EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006AE0954

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Witboek: Beleid op het gebied van financiële diensten 2005-2010 (COM(2005) 629 final)

PB C 309 van 16.12.2006, p. 26–32 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 309/26


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Witboek: Beleid op het gebied van financiële diensten 2005-2010”

(COM(2005) 629 final)

(2006/C 309/06)

De Europese Commissie heeft op 1 december 2005 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 262 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap te raadplegen over het Witboek: Beleid op het gebied van financiële diensten 2005-2010

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 31 mei 2006 goedgekeurd; rapporteur was de heer IOZIA.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 5 juli 2006 tijdens zijn 428e zitting onderstaand advies uitgebracht, dat met 152 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 9 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en voorstellen

1.1

Het EESC steunt het voorstel van de Commissie om de volgende vijf jaar te wijden aan de „dynamische consolidatie” van de financiële sector, door de geldende wetgeving ten uitvoer te leggen en te versterken en tegelijkertijd te voorkomen dat er een opeenstapeling van regelgeving („gold plating”) plaatsvindt, voor zover dit past in het kader van de strategie van Lissabon en overeenstemt met het Europees sociaal model.

1.2

Het EESC acht het van essentieel belang dat de rol en activiteiten van de toezichthouders aandachtig worden bestudeerd en dat naar een zo groot mogelijke coördinatie wordt gestreefd, overeenkomstig de voorschriften voor de niveau-3-comités uit het „Lamfalussy-proces”.

1.2.1

Het EESC acht het momenteel nog te vroeg om één Europese toezichthouder in te stellen — deze zou in de toekomst kunnen helpen de marktintegratie te bevorderen. Wel denkt het dat het nuttig is om nu al een hoofdtoezichthouder aan te wijzen, namelijk van het land waartoe de moedermaatschappij behoort, die dan tot taak krijgt om ook de activiteiten van de dochterondernemingen of bijkantoren in andere lidstaten van de Unie te controleren. De voordelen voor ondernemingen die op Europese schaal opereren en voor de consumenten zijn evident.

1.3

De grotere doeltreffendheid van financiële transacties ligt aan de basis van het groeiende belang van financiële activiteiten in de economie (dit wordt de „financialisering” van de economie genoemd). Financialisering van de economie leidt tot interessante mogelijkheden voor de economische ontwikkeling van en de werkgelegenheid in de financiële sector, maar kan negatieve gevolgen hebben voor de economie als geheel. Effectenmarkten die door de „shareholder value” worden geleid kunnen ook strijdig zijn met de industriële strategieën. De commerciële en financiële druk op ondernemers kan op de lange termijn problemen opleveren, en de oorzaak zijn van niet goed voorbereide openbare overnameboden, die op korte termijn vaak tot een vernietiging van rijkdom leiden.

1.3.1

Men mag echter niet vergeten dat de werkgelegenheid in de financiële sector, in ieder geval op korte en middellange termijn zal dalen als gevolg van de consolidatie, wat de onzekerheid onder werknemers in deze sector vergroot. Het EESC benadrukt dat rekening moet worden gehouden met de sociale gevolgen van de consolidatie. Het hoopt dat de lidstaten adequate sociale vangnetten inbouwen en steun verlenen aan projecten op het gebied van opleiding en bijscholing, wat immers onmisbare factoren zijn om de doelstellingen van de Lissabonstrategie te verwezenlijken.

1.4

Het EESC staat achter het streven naar vereenvoudiging, codificatie en duidelijkheid, met als doel een „betere regelgeving” tot stand te brengen. Het juicht de inspanningen van de Commissie toe om geregeld open raadplegingen te houden met alle betrokkenen, en om ieder voorstel te laten voorafgaan door een impactbeoordeling waarin ook de sociale en milieudimensie worden meegenomen, en tevens rekening wordt gehouden met de externe kosten voor de economie als geheel.

1.4.1

Het EESC dringt erop aan dat de werkzaamheden m.b.t. het actieplan op het gebied van financiële diensten meer zichtbaarheid krijgen en onderwerp zijn van een brede discussie, dus niet alleen met deskundigen.

1.5

Het EESC stemt in met het door de Commissie voorgestelde initiatief om een mededeling/aanbeveling over icbe's uit te brengen, teneinde de bestaande hinderpalen voor het vrije verkeer van deze financiële instrumenten proberen weg te nemen.

