneden financieel ecosysteem.

1.2.

Het dringt er bij de Commissie op aan gebruik te maken van het momentum om de agenda voor de sociale economie te steunen en te zorgen voor een blijvend en ondersteunend beleidskader voor de ontwikkeling van die economie. Zij moet dit doen door de agenda voor het Initiatief voor sociaal ondernemerschap (SBI) te vernieuwen en hierin het noodzakelijke passende financiële ecosysteem op te nemen.

1.3.

Het benadrukt dat het noodzakelijk is om toegang tot financiering te zien als een van de componenten van het volledige ecosysteem dat nodig is voor ontwikkeling en groei van ondernemingen van de sociale economie (Social Economy Enterprises — SEE’s).

1.4.

Het ideale financiële ecosysteem voor SEE’s omvat aspecten als een benadering met meerdere belanghebbenden en hybride en geduldige kapitaaloplossingen met garantiestelsels waarin vaak wordt voorzien door sociale financiële instellingen die de waarden van de sociale economie delen.

1.5.

De Commissie moet de opkomst van nieuwe instrumenten ondersteunen, ervoor zorgen dat wetgeving op financieel gebied die ontwikkeling mogelijk maakt, onderzoek stimuleren naar de maatschappelijke meerwaarde van investeringen in SEE’s en de lidstaten verzoeken om wederzijdse beoordelingen op dit gebied.

1.6.

Het EESC is ingenomen met het feit dat de sociale economie een investeringsprioriteit is van het huidige Investeringsplan voor Europa (1) en dringt er bij de Commissie op aan volledig gebruik te maken van deze bepaling.

1.7.

De Commissie moet ook bezien of en hoe maatschappelijk verantwoorde investeringen een component kunnen zijn van het financiële ecosysteem voor SEE’s en of het beleid hierachter de ontwikkeling van die bedrijven daadwerkelijk ondersteunt.

1.8.

De EU moet SEE’s ook erkennen door te voorzien in ondersteuning in de Verordening kapitaalvereisten (VKV) (2). Dit zou een zeer positieve uitwerking hebben op de bancaire kredietverlening aan de sociale economie, zonder dat dit werkelijk gevolgen heeft voor de overheidsfinanciën.

1.9.

Bij financiële ondersteuning op EU-niveau moet de Commissie voorzien in richtsnoeren, opleiding en capaciteitsopbouw voor overheden en belangrijke belanghebbenden.

1.10.

De lidstaten moeten optreden als mede-investeerders om de oprichting van ethische fondsen, fondsen voor sociale innovatie en sociale durfkapitaalfondsen te ondersteunen en openbare garantiestelsels mogelijk te maken. Bovendien moeten lidstaten overwegen om de aftrekmogelijkheden te herzien voor de inkomsten- en winstbelasting (voor resp. natuurlijke personen en ondernemingen) en andere fiscale stimulansen voor zowel spaarders als investeerders om investeringen in SEE’s aan te trekken.

1.11.

Ook de SEE’s zelf moeten initiatieven nemen zoals zelfkapitalisatie, crowdfunding, het aangaan van sociaal-financiële en andere partnerschappen en het opbouwen van eigen middelen.

1.12.

Om het potentieel van SEE’s volledig te ontsluiten, moeten alle lidstaten echter nationale actieplannen voor de sociale economie opstellen en ten uitvoer leggen. Die plannen dienen te zijn gebaseerd op de inbreng van veel stakeholders en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.

2.   Inleiding en context

2.1.

Het EESC is ingenomen met het feit dat Luxemburg tijdens zijn EU-voorzitterschap prioriteit verleent aan de sociale economie en weet dat die sector bijdraagt aan werkgelegenheid, sociale rechtvaardigheid en duurzame ontwikkeling.

2.2.

Het is verheugd dat het Luxemburgse voorzitterschap heeft verzocht om dit verkennend advies, dat is gericht op het verkennen van het concept van een financieel ecosysteem vanuit het perspectief van sociale ondernemingen, de belangrijkste kenmerken hiervan en de voorwaarden die nodig zijn voor de totstandbrenging van een adequaat en doeltreffend Europees kader voor de financiering van en investeringen in de sociale economie.

2.3.

Het constateert ook dat het Luxemburgse voorzitterschap benadrukt dat een beperkte toegang tot financiering (en met name toegang tot financiering op maat) een belemmering is voor de groei en de ontwikkeling van de sociale economie, wat overeenstemt met de vorige adviezen van het EESC (3), de Commissie, het SBI (4), en het werk van de OESO (5).

