Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CN0507

    Zaak C-507/13: Beroep ingesteld op 20 september 2013 — Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland/Europees Parlement, Raad van de Europese Unie

    PB C 359 van 7.12.2013, p. 4–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    7.12.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 359/4


    Beroep ingesteld op 20 september 2013 — Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland/Europees Parlement, Raad van de Europese Unie

    (Zaak C-507/13)

    2013/C 359/05

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (vertegenwoordigers: E. Jenkinson, S. Behzadi-Spencer, gemachtigden, en K. Beal QC)

    Verwerende partijen: Europees Parlement, Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    artikel 94, leden 1, sub g, en 2, en/of artikel 162, leden 1 en 3, van richtlijn 2013/36/EU (1) (CRD IV richtlijn) nietig verklaren;

    de artikelen 450, lid 1, sub d, sub i en/of sub j, en/of 521, lid 2, van verordening (EU) nr. 575/2013 (2) (CR-verordening) nietig verklaren;

    het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Het Verenigd Koninkrijk (VK) vordert krachtens artikel 263 VWEU nietigverklaring van een beperkt aantal bepalingen van bepaalde wetgevingshandelingen van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. De vordering tot nietigverklaring betreft het „CRD IV pakket”, dat op 17 juli 2013 van kracht is geworden. Het pakket bestaat uit een nieuwe richtlijn kapitaalvereisten, richtlijn 2013/36/EU, en een nieuwe verordening kapitaalvereisten. Het VK maakt uitsluitend bezwaar tegen enkele bepalingen in deze maatregelen, namelijk:

    i)

    de artikelen 94, leden 1, sub g, en 2, en 162, leden 2 en 3, van richtlijn 2013/36/EU (CRD IV richtlijn), bekend gemaakt in het Publicatieblad op 27 juni 2013. Volgens artikel 164 is de richtlijn op 17 juli 2013 in werking getreden.

    ii)

    de artikelen 450, lid 1, sub d, i en j, en 521, lid 2, van de verordening kapitaalvereisten, verordening nr. 575/2013. De CR verordening is op 27 juni 2013 bekend gemaakt in het Publicatieblad, maar is op 28 juni 2013 in werking getreden, overeenkomstig artikel 521, lid 1. Zij moet krachtens artikel 521, lid 2, vanaf 1 januari 2014 worden toegepast.

    Bij de bestreden handelingen hebben het Parlement en de Raad een aantal maatregelen vastgesteld betreffende de variabele beloning die mag worden betaald aan bepaalde werknemers van instellingen (te weten kredietinstellingen en beleggingsondernemingen als omschreven in artikel 4 van de CR-verordening). In het bijzonder in artikel 94, lid 1, sub g, van de CRD IV richtlijn is een beperking gesteld aan de variabele beloning die mag worden betaald aan bepaalde „functionarissen die wezenlijke risico’s aangaan”. Dit is algemeen bekend als een „begrenzing van de bankbonussen” (cap on bankers’ bonuses). Voorts heeft de EU-wetgeving krachtens artikel 94, lid 2, van de CRD IV richtlijn de Europese Bankautoriteit (EBA), een krachtens artikel 114 VWEU opgerichte instantie, belast met de taak om de criteria vast te stellen aan de hand waarvan kan worden bepaald wie in elke instelling de „functionarissen die wezenlijke risico’s aangaan” zijn en om richtsnoeren te formuleren betreffende een discontopercentage dat mag worden toegepast op lange-termijn variabele beloning. Eenmaal vastgesteld, vereist artikel 450 van de CR-verordening dat de instellingen bepaalde details over de salarissen van die functionarissen bekend maken voor verspreiding onder het publiek.

    Het Verenigd Koninkrijk stelt dat de betwiste bepalingen om de volgende redenen moeten worden nietig verklaard:

    i)

    de betwiste bepalingen hebben een ondeugdelijke Verdragsgrondslag;

    ii)

    de betwiste bepalingen zijn onevenredig en/of voldoen niet aan het subsidiariteitsbeginsel;

    iii)

    de betwiste bepalingen zijn in werking getreden op een wijze die in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel;

    iv)

    het opdragen van bepaalde taken aan de EBA en de verlening van bepaalde bevoegdheden aan de Commissie is ultra vires;

    v)

    de genoemde openbaarmakingsvereisten in de CR-verordening schenden de Unierechtelijke beginselen van gegevensbescherming en van bescherming van het privéleven;

    vi)

    voor zover is vereist dat artikel 94, lid 1, sub g, moet worden toegepast op medewerkers van instellingen buiten de EER, schendt het artikel 3, lid 5, VEU en het territorialiteitsbeginsel in het internationale gewoonterecht.


    (1)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176, blz. 338).

    (2)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176, blz. 1).


    Top