This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52009AE0617
Opinion of the European Economic and Social Committee on the Proposal for a Decision of the European Parliament and of the Council on the participation by the Community in a European metrology research and development programme undertaken by several Member States
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad over de deelneming van de Gemeenschap aan een Europees programma voor metrologisch onderzoek en ontwikkeling dat door verschillende lidstaten is opgezet
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad over de deelneming van de Gemeenschap aan een Europees programma voor metrologisch onderzoek en ontwikkeling dat door verschillende lidstaten is opgezet
PB C 228 van 22.9.2009, p. 69–74
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
22.9.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 228/69 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad over de deelneming van de Gemeenschap aan een Europees programma voor metrologisch onderzoek en ontwikkeling dat door verschillende lidstaten is opgezet
COM(2008) 814 final - 2008/0230 (COD)
2009/C 228/12
De Raad heeft op 21 januari 2009 overeenkomstig de artikelen 169 en 172, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het:
„Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad over de deelneming van de Gemeenschap aan een Europees programma voor metrologisch onderzoek en ontwikkeling dat door verschillende lidstaten is opgezet”
Het bureau van het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 13 januari 2009 de afdeling Interne markt, productie en consumptie belast met de voorbereidende werkzaamheden ter zake.
Gelet op de urgentie van deze werkzaamheden heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité tijdens zijn op 24 en 25 maart 2009 gehouden 452e zitting (vergadering van 25 maart) de heer PEZZINI aangewezen als algemeen rapporteur en vervolgens onderstaand advies met algemene stemmen goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1 |
Het Comité kan zich in het algemeen vinden in de doelstellingen van het voorstel van de Commissie en moedigt haar aan zich te blijven inspannen voor één gemeenschappelijk metrologisch kader dat het nationaal onderzoek en nationale successen samenbrengt en daarmee voor een „Europese toegevoegde waarde” zorgt, wat alleen maar kan worden toegejuicht. |
1.2 |
Het uiteindelijke doel moet één mondiaal beleid zijn, waarbinnen de EU geen ondergeschikte positie inneemt, maar het opneemt voor standaarden die overeenstemmen met die van Europese materialen, producten en processen en die de belangen van het Europese bedrijfsleven ten goede komen. |
1.3 |
In het licht van de sociaaleconomische globalisering kan een Europese metrologische structuur die toponderzoek samenbrengt niet anders dan voordelen opleveren voor de Europese economie. |
1.4 |
Europese onderzoekers moeten nauwer worden betrokken bij de uitwerking van moderne meetsystemen, die voldoen aan de vereisten van de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van fysica, chemie, biologie, milieuwetenschappen, het concept ecologische voetafdruk, nanotechnologie, voedings- en hygiëneleer, en veiligheid op het werk. |
1.5 |
Om de gewenste resultaten te kunnen bereiken is het nodig resoluut te streven naar meer samenwerking tussen industrie, handel en publieke sector bij de ontwikkeling van het metrologisch onderzoek in Europa, zodat Europa mede zijn stempel kan drukken op de nieuwe standaarden die in de toekomst in de internationale fora zullen worden vastgelegd. |
1.6 |
Bijzonder belangrijk is dat de metrologische onderzoekswereld zich niet afsluit en autoreferentieel wordt. |
1.7 |
Voor regelgeving en normalisatie worden maateenheden gebruikt die zijn gebaseerd op internationaal erkend metrologisch onderzoek. Daarom stelt het Comité voor om de Europese normalisatie- en accreditatie-instanties (CEN, ENELEC en ETSI) vanaf het begin bij de uitwerking van nieuwe maateenheden te betrekken. |
1.8 |
De EU dient alles in het werk te stellen om op het vlak van metrologisch onderzoek meer samenwerking te bewerkstelligen tussen:
Alleen zo wordt navelstaarderij vermeden en is het mogelijk op Europees niveau resultaten te boeken waarmee internationaal aanzien kan worden verworven. |
1.9 |