2.4.

Als gevolg van de crisis en de nieuwe complexe uitdagingen waarvoor onze samenleving zich gesteld ziet, ontstaat een nieuw sociaal landschap in Europa. Er bestaat een dringende behoefte aan sociale innovatie die alle maatschappelijke sectoren mobiliseert. De sociale economie is een essentiële sector waarin meer dan 14 miljoen mensen (6) werkzaam zijn en die een belangrijke rol moet spelen in het voorzien in oplossingen ten aanzien van het scheppen van werkgelegenheid en sociale insluiting (7) die bijdragen tot slimme, duurzame en inclusieve groei. De sector is echter in veel lidstaten nog onderontwikkeld. Om het volledige potentieel van de sector te ontsluiten, moet een stimulerend ecosysteem worden ontwikkeld waarin de toegang tot passende financiering een centrale rol speelt.

2.5.

Met het oog op de voortdurende inzet van het EESC ten aanzien van de agenda voor de sociale economie, is dit advies erop gericht de aandacht te vestigen op de bijzondere perspectieven van SEE’s, die het maken van winst per definitie zien als manier om hun primaire sociale taak te vervullen.

2.6.

Om vorm te geven aan dit advies, herhaalt het EESC daarom de definitie van de strategie van Rome  (8), waarin de sociale economie wordt omschreven als een veelheid van organisatievormen die zijn ontstaan in verschillende nationale situaties en op uiteenlopende welvaartsniveaus, maar die dezelfde waarden, kenmerken en doelen hebben. Het begrip „SEE” verwijst naar een wereld van organisaties gestoeld op het idee dat mensen belangrijker zijn dan kapitaal, waaronder organisatievormen als coöperaties, mutualiteiten, stichtingen, verenigingen en nieuwere vormen van sociale ondernemingen. Er moet worden benadrukt dat SEE’s ondernemingen zijn die van mensen zijn en/of zijn gecreëerd door mensen en niet door het financiële systeem.

2.7.

Er moet ook worden opgemerkt dat dit advies, hoewel het aan deze onderwerpen gerelateerd is, niet ingaat op de specifieke kenmerken van „investeringen met sociale effecten”, of de EuSEF-verordening, waarover het EESC eerder advies uitbracht (9).

3.   Toegang tot financiering, een probleem voor de sociale economie

3.1.

Zoals de OESO opmerkte (10), is er momenteel sprake van incompatibiliteit binnen het bestaande financieringskader, waardoor het niet beantwoordt aan de realiteit van SEE’s en hun behoeften. Hieruit blijkt dat er behoefte is aan een culturele aanpassing van het financiële, rechts- en beleidskader om passende instrumenten te ontwerpen. Het is cruciaal dat een geïntegreerde aanpak, die verschilt van de traditionele financiering, wordt aangenomen, zodat sociale financiering duurzaam wordt.

3.2.

Een belangrijk probleem is dat de bedrijfsmodellen van SEE’s onvoldoende bekend zijn en slecht worden begrepen. Omdat de bijzonderheden van deze modellen (zoals een beperkte of geen winstuitkering, de nadruk op gebruikers of behoeften, een gezamenlijke besluitvorming, een democratisch bestuur of mede-eigendom) niet worden erkend, is het in het algemeen moeilijk voor SEE’s om toegang te krijgen tot normale financiering en instrumenten die doorgaans kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) ondersteunen.

3.3.

SEE’s worden vaker dan andere bedrijven geconfronteerd met het probleem dat de logica van de financiële markt er niet op gericht is de ontwikkeling van SEE’s te ondersteunen. Financiële markten hebben geen oog voor de maatschappelijke meerwaarde van SEE’s en hun taak van algemeen belang en belonen deze ook niet. Op dit moment ontvangen SEE’s vaak alleen een vergoeding voor de kosten van de dienst die zij verlenen, maar niet voor de maatschappelijke waarde die zij creëren. Rendement op investeringen voor SEE’s betekent in de eerste plaats sociale impact en beperkt financieel rendement. Het feit dat de sociale missie voorrang krijgt boven de winstmaximalisatie kan de verkeerde indruk geven dat SEE’s een hoger risico zijn en minder betrouwbaar zijn dan andere bedrijven. Uit onderzoek, feiten en gegevens blijkt echter het tegenovergestelde (11). Investeringen in SEE’s zijn geen kosten maar toekomstinvesteringen, die mederesulteren in meer werkgelegenheid en het concurrentievermogen en de algemene economische bijdrage van een lidstaat op de lange termijn verhogen.