1.6

Het stimuleren van de voorlichting, de financiële kennis en het bewustzijn van de consumenten is in dat verband essentieel. Het voornemen van de Commissie om specifieke acties t.b.v. Europese consumentenorganisaties op te starten is lovenswaardig, maar zij zou ook meer moeite moeten doen om de lidstaten ertoe te bewegen de nationale stakeholders meer inspraak te geven. Het EESC is bereid hieraan een bijdrage te leveren door specifieke activiteiten te ontplooien gericht op consumentenverenigingen en de nationale sociaal-economische raden.

1.7

De huidige toezichtregels, die per lidstaat verschillen, leggen de ondernemingen aanzienlijke verplichtingen op inzake boekhouding en bedrijfsinformatie. De goedkeuring van de IFRS (International Financial Reporting Standards) kan een goede gelegenheid zijn om deze informatieverplichtingen op Europees niveau te stroomlijnen. Het EESC wijst erop dat de IASB (International Accounting Standards Board), een internationale normalisatie-instantie, niet echt een weerspiegeling is van de mondiale economische werkelijkheid, en hoopt dat deze zich zal openstellen voor samenwerking met andere spelers, bijvoorbeeld de Europese Commissie.

1.8

Wat de voorgestelde richtlijnen op het gebied van de retailmarkt betreft, behoudt het EESC zich het recht voor nader in te gaan op de richtlijn inzake consumentenkrediet, die zo snel mogelijk moet worden goedgekeurd, en over de richtlijn inzake betalingsdiensten, waarover het een apart advies zal uitbrengen. Wat de richtlijn inzake hypotheken betreft steunt het EESC wel de doelstellingen, maar zet het vraagtekens bij de mogelijkheid om op korte termijn een geïntegreerde hypotheekmarkt tot stand te brengen. Ten slotte zou het EESC de goedkeuring van een kaderrichtlijn voor effectenclearing en –afwikkeling toejuichen.

1.9

De Commissie heeft twijfels bij de invoering van de zgn. 26e-regeling op het gebied van financiële diensten. Het EESC neemt hiervan akte, en is bereid om de toepassingsvoorwaarden ervan te beoordelen. De belangen van de consumenten moeten hierbij altijd voorop staan, zodat zij er werkelijk voordeel bij hebben.

1.10

Wat de toekomst betreft wijst het EESC op:

het nut van een initiatief op het gebied van icbe's, dat erop gericht moet zijn de regelgeving van unit-linked levensverzekeringen op één lijn te brengen met die van andere financiële producten;

het belang van gewaarborgde toegang tot een bankrekening;

de noodzaak om de belemmeringen voor grensoverschrijdend gebruik van bankrekeningen op te heffen.

1.11

Het EESC is ervan overtuigd dat de kwaliteit van de Europese regelgeving inzake financiële dienstverlening heel hoog is, en dat de EU in de toekomst zelfs tot voorbeeld kan dienen voor alle andere landen. Europa zou een dialoog moeten aangaan, niet alleen met de opkomende industrielanden (zoals India, Brazilië en China) maar ook met ontwikkelingslanden, die veel steun behoeven om hun financiële dienstenmarkt te ontwikkelen.

1.12

Het EESC steunt alle Europese en nationale instellingen bij hun strijd tegen criminaliteit en terrorisme. De Commissie onderstreept in dit verband dat de financiële wereld volledig en voortdurend moet samenwerken met de bevoegde autoriteiten: ook hier herhaalt het Comité zijn steun en doet het een beroep op de financiële instellingen, maar ook op de bevoegde autoriteiten, die bekend moeten maken welk gevolg er wordt gegeven aan informatie die door financiële intermediairs is verstrekt.

2.   Inleiding

2.1

Het Witboek over het beleid op het gebied van financiële diensten 2005-2010 onderscheidt verschillende doelstellingen die moeten leiden tot de dynamische consolidatie van de financiële dienstverleningssector, in het besef dat een doeltreffende financiële markt onontbeerlijk is om de strategie voor ontwikkeling en economische groei tot een goed einde te brengen. „Dynamische consolidatie” is het sleutelbegrip van het Witboek, en duidt op de doelstelling om de hindernissen die het vrij verkeer van financiële diensten en kapitaal ondanks de behoorlijk goede resultaten van het Actieplan voor financiële diensten 1999-2005 (APFD) nog altijd in de weg staan, op te heffen.

2.2

Gezien het fundamentele belang van regelgeving voor het functioneren van de financiële markten wordt in het Witboek terecht beklemtoond dat de bestaande wetgeving moet worden uitgevoerd en verbeterd, maar dat anderzijds een opeenstapeling van wetgevingsinitiatieven door de lidstaten (ook wel gold plating genoemd) moet worden voorkomen.

