Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0136

    Mandaat van het Internationale Straftribunaal voor voormalig Joegoslavië Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad van 12 maart 2009 met een ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende het mandaat van het Internationale Straftribunaal voor voormalig Joegoslavië (2008/2290(INI))

    PB C 87E van 1.4.2010, p. 153–157 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    1.4.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 87/153


    Donderdag, 12 maart 2009
    Mandaat van het Internationale Straftribunaal voor voormalig Joegoslavië

    P6_TA(2009)0136

    Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad van 12 maart 2009 met een ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende het mandaat van het Internationale Straftribunaal voor voormalig Joegoslavië (2008/2290(INI))

    2010/C 87 E/30

    Het Europees Parlement,

    gezien de ontwerpaanbeveling aan de Raad, ingediend door Annemie Neyts-Uyttebroeck en anderen namens de ALDE-Fractie, betreffende het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (het „Tribunaal”) (B6-0417/2008), met betrekking tot de republieken die deel uitmaken van het grondgebied dat tot 25 juni 1991 de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië vormde, dat wil zeggen, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië, Kosovo en Slovenië,

    gezien het feit dat het Tribunaal een rechtbank van de Verenigde Naties is, die in Europa opereert en zich met Europese vraagstukken bezighoudt en in 1993 is opgericht als een tijdelijke instelling met het specifieke doel om ernstige schendingen van het internationale humanitaire recht die sinds 1991 in het voormalige Joegoslavië zijn gepleegd, te onderzoeken en de verantwoordelijken te vervolgen,

    gezien het feit dat de nationale rechtsstelsels in het voormalige Joegoslavië destijds niet in staat of bereid waren om een onderzoek in te stellen naar degenen die daarvoor verantwoordelijk waren en deze te vervolgen,

    gezien het feit dat het Tribunaal 161 personen heeft aangeklaagd, dat het inmiddels de procedures tegen 116 verdachten heeft afgerond, dat momenteel vele verdachten zich in verschillende fasen van de procedures voor het Tribunaal bevinden, dat slechts vijf verdachten in afwachting van de aanvang van hun proces in voorlopige hechtenis blijven, en dat van de aangeklaagde personen slechts twee, Ratko Mladić en Goran Hadžić, nog steeds niet zijn aangehouden (1),

    gelet op Resoluties S/RES/1503 (2003) en S/RES/1534 (2004) van de VN-Veiligheidsraad waarin het Tribunaal wordt opgeroepen alle mogelijke maatregelen te nemen om al zijn werk tegen het eind van 2010 af te ronden („de voltooiingsstrategie”),

    gezien het feit dat de in de voltooiingsstrategie voorziene termijnen geen bindende termijnen zijn, maar streeftermijnen,

    gezien de zesmaandelijkse evaluaties, ingediend door de president en de openbare aanklager van het Tribunaal, overeenkomstig paragraaf 6 van Resolutie S/RES/1534 (2004) van de VN-Veiligheidsraad over de gemaakte vorderingen bij de tenuitvoerlegging van de voltooiingsstrategie,

    gelet op Resolutie nr. A/RES/63/256 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over een omvattend voorstel voor passende stimulansen voor het behoud van personeel bij het Internationale Straftribunaal voor Rwanda en het Internationale Straftribunaal voor de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, die op 23 december 2008 door bij consensus werd aangenomen,

    gezien de aanzienlijke en consistente steun van de EU en haar lidstaten voor het Tribunaal en zijn werk,

    gezien het feit dat volledige samenwerking met het Tribunaal een centraal ijkpunt is geworden van het beleid van de EU ten opzichte van de landen op de westelijke Balkan,

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 januari 2009 over Srebrenica (2),

    gelet op de artikelen 114, lid 3 en 83, lid 5 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0112/2009),

    A.

    overwegende dat het Tribunaal, dat in Den Haag gevestigd is, en zijn werkzaamheden de continue en volledige ondersteuning verdienen van de EU en haar lidstaten,

    B.

    overwegende dat het Tribunaal precedent-scheppende uitspraken heeft gedaan over genocide, oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid, en overwegende dat het al een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd aan het verzoeningsproces op de westelijke Balkan en aldus bijdraagt aan het herstel en de handhaving van de vrede in de regio,

    C.

    overwegende dat volledige samenwerking met het Tribunaal tot de strenge voorwaarden behoorde die de EU heeft gesteld bij het aangaan van verplichtingen ten opzichte van landen in deze regio,

    D.

    overwegende dat het Tribunaal heeft bijgedragen aan het leggen van de basis voor nieuwe normen voor het oplossen van en voor de ontwikkeling na conflicten in de gehele wereld, dat uit zijn optreden lessen kunnen worden getrokken voor mogelijke toekomstige ad hoc tribunalen en dat het heeft aangetoond dat doelmatige en transparante internationale rechtspraak mogelijk is, en overwegende dat zijn bijdrage aan de ontwikkeling van het internationaal strafrecht alom wordt erkend,

