EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008L0055

Richtlijn 2008/55/EG van de Raad van 26 mei 2008 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (Gecodificeerde versie)

PB L 150 van 10.6.2008, p. 28–38 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2011; opgeheven door 32010L0024

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2008/55/oj

10.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/28


RICHTLIJN 2008/55/EG VAN DE RAAD

van 26 mei 2008

betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen

(Gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 93 en 94,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 76/308/EEG van de Raad van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

De nationale bepalingen op het gebied van de invordering vormen, uitsluitend door het feit dat hun werkingssfeer beperkt is tot het nationale grondgebied, een hindernis voor de instelling of de werking van de interne markt. Deze situatie maakt integrale en rechtvaardige toepassing van de communautaire voorschriften, met name op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, onmogelijk en vergemakkelijkt frauduleuze handelingen.

(3)

Het is noodzakelijk het hoofd te bieden aan de uit de toenemende fraude voortvloeiende bedreiging voor de financiële belangen van de Gemeenschap en van de lidstaten, alsmede voor de interne markt.

(4)

Het is derhalve noodzakelijk gemeenschappelijke regels voor wederzijdse bijstand op het gebied van de invordering vast te stellen.

(5)

Deze regels moeten van toepassing zijn op de invordering van de schuldvorderingen die voortvloeien uit de diverse maatregelen die deel uitmaken van het stelsel van volledige of gedeeltelijke financiering door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, van de landbouwheffingen en de douanerechten, van de belasting over de toegevoegde waarde, geharmoniseerde accijnzen op tabaksfabrikaten, alcohol en alcoholhoudende dranken, en minerale oliën, alsmede van belastingen op inkomen en vermogen en belastingen op verzekeringspremies. Zij moeten eveneens van toepassing zijn op de invordering van interesten, bestuursrechtelijke sancties en boetes en kosten in verband met deze schuldvorderingen.

(6)

De wederzijdse bijstand moet inhouden dat de aangezochte autoriteit enerzijds aan de verzoekende autoriteit de inlichtingen verstrekt die haar van nut zijn voor de invordering van de schuldvorderingen die zijn ontstaan in de lidstaat waar zij is gevestigd en overgaat tot notificatie aan de debiteur van alle akten met betrekking tot deze schuldvorderingen welke uitgaan van deze lidstaat, en anderzijds op verzoek van de verzoekende autoriteit schuldvorderingen invordert welke zijn ontstaan in de lidstaat waar laatstgenoemde is gevestigd.

(7)

Deze verschillende vormen van bijstand moeten door de aangezochte autoriteit worden toegepast met inachtneming van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die ter zake gelden in de lidstaat waar zij is gevestigd.

(8)

De wijze waarop de verzoeken om bijstand door de verzoekende autoriteit moeten worden opgesteld, dient te worden vastgesteld en de bijzondere omstandigheden op grond waarvan de aangezochte autoriteit hieraan in sommige gevallen geen gevolg behoeft te geven, moeten limitatief worden omschreven.

(9)

Met het oog op een doeltreffender invordering van schuldvorderingen waarvoor een verzoek tot invordering is gedaan, dient de executoriale titel van de schuldvordering in beginsel op dezelfde wijze te worden behandeld als een titel van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd.

(10)

Wanneer de aangezochte autoriteit voor rekening van de verzoekende autoriteit een schuldvordering moet invorderen, moet zij, indien de in de lidstaat waar zij is gevestigd geldende bepalingen dit toelaten, en in overleg met de verzoekende autoriteit, aan de debiteur uitstel van betaling kunnen verlenen of een betaling in termijnen toestaan. De eventueel te innen interessen uit hoofde van het verlenen van deze faciliteiten dienen te worden overgemaakt aan de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd.