3.4.

Er zijn verschillende pogingen gedaan om instrumenten voor sociale investeringen te bevorderen die voortbouwen op de structuur van traditionele financieringsinstrumenten. Aangezien de logica van particulier kapitaal echter vaak gepaard gaat met kenmerken als exitstrategieën voor de korte termijn, eigendomsverwerving en het streven naar een hoog rendement op investeringen, werken deze instrumenten niet voor SEE’s. Zulks ook omdat deze kenmerken vaak rechtstreeks in strijd zijn met de bedrijfsmodellen en werkzaamheden van SEE’s.

3.5.

Kwesties als problemen bij afstoting (wanneer wordt gewerkt met mensen in nood) en geen of beperkte tweede-marktmogelijkheden zorgen voor bijkomende moeilijkheden voor gewone investeerders. Hoewel deze instrumenten met succes een aantal bedrijven kunnen bereiken (vaak naar maximale winst strevende bedrijven met een sociale opdracht), hebben SEE’s nog steeds behoefte aan specifieke financiële instrumenten.

4.   Een ondersteunend en duurzaam financieel ecosysteem

4.1.

Dit advies is gericht op de kenmerken en de voorwaarden die nodig zijn om de toegang tot financiering voor SEE’s te verbeteren, en niet op een uitgebreide beoordeling van de reeks beschikbare financieringsinstrumenten. Het echte potentieel van SEE’s kan alleen worden geconcretiseerd wanneer de toegang tot financiering wordt opgenomen in een op maat gesneden en volledig geïntegreerd ecosysteem, samen met componenten zoals rechtskaders, bedrijfsontwikkeling en verschillende vormen van ondersteuning, waarmee wordt aangetoond dat sociale investeringen zowel financiële als niet-financiële investeringen zijn.

4.2.

Bij het erkennen dat het verbeteren van de financiering voor SEE’s cruciaal is voor ontwikkeling en duurzaamheid, is het belangrijk dat een onderscheid wordt gemaakt tussen het financieren van SEE-structuren en SEE-activiteiten. Het is van belang dat beide aspecten worden gefinancierd, maar de benaderingen en instrumenten kunnen verschillen. Wat zeker is, is dat sociale financiering die is afgestemd op SEE’s moet worden ontwikkeld in het kader van de bevordering van sociale initiatieven en maatregelen en moet worden gezien als middel om het potentieel van de sector te realiseren, in plaats van als doel op zich.

4.3.

Er moet worden erkend dat SEE’s normaal gesproken een gemengde inkomensstroom  (12) hebben, waarbij de verkoop van goederen en diensten vaak gepaard gaat met openbare financiering. Zij steunen vaak op een mix van financieringsstromen die variëren van op beleidsdoelstellingen gebaseerde fondsen voor een specifiek project of programma tot aanbestedingen of geld aantrekken voor expansie of nieuwe investeringen.

4.4.

In sommige lidstaten zijn SEE’s afhankelijk van permanente openbare financiering en werken zij nauw samen met de overheid bij het streven naar een gemeenschappelijke beleidsdoelstelling of doelstelling van algemeen belang. Verder is openbare financiering bijzonder belangrijk in het innovatieproces (dat vaak verbonden is met preventief werk) en de vroege ontwikkelingsfasen van SEE’s. Het EESC benadrukt derhalve dat deze vorm van openbare samenwerking en financiële steun niet in gevaar mag worden gebracht bij het zoeken naar externe financieringsbronnen en met name belangrijk is bij het ondersteunen van de opkomst en totstandbrenging van de sociale economie in bepaalde lidstaten.

4.5.    Gebruikmaken van verschillende financieringsbronnen

4.5.1.

Openbare financiering blijft in veel lidstaten een belangrijke financieringsbron en voor veel SEE’s. Het verband tussen de sociale missie van een SEE en openbare beleidsdoelstellingen op basis van een stelsel van gemeenschappelijke doelen en vertrouwen vormt de kern van openbare financieringsinitiatieven. In dit verband benadrukt het EESC zijn verbondenheid met en steun voor de voortzetting van het pakket sociale-investeringsmaatregelen van de Commissie (13), dat is gericht op het bevorderen van innovatie op het gebied van sociaal beleid, waarbij een belangrijke rol voor SEE’s is weggelegd. In veel lidstaten zijn overheidsopdrachten de primaire bron van inkomsten voor SEE’s. Het verstrekken van een dienst van algemeen belang is vaak een kernactiviteit van SEE’s bij het volbrengen van hun sociale missie. Dit inkomen draagt op belangrijke wijze bij aan hun financiële duurzaamheid. Bij aanbestedingen dient naleving van sociale normen en vooral van cao’s één van de criteria te zijn.