2.3

De analyse van het regelgevingskader kan niet losstaan van onderzoek naar de beperkingen, taken en coördinatiebevoegdheden van de toezichthouders in de EU: zoals de zaken er nu voor staan is de instandhouding van de nationale toezichtautoriteiten nog steeds de beste manier om consumenten en beleggers te beschermen, maar daarbij mogen twee belangrijke problemen niet over het hoofd worden gezien.

2.3.1

Indien het toezicht niet op supranationaal niveau wordt geïntegreerd, wordt ook de integratie van de markten sterk belemmerd: nauwe samenwerking tussen de autoriteiten van de lidstaten moet dan ook worden aangemoedigd en geconsolideerd. Het risicobeheer in grote Europese banken die in meerdere lidstaten actief zijn, geschiedt op het niveau van de groep, op geconsolideerde basis. De toezichthouders moeten in staat zijn het risicoprofiel van deze grote Europese groepen correct te beoordelen.

2.3.2

De instandhouding van sterke nationale zeggenschap bij het toezicht mag geen reden zijn om nog meer hindernissen op te werpen voor de „dynamische consolidatie” op EU-niveau. Het zijn precies die hindernissen die het Witboek geleidelijk uit de weg wenst te ruimen.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

Het EESC heeft in een recent advies opmerkingen geformuleerd over het Groenboek over het beleid op het gebied van financiële diensten (2005-2010). Aangezien het Witboek veel voorstellen uit het Groenboek overneemt, herhaalt het EESC zijn eerdere opmerkingen, door ze in dit advies kort samen te vatten (1).

3.1.1

In het Witboek worden de mogelijkheden voor de economische ontwikkeling van en de werkgelegenheid in de sector van de financiële dienstverlening geschetst. Het Comité is echter van mening dat dit essentiële uitgangspunt van het Witboek zorgvuldig en met realiteitszin moet worden bestudeerd, in het licht van verschillende goed gedocumenteerde feiten.

3.2

Consolidatie van de sector kan de efficiency vergroten en schaalvoordelen opleveren waar de aandeelhouders van risicokapitaal van intermediairs (doordat het rendement van het geïnvesteerde kapitaal stijgt) en de gebruikers van financiële diensten (doordat de kosten van die diensten dalen) uiteindelijk profijt bij hebben.

3.3

Tegelijkertijd echter zijn er tal van empirische bewijzen dat de werkgelegenheid in de financiële sector als gevolg van de consolidatie zal dalen, wat de onzekerheid onder de werknemers in deze sector alleen maar vergroot. Ontegenzeglijk wordt in de bij fusies en acquisities gepresenteerde ondernemingsplannen voornamelijk het accent gelegd op de besparingen die het gevolg zijn van dalende personeelskosten. Op korte termijn leidt de consolidatie tot een nettoverlies aan arbeidsplaatsen; maar dit opent wel de weg voor de ontwikkeling van innoverende diensten en activiteiten, die op hun beurt een positieve impact op de werkgelegenheid zullen hebben. Door iets te doen aan de obstakels die verhinderen dat financiële dienstverleners volledig kunnen profiteren van grensoverschrijdende fusies, zouden banken hun diensten tegen lagere kosten kunnen aanbieden en een gunstiger prijsbeleid kunnen voeren voor hun klanten, en zo de vraag kunnen stimuleren. De financiële intermediairs zouden hierdoor worden gestimuleerd om meer investeringen te doen, wat weer positieve gevolgen voor de werkgelegenheid zou hebben. Deze nieuwe arbeidsplaatsen — met uitzondering van bijzondere sectoren als call centers en back offices — trekken in de regel de beter geschoolde en beter betaalde beroepskrachten aan.

3.4

Dus hoewel de consolidatie van de sector uiteindelijk geen negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid heeft, onderstreept het Comité dat er rekening mee moet worden gehouden dat er tussen het moment dat arbeidsplaatsen verloren gaan en het moment dat nieuwe arbeidsplaatsen worden gecreëerd, een grote kloof op het stuk van de beroepskwalificaties gaapt. Wanneer de nadruk verschuift van de bescherming van arbeidsplaatsen naar mogelijkheden om werk te vinden, moeten de lidstaten in eerste instantie zorgen voor adequate sociale vangnetten, en steun verlenen aan projecten op het gebied van opleiding en omscholing.

