This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2006/086/08
Judgment of the Court (Second Chamber) of 9 February 2006 in Joined Cases C-23/04 to C-25/04: Reference for a preliminary ruling from the Diikitiko Protodikio Athinon in Sfakianakis AEVE v Elliniko Dimosio (Association Agreement EEC-Hungary — Obligation of mutual assistance between customs authorities — Post-clearance recovery of import duties following revocation in the State of export of the movement)
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 9 februari 2006 in de gevoegde zaken C-23/04 tot en met C-25/04 (verzoeken van het Dioikitiko Protodikeio Athinon om een prejudiciële beslissing): Sfakianakis AEVE tegen Elliniko Dimosio (Associatieovereenkomst EEG-Hongarije — Verplichting van wederzijdse bijstand voor douaneautoriteiten — Navordering van invoerrechten ten gevolge van intrekking in staat van uitvoer van certificaten inzake goederenverkeer voor ingevoerde producten)
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 9 februari 2006 in de gevoegde zaken C-23/04 tot en met C-25/04 (verzoeken van het Dioikitiko Protodikeio Athinon om een prejudiciële beslissing): Sfakianakis AEVE tegen Elliniko Dimosio (Associatieovereenkomst EEG-Hongarije — Verplichting van wederzijdse bijstand voor douaneautoriteiten — Navordering van invoerrechten ten gevolge van intrekking in staat van uitvoer van certificaten inzake goederenverkeer voor ingevoerde producten)
PB C 86 van 8.4.2006, p. 5–5
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
8.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 86/5 |
ARREST VAN HET HOF
(Tweede kamer)
van 9 februari 2006
in de gevoegde zaken C-23/04 tot en met C-25/04 (verzoeken van het Dioikitiko Protodikeio Athinon om een prejudiciële beslissing): Sfakianakis AEVE tegen Elliniko Dimosio (1)
(Associatieovereenkomst EEG-Hongarije - Verplichting van wederzijdse bijstand voor douaneautoriteiten - Navordering van invoerrechten ten gevolge van intrekking in staat van uitvoer van certificaten inzake goederenverkeer voor ingevoerde producten)
(2006/C 86/08)
Procestaal: Grieks
In de gevoegde zaken C-23/04 tot en met C-25/04, betreffende verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Dioikitiko Protodikeio Athinon (Griekenland) bij beslissing van 30 september 2003, ingekomen bij het Hof op 26 januari 2004, in de procedures Sfakianakis AEVE tegen Elliniko Dimosio, heeft het Hof (Tweede kamer), samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, J. Makarczyk, R. Silva de Lapuerta (rapporteur), P. Kūris en G. Arestis, rechters; advocaat-generaal: P. Léger; griffier: M. Ferreira, hoofdadministrateur, op 9 februari 2006 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:
1) |
De artikelen 31, lid 2, en 32 van protocol nr. 4 bij de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds, zoals gewijzigd bij besluit nr. 3/96 van de Associatieraad, Associatie tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en de Republiek Hongarije anderzijds, van 28 december 1996, dienen aldus te worden uitgelegd dat de douaneautoriteiten van de staat van invoer verplicht zijn om rekening te houden met de in de staat van uitvoer gegeven rechterlijke beslissingen op beroepen die werden ingesteld tegen de resultaten van de door de douaneautoriteiten van de staat van uitvoer verrichte controle van de geldigheid van de certificaten inzake goederenverkeer, wanneer zij op de hoogte zijn gebracht van het aanhangig zijn van die beroepen en van de inhoud van die beslissingen, en wel ongeacht of de controle van de geldigheid van de certificaten inzake goederenverkeer al dan niet is verricht op verzoek van de douaneautoriteiten van de staat van invoer. |
2) |
Het nuttig effect van de afschaffing van douanerechten als bedoeld in de bij besluit van de Raad en de Commissie van 13 december 1993 gesloten en goedgekeurde Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds, verzet zich tegen administratieve beschikkingen tot oplegging van douanerechten, vermeerderd met belastingen en boetes, die door de douaneautoriteiten van de staat van invoer zijn vastgesteld alvorens hun de definitieve uitkomst is meegedeeld van de beroepen die zijn ingesteld tegen de resultaten van de controle achteraf, wanneer de beschikkingen van de autoriteiten van de staat van uitvoer die de EUR.1-certificaten oorspronkelijk hebben afgegeven, niet zijn ingetrokken of vernietigd. |
3) |
Voor het antwoord op de eerste drie vragen maakt het geen verschil dat noch de Griekse noch de Hongaarse douaneautoriteiten hebben verzocht het associatiecomité bijeen te roepen overeenkomstig artikel 33 van protocol nr. 4, zoals gewijzigd bij besluit nr. 3/96. |