4.5.2.

Particuliere financieringsinstrumenten variëren van traditionele bronnen zoals commerciële banken, business angels en durfkapitaal, tot instrumenten als donaties, andere liefdadigheidsbijdragen en maatschappelijk verantwoorde investeringen. Hoewel enkele van deze bronnen kunnen passen bij SEE’s, lijkt het erop dat financiering door „gespecialiseerde sociale financierders” geschikter is.

4.5.3.

Er moet ook aandacht worden besteed aan de interesse van individuen in het investeren in initiatieven van SEE’s, met name op gemeenschapsniveau. Platforms voor crowdfunding, donaties en liefdadigheid zijn een belangrijke financieringsbron voor SEE’s.

4.5.4.

De sociale economie zelf genereert middelen in de vorm van ingehouden winsten, wat vaak wordt aangemoedigd door belastingvermindering. De mogelijkheid om winsten te verzamelen die niet aan leden worden uitgekeerd (ondeelbare reserves) wordt gebruikt door coöperaties als belangrijkste instrument om hun eigen groei te financieren. Een ander instrument is de mogelijkheid voor leden van coöperaties om deel te nemen aan de financiering van hun eigen coöperatie door het verstrekken van vrijwillige leningen (sociale leningen), die in sommige lidstaten worden geregeld in specifieke wetgeving (14).

4.5.5.

Gespecialiseerde financiële instellingen, sociale, ethische en coöperatieve banken, evenals sociale investeerders bieden instrumenten die speciaal zijn ontworpen voor SEE’s. Het Italiaanse coöperatieve ontwikkelingsfonds (15) is bijvoorbeeld opgericht om specifiek coöperaties te bevorderen en te ontwikkelen. Deze fondsen worden gevormd met de 3 % belasting die wordt geheven op de jaarlijkse winsten vóór de belasting van coöperaties. Andere voorbeelden zijn het ontwikkelingsfonds CoopEst en het CGM Finance Consortium, twee interne financiële stelsels die alleen openstaan voor leden en die overbruggingskredieten verstrekken en helpen problemen bij de toegang tot het gewone bankenstelsel het hoofd te bieden door middel van de contractuele capaciteit als groep.

4.5.6.

Bij het tot stand brengen van een markt of platform moet rekening worden gehouden met deze instrumenten en moeten stimulansen voor het aantrekken van kapitaal worden geëvalueerd. Terwijl openbaar kapitaal kan worden aangetrokken op grond van beleid, kan particulier kapitaal worden aangetrokken door middel van fiscale stimuleringsmaatregelen, risicodeling en de samenwerking met de sociale economie. Afgezien daarvan moet worden gezorgd voor evenwicht tussen stimulansen voor particuliere financiers en het verwachte financiële en sociale rendement en de manier waarop financiële winsten worden gebruikt. Zo moet worden gegarandeerd dat het algemeen belang en een desbetreffende doeltreffende (eventuele overheids)besteding de kern van het initiatief blijven.

4.6.    Basisprincipes waarmee rekening moet worden gehouden bij de totstandbrenging van een stimulerend financieel ecosysteem

4.6.1.

De totstandbrenging van een financieel ecosysteem voor SEE’s is afhankelijk van een benadering met meerdere belanghebbenden die middelen en instrumenten samenbrengen. Dit soort systeem of een sociaal en solidair financieringssysteem, brengt zowel geldelijke als niet-geldelijke middelen samen. Het stoelt op vertrouwen en financiële steun waarbij verschillende spelers betrokken zijn (SEE’s, spaarders, openbare instanties, pensioenfondsen en financiële instellingen, enz.) die relaties opbouwen (financiële bemiddeling, socialisatie en ondersteunende relaties) en die gemeenschappelijke doelen en regels hebben. Het succes van deze benadering kan bijvoorbeeld worden gezien in Quebec en moet verder worden verkend in de Europese context (16).

4.6.2.