3.5

Als werknemers zien dat hun kwalificaties en kennis ook in een snel ontwikkelende economische context gemakkelijk inzetbaar zijn, zullen zij de geringere stabiliteit van de arbeidsplaats die de „dynamische consolidatie” van de sector met zich meebrengt voor lief nemen. Deze vaststelling moet ertoe leiden dat beroepsopleiding voortaan niet alleen wordt beschouwd als een instrument waarmee sociale instabiliteit kan worden opgevangen, maar ook als een essentieel en onmisbaar instrument voor het langetermijnsucces van de „dynamische consolidatie” en, meer in het algemeen, van de Lissabonstrategie, waarmee de Europese economie de belangrijkste kenniseconomie ter wereld moet worden. Bovendien zou een passend sociaal netwerk moeten worden opgericht dat de vaak ernstige gevolgen van de overgangsfase weet op te vangen.

4.   Bijzondere opmerkingen

4.1   Betere wetgeving

4.1.1

De drie basisbeginselen waarop de verbetering van de wetgeving is gebaseerd, zijn: vereenvoudiging, codificatie en verduidelijking. Deze beginselen zijn van belang om de nodige samenhang tussen regelgevingen, het toepassingsgemak en de uniforme omzetting te waarborgen.

4.1.2

Het EESC is ingenomen met de voorstellen van de Commissie voor „betere regelgeving”. Het juicht met name de inspanningen van de Commissie toe om geregeld open raadplegingen te houden met alle betrokkenen, en om ieder voorstel te laten voorafgaan door een impactbeoordeling met een kosten/batenanalyse in ruime zin, waarin ook de sociale en milieudimensie worden meegenomen, en tevens rekening wordt gehouden met de externe kosten voor de economie als geheel. Daarnaast is het tevens van groot belang dat zij zich samen met de Raad en het Parlement inspant om de kwaliteit van de wetgeving te verbeteren.

4.1.3

Het EESC is het met de Commissie eens dat de uitdaging zowel bestaat uit de correcte en vlotte omzetting van de Europese wetgeving, als uit de correcte toepassing door de 25 lidstaten en later ook door de toekomstige lidstaten. Ook is het net als de Commissie van mening dat gold plating moet worden voorkomen, d.w.z. de unilaterale goedkeuring van verdergaande regelgeving die strijdig is met het beginsel van de interne markt. De ongerechtvaardigde verschillen in nationale wetgeving op het gebied van consumentenbescherming vormen immers een van de grootste hindernissen voor de integratie van de financiële diensten in de EU.

4.1.4

Het EESC acht het fundamenteel dat achteraf wordt nagegaan of de regelgeving de gewenste resultaten heeft opgeleverd, en of, in ieder geval voor de sectoren die onder het „Lamfalussy-proces” vallen, de marktevolutie conform de verwachtingen is.

4.1.5

De controle op de samenhang tussen communautaire en nationale regelgeving moet allereerst plaatsvinden in de belangrijkste sectoren, of sectoren waar de harmonisatie en consolidatie de meeste problemen zullen opleveren, zoals de distributie en marketing van icbe's (instellingen voor collectieve belegging in effecten). Voorwaarde voor meer concurrentie en efficiency in deze sector is ook dat er meer manoeuvreerruimte komt voor distributie en marketing, die sterk worden belemmerd door een nog niet goed omschreven regelgevingskader. Daarom valt het initiatief van de Commissie om in de loop van 2006 een mededeling/aanbeveling over dit onderwerp en in november een Witboek over assett management uit te brengen, zeer toe te juichen.

4.1.6

De Commissie zal voorstellen om de 16 bestaande richtlijnen voor de verzekeringssector samen te vatten in één enkele richtlijn. Het EESC staat achter deze codificatie, en is van mening dat dit voorbeeld ook in andere sectoren moet worden gevolgd, door ook daar wetgevingsvoorstellen goed te keuren die de in verschillende richtlijnen behandelde problematiek samenvatten, vereenvoudigen en herschikken.

4.1.7

Het EESC acht het tevens zaak dat inbreukprocedures worden ingesteld wanneer wordt vastgesteld dat de Europese regelgeving verkeerd wordt omgezet of toegepast. Het merkt hierbij wel op dat de Commissie de laatste tijd onder grote druk van de Raad staat, en steeds minder inbreukprocedures instelt.

4.1.8

Om de markt voor financiële diensten voor particulieren te verbeteren en te stroomlijnen moet absoluut aandacht worden besteed aan de voorlichting, de opleiding en het bewustzijn van de consumenten: dit zijn essentiële elementen voor de doeltreffendheid van om het even welk regelgevingskader. Het voornemen van de Commissie om specifieke Europese acties t.b.v. consumentenorganisaties en vertegenwoordigers van de financiële sector op te starten is lovenswaardig. Wel zou de Commissie zich tevens meer moeten inspannen om ervoor te zorgen dat deze maatregelen op nationaal niveau warm worden aanbevolen, of misschien zelfs verplicht worden gesteld. De Europese nieuwsbrief voor consumenten is in principe een uitstekend initiatief: wel dient de Commissie zich te realiseren dat de voorlichtingsinstrumenten werkelijk zeer dicht bij de consumenten moeten staan. Het EESC dringt er bij de Commissie op aan samen te werken met de Raad en het Europees Parlement, om te bestuderen hoe de nationale stakeholders meer inspraak kan worden gegeven, naar het voorbeeld van hetgeen op Europees niveau is gepland. De ontwikkeling van FIN-NET — een instrument waarvan de meeste consumenten het bestaan niet kennen — is een stap in de goede richting. Het EESC beveelt aan, de consumentenorganisaties, het maatschappelijk middenveld en de sociale actoren bij de herziening van dit instrument te betrekken. Het is bereid het initiatief te steunen door specifieke activiteiten te ontplooien gericht op nationale consumentenverenigingen en de nationale sociaal-economische raden.

4.1.9

Terwijl de Commissie het belang van voorlichting aan consumenten, beleggers en werknemers in de financiële sector benadrukt, is het EESC van mening dat het belang van de taal waarin de documenten worden opgesteld niet mag worden onderschat. De Commissie moet hier aandacht aan besteden, door er ten minste voor te zorgen dat de basisdocumenten in zoveel mogelijk talen beschikbaar zijn.

4.1.10

Het EESC is ingenomen met de aandacht voor de consumenten en de werknemers in het bankwezen en de financiële sector, en juicht het toe dat zij regelmatig zullen worden geraadpleegd over onderwerpen die hen aanbelangen. De meerwaarde van marktintegratie zit in de tevredenheid van de consument, terwijl de sociale impact van de besluiten evenmin uit het oog mag worden verloren. In het verleden voldeden de richtlijnen op financieel gebied echter niet altijd aan deze maatstaf. In de paragraaf „Algemene opmerkingen” wordt e.e.a. nader uitgewerkt.

4.1.11

Wat de interactie met andere gebieden van het Europees economisch beleid betreft, heeft het EESC er al op gewezen (2) dat het BTW-stelsel voor grote Europese concerns een hindernis kan zijn voor de consolidatie van de financiële diensten. Het is er dan ook mee ingenomen dat de Commissie van plan is hierover een wetgevingsvoorstel in te dienen. Bij zo'n BTW-harmonisatie, hoe wenselijk ook, is het wel zaak dat de economische, sociale en milieu-impact nauwkeurig worden beoordeeld. Het EESC heeft er al op gewezen dat de huidige situatie een hindernis kan zijn voor de volledige integratie en ontwikkeling van de financiële markt. Daarnaast wil het de aandacht vestigen op het outsourcing probleem, dat nog kan worden vergroot door een niet-geharmoniseerd fiscaal stelsel, met negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid, de kwaliteit van de dienstverlening en de betrouwbaarheid van het systeem als geheel. Het EESC hoopt dat deze problematiek de aandacht krijgt die het verdient, ook al omdat de resultaten van outsourcing vaak verre van positief zijn.

4.2   Zorgen voor een correct toezicht- en regelgevingskader

4.2.1

De doelstelling om de coördinatie tussen de toezichthouders te vergroten is zonder meer lovenswaardig. De verwezenlijking van deze doelstelling kan wellicht worden bevorderd door de niveau-3-comités geleidelijk een steeds grotere rol te laten spelen, door de bevoegdheden van de leden te harmoniseren in het kader van het „Lamfalussy-proces” ter voltooiing van het Europese regelgevingskader. Hierbij zou het mes aan twee kanten snijden: enerzijds een vermindering van de werklast van de Commissie, anderzijds een verkleining van het risico van gold plating door de lidstaten of toezichthouders.

4.2.2

Het EESC acht het momenteel nog te vroeg om één Europese toezichthouder in te stellen en die verantwoordelijk te maken voor de coördinatie van de toezichtactiviteiten. Wel moeten de nationale toezichthouders actief en voortdurend samenwerken en proberen gemeenschappelijke gedragscodes en procedures vast te stellen. Het grotere wederzijdse vertrouwen dat hieruit voortvloeit zou een eerste stap zijn in het proces dat in de toekomst moet leiden tot de oprichting van een Europese toezichtautoriteit voor grote financiële concerns, banken en verzekeringsmaatschappijen uit alle lidstaten. Een eerste belangrijk besluit zou betrekking moeten hebben op de aanwijzing van een hoofdtoezichthouder, namelijk van het land waartoe de moedermaatschappij behoort, die tevens tot taak krijgt de activiteiten van de dochterondernemingen of bijkantoren in andere lidstaten van de Unie te controleren. Zowel multinationals als toezichthouders zouden daadwerkelijk gebaat kunnen zijn bij de interne markt, doordat zij niet langer in ieder land afzonderlijke balansen en bedrijfsinformatie moeten verstrekken en rekening moeten houden met verschillende nationale wetgevingen.