Het Comité kan zich vinden in de voorstellen van de Commissie ter ondersteuning van het Europees metrologisch onderzoeksprogramma (EMRP) (1) omdat de voorgestelde regeling wordt gekenmerkt door een sterke Europese dimensie, die tot uiting komt in:
|
1.10 |
Het beheer moet worden verbeterd. Het spreekt voor zich dat een inadequaat beheer de ontwikkeling en de resultaten van het onderzoek kan beïnvloeden. |
1.11 |
De directe belanghebbenden van de uitkomsten van het onderzoek moeten meer worden betrokken bij de formulering van onderzoeksprioriteiten, bij het opstellen en evalueren van officiële aankondigingen voor gezamenlijke onderzoeksprojecten van ondernemingen, universiteiten en onderzoeks- en opleidingscentra (bestemd voor de Cordis-website en het Publicatieblad) en bij het toezicht op de gefinancierde onderzoeksprogramma's en -projecten. |
1.12 |
De Onderzoeksraad van het EMRP zou de mogelijkheid moeten krijgen om middels bindende adviezen aan het EMRP-Comité te bepalen welk soort onderzoek wordt gefinancierd, hoe het jaarlijks werkprogramma er uitziet en wie er zitting hebben in het onafhankelijke panel voor de beoordeling van onderzoeksvoorstellen. Dit panel zou, net als bij het Zevende Kaderprogramma, door een waarnemer van de Commissie in de gaten moeten worden gehouden. |
1.13 |
In het kader van de voorbereiding van het Kaderprogramma voor de periode 2014-2020 zou een permanent en écht communautair – en dus door de Commissie te coördineren en beheren – programma moeten worden opgesteld, dat voorziet in constant overleg en samenwerking met alle belanghebbenden en dat met name rekening houdt met de behoeften van bedrijfsleven, universiteiten en onderzoekers, met de eisen die normalisatie stelt, en met de internationale dimensie van metrologisch onderzoek, in de eerste plaats de betrekkingen met internationale instanties als ISO, OESO en andere referentie-instanties, zoals de IUAP (2). |
2. Inleiding
2.1 De toenemende globalisering van industrie, handel en dienstverlening moet zo min mogelijk worden afgeremd door technische belemmeringen. Basisvoorwaarde zijn betrouwbare en algemeen erkende systemen voor metingen.
2.2 Op steeds meer terreinen, zoals:
— |
veiligheid, |
— |
etikettering van voedingsmiddelen, |
— |
gezondheid, |
— |
milieu, |
— |
biotechnologie, |
— |
nanotechnologie en geavanceerde materialen, |
— |
energie, |
— |
vervoer, telecommunicatie en beveiligingssystemen, |
vraagt regelgeving om internationaal erkende en vergelijkbare meetsystemen, waarvan de uitkomsten kunnen worden geverifieerd.
2.3 Metrologisch onderzoek heeft veel kenmerken van een collectief goed en vormt één van de belangrijkste pijlers onder reglementering en normalisatie.
2.3.1 In Europa wordt het metrologisch onderzoek ondersteund door instanties als de Europese samenwerking voor accreditatie (EA), het Europees Comité voor Normalisatie (CEN), het Europees metrologienetwerk Euromet (3) (dat nu deel uitmaakt van Euramet) en het in het Belgische Geel gevestigde Instituut voor referentiematerialen en -metingen (IRMM, dat onderdeel is van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de EU). Er wordt nauw samengewerkt met het Internationaal Bureau voor Maten en Gewichten (BIPM).
2.4 Volgens het BIPM vereisen de ontwikkelingen op interdisciplinaire onderzoeksterreinen als nanotechnologie, geavanceerde materialen en materiaaleigenschappen snel een aantal standaarden om op gebieden als fysica en chemie nieuwe referentie-eenheden te kunnen definiëren. (4)
2.5 Wil Europa zijn concurrentie- en innovatievermogen blijvend veiligstellen, dan zijn er op alle gebieden nauwkeurige en verifieerbare metingen en experimenten nodig om voor de langere termijn standaarden te kunnen vaststellen voor referentie-eenheden die passen binnen het Internationaal Eenhedenstelsel (SI).
2.6 Het Europees metrologisch onderzoek wordt bevorderd door de nationale programma's voor metrologisch onderzoek, de ERA-NET-projecten (onderdeel van het Zesde Kaderprogramma) en de ERA-NET-plus-projecten (onderdeel van het Zevende Kaderprogramma). Binnen de Kaderprogramma's zijn de volgende projecten gelanceerd: Imera (Implementing Metrology in the European Research Area (5)) en Imeraplus (6) (die de eerste fase van het EMRP vormde). Verder zijn er nog de metrologische activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de EU (7) en het thans voorgestelde EMRP, waaraan slechts een deel van de lidstaten deelneemt.