Het is essentieel dat de financiële steun wordt ontworpen volgens een levensloopbenadering. Subsidies of gefinancierde proefprojecten falen vaak in de tweede fase vanwege het gebrek aan passende instrumenten die het mogelijk maken voor SEE’s om te groeien en duurzaam te zijn. Er moeten specifieke instrumenten en ondersteunende beleidskaders worden ontworpen voor elke ontwikkelingsfase: de fase die voorafgaat aan het opstarten van een onderneming, de opstart- of proeffase, de consolidatiefase en de groeifase. Deze moeten voldoen aan de specifieke behoeften die elke fase met zich meebrengt.

4.6.3.

Traditioneel durfkapitaal is gebaseerd op een snel rendement op investeringen, normaal gesproken verbonden met zeggenschap via eigendom. Dit is bijzonder lastig te gebruiken voor de sociale economie en in strijd met SEE-bedrijfsmodellen en -activiteiten. Daarom is het in deze context cruciaal dat wordt voorzien in garantiestelsels en mechanismen voor mede-investering om de verantwoordelijkheid en risico’s te delen. Bij het ontwikkelen van stelsels die het eerste „risico” van de financiering verminderen, moet worden beoordeeld of kan worden voortgebouwd op goede praktijken van reeds bestaande garantiestelsels (die vaak met openbare middelen worden gefinancierd).

4.6.4.

Financiers van de sociale economie zijn vaak de aangewezenen voor het verstrekken van zowel financiële als niet-financiële steun, zoals programma’s voor investeringsbereidheid en algemene begeleiding en steun voor bedrijfsontwikkeling. Deze vorm van steun is cruciaal om het risico van falen te beperken. Hier moeten algemene „financiële begeleiding” en „financiële educatie” worden overwogen.

4.6.5.

Het is belangrijk dat de meting van de sociale impact  (17) centraal staat bij sociale financiering, om de maatschappelijke impact, die tegelijk met het financiële rendement is gerealiseerd, aan te tonen. Dit is de enige manier om de volledige waarde die door de SEE-activiteit is gecreëerd en de volledige omvang van het rendement op investering — zowel sociaal als financieel gezien — in kaart te brengen.

4.7.    Een ecosysteem op basis van gemengd kapitaal

4.7.1.

Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan hybride vormen van financiering, die als geschikter worden beschouwd voor ondernemingen van de sociale economie, aangezien hierbij solidariteitsoverwegingen een rol spelen naast financiële prikkels. Hybride kapitaal combineert schenkingen (overheidssteun, filantropische fondsen, donaties) met eigen kapitaal en instrumenten voor schuld- en risicodeling. Financieringsinstrumenten van hybride kapitaal omvatten terugvorderbare subsidies, leningen die kunnen worden kwijtgescholden, converteerbare subsidies en overeenkomsten om inkomsten te delen. Bij hybride kapitaal zijn particulier en overheidskapitaal vaak nauw met elkaar verweven en is er vaak sprake van een gemeenschappelijke beleidsdoelstelling, maar ook van een onderlinge afhankelijkheid bij het afwegen van de belangen van de stakeholders.

4.7.2.

Andere oplossingen voor financiering die geschikt zijn voor SEE’s, zijn vormen van geduldkapitaal. In Frankrijk en Québec (18) brengen sociale/solidaire garantie- en investeringsfondsen bijvoorbeeld kapitaal samen uit verschillende bronnen en van verschillende belanghebbenden, zoals individuen, overheden en pensioenfondsen, die schuld- en eigenvermogensinstrumenten aanbieden op basis van principes van lagere rendementen (dan gewoon durfkapitaal) gedurende een langere periode (langer dan zeven jaar). Dit laatste is bijzonder belangrijk, aangezien SEE’s vaak afhankelijk zijn van de continuïteit van de dienstverlening.

5.   Beleidsaanbevelingen

5.1.

Gezien de verschillen in Europa en de grote verscheidenheid aan behoeften in de sociale economie, zijn de volgende aanbevelingen onderverdeeld op basis van de verantwoordelijkheden van beleidsmakers op verschillende niveaus.

5.2.    De Europese instellingen

5.2.1.

De Europese instellingen moeten een ondersteunende, katalyserende, faciliterende en mobiliserende rol spelen voor alle belanghebbenden in het financiële ecosysteem van SEE’s. Zij moeten ook aantonen dat ze zich inzetten voor de ontwikkeling van de sociale economie in Europa door te zorgen voor een ondersteunend beleidskader voor de ontwikkeling van de sociale economie in het algemeen, door de SBI-agenda te vernieuwen.

5.2.2.