(11)

De aangezochte autoriteit moet op een met redenen omkleed verzoek van de verzoekende autoriteit eveneens, voor zover de in de lidstaat waar zij is gevestigd geldende bepalingen dit toelaten, kunnen overgaan tot het nemen van conservatoire maatregelen om de invordering te waarborgen van de schuldvorderingen die zijn ontstaan in de verzoekende lidstaat. Aan deze schuldvorderingen wordt niet noodzakelijkerwijs de preferentiële behandeling toegekend die geldt voor soortgelijke schuldvorderingen die ontstaan in de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd.

(12)

Gedurende de invorderingsprocedure in de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, kan het voorkomen dat de schuldvordering of de in de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd afgegeven executoriale titel door de belanghebbende wordt betwist. In dit geval moet worden bepaald dat de zaak door deze voor de bevoegde instantie van de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, dient te worden gebracht en dat de aangezochte autoriteit de executieprocedure die zij heeft ingezet, dient te schorsen totdat deze bevoegde instantie heeft beslist.

(13)

Er dient te worden bepaald dat de in het kader van de wederzijdse bijstand betreffende invordering verstrekte documenten en inlichtingen niet voor andere doeleinden mogen worden gebruikt.

(14)

Behalve in uitzonderlijke omstandigheden, kan gebruikmaking van wederzijdse bijstand bij de invordering van schuldvorderingen niet worden gebaseerd op financiële voordelen of een aandeel in de verkregen resultaten. De lidstaten moeten echter afspraken kunnen maken over vergoeding indien zich bij de invordering een bijzonder probleem voordoet.

(15)

De bepalingen van deze richtlijn mogen geen beperking vormen voor de wederzijdse bijstand welke sommige lidstaten elkaar op grond van bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen verlenen.

(16)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5).

(17)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel C, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

In deze richtlijn worden de regels vastgesteld, die in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten dienen te worden opgenomen teneinde de invordering in elke lidstaat te verzekeren van de in artikel 2 bedoelde schuldvorderingen, die in een andere lidstaat zijn ontstaan.

Artikel 2

Deze richtlijn is van toepassing op alle schuldvorderingen die verband houden met:

a)

de restituties, interventies en andere maatregelen die deel uitmaken van het stelsel van algehele of gedeeltelijke financiering door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), met inbegrip van de in het kader van deze acties te innen bedragen;

b)

de heffingen en andere rechten uit hoofde van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker;

c)

de invoerrechten;

d)

de uitvoerrechten;

e)

de belasting over de toegevoegde waarde;

f)

de accijnzen op:

i)

tabaksfabricaten,

ii)

alcohol en alcoholhoudende dranken,

iii)

minerale oliën;

g)

belastingen op inkomen en vermogen;

h)

belastingen op verzekeringspremies;

i)

interesten, bestuursrechtelijke sancties en boetes, en kosten in verband met de onder a) tot en met h) bedoelde schuldvorderingen, met uitsluiting van de strafrechtelijke maatregelen als gedefinieerd in de geldende wetgeving van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit gevestigd is.

Deze richtlijn is eveneens van toepassing op schuldvorderingen die betrekking hebben op gelijke of in wezen soortgelijke heffingen op verzekeringspremies die in de toekomst naast of in de plaats van de in artikel 3, punt 6, bedoelde heffingen zouden worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten stellen elkaar alsook de Commissie in kennis van de datum van de inwerkingtreding van die heffingen.

Artikel 3

In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.

„verzoekende autoriteit”: de bevoegde autoriteit van een lidstaat die een verzoek tot bijstand indient betreffende een schuldvordering, als bedoeld in artikel 2;

2.

„aangezochte autoriteit”: de bevoegde autoriteit van een lidstaat tot welke een verzoek tot bijstand is gericht;

3.

„invoerrechten”: douanerechten en heffingen van gelijke werking op invoer, alsmede invoerheffingen in het kader van het gemeenschappelijke landbouwbeleid of in het kader van specifieke regelingen voor bepaalde goederen die door de verwerking van landbouwproducten worden verkregen;

4.

„uitvoerrechten”: douanerechten en heffingen van gelijke werking op uitvoer, alsmede uitvoerheffingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van specifieke regelingen voor bepaalde goederen die door de verwerking van landbouwproducten worden verkregen;

5.