2.7 In de VS heeft de federale overheid voor 2009 634 miljoen dollar beschikbaar gesteld voor de onderzoeksprogramma's van het Nationaal Instituut voor standaarden en technologie (NIST, National Institute of Standards and Technology).
2.8 Het Comité acht het daarom van groot belang dat ook de EU meer middelen voor metrologisch onderzoek uittrekt en de bestaande onderzoekscapaciteit van de lidstaten en het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek samenbrengt om in internationaal verband een kritieke massa te kunnen bereiken, overlappingen en geldverspilling te voorkomen en veel meer vooruitgang te boeken dan in het kader van ERA-NET-plus (Zevende Kaderprogramma 2007-2013) mogelijk zou zijn.
2.9 Aangezien metrologisch onderzoek in de nabije toekomst erg belangrijk wordt (zoals uit verschillende studies blijkt (8)), zou dit onderzoek één van de thematische prioriteiten van het volgende Kaderprogramma (2014-2020) moeten worden en de status van permanent communautair onderzoek en de bijbehorende structuur moeten krijgen, waarbij de nationale onderzoeksinspanningen continu zouden moeten worden gecoördineerd.
3. Het op grond van artikel 169 voorgestelde programma
3.1 |
De voorgestelde beschikking, die is gebaseerd op artikel 169 van het EG-Verdrag, voorziet in de instelling van een Europees overkoepelend programma voor metrologisch onderzoek (EMRP). Door 22 nationale programma's onder één paraplu samen te brengen wil de Commissie de efficiëntie en effectiviteit van het metrologisch onderzoek vergroten. |
3.2 |
Het nieuwe programma moet een betere coördinatie van de nationale programma's mogelijk maken, zodat de barrières tussen de nationale programma's verdwijnen en beter kan worden ingespeeld op gemeenschappelijke uitdagingen. De Commissie wil op die manier een nieuwe bijdrage leveren aan de opbouw van een Europese onderzoeksruimte. |
3.3 |
Het programma heeft volgens de Commissie tot doel de 22 nationale programma's in één gezamenlijk onderzoeksprogramma onder te brengen om:
|
3.4 |
Het voorgestelde beheermodel is gebaseerd op de ervaringen die in de loop der jaren zijn opgedaan met het eerste initiatief op grond van artikel 169, het zgn. EDCTP-initiatief (9) (onderdeel van het Zesde Kaderprogramma). |
3.5 |
Het voorgestelde budget bedraagt 400 miljoen euro, d.i. 200 miljoen euro aan bijdragen van de deelnemende lidstaten voor de periode 2009-2016 en een EU-bijdrage van eveneens 200 miljoen euro. |
3.6 |
De coördinatie wordt toevertrouwd aan de Europese Vereniging van Nationale Meetinstituten (Euramet), die in 2007 is opgericht als vereniging zonder winstoogmerk onder Duits recht. Het secretariaat van de Vereniging is gevestigd in Braunschweig, in Nedersaksen. Het fungeert als Europese regionale metrologische organisatie en is belast met de uitvoering van het programma. |
4. Algemene opmerkingen
4.1 Het Comité onderschrijft de doelstellingen van het voorstel en de daarin voorgestelde methoden. Het wijst er nogmaals op dat de voorgestelde regeling moet leiden tot:
— |
een goed geoliede onderzoeksmachinerie; |
— |
gezamenlijke, concurrerende en open onderzoeksprojecten; |
— |
een grotere participatie van de onderzoeksgemeenschap dankzij de verdere ontwikkeling van het beschikbare menselijk potentieel; |
— |
nieuwe impulsen voor het Europees metrologisch onderzoek dankzij nauwere internationale samenwerking; |
— |
gezamenlijke standpuntbepalingen in internationale fora; |
— |
en last but not least: een grotere rol voor bedrijfsleven (werkgevers- en werknemersorganisaties), handel en overheid bij de verdere uitbouw van het Europees metrologisch onderzoek. |
4.2 Het metrologisch onderzoek mag in geen geval een op zichzelf staand gegeven worden, maar dient ook oog te hebben voor de belangen van de gebruikers. Dit moet tot uiting komen in de prioriteiten van het programma, de criteria voor het beoordelen en selecteren van projecten, de inbreng van gebruikers bij voorstellen voor nieuwe projecten en de monitoring van de resultaten van de projecten. Het Comité pleit ook voor nauwe samenwerking met de normalisatie- en accreditatie-instanties, want het is tégen iedere vorm van closed shop.
