Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CN0682

    Zaak C-682/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin (Duitsland) op 6 december 2017 — ExxonMobil Production Deutschland GmbH / Bundesrepublik Deutschland

    PB C 112 van 26.3.2018, p. 11–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    26.3.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 112/11


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin (Duitsland) op 6 december 2017 — ExxonMobil Production Deutschland GmbH / Bundesrepublik Deutschland

    (Zaak C-682/17)

    (2018/C 112/15)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Verwaltungsgericht Berlin

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: ExxonMobil Production Deutschland GmbH

    Verwerende partij: Bundesrepublik Deutