Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014TN0689

    Zaak T-689/14 P: Hogere voorziening ingesteld op 12 september 2014 door het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA) tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 2 juli 2014 in zaak F-63/13, Psarras/ENISA

    PB C 431 van 1.12.2014, p. 36–37 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    1.12.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 431/36


    Hogere voorziening ingesteld op 12 september 2014 door het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA) tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 2 juli 2014 in zaak F-63/13, Psarras/ENISA

    (Zaak T-689/14 P)

    (2014/C 431/59)

    Procestaal: Grieks

    Partijen

    Rekwirerende partij: Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA) (vertegenwoordigers: P. Empadinhas en C. Meidanis, advocaat)

    Andere partij in de procedure: Aristidis Psarras (Heraklion, Griekenland)

    Conclusies

    De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

    het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 2 juli 2014 in zaak F-63/13 volledig te vernietigen;

    alle door verzoeker in eerste aanleg in zaak F-63/13 ingediende vorderingen volledig af te wijzen, en

    verzoeker in eerste aanleg te verwijzen in alle kosten van de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken en van die voor het Gerecht.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij vijf middelen aan.

    1.

    Eerste middel, ontleend een verkeerde opvatting van de feiten met betrekking tot de gebeurtenissen die op 4 mei 2012 en in de daarop volgende periode hebben plaatsgevonden alsmede aan een onjuiste rechtsopvatting van artikel 41, lid 2, sub a, van het Handvest van de grondrechten en van artikel 47 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, in samenhang met artikel 59 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie.

    2.

    Tweede middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting van artikel 41, lid 2, sub a, van het Handvest, voor zover is geoordeeld dat, ten eerste, de vaststelling dat die bepaling is geschonden ipso jure en automatisch leidt tot de nietigverklaring van het bestreden besluit, waarbij geen rekening is gehouden met de rechtspraak op grond waarvan verzoeker eveneens had moeten aantonen dat de inhoud van het betwiste besluit bij gebreke van die schending anders zou zijn geweest, en, ten tweede, de vroegere rechtspraak die bepaling op basis van de nieuwe uitlegging „alle zin ontneemt”.

    3.

    Derde middel, ontleend aan een niet-nakoming van de op het Gerecht voor ambtenarenzaken rustende verplichting om in te gaan op de grieven die de verwerende partij had ontleend aan de niet-ontvankelijkheid en een ontoereikende motivering alsmede aan schending van de verplichting om voor de indiening van een schadevordering eerste de voorafgaande procedure te volgen.

    4.

    Vierde middel, ontleend aan schending van de rechtspraak in die zin dat de nietigverklaring van het betwiste besluit op zich een passend herstel kan vormen, ontoereikende motivering, het feit dat het Gerecht voor ambtenarenzaken ultra vires heeft beslist en een kennelijke beoordelingsfout.

    5.

    Vijfde middel, ontleend aan een vermeend gebrek aan onpartijdigheid van het Gerecht voor ambtenarenzaken.


    Top