„belastingen op inkomen en vermogen”: de belastingen die zijn genoemd in artikel 1, lid 3, van Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen (6), juncto artikel 1, lid 4, van die richtlijn;

6.

„heffingen op verzekeringspremies”:

a)

:

in België

:

i)

Taxe annuelle sur les contrats d’assurance

ii)

Jaarlijkse taks op de verzekeringscontracten

b)

:

in Denemarken

:

i)

Afgift af lystfartøjsforsikringer

ii)

Afgift af ansvarsforsikringer for motorkøretøjer m.v.

iii)

Stempelafgift af forsikringspræmier

c)

:

in Duitsland

:

i)

Versicherungssteuer

ii)

Feuerschutzsteuer

d)

:

in Griekenland

:

i)

Φόρος κύκλου εργασιών (Φ.Κ.Ε)

ii)

Τέλη Χαρτοσήμου

e)

:

in Spanje

:

Impuesto sobre las primas de seguros

f)

:

in Frankrijk

:

Taxe sur les conventions d’assurances

g)

:

in Ierland

:

Levy on insurance premiums

h)

:

in Italië

:

Imposte sulle assicurazioni private ed i contratti vitalizi di cui alla legge 29.10.1967 nr. 1216

i)

:

in Luxemburg

:

i)

Impôt sur les assurances

ii)

Impôt dans l’intérêt du service d’incendie

j)

:

in Malta

:

Taxxa fuq Dokumenti u Trasferimenti

k)

:

in Nederland

:

Assurantiebelasting

l)

:

in Oostenrijk

:

i)

Versicherungssteuer

ii)

Feuerschutzsteuer

m)

:

in Portugal

:

Imposto de selo sobre os prémios de seguros

n)

:

in Slovenië

:

i)

davek od promenta zavarovalnih poslov

ii)

požarna taksa

o)

:

in Finland

:

i)

Eräistä vakuutusmaksuista suoritettava vero/skatt på vissa försäkringspremier

ii)

Palosuojelumaksu/brandskyddsavgift

p)

:

in het Verenigd Koninkrijk

:

Insurance premium tax (IPT)

Artikel 4

1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit haar de inlichtingen die haar van nut zijn voor de invordering van een schuldvordering.

Teneinde zich deze inlichtingen te verschaffen, oefent de aangezochte autoriteit de bevoegdheden uit die zijn vastgesteld bij de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen welke van toepassing zijn voor de invordering van soortgelijke schuldvorderingen, ontstaan in de lidstaat waar zij gevestigd is.

2.   Het verzoek om inlichtingen vermeldt de naam en het adres van de persoon op wie de te verstrekken inlichtingen betrekking hebben en alle andere relevante informatie met betrekking tot zijn identiteit waartoe de verzoekende autoriteit normaliter toegang heeft alsmede de aard en het bedrag van de schuldvordering uit hoofde waarvan het verzoek wordt ingediend.

3.   De aangezochte autoriteit is niet gehouden inlichtingen te verstrekken:

a)

welke zij niet zou kunnen verkrijgen voor de invordering van soortgelijke schuldvorderingen, ontstaan in de lidstaat waar zij gevestigd is;

b)

waarmee een commercieel, een industrieel of een beroepsgeheim zou worden onthuld;

c)

of waarvan mededeling een aantasting zou kunnen vormen van de veiligheid of de openbare orde van deze staat.

4.   De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit op de hoogte van de beweegredenen die zich verzetten tegen het voldoen aan het verzoek tot inlichtingen.

Artikel 5

1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit gaat de aangezochte autoriteit over tot notificatie aan de geadresseerde, volgens de voor de notificatie van overeenkomstige akten geldende rechtsregels in de lidstaat waar zij gevestigd is, van alle, met inbegrip van de gerechtelijke, akten en beslissingen met betrekking tot een schuldvordering en/of de invordering daarvan, welke uitgaan van de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd.

