Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CA0360

    Zaak C-360/18: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 19 december 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf - Duitsland) – Cargill Deutschland GmbH/Hauptzollamt Krefeld (Prejudiciële verwijzing – Verordening (EU) nr. 1360/2013 – Landbouw – Gemeenschappelijke ordening van de markten – Suikersector – Productieheffing – Nuttige werking – Recht op terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen – Toepasselijkheid van de nationale regels inzake verjaringstermijnen – Doeltreffendheidsbeginsel)

    PB C 61 van 24.2.2020, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.2.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 61/5


    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 19 december 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf - Duitsland) – Cargill Deutschland GmbH/Hauptzollamt Krefeld

    (Zaak C-360/18) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Verordening (EU) nr. 1360/2013 - Landbouw - Gemeenschappelijke ordening van de markten - Suikersector - Productieheffing - Nuttige werking - Recht op terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen - Toepasselijkheid van de nationale regels inzake verjaringstermijnen - Doeltreffendheidsbeginsel)

    (2020/C 61/06)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Finanzgericht Düsseldorf

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Cargill Deutschland GmbH

    Verwerende partij: Hauptzollamt Krefeld

    Dictum

    Verordening (EU) nr. 1360/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, de coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2004/2005 en de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen de maximumheffing en de te innen heffing voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006, dient aldus te worden uitgelegd dat:

    de terugbetaling van de bedragen die marktdeelnemers onverschuldigd hebben betaald uit hoofde van die heffingen dient te geschieden in overeenstemming met het nationale recht, en in het bijzonder binnen de daarin gestelde verjaringstermijnen, met inachtneming van de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid;

    zij zich verzet tegen nationale regels op grond waarvan, volgens de uitlegging die daaraan door de bevoegde nationale rechterlijke instanties wordt gegeven, de toepasselijke verjaringstermijn waarbinnen om terugbetaling van onverschuldigd betaalde suikerproductieheffingen dient te worden verzocht, verstrijkt vóór de inwerkingtreding van die verordening, hetgeen de uitoefening van het door de rechtsorde van de Unie aan die marktdeelnemers verleende recht om terugbetaling van deze heffingen te verkrijgen voor de in voormelde verordening bedoelde verkoopseizoenen, in de praktijk onmogelijk maakt.


    (1)  PB C 328 van 17.9.2018.


    Top