EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CA0625

Zaak C-625/10: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 18 april 2013 — Europese Commissie/Franse Republiek (Niet-nakoming — Vervoer — Ontwikkeling van spoorwegen in Gemeenschap — Richtlijn 91/440/EEG — Artikel 6, lid 3, en bijlage II — Richtlijn 2001/14/EG — Artikel 14, lid 2 — Geen juridische onafhankelijkheid van spoorweginfrastructuurbeheerder — Artikel 11 — Geen prestatieregeling — Onvolledige uitvoering)

PB C 164 van 8.6.2013, p. 2–2 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 164/2


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 18 april 2013 — Europese Commissie/Franse Republiek

(Zaak C-625/10) (1)

(Niet-nakoming - Vervoer - Ontwikkeling van spoorwegen in Gemeenschap - Richtlijn 91/440/EEG - Artikel 6, lid 3, en bijlage II - Richtlijn 2001/14/EG - Artikel 14, lid 2 - Geen juridische onafhankelijkheid van spoorweginfrastructuurbeheerder - Artikel 11 - Geen prestatieregeling - Onvolledige uitvoering)

2013/C 164/02

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J.-P. Keppenne en H. Støvlbæk, gemachtigden)

Verwerende partij: Franse Republiek (vertegenwoordigers: G. de Bergues, M. Perrot en S. Menez, gemachtigden)

Interveniënt aan de zijde van de verwerende partij: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordiger: S. Centeno Huerta, gemachtigde)

Voorwerp

Niet-nakoming — Verzuim om binnen de gestelde termijn alle bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan artikel 6 (lid 3) en bijlage II van richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (PB L 237, blz. 25), en aan artikel 6 (leden 2-5), 14 (lid 2) en 11 van richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PB L 75, blz. 29)

Dictum

1)

Door niet de maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de eenheid waaraan de uitoefening is toevertrouwd van de essentiële taken die zijn vermeld in bijlage II bij richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001, onafhankelijk is van de onderneming die de spoorwegdiensten verricht, overeenkomstig artikel 6, lid 3, en bijlage II van deze richtlijn en artikel 14, lid 2, van richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007, en door niet binnen de gestelde termijn alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan artikel 11 van richtlijn 2001/14, is de Franse Republiek de krachtens deze bepalingen op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

De Europese Commissie en de Franse Republiek dragen hun eigen kosten.

4)

Het Koninkrijk Spanje draagt zijn eigen kosten.


(1)  PB C 103 van 2.4.2011.


Top