2.   Het verzoek tot notificatie vermeldt de naam en het adres van de geadresseerde en alle andere relevante informatie met betrekking tot diens identiteit waartoe de verzoekende autoriteit normaliter toegang heeft de aard en het onderwerp van de te notifiëren akte of beslissing en, in voorkomend geval, de naam en het adres van de debiteur en alle andere relevante informatie met betrekking tot diens identiteit waartoe de verzoekende autoriteit normaliter toegang heeft en de in de akte of de beslissing bedoelde schuldvordering, alsmede alle andere nuttige inlichtingen.

3.   De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld op de hoogte van het gevolg dat aan het verzoek tot notificatie is gegeven en meer in het bijzonder van de datum waarop de akte of de beslissing aan de geadresseerde is toegezonden.

Artikel 6

Op verzoek van de verzoekende autoriteit gaat de aangezochte autoriteit volgens de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op de invordering van soortgelijke schuldvorderingen, ontstaan in de lidstaat waar zij gevestigd is, over tot invordering van de schuldvorderingen waarvoor een executoriale titel bestaat.

Daartoe wordt elke schuldvordering ten aanzien waarvan een verzoek tot invordering bestaat, behandeld als een schuldvordering van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, behoudens wanneer artikel 12 van toepassing is.

Artikel 7

1.   Het verzoek tot invordering van een schuldvordering dat de verzoekende autoriteit tot de aangezochte autoriteit richt, dient vergezeld te gaan van een officieel exemplaar of van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de executoriale titel, afgegeven in de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd en, in voorkomend geval, van het origineel of van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van andere voor de invordering benodigde documenten.

2.   De verzoekende autoriteit kan slechts een verzoek tot invordering indienen:

a)

indien de schuldvordering of de executoriale titel niet betwist worden in de lidstaat waar zij gevestigd is of wanneer artikel 12, lid 2, tweede alinea, van toepassing is;

b)

wanneer zij in de lidstaat waar zij is gevestigd, de daartoe ter beschikking staande invorderingsprocedures heeft ingesteld, welke op grond van de in lid 1 bedoelde titel kunnen worden uitgevoerd, en de genomen maatregelen niet tot volledige betaling van de schuldvordering zullen leiden.

3.   In het verzoek tot invordering worden vermeld:

a)

naam, adres en alle andere relevante informatie betreffende de identiteit van de betrokken persoon en/of de derde die houder is van hem toebehorende vermogensbestanddelen;

b)

naam, adres en alle andere relevante informatie betreffende de identiteit van de verzoekende autoriteit;

c)

de executoriale titel die is afgegeven in de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd;

d)

aard en bedrag van de schuldvordering, met inbegrip van hoofdsom, interest en alle andere verschuldigde sancties, boetes en kosten, uitgedrukt in de valuta van de lidstaten waar de beide betrokken autoriteiten zijn gevestigd;

e)

de datum waarop de geadresseerde door de verzoekende autoriteit en/of door de aangezochte autoriteit van de titel kennis is gegeven;

f)

de datum met ingang waarvan en de periode gedurende welke de executie mogelijk is volgens het geldende recht van de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd;

g)

alle overige relevante informatie.

Het verzoek tot invordering bevat voorts een verklaring waarin de verzoekende autoriteit bevestigt dat de voorwaarden van lid 2 zijn vervuld.

4.   De verzoekende autoriteit doet de aangezochte autoriteit, zodra zij hiervan kennis heeft, alle nuttige inlichtingen toekomen die betrekking hebben op de zaak welke de aanleiding was voor het verzoek tot invordering.

Artikel 8

De executoriale titel van de schuldvordering wordt rechtstreeks erkend en automatisch behandeld als executoriale titel van een schuldvordering van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd.

Onverminderd de eerste alinea kan de executoriale titel van de schuldvordering, in voorkomend geval en volgens de bepalingen welke van toepassing zijn in de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, worden bekrachtigd als, erkend als, aangevuld met of vervangen door een op het grondgebied van dat land geldende executoriale titel.

Binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek tot invordering trachten de lidstaten de formaliteiten betreffende bekrachtiging, erkenning, aanvulling of vervanging van de titel te vervullen, behoudens in de in de vierde alinea bedoelde gevallen. Die formaliteiten kunnen niet worden geweigerd indien de executoriale titel in behoorlijke vorm is opgesteld. De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit in kennis van de redenen waarom de periode van drie maanden niet kan worden nageleefd.

Ingeval het vervullen van één van deze formaliteiten aanleiding geeft tot een betwisting van de schuldvordering en/of de door de verzoekende autoriteit afgegeven executoriale titel, is artikel 12 van toepassing.

Artikel 9

1.   De invordering geschiedt in de valuta van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd. De aangezochte autoriteit dient het volledige door haar ingevorderde bedrag van de schuldvordering aan de verzoekende autoriteit over te maken.

2.   De aangezochte autoriteit kan, indien de in de lidstaat waar zij gevestigd is geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dit toelaten, en na raadpleging van de verzoekende autoriteit, aan de debiteur uitstel van betaling verlenen of een betaling in termijnen toestaan. De door de aangezochte autoriteit uit hoofde van dit uitstel van betaling geïnde interesten dienen eveneens te worden overgemaakt aan de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd.

Met ingang van de datum waarop de executoriale titel van de schuldvordering overeenkomstig artikel 8, eerste alinea, rechtstreeks is erkend of overeenkomstig artikel 8, tweede alinea, is bekrachtigd, erkend, aangevuld of vervangen, wordt interest geïnd wegens niet-tijdige betaling krachtens de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn in de lidstaat waar de aangezochte autoriteit gevestigd is, welke interest eveneens dient te worden overgemaakt aan de lidstaat waar de verzoekende autoriteit gevestigd is.

Artikel 10

Onverminderd artikel 6, tweede alinea, wordt aan de in te vorderen schuldvorderingen niet noodzakelijkerwijs de preferentiële behandeling toegekend die geldt voor soortgelijke schuldvorderingen die ontstaan in de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd.

Artikel 11

De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld op de hoogte van het gevolg dat zij aan het verzoek tot invordering heeft gegeven.

Artikel 12

1.   Indien gedurende de invorderingsprocedure de schuldvordering of de in de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd afgegeven executoriale titel door een belanghebbende worden betwist, wordt de zaak door deze voor de bevoegde instantie van de lidstaat gebracht, waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, overeenkomstig de in deze laatste lidstaat geldende rechtsregels. Deze vordering moet door de verzoekende autoriteit worden genotifieerd aan de aangezochte autoriteit. Bovendien kan zij door de belanghebbende worden genotifieerd aan de aangezochte autoriteit.

2.   Zodra de aangezochte autoriteit de in lid 1 bedoelde notificatie heeft ontvangen, hetzij van de verzoekende autoriteit, hetzij van de belanghebbende, schorst zij de executieprocedure in afwachting van de beslissing van de op dit gebied bevoegde instantie tenzij de verzoekende autoriteit overeenkomstig de tweede alinea van dit lid anders verzoekt. Indien de verzoekende instantie dit nodig acht, kan zij, onverminderd artikel 13, overgaan tot het nemen van conservatoire maatregelen om de invordering te waarborgen, voor zover de in de lidstaat waar zij gevestigd is geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zulks toestaan voor soortgelijke schuldvorderingen.

De verzoekende autoriteit kan overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de administratieve praktijken die gelden in de lidstaat waar zij gevestigd is, de aangezochte autoriteit verzoeken een betwiste schuldvordering in te vorderen, voor zover de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijken in de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, zulks toelaten. Indien de uitkomst van deze betwisting vervolgens voor de schuldenaar gunstig uitvalt, is de verzoekende autoriteit gehouden tot terugbetaling van elk ingevorderd bedrag, vermeerderd met eventueel verschuldigde vergoedingen, overeenkomstig de in de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd geldende wettelijke bepalingen.