De Commissie moet ervoor zorgen dat meer middelen via intermediairs naar SEE’s worden geleid om de opkomst, het uitvoeren van experimenten en innovatie ten aanzien van nieuwe instrumenten te ondersteunen en dat financiële regelgeving deze ontwikkeling mogelijk maakt en niet belemmert.

5.2.3.

Zij moet in dit verband ook overwegen een minder strikte regelgeving te testen om ervoor te zorgen dat kapitaal de sociale economie bereikt.

5.2.4.

De Commissie moet onderzoeken hoe crowdfunding of economische samenwerkingsinstrumenten SEE’s kunnen ondersteunen. Zij moet overwegen een „showroom” te organiseren voor crowdfunding- en samenwerkingsinitiatieven die gericht zijn op SEE’s. Hiervan bestaan voorbeelden op het niveau van de lidstaten die zouden kunnen worden verbonden met platforms voor sociale innovatie en Horizon 2020-programma’s.

5.2.5.

De Commissie moet onderzoek stimuleren naar de maatschappelijke meerwaarde van investeren in SEE’s. Kwesties die kunnen worden onderzocht zijn onder meer hoe maatschappelijke en economische waarde wordt gecreëerd en in kaart wordt gebracht en de doeltreffendheid van diverse financiële instrumenten.

5.2.6.

Het EESC is ingenomen met het feit dat de sociale economie een investeringsprioriteit is in het huidige Investeringsplan voor Europa en dringt er bij de Commissie op aan volledig gebruik te maken van deze voorziening. Met name kapitaalintensieve investeringen in bijv. gezondheids- en sociale zorg moeten worden overwogen. Voor alle investeringen is het van belang dat een criterium van algemeen belang wordt opgenomen in de investeringsrating en -selectie, teneinde de maatschappelijke meerwaarde beter in kaart te kunnen brengen.

5.2.7.

De kapitaalmarktenunie (KMU) wijst op de opkomst van milieu-, sociale en corporate-governance-investeringen en op het feit dat openbare en particuliere financiering samen kunnen werken om de aanbodkant van investeringen te verbeteren. Het is belangrijk dat de Commissie er bij haar regelgevende activiteiten voor zorgt dat er een verband bestaat tussen de bevordering van de ontwikkeling van SEE’s en de KMU-voorstellen.

5.2.8.

De Europese fondsen spelen een speciale rol bij de ondersteuning van SEE’s. Het ESIF zou kunnen worden aangewend als aanjager voor actie van de lidstaten middels het verstrekken van garanties of te functioneren als financiële hefboom om de opkomst van sociale welvaartsfondsen in Europa te stimuleren. De EaSI- en Cosmefondsen zouden moeten worden gebruikt door de Commissie ter verhoging van de investeringscapaciteit van financiële tussenpersonen en de investeringsbereidheid van SEE’s. De Commissie moet zorgen voor een evenwichtige deelname aan het Horizon 2020-programma, waardoor SEE’s kunnen deelnemen aan horizontale projecten. Zij moet ook het gebruik van deze fondsen door SEE’s vanuit politiek en technisch oogpunt nauwlettend monitoren en hierover verslag uitbrengen.

5.2.9.

De Commissie en de EIB/EIF moeten ervoor zorgen dat financiële mechanismen op EU-niveau, waaronder het actieplan ter verbetering van de toegang tot financiering voor kmo’s, toegankelijk zijn voor SEE’s door SEE’s consequent te integreren in kmo-beleid en financiële faciliteiten en door procedures te vereenvoudigen. Hier is het cruciaal om de term „ondernemingen van de sociale economie” specifiek te noemen, teneinde ervoor te zorgen dat uiteenlopende bedrijven in aanmerking worden genomen en hun zichtbaarheid te verbeteren.

5.2.10.

De Commissie moet beoordelen of en hoe investeringen met sociale effecten een component kunnen zijn van het financiële ecosysteem voor SEE’s en onder welke voorwaarden. In dit verband zullen de ervaringen en proeven van het programma ter versnelling van sociale investeringen van het EIF en van de recente garantiestelsels (19) van de Commissie interessante ervaringen zijn. Daarnaast bieden de recente verslagen van de OESO (20) en EMES (21) een belangrijke input ten aanzien van de vraag of social-impact bonds en het desbetreffende beleid de ontwikkeling van SEE’s daadwerkelijk ondersteunen.

5.2.11.