4.2.1 De regels voor deelname aan het programma moeten volledig in overeenstemming zijn met de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (waarin de regels voor deelname aan het Zevende Kaderprogramma zijn vastgelegd) en de daarbij behorende financiële uitvoeringsverordening.
4.2.2 De deelnameregels moeten een coherent en transparant kader vormen om een zo efficiënt mogelijke uitvoering van het programma te waarborgen. De procedures moeten zo eenvoudig mogelijk worden gehouden om alle deelnemers een vlotte toegang tot het programma te garanderen. De regels moeten de intellectuele eigendomsrechten van iedere deelnemer veiligstellen en tegelijk ook de legitieme belangen van de andere deelnemers en van de Gemeenschap beschermen.
4.2.3 Een geïntegreerd Europees bestel voor metrologisch onderzoek, waarin nationale onderzoekscentra met elkaar samenwerken in het kader van een gezamenlijke programmering, kan niet de beoogde resultaten opleveren zonder nauwe samenwerking tussen onderzoekscentra, bedrijfsleven, universiteiten en normalisatie- en accreditatie-instanties en zonder een gestructureerde dialoog met de Europese technologische platforms (10) en het maatschappelijk middenveld.
4.3 Krachtens artikel 169 van het EG-Verdrag kan de Gemeenschap deelnemen aan door een groep lidstaten gezamenlijk opgezette onderzoeksprogramma's, mits de doelstellingen daarvan duidelijk zijn omschreven, relevant zijn voor de Gemeenschap en het Kaderprogramma, een grote Europese toegevoegde waarde hebben en een aanzienlijke kritieke massa vertegenwoordigen, en mits de verschillende programmaonderdelen en de beheer- en uitvoeringsstructuren duidelijk zijn vastgelegd.
4.4 Het Comité is van oordeel dat de doelstellingen op de volgende punten nader moeten worden omschreven: ondersteuning van de nationale meetsystemen, versterking van de netwerken van nationale meetinstituten en specifieke instituten, en onderlinge integratie van de lopende onderzoeksactiviteiten.
4.5 Het Comité mist in het voorstel duidelijke informatie over de prioriteiten en verwachte resultaten, alsook over:
— |
de Europese toegevoegde waarde van het voorgestelde programma; |
— |
de precieze inhoud en de verschillende onderdelen van het programma; |
— |
de beheerstructuur. |
4.6 Hetzelfde geldt ook voor de in het vooruitzicht gestelde „onderzoekstoelagen voor uitmuntendheid” ten behoeve van onderzoekers, onderzoeksorganisaties, nationale meetinstituten of specifieke instituten.
4.7 Ook het voorgestelde beheermodel zou nader moeten worden toegelicht. Zo zij erop gewezen dat er naast Euramet nog andere Europese metrologische organisatie zijn, zoals bijvoorbeeld Eurachem (11). Bovendien wordt Euramet in het voorstel als specifieke uitvoeringsstructuur genoemd, terwijl een groot deel van het programma bij wijze van „interimoplossing” zal worden beheerd door het Britse National Physical Laboratory.
4.8 Verder moet het Comité helaas vaststellen dat nergens in de voorgestelde beschikking zelf noch in de bijlagen wordt gerept over een effectieve rol voor degenen voor wie de resultaten van het metrologisch onderzoek van direct belang zijn, nl. het bedrijfsleven, de handel, de overheid en de normalisatie- en accreditatie-instanties.
4.9 Tot slot pleit het Comité ervoor om tussen nu en 2014 bij wijze van proef met een tijdelijk programma te werken (naar het voorbeeld van het Imeraplus-project) en in het kader van de voorbereiding van het Kaderprogramma voor de periode 2014-2020 een permanent (en in het licht van de inmiddels opgedane ervaringen verbeterd) programma uit te werken. Dat definitieve programma, waarvan de Commissie namens alle lidstaten en geassocieerde landen het beheer voor haar rekening dient te nemen, zou ook moeten voorzien in een beheer- en een adviescomité. Het is namelijk van groot belang dat wordt gezorgd voor een adequaat advies-, sturing- en toezichtmechanisme ten behoeve van de stakeholders, die in de eerste plaats de belangen van het bedrijfsleven behartigen.