3.   Wanneer de betwisting betrekking heeft op uitvoeringsmaatregelen die zijn getroffen in de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, wordt de zaak voor de bevoegde instantie van deze lidstaat gebracht, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van deze lidstaat.

4.   Wanneer de bevoegde instantie waarvoor de zaak overeenkomstig lid 1 is gebracht, een gewone of administratieve rechter is, vormt de uitspraak van deze rechter, voor zover zij gunstig is voor de verzoekende autoriteit en zij het mogelijk maakt om de schuldvordering in de lidstaat waar de verzoekende autoriteit gevestigd is, in te vorderen, de „executoriale titel” in de zin van de artikelen 6, 7 en 8 en wordt de schuldvordering op grond van deze uitspraak ingevorderd.

Artikel 13

Op met redenen omkleed verzoek van de verzoekende autoriteit gaat de aangezochte autoriteit over tot het nemen van conservatoire maatregelen teneinde de invordering van een schuldvordering te waarborgen, voor zover de in de lidstaat waar zij gevestigd is, geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zulks toestaan.

Voor de tenuitvoerlegging van de eerste alinea zijn artikel 6, artikel 7, leden 1, 3 en 4, en de artikelen 8, 11, 12 en 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

De aangezochte autoriteit is niet gehouden:

a)

de in de artikelen 6 tot en met 13 genoemde bijstand te verlenen, indien de invordering van de schuldvordering, wegens de situatie van de debiteur, ernstige moeilijkheden van economische of sociale aard zou kunnen opleveren in de lidstaat waar zij gevestigd is, voor zover de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de administratieve praktijken die gelden in de lidstaat waar de aangezochte autoriteit gevestigd is zulks toelaten voor soortgelijke nationale schuldvorderingen;

b)

de in de artikelen 4 tot en met 13 bedoelde bijstand te verlenen, indien het eerste verzoek krachtens de artikelen 4, 5 of 6 betrekking heeft op schuldvorderingen die meer dan vijf jaar bestaan, te rekenen vanaf het tijdstip van vaststelling van de executoriale titel in overeenstemming met de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen of de administratieve praktijken die gelden in de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, tot de datum van het verzoek. In gevallen waarin de schuldvordering of de titel wordt betwist, wordt de termijn berekend vanaf het tijdstip waarop de verzoekende staat vaststelt dat de schuldvordering of executoriale titel van de schuldvordering niet langer kan worden betwist.

De aangezochte autoriteit brengt de verzoekende autoriteit op de hoogte van de beweegredenen die zich verzetten tegen het voldoen aan het verzoek tot bijstand. Deze met redenen omklede weigering wordt tevens ter kennis van de Commissie gebracht.

Artikel 15

1.   De vraagstukken met betrekking tot de verjaring worden uitsluitend geregeld door de rechtsregels die gelden in de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd.

2.   De overeenkomstig het verzoek tot bijstand door de aangezochte autoriteit genomen maatregelen tot invordering, die, indien zij door de verzoekende autoriteit zouden zijn genomen, tot gevolg zouden hebben gehad dat de verjaring volgens de rechtsregels die gelden in de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, zou zijn opgeschort of onderbroken, worden, voor wat dit gevolg betreft, beschouwd als te zijn genomen in deze laatste staat.

Artikel 16

De voor toepassing van deze richtlijn aan de aangezochte autoriteit verstrekte documenten en inlichtingen kunnen door deze slechts worden medegedeeld aan:

a)

de in het verzoek tot bijstand bedoelde persoon;

b)

de personen en autoriteiten belast met de invordering van de schuldvorderingen, en uitsluitend voor dat doel;

c)

de gerechtelijke instanties waarbij zaken met betrekking tot de invordering van de schuldvorderingen aanhangig worden gemaakt.

Artikel 17

De verzoeken om bijstand, de executoriale titel en de andere bijgevoegde stukken worden vergezeld van een vertaling in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, onverminderd het recht van deze laatste om van het overleggen van een dergelijke vertaling af te zien.