    E.

    overwegende dat sommige van de aanklachten, besluiten en uitspraken van het Tribunaal in verschillende delen van de westelijke Balkan en daarbuiten als controversieel werden beschouwd; overwegende dat waardevolle lessen kunnen worden getrokken uit deze reacties, die tot de erfenis zullen behoren van het Tribunaal, maar overwegende dat deze ook de noodzaak onderstrepen van zowel een kamer van beroep als een contactprogramma,

    F.

    overwegende dat het Tribunaal een breed scala aan contactactiviteiten blijft verrichten teneinde zijn werkzaamheden dichter bij de mensen in de betrokken landen te brengen, waaronder het faciliteren van de verslaggeving over de rechtszaken door de plaatselijke media, directe voorlichting aan de gemeenschap door zijn ambtenaren ter plaatse en inspanningen voor capaciteitsopbouw bij nationale gerechtelijke instanties die oorlogsmisdaden behandelen, alsmede een aantal projecten die tot doel hebben beste praktijken vast te stellen,

    G.

    overwegende dat bovengenoemde resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, S/RES/1503 (2003) en S/RES/1534 (2004) een beroep op het Tribunaal en het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda doen alle onderzoeken tegen het einde van 2004 te voltooien, alle processen in eerste aanleg tegen het einde van 2008 en alle werkzaamheden tegen 2010; echter overwegende dat het Tribunaal heeft laten weten niet in staat te zijn de processen in eerste aanleg voor het einde van 2009 te voltooien, mede door het grote aantal beroepen; overwegende dat derhalve een nieuw besluit van de Veiligheidsraad van de VN nodig is om het mandaat van het Tribunaal te verlengen,

    H.

    overwegende dat het Tribunaal het initiatief heeft genomen tot het opstellen van een plan dat werd bekrachtigd door de Veiligheidsraad van de Verenigde naties in de bovengenoemde resoluties en nu de „voltooiingsstrategie” wordt genoemd, met het doel ervoor te zorgen dat het zijn taken tijdig en in samenwerking met de nationale rechtsorde in de betrokken landen tot een succesvol einde brengt,

    I.

    overwegende dat dit plan uit drie fasen en streefdata voor de afronding van het mandaat van het Tribunaal bestaat, en overwegende dat het huidige doel is alle procedures (rechtszaken in eerste aanleg en hoger beroepszaken) in 2011 afgerond te hebben, met een kleine uitloop naar 2012; overwegende dat, om tot deze resultaten te komen, het Tribunaal zich richt op de meest vooraanstaande leiders die verdacht worden van onder zijn jurisdictie vallende misdrijven, rechtszaken die zijn aangespannen tegen verdachten uit het tussenkader en het laag geplaatste verdachten heeft overgedragen aan de bevoegde nationale rechtbanken en gemeenschappelijke processen tegen beklaagden heeft gehouden, hoewel erop moet worden toegezien dat dit de rechten van de beschuldigden niet schaadt; overwegende dat de nationale openbare aanklagers en gerechtshoven ook zelf talrijke zaken kunnen openen en behandelen en dat ook doen, maar dat sommige nationale gerechten niet in staat of bereid zijn om de vervolging volgens de internationale standaarden en normen voor een eerlijk proces in te stellen en dat overdracht aan nationale gerechten in een aantal gevallen verzet heeft oproepen bij de rechtstreeks betrokken slachtoffers en getuigen,

    J.

    overwegende dat de drie strafkamers en de beroepskamer van het Tribunaal constant volledig productief zijn gebleven en zaken tegen meerdere verdachten gevoegd behandelen; overwegende dat de verwijzing van zaken naar bevoegde nationale rechtbanken een aanzienlijk effect heeft gehad op de algehele werklast van het Tribunaal, maar overwegende dat door factoren waar het geen invloed op had bepaalde vertragingen zijn opgetreden en dat verdere onvoorziene vertragingen niet kunnen worden uitgesloten,

    K.

    overwegende dat ook de twee nog overgebleven beklaagden, Ratko Mladić en Goran Hadžić, voor de rechter moeten worden gebracht, en overwegende dat hun aanhouding afhankelijk zal zijn van de verplichte samenwerking van de staten, overeenkomstig artikel 29 van het Statuut van het Tribunaal, waaronder bij het opsporen, arresteren en overbrengen van voortvluchtige personen alsook bij het overleggen van bewijsmateriaal dat zich bijvoorbeeld in de nationale archieven bevindt, en overwegende dat de aanhouding en overbrenging van beschuldigde voortvluchtigen en de bewijslevering niet altijd soepel zijn verlopen,

    L.