4.2.3

Zo zou de methode van de Market abuse-richtlijn kunnen worden gevolgd. Aangezien de betreffende ontwerprichtlijn zeer gedetailleerd was, werd hier bij de omzetting in nationaal recht nauwelijks van afgeweken, waardoor de regelgevers een grote mate van verantwoordelijkheid hielden. De verantwoordelijkheid werd ook op Europees niveau gedeeld, waarbij werd aangegeven welke specifieke taken aan de verschillende toezichthouders werden toebedeeld.

4.2.4

De goedkeuring van de IFRS (International Financial Reporting Standards) was een belangrijke aanleiding om de boekhoudkundige bedrijfsverplichtingen te stroomlijnen en naar moderne maatstaven vorm te geven. Deze goedkeuring kan tevens worden aangegrepen om de soorten gegevens die intermediairs aan de toezichthouders moeten verstrekken, op Europees niveau te stroomlijnen. Met de goedkeuring van de IFRS zijn er volgens het EESC geen excuses meer voor uitstel of vertragingen van de verwezenlijking van deze doelstelling, die een essentiële voorwaarde is voor efficiënte en effectieve coördinatie en samenwerking bij het toezicht op Europees niveau. Wel zou één en ander moeten worden geharmoniseerd met de doelstellingen van het Europese „Solvency II”-project. Ondernemingen die hun balansen en geconsolideerde jaarrekening nog niet op één lijn met de IFRS hebben gebracht, zouden niet mogen worden benadeeld ten opzichte van ondernemingen die dat wel al hebben moeten doen.

4.3   Lopende en toekomstige wetgevingsinitiatieven

4.3.1   Lopende wetgevingsinitiatieven

4.3.1.1

Voor de sector retail banking zijn er drie zeer belangrijke initiatieven. Wat het initiatief inzake hypotheken betreft heeft het EESC (3) al enkele gefundeerde twijfels geuit over de concrete mogelijkheid om de markt te integreren, gezien de juridische gevolgen en de aanzienlijke moeilijkheden die in een recent advies zijn besproken. Het EESC wacht nog altijd de reactie van de Commissie af op de naar voren gebrachte bezwaren.

4.3.1.2

De door de Commissie voorgestelde wijzigingen op de richtlijn inzake consumentenkrediet, die thans bij het EP voorliggen, zijn een verbetering ten opzichte van het vorige voorstel, hoewel de consumenten niet op alle punten tevreden worden gesteld. Het EESC wacht af wat het resultaat zal zijn, en spreekt de wens uit dat de richtlijn over niet al te lange tijd wordt goedgekeurd.

4.3.1.3

Ook de richtlijn inzake betalingsdiensten is van groot belang. Grensoverschrijdende betalingen bevinden zich vooralsnog in een grijze zone. Het financiële systeem zou zich moeten schikken naar de door DG Mededinging uitgevaardigde voorschriften op het stuk van mededinging, transparantie en vergelijkbaarheid. De totstandkoming vóór 2010 van de eengemaakte eurobetalingsruimte (SEPA — Single Euro Payment Area) is een ambitieuze en toe te juichen doelstelling, die grensoverschrijdende betalingen efficiënter moet maken en garanties zal bieden voor de consument. Wel moet erop worden gewezen dat sommige lidstaten nu al doeltreffende en goedkope betalingssystemen kennen (bijvoorbeeld het systeem van rechtstreekse vorderingen). Als de SEPA eenmaal een feit is moet rekening worden gehouden met de belangen van de gebruikers, en moet er een zekere meerwaarde zijn. Het EESC bereidt momenteel een specifiek advies over betalingsdiensten voor, waarin het standpunt van het Comité uitvoerig zal worden toegelicht.

4.3.1.4

De herziening van het begrip „gekwalificeerde deelneming”, via een aanpassing van art. 16 van de bankenrichtlijn en art. 15 van de richtlijn inzake de verzekeringssector, is van essentieel belang om te voorkomen dat sommige toezichthouders de evenwichtige ontwikkeling van de interne markt kunnen belemmeren door zich te verschuilen achter het excuus van het prudentieel toezicht. De beste garantie voor een stabiel systeem is volgens het EESC dat de efficiency wordt verbeterd, in plaats van dat beperkingen worden opgelegd aan de overdracht van de controle op ondernemingen.