Artikel 18

1.   De aangezochte autoriteit verricht de invordering en de inhouding bij de betrokken persoon van alle aan de invordering verbonden kosten die deze autoriteit heeft gemaakt, overeenkomstig de ten aanzien van vergelijkbare schuldvorderingen geldende wettelijke of administratiefrechtelijke bepalingen in de lidstaat waar genoemde autoriteit is gevestigd.

2.   De lidstaten zien wederzijds af van vergoeding van de kosten die voortvloeien uit de wederzijdse bijstand die zij elkaar overeenkomstig deze richtlijn verlenen.

3.   Bij een invordering waarbij zich een bijzonder probleem voordoet of waarbij de kosten zeer hoog zijn of die plaatsvindt in het kader van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit kunnen de verzoekende en de aangezochte autoriteiten per geval specifieke afspraken maken over de modaliteiten van de vergoeding.

4.   De lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, blijft ten opzichte van die waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, aansprakelijk voor de kosten en mogelijke verliezen welke het gevolg zijn van eisen die als niet gerechtvaardigd zijn erkend wat de gegrondheid van de schuldvordering of de geldigheid van de door de verzoekende autoriteit afgegeven titel betreft.

Artikel 19

De lidstaten delen elkaar de lijst mede van de autoriteiten die gemachtigd zijn verzoeken om bijstand in te dienen of te ontvangen.

Artikel 20

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het invorderingscomité, hierna „het comité” te noemen.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt drie maanden.

Artikel 21

Het comité kan elk vraagstuk betreffende de toepassing van deze richtlijn onderzoeken, dat door zijn voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde wordt gesteld.

Artikel 22

De regels voor toepassing van artikel 4, leden 2 en 4, artikel 5, leden 2 en 3, de artikelen 7, 8, 9 en 11, artikel 12, leden 1 en 2, artikel 14, artikel 18, lid 3, en artikel 24, alsmede voor de bepaling van de wijze waarop de mededelingen tussen de autoriteiten kunnen geschieden, de voorschriften inzake omrekening, overmaking van ingevorderde bedragen en de vaststelling van een minimumbedrag voor schuldvorderingen waarvoor een verzoek tot bijstand kan worden ingediend, worden vastgesteld volgens de in artikel 20, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 23

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de toepassing van de meer uitgebreide wederzijdse bijstand welke sommige lidstaten elkaar krachtens overeenkomsten of regelingen verlenen of zouden kunnen verlenen, met inbegrip van het gebied van de notificatie van gerechtelijke of buitengerechtelijke akten.

Artikel 24

Elke lidstaat stelt de Commissie in kennis van de maatregelen die hij treft voor de toepassing van deze richtlijn.

De Commissie doet deze inlichtingen toekomen aan de overige lidstaten.

Elke lidstaat deelt jaarlijks de Commissie mede: het aantal elk jaar verzonden en ontvangen verzoeken om informatie, kennisgeving en invordering; het bedrag van de betrokken schuldvorderingen en de ingevorderde bedragen.

De Commissie brengt aan het Europees Parlement en aan de Raad over de toepassing van deze bepalingen en over de resultaten tweejaarlijks verslag uit.

Artikel 25

Richtlijn 76/308/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, delen A en B, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel C, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 26

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 27

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 mei 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

D. RUPEL


(1)  Advies van 19 juni 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 93 van 27.4.2007, blz. 15.

(3)  PB L 73 van 19.3.1976, blz. 18. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003. De oorspronkelijke titel van de richtlijn is: „Richtlijn 76/308/EEG van de Raad van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit verrichtingen die deel uitmaken van het financieringsstelsel van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, alsmede van landbouwheffingen en douanerechten”. Zij is gewijzigd bij Richtlijn 79/1071/EEG (PB L 331 van 27.12.1979, blz. 10), bij Richtlijn 92/12/EEG (PB L 76 van 23.3.1992, blz. 1) en Richtlijn 2001/44/EG (PB L 175 van 28.6.2001, blz. 17).

(4)  Zie bijlage I, delen A en B.

(5)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(6)  PB L 336 van 27.12.1977, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/98/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 129).