    overwegende dat artikel 21 van het Statuut van het Tribunaal voorziet in het recht van iedere verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht en overwegende dat het Tribunaal derhalve niet in staat zou zijn om bij verstek te berechten, ook wanneer het overvloedig bewijs in handen zou hebben,

    M.

    overwegende dat de verplichting van het Tribunaal tot een spoedige afronding van zijn mandaat wordt erkend, maar de aanhangige zaken zonder onrealistische tijdsdruk moeten worden behandeld, aangezien een dergelijke druk afbreuk zou kunnen doen aan het recht van de verdachte op een eerlijk proces; overwegende dat geen gebruik mag worden gemaakt van versnelde procedures die de veiligheid en het welzijn van de slachtoffers en de getuigen voor het Tribunaal verder kunnen bedreigen, en overwegende dat de voor de voltooiingsstrategie van het Tribunaal voorziene streeftermijn geen vrijwaring van strafvervolging voor de twee overige voortvluchtige personen of een te grote tijdsdruk voor de lopende rechtszaken mag betekenen,

    1.

    doet de volgende aanbevelingen aan de Raad:

    a)

    herinnert aan het feit dat de zoektocht naar gerechtigheid en de bestrijding van straffeloosheid tot de fundamentele waarden behoorden die ten grondslag lagen aan het besluit van de internationale gemeenschap om het Tribunaal op te richten; steunt het werk van het Tribunaal volledig, maar wijst erop dat dit alleen volledig kan worden volbracht wanneer de lopende rechtszaken zonder ongewenste spoed kunnen worden afgesloten en de twee overgebleven beklaagden, Ratko Mladic en Goran Hadzic, voor de rechtbank kunnen worden gebracht en worden berecht,

    b)

    benadrukt dat het streven naar grotere spoed bij de rechtszaken niet ten koste mag gaan van een eerlijk proces, en herhaalt de opvatting die thans door velen wordt gedeeld, dat hoe de erfenis van het Tribunaal zal worden beoordeeld niet alleen zal worden bepaald door de vraag of het erin slaagt de verantwoordelijken voor de ernstigste misdrijven die onder zijn jurisdictie vallen te berechten, maar ook door de vraag of dit in overeenstemming geschiedt met de strengste normen voor een eerlijk proces,

    c)

    beklemtoont dat het behoud van hoog gekwalificeerd personeel bij het Tribunaal een uiterst belangrijke factor vormt voor een succesvolle afronding van de rechtszaken in eerste aanleg en hoger beroepszaken, en dat het verlies van de institutionele gespecialiseerde kennis die nodig is om de overige zaken af te ronden kan worden verergerd door het in de voltooiingsstrategie voorgestelde tijdschema; is dan ook ingenomen met bovengenoemde resolutie A/RES/63/256 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin het Tribunaal wordt toegestaan personeel te contracteren in overeenstemming met het in de voltooiingstrategie voorgestelde tijdschema en te onderzoeken of niet-financiële prikkels kunnen worden toegepast om de kern van het personeel te behouden,

    d)

    beklemtoont dat enerzijds de vastgestelde datum voor het einde van de voltooiingsstrategie bijdraagt aan de productiviteit van het Tribunaal, maar dat anderzijds, wil het recht zegevieren en willen de rechtszaken tegen Ratko Mladic en Goran Hadzic doorgang vinden, die datum geenszins een deadline mag betekenen voor de werkzaamheden van het Tribunaal,

    e)

    verzoekt de Raad daarom met spoed te onderzoeken of een verlenging van het mandaat van het Tribunaal van twee jaar dient te worden overwogen en of dit voldoende zou zijn, daarbij in aanmerking nemend dat bij een eventuele verlenging niet alleen de tijdsduur maar ook de resultaten in overweging moeten worden genomen, en het onderzoek naar deze vraagstukken binnen de relevante structuren van de VN te bevorderen,

    f)

    dringt er bij de Raad op aan de VN-Veiligheidsraad aan te sporen zich ertoe te verbinden om voldoende middelen beschikbaar te stellen en het Tribunaal te steunen via de algemene begroting van de VN tot aan het einde van het mandaat van het Tribunaal,

    g)

    verzoekt de Raad om de inspanningen van het Tribunaal om de landen in kwestie tot meer samenwerking aan te zetten, te blijven steunen en de pogingen om de twee overgebleven beklaagden gevangen te nemen, te bespoedigen zodat het Tribunaal zijn mandaat kan uitvoeren en om samen met de VN duidelijk te maken dat de twee overgebleven voortvluchtigen berecht moeten worden, hetzij door het Tribunaal, hetzij door de over te blijven mechanismen, zodat elke suggestie van straffeloosheid wordt voorkomen,

    h)