4.3.1.5

Wat de clearing- en afwikkelingssystemen betreft heeft het gebrek aan een gemeenschappelijk regelgevingskader geleid tot grote verspillingen en flagrante gevallen van misbruik. Grensoverschrijdende clearing en afwikkeling zijn duurder en minder efficiënt dan nationale clearing en afwikkeling. Het EESC zou ingenomen zijn met de goedkeuring van een kaderrichtlijn die tot doel heeft het concurrentievermogen van de Europese financiële operatoren ten opzichte van hun internationale concurrenten te verbeteren. Een efficiënte en geordende markt trekt investeringen aan: dat is wat Europa nodig heeft wil het doorgaan met de verwezenlijking van de doelstellingen economische groei en werkgelegenheid.

4.3.2   Actuele vraagstukken

4.3.2.1

Het EESC is het eens met de beoordeling van de Commissie over de onterechte belemmeringen voor de volledige vrijmaking van het verkeer van kapitaal en grensoverschrijdende beleggingen.

4.3.2.2

De Commissie staat sceptisch tegenover de invoering van de zgn. 26e-regeling op het gebied van financiële diensten. Anderzijds heeft de minimale harmonisatie te grote verschillen in de hand gewerkt. Het home-country-control -beginsel is een nuttig instrument gebleken om de liberalisering en mededinging in de EU te bevorderen. Dit beginsel wordt gemakkelijker aanvaard door de lidstaten naarmate het wederzijds vertrouwen over de kwaliteit van de nationale wetgeving van de andere lidstaten groter is. De doelstelling van volledige harmonisatie van wetgeving is in dit verband een belangrijke katalysator van de eerdergenoemde vertrouwensrelatie, die aan de basis ligt van de geleidelijke totstandkoming van een gemeenschappelijke cultuur. Een en ander zou moeten leiden tot de harmonisatie van de belangrijkste clausules uit financiële-dienstencontracten. Het EESC wijst er bovendien op dat er tot nu toe nog geen enkel bewijs is van de (effectieve) toepasbaarheid van de 26e-regeling en dat de Commissie in ieder geval nader onderzoek zou moeten doen. Of, zoals het EESC in een recent advies heeft opgemerkt: „Een „26e regeling” zou een goede manier zijn (…) maar alleen als na een grondige bestudering van de wetgeving en de kredietovereenkomsten van alle 25 lidstaten vast is komen te staan dat dit „naast de nationale wetgeving bestaande” rechtsinstrument niet strijdig is met enige nationale wet of regel. In ieder geval mag standaardisering geen belemmering vormen om nieuwe producten aan te bieden, dus om te innoveren.” (4)

4.3.3   Toekomstige stappen

4.3.3.1

In een recent advies over het Groenboek van juli 2005 heeft het EESC het nut van een initiatief op het gebied van icbe's onderstreept. (5)„De beleggingsfondsen worden door beleggers op hetzelfde plan gezet als andere financiële producten, zoals de unit-linked levensverzekeringen, hoewel hiervoor een heel andere regelgeving geldt. Hierdoor kunnen verkeerde beleggingskeuzes worden gemaakt, met nadelige gevolgen voor de kosten en risico's van gedane beleggingen. Het EESC denkt niet dat het probleem kan worden opgelost met een afgezwakte mededinging, met lossere voorschriften en lagere garanties voor beleggingen in fondsen. Het is juist zaak de voorschriften naar boven bij te stellen, zodat de beleggingsproducten die feitelijk worden beschouwd als een rechtstreeks alternatief voor beleggingsfondsen, onder een vergelijkbare regelgeving vallen als die beleggingsfondsen.” De verschillen in verplichtingen tussen beleggingsfondsen en unit-linked levensverzekeringen, het feit dat het Europees paspoort nog niet gereed is (als gevolg van belemmeringen die sommige toezichthouders blijven opwerpen), de weinig doorzichtige kostenstructuur (met name van de uitgaande kosten), de fragmentatie van de markt en de bijbehorende hoge kosten: dit zijn slechts enkele van de gesignaleerde problemen. Het EESC ziet hoe dan ook met argusogen aan dat er in sommige lidstaten gewaarborgde kapitaalfondsen worden ontwikkeld waarbij de beheermaatschappij niet over voldoende eigen middelen hoeft te beschikken, waardoor in geval van bijzonder ongunstige marktontwikkelingen de consumenten onvoldoende beschermd zijn. Het EESC dringt er bij de Commissie op aan dit gebrek te verhelpen door adequate kapitalisatieverplichtingen vast te stellen voor maatschappijen die gewaarborgde kapitaalfondsen aanbieden, en te zorgen voor een specifiek en adequaat toezicht. Het EESC staat achter de roep om doeltreffender icbe's in het leven te roepen, ook al omdat zij, als belangrijk onderdeel van de pensioenfondsen, kunnen bijdragen tot de oplossing van een probleem dat in het begin van het Witboek terecht wordt aangestipt, namelijk de financiering van het omvangrijke pensioendeficit waarmee de meeste Europese lidstaten zijn opgezadeld.