BIJLAGE I

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 25)

Richtlijn 76/308/EEG

(PB L 73 van 19.3.1976, blz. 18)

 

Richtlijn 79/1071/EEG

(PB L 331 van 27.12.1979, blz. 10)

 

Richtlijn 92/12/EEG

(PB L 76 van 23.3.1992, blz. 1)

uitsluitend artikel 30 bis

Richtlijn 92/108/EEG

(PB L 390 van 31.12.1992, blz. 124)

uitsluitend artikel 1, punt 9

Richtlijn 2001/44/EG

(PB L 175 van 28.6.2001, blz. 17)

 

DEEL B

Niet-ingetrokken wijzigingsbesluiten

Toetredingsakte van 1979

Toetredingsakte van 1985

Toetredingsakte van 1994

Toetredingsakte van 2003

DEEL C

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 25)

Richtlijn

Omzettingstermijn

76/308/EEG

1 januari 1978

79/1071/EEG

1 januari 1981

92/12/EEG

1 januari 1993 (1)

92/108/EEG

31 december 1992

2001/44/EG

van 30 juni 2002


(1)  Wat betreft artikel 9, lid 3, mag het Koninkrijk Denemarken de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om aan die bepaling te voldoen, uiterlijk op 1 januari 1993 in werking doen treden.


BIJLAGE II

Concordantietabel

Richtlijn 76/308/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, aanhef, onder a) t/m e)

Artikel 2, eerste alinea, onder a) t/m e)

Artikel 2, aanhef, onder f), eerste, tweede en derde streepje

Artikel 2, eerste alinea, onder f), punt i), ii) en iii)

Artikel 2, aanhef, onder g) t/m i)

Artikel 2, eerste alinea, onder g) t/m i)

Artikel 3, eerste alinea, eerste tot en met vijfde streepje

Artikel 3, eerste alinea, punten 1 t/m 5

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder a)

Artikel 3, punt 6, punt 1

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder b)

Artikel 3, punt 6, onder a)

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder c)

Artikel 3, punt 6, onder c)

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder d)

Artikel 3, punt 6, onder b)

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder e)

Artikel 3, punt 6, onder e)

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder f)

Artikel 3, punt 6, onder d)

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder g)

Artikel 3, punt 6, onder f)

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder h)

Artikel 3, punt 6, onder o)

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder i)

Artikel 3, punt 6, onder h)

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder j)

Artikel 3, punt 6, onder g)

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder k)

Artikel 3, punt 6, onder i)

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder l)

Artikel 3, punt 6, onder k)

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder m)

Artikel 3, punt 6, onder m)

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder n)

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder o)

Artikel 3, punt 6, onder p)

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea onder p)

Artikel 3, punt 6, onder j)

Artikel 3, zesde streepje, eerste alinea, onder q)

Artikel 3, punt 6, onder n)

Artikel 3, zesde streepje, tweede alinea

Artikel 2, tweede alinea

Artikelen 4 en 5

Artikelen 4 en 5

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, eerste alinea

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, tweede alinea

Artikel 7, leden 1 en 2

Artikel 7, leden 1 en 2

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 3, eerste alinea

Artikel 7, lid 4

Artikel 7, lid 3, tweede alinea

Artikel 7, lid 5

Artikel 7, lid 4

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, eerste alinea

Artikel 8, lid 2, eerste, tweede en derde alinea

Artikel 8, tweede, derde en vierde alinea

Artikelen 9 t/m 19

Artikelen 9 t/m 19

Artikel 20, eerste en tweede alinea

Artikel 20, eerste en tweede alinea

Artikel 20, derde alinea

Artikelen 21, 22 en 23

Artikelen 21, 22 en 23

Artikel 24

Artikel 25, eerste alinea, eerste en tweede zin

Artikel 24, eerste en tweede alinea

Artikel 25, tweede alinea, eerste en tweede zin

Artikel 24, tweede en derde alinea

Artikel 26

Artikel 27

Bijlage I

Bijlage II


Top