This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020TN0757
Case T-757/20: Action brought on 21 December 2020 — OT v Parliament
Zaak T-757/20: Beroep ingesteld op 21 december 2020 — OT/Parlement
Zaak T-757/20: Beroep ingesteld op 21 december 2020 — OT/Parlement
PB C 62 van 22.2.2021, p. 39–39
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
22.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 62/39 |
Beroep ingesteld op 21 december 2020 — OT/Parlement
(Zaak T-757/20)
(2021/C 62/49)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: OT (vertegenwoordiger: C. Bernard-Glanz, advocaat)
Verwerende partij: Europees Parlement
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— |
het onderhavige beroep ontvankelijk te verklaren; |
— |
het bestreden besluit en, voor zover nodig, het besluit tot afwijzing van de klacht nietig te verklaren; |
— |
de verwerende partij te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter onderbouwing van het beroep tegen het besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 19 december 2019 om haar officieel te berispen voert verzoekster twee middelen aan.
1. |
Eerste middel, ontleend aan een kennelijk onjuiste beoordeling en schending van artikel 21 bis van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: “Statuut”), ten eerste omdat verzoekster geen “opdracht” heeft gekregen in de zin van artikel 21 bis van het Statuut zodat de niet-uitvoering daarvan haar niet kon worden verweten, ten tweede omdat zij niet op de hoogte kon zijn van onregelmatigheden waarvan zij haar directe chef overeenkomstig artikel 21 bis van het Statuut op de hoogte had moeten stellen, en ten derde omdat zij, gelet op de omstandigheden, in geen geval de oplegging van een tuchtmaatregel verdiende. |
2. |
Tweede middel, ontleend aan een gebrek aan motivering, aangezien de verwerende partij haar nooit heeft uitgelegd waarom zij concreet en feitelijk heeft geconcludeerd dat zij op de hoogte had moeten zijn van het feit dat er sprake was van onregelmatigheden waarvan zij haar directe chef overeenkomstig artikel 21 bis van het Statuut op de hoogte had moeten stellen. |