    onderstreept dat de documenten die belangrijk zijn voor de vervolging van generaal Ante Gotovina, Mladen Markac en Ivan Čermak, door de bevoegde autoriteiten moeten worden overhandigd; beklemtoont dat gevolg moet worden gegeven aan de recente verzoeken van de hoofdaanklager van het Tribunaal, Serge Brammertz, om ontbrekende relevante documentatie op te sporen en beschikbaar te stellen aan het Tribunaal,

    i)

    wijst erop dat de EU moet blijven benadrukken dat naleving van de criteria van Kopenhagen behelst dat er een volledig functionerende rechterlijke macht is die ook zaken kan behandelen betreffende schendingen van het humanitaire recht, zelfs wanneer het kader van het Tribunaal niet meer operationeel is; verzoekt de Raad om duidelijke normen vast te stellen voor de evaluatie van het optreden van de gerechtelijke autoriteiten in de landen op de westelijke Balkan na het verstrijken van het mandaat van het Tribunaal, onder andere om ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan internationale normen voor gevangenhouding en dat de door het Tribunaal opgelegde straffen ten uitvoer worden gelegd en roept de EU op haar steun aan onderzoek naar en de berechting van oorlogsmisdaden door de landen zelf op te voeren, bijvoorbeeld via het verlenen van bijstand voor rechtshandhaving, rechterlijke macht en openbaar ministerie, met inbegrip van opleiding en bescherming van getuigen,

    j)

    erkent dat de voorrang van staten een hoeksteen van het internationale systeem blijft, en wijst erop dat het van wezenlijk belang is dat de internationale gemeenschap de ontwikkeling van de binnenlandse capaciteit in de Balkanlanden eveneens steunt, zodat de plaatselijke rechtbanken het werk kunnen voortzetten dat het Tribunaal begonnen is; steunt de huidige financiering door de EU van bijvoorbeeld contactprogramma’s uit hoofde van het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten; roept de Raad in dit verband op zijn steun voor de voortzettingsstrategie van het Tribunaal op te voeren, en roept op tot grotere samenwerking tussen de organen van de rechterlijke macht en het openbaar ministerie op de westelijke Balkan, met name in gevallen van uitlevering en wederzijdse rechtsbijstand,

    k)

    merkt op dat het essentieel is om over een duidelijk mechanisme voor de resterende taken van het Tribunaal te beschikken zodra het is opgeheven, om ervoor te kunnen zorgen dat de nalatenschap van dit Tribunaal de beginselen de aan zijn oprichting ten grondslag hebben gelegen, versterkt,

    l)

    verzoekt de Raad om, binnen de relevante structuren van de VN, onverwijld de voorziene procedures toe te passen voor een mechanisme om de resterende taken op korte en langere termijn uit te kunnen voeren, zoals de bescherming van getuigen, de bescherming tegen intimidatie van getuigen, kwesties betreffende minachting voor de rechtbank, herzieningen ingeval er alsnog ontlastend bewijsmateriaal wordt ingebracht, het toezicht op rechtszaken die zijn doorverwezen naar de regio (waar momenteel het toezicht in handen is van het openbaar ministerie van het Tribunaal via de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE)), de omstandigheden tijdens gevangenschap en kwesties met betrekking tot gratie of omzetting van straffen, enzovoort; stelt voor bij de VN-Veiligheidsraad een voorstel in te dienen voor het eventueel opzetten van een gemeenschappelijk bureau om de toekomstige resterende taken van het Tribunaal en van het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda en het Speciale Hof voor Sierra Leone uit te voeren,

    m)

    herinnert de Raad eraan dat de EU bijzondere aandacht dient te besteden aan het veiligstellen van de nalatenschap van het Tribunaal door er zorg voor te dragen dat de archieven ervan op een passende, veilige locatie worden opgeslagen, eventueel in de regio van de Westelijke Balkan zelf, dat deze zo volledig en toegankelijk mogelijk zijn, en dat de documentatie via het Internet toegankelijk is, stelt voor om passende garanties voor onbelemmerde toegang te verlenen aan alle openbare aanklagers en advocaten van de verdediging, evenals, na verloop van een gepaste termijn, aan historici en onderzoekers,

    n)

    benadrukt dat de nalatenschap van het Tribunaal in verband moet worden gezien met het algehele verzoeningsproces; roept de westelijke Balkanstaten en de EU in dit verband op om het werk te steunen van de niet-gouvernementele organisaties en andere instellingen die slachtoffers helpen, de dialoog en het begrip tussen de volkeren te bevorderen en het streven naar waarheid en verzoening te ondersteunen;

    2.

    verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad en – ter informatie – aan de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, alsmede aan de president van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië.


    (1)  Brief van de president van het Internationaal Tribunaal aan de VN-Veiligheidsraad, S/2008/729, 24 november 2008.

    (2)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0028.


    Top