De financiële regulering Bazel III vormt een bedreiging voor het financiële ecosysteem voor de sociale economie. Het is cruciaal dat de regulering de „biodiversiteit” van het financiële stelsel in stand houdt, in plaats van arbitraire regels toe te passen. Een probleem dat moet worden opgelost, is de behandeling van leningen aan de sociale economie volgens de huidige prudentiële regels (Bazel III, RKV IV/VKV). Op dit moment wordt geen vrijstelling op de balans toegekend voor leningen aan sociale ondernemingen, hoewel de sector niet als risicovol wordt beschouwd. Voorts wordt het verstrekken van leningen aan de sector niet aangemoedigd. De EU heeft daarentegen overeenkomstig de in de VKV opgenomen compenserende factor voor kmo’s voorzien in „capital relief” voor banken die leningen verstrekken aan kmo’s en huishoudens. De EU moet SEE’s op dezelfde wijze erkennen door te voorzien in een factor voor ondersteuning van ondernemingen van de sociale economie, bijv. door het huidige artikel 501, lid 1, van de VKV aan te passen. Dit zou een zeer positieve uitwerking hebben op de bancaire kredietverlening aan de sociale economie, zonder dat dit werkelijk gevolgen heeft voor de overheidsfinanciën.

5.2.12.

Aangezien financiële innovatie voor de sociale economie hoofdzakelijk op lokaal, regionaal en nationaal niveau plaatsvindt, verkeert de Commissie in een ideale positie om innovatieve instrumenten en oplossingen te verzamelen en te delen om te voorzien in bewijs voor beleidsbeslissingen. In dit opzicht zou een EU-brede synthese en monitoring van het delen van nieuwe financieringsinitiatieven en -instrumenten in de lidstaten nuttig zijn.

5.2.13.

Bij financiële ondersteuning op EU-niveau moet de Commissie voorzien in richtsnoeren, opleidingen en capaciteitsopbouw voor overheden en belangrijke stakeholders. Het EESC verzoekt derhalve om een handleiding over hoe het financiële ecosysteem kan worden opgebouwd en hoe financiële instrumenten voor de sociale economie kunnen worden ontworpen en uitgevoerd. Ook goede praktijken ten aanzien van algemene begeleiding op het niveau van de lidstaten, zoals programma’s voor investeringsbereidheid, moeten worden gedeeld en als basis dienen.

5.2.14.

Het EESC is verheugd over de interesse van de Commissie in het oprichten van een werkgroep voor sociale financiering, in samenwerking met GECES (deskundigengroep van de Europese Commissie voor sociale ondernemingen) die zou kunnen optreden als hulpbron voor beleidsontwikkeling en het monitoren van de situaties en activiteiten van lidstaten.

5.2.15.

Wederzijdse beoordelingen ten aanzien van financiering van SEE-activiteiten en -structuren moeten worden overwogen om het delen van instrumenten en beste praktijken tussen de lidstaten aan te moedigen.

5.2.16

. De Commissie moet de voordelen en nadelen onderzoeken van fiscale stimuleringsmaatregelen van de lidstaten. Dit is relevant voor SEE’s in het algemeen en als prikkel om kapitaal aan te trekken van particuliere spaarders en sociale financiers. Dit aspect moet worden herzien omdat SEE’s momenteel achtergesteld zijn ten opzichte van andere bedrijven ten aanzien van de toegang tot financiering (openbaar of particulier).

5.3.

Lidstaten en lokale en regionale autoriteiten

5.3.1.

De lidstaten spelen een centrale rol op nationaal, regionaal en lokaal niveau in het voorzien in faciliterend beleid en steun voor de ontwikkeling en groei van de sociale economie. Er zijn weinig lidstaten die beschikken over een toereikend stelsel voor ondersteuning en daarom worden zij verzocht om nationale stelsels voor ondersteuning van de sociale economie, overeenkomstig het SBI, te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen. Er moet in het bijzonder aandacht worden besteed aan de toegang tot op maat gesneden financiële ondersteuning op zowel nationaal als lokaal en regionaal niveau. Deze initiatieven zouden kunnen worden gepresenteerd binnen het kader van GECES.

5.3.2.

De lidstaten zouden kunnen optreden als mede-investeerders om de oprichting van ethische fondsen, fondsen voor sociale innovatie en sociale durfkapitaalfondsen te ondersteunen. Een belangrijk element hiervan is het voorzien in openbare garantiestelsels of, door beleidsmaatregelen, het aantrekken van kapitaal uit pensioenfondsen, van kredietcoöperaties, enz.

5.3.3.

De lidstaten moeten ook de mogelijkheden onderzoeken voor het waarborgen van financiering middels staatsgarantiefondsen, teneinde de sociale economie toegang te geven tot traditionele financiering.