4.3.3.2

Het EESC is het met de Commissie eens dat de toegang tot een bankrekening niet alleen in financieel opzicht van belang is. In de moderne economie verschaft het hebben van een bankrekening de individuele burger een soort economisch burgerschap. Sommige lidstaten hebben dit burgerschapsrecht wettelijk erkend, door financiële instellingen te verplichten bepaalde basisdiensten aan te bieden, tegen minimale kosten. In andere lidstaten zijn de banken zich steeds meer bewust van dit probleem: zij bieden voor enkele euro's per maand een basispakket diensten aan die aan de bankrekening zijn verbonden.

4.3.3.3

Het voornemen om de belemmeringen voor grensoverschrijdend gebruik van bankrekeningen op te heffen moet worden toegejuicht, en draagt mogelijk bij tot een daling van de door de banken toegepaste prijzen. De mogelijkheid om online-bankrekeningen te openen brengt de intra-Europese mobiliteit van rekeningen werkelijk een stap dichterbij. Wel moet rekening worden gehouden met het feit dat niet alle consumenten de daarvoor benodigde computertechnieken beheersen. De Commissie zou ook voor deze personen, die meestal tot de zwakkeren uit de samenleving behoren, een bevredigende oplossing moeten bieden. Er zij op gewezen dat deze mogelijkheid pas concreet vorm kan krijgen indien een echte, constructieve samenwerking tussen toezichthouders wordt geconsolideerd. Naar aanleiding van de voorstellen in het Witboek heeft de Commissie op 16 mei 2006 besloten (6) een deskundigengroep onderzoek te laten doen naar de cliëntmobiliteit in verband met bankrekeningen.

4.4   De externe dimensie

4.4.1

De ambitieuze doelstelling van de Commissie om Europa een vooraanstaande rol te laten spelen bij de vaststelling van mondiale standaards valt zeker toe te juichen. Overeenkomstig de aanbevelingen van de Doha-ronde hoopt het EESC bovendien dat Europa de meest geavanceerde landen begeleidt bij hun inspanningen om minder ontwikkelde landen adequate technische en financiële bijstand te verlenen bij de wetgeving en toepassing van de goedgekeurde akkoorden en standaards. Bij het voortschrijden van de internationale integratie moet tevens rekening worden gehouden met de behoeften van de zwakste economieën, die investeringen moeten aantrekken. Het EESC hoopt dat de Commissie deze behoeften voor ogen houdt tijdens de onderhandelingen en de dialoog met de andere ontwikkelde landen.

4.4.2

De strijd tegen het crimineel gebruik van financiële systemen krijgt de actieve steun van het EESC, dat de Commissie en de andere Europese instellingen bijstaat in hun strijd tegen alle vormen van criminaliteit, die bovendien vaak verband houden met het internationale terrorisme. Economische criminaliteit neemt tal van vormen aan: bedrijfs- en handelsfraude, witwaspraktijken, belastingontduiking, corruptie en ga zo maar door. Hierbij worden financiële diensten vaak misbruikt om criminele activiteiten uit te voeren. Het EESC doet een beroep op de financiële instellingen om de bevoegde autoriteiten te helpen bij de bestrijding hiervan. De bevoegde autoriteiten zouden op hun beurt gevolg moeten geven aan meldingen van de financiële instellingen. Indien deze goed worden geïnformeerd over de follow-up van hun meldingen van verdachte transacties, zullen zij meer gemotiveerd zijn om hun inspanningen op dit gebied voort te zetten en zelfs op te voeren.

Brussel, 5 juli 2006

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Anne-Marie SIGMUND


(1)  PB C 65 van 17-3-2006

(2)  PB C 65 van 17-3-2006

(3)  PB C 65 van 17-3-2006

(4)  PB C 65 van 17-3-2006

(5)  PB C 110 van 17-5-2006

(6)  Besluit 2006/355/EG van de Commissie van 16 mei 2006 tot oprichting van een deskundigengroep inzake cliëntmobiliteit in verband met bankrekeningen (PB L 132 van 19-5-2006)


Top