5. Bijzondere opmerkingen
5.1 |
Het Comité staat positief tegenover de voorstellen van de Commissie ter ondersteuning van het EMRP-initiatief (12). De voorgestelde regeling wordt gekenmerkt door een sterke Europese dimensie, die tot uiting komt in de gezamenlijke programmering, de samenstelling van het budget, het idee van „van elkaar leren”, de deelnameregels voor bedrijven, universiteiten en onderzoekscentra, en de evaluatie van de voorgestelde projecten, waaraan, net als bij het Zevende Kaderprogramma, een vertegenwoordiger van de Commissie als waarnemer moet deelnemen. |
5.2 |
Ten aanzien van de voorgestelde beheerregeling merkt het evenwel op dat:
en alleen advies kan uitbrengen over de strategische aspecten van het EMRP en de besluitvorming over de specifieke programma's (16) |
5.3 |
Het Comité benadrukt nogmaals dat de Onderzoeksraad bindende adviezen zou moeten kunnen uitbrengen en dat hij op voet van gelijkheid met het EMRP-Comité zou moeten kunnen samenwerken, met name met betrekking tot de verdere uitbouw en bijstelling van het EMRP, de oprichting en afschaffing van comités voor de deelprogramma's, de samenstelling van het evaluatieteam, de besluitvorming over de financiering van onderzoeksprogramma's en -projecten, de voorbereiding en bekendmaking (via de Cordis-website en het Publicatieblad van de Europese Gemeenschap) van oproepen tot het tonen van belangstelling en het indienen van voorstellen, en het toezicht op de uitvoering van de gefinancierde programma's en projecten. |
Brussel, 25 maart 2009
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Mario SEPI
(1) Op basis van artikel 169 van het EG-verdrag.
(2) International Union of Pure and Applied Physic
(3) Euromet is de overkoepelende organisatie van de nationale metrologie-instituten van 32 landen en het in het Belgische Geel gevestigde Instituut voor referentiematerialen en -metingen (IRMM), dat onderdeel is van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de EU.
(4) BIPM, Évolution des besoins dans le domaine de la métrologie pour le commerce, l’industrie et la société et le rôle du BIPM („Veranderende metrologiebehoeften van handel, industrie en maatschappij - Rol van het BIPM”), verslag over 2007, Parijs, 2008.
(5) Aan het Imera-project doen behalve het IRMM nog 20 partners uit 14 landen mee.
(6) Aan het Imeraplus-project doen behalve de EU nog 45 partners uit 20 landen mee.
(7) Het doel van de metrologische activiteiten van dit centrum wordt als volgt omschreven: „Het concurrentievermogen van de Europese Unie, de doorzichtigheid van de interne markt en de handel zullen worden bevorderd door internationaal geaccepteerde referenties te produceren en te verspreiden en door te werken aan een gemeenschappelijk Europees systeem voor metingen”.
(8) Zie U.S. National Science and Technology Council, Instrumentation and metrology in nanotechnology, 2006, en het BIPM-verslag over 2007.
(9) EDCTP: European-Developing Countries Clinical Trials Program (Partnerschap voor klinische proeven tussen Europese en ontwikkelingslanden)
(10) Denk bijv. aan microarrays of geavanceerde massaspectrometrie.
(11) Eurachem is een netwerk van Europese organisaties dat is opgericht om een systeem voor de internationale traceerbaarheid van metingen in de chemische sector tot stand te brengen en de verspreiding van best practices te bevorderen. Bij Eurachem Europa zijn 35 landen aangesloten.
(12) Gebaseerd op artikel 169 van het Verdrag.
(13) Instituut voor referentiematerialen en -metingen (IRMM), Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO), Europese Commissie.
(14) Zie het Euramet-reglement d.d. 11 januari 2007, art. 14, lid 5.
(15) WELMEC: Western European Legal Metrology Cooperation.
(16) Zie het Euramet-reglement d.d. 11 januari 2007, Regels en procedures, deel B, punt III.