5.3.4.

De lidstaten kunnen tevens overwegen sociale investeringsfondsen te kapitaliseren door naar mogelijkheden te kijken voor aftrekposten in de directe belastingen (voor natuurlijke personen en ondernemingen) en andere fiscale stimulansen voor zowel spaarders als investeerders om investeringen in SEE’s aan te trekken. De drijfveer achter deze belastingvoordelen moet echter de door SEE’s gecreëerde maatschappelijk waarde zijn.

5.3.5.

Het EESC dringt er bij de lidstaten op aan geschikte wetgeving voor de sociale economie op te stellen met betrekking tot microkredieten, waarom reeds werd verzocht door de Commissie (22).

5.3.6.

Financiële intermediairs spelen een cruciale rol in de ontwikkeling van de sociale economie. lidstaten moeten, door te zorgen voor een gunstig regelgevingskader, het ontstaan van sociale financiële intermediairs aanmoedigen die sociale financieringsfondsen en -instrumenten aanbieden, of dit nu coöperatieve of ethische banken zijn, of commerciële banken met een specifieke dochteronderneming die zich richt op de sociale economie.

5.3.7.

Lokale en regionale autoriteiten spelen een belangrijke rol in het zorgen voor lokale infrastructuur en het uitvoeren van initiatieven. Daarnaast moeten zij worden aangespoord om initiatief te nemen tot samenwerking met meerdere belanghebbenden om de lokale/regionale ontwikkeling te ondersteunen. In dit opzicht biedt het EFRO belangrijke ondersteuning.

5.4.

Andere belanghebbenden

5.4.1.

SEE’s moeten zelf initiatief nemen tot het ontwikkelen van instrumenten zoals automatische kapitalisatie en crowdfunding en het aangaan van sociale financieringspartnerschappen, het verzamelen van hun eigen middelen en het initiëren van partnerschappen.

5.4.2.

Het is ook belangrijk dat SEE’s overwegen meer samen te werken met externe partners, zoals particuliere commerciële banken en verschillende intermediairs. Dit kan in sommige situaties niet passend zijn, maar kan in bepaalde fasen van de ontwikkeling waardevol blijken. Het is belangrijk om onder de juiste voorwaarden belangstelling voor en kennis van SEE’s op te bouwen in de financiële gemeenschap.

Gedaan te Brussel, 16 september 2015,

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  Overweging 17 en artikel 9, lid 2.

(2)  http://ec.europa.eu/finance/bank/regcapital/legislation-in-force/index_en.htm

(3)  PB C 24 van 28.1.2012, blz. 1, PB C 229 van 31.7.2012, blz. 44, PB C 229 van 31.7.2012, blz. 55, PB C 458 van 19.12.2014, blz. 14.

(4)  COM(2011) 682 final.

(5)  http://browse.oecdbookshop.org/oecd/pdfs/product/8409011e.pdf.

(6)  http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=738&langId=en&pubId=7523

(7)  http://www.oecd.org/cfe/leed/130228_Job%20Creation%20throught%20the%20Social%20Economy%20and%20SocialEntrepreneurship_RC_FINALBIS.pdf

(8)  http://socialeconomyrome.it/files/Rome%20strategy_EN.pdf

(9)  PB C 458 van 19.12.2014, blz. 14.

(10)  Zie voetnoot 5.

(11)  http://www.ilo.org/wcmsp5/groups/public/---ed_emp/---emp_ent/documents/publication/wcms_108416.pdf

(12)  EC Mapping study: http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=en&catId=89&newsId=2149

Beleidsnota van de OESO: http://www.oecd.org/cfe/leed/Social%20entrepreneurship%20policy%20brief%20EN_FINAL.pdf

(13)  http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=1044

(14)  Zie bijvoorbeeld Italiaanse wet nr. 127/71.

(15)  Italiaanse wet nr. 59/92.

(16)  http://www.reliess.org/centredoc/upload/FinanceQc_va.pdf

(17)  PB C 170 van 5.6.2014, blz. 18.

(18)  http://capfinance.ca

(19)  http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=1084

(20)  http://www.oecd.org/cfe/leed/SIBsExpertSeminar-SummaryReport-FINAL.pdf

(21)  http://5emesconf.exordo.com/files/papers/101/final_draft/Godina-Maier-Barbetta_-_Paradoxes_and_Potentials_of_Social_Impact_Bonds_-_16_06_2015.pdf

(22)  COM(2007) 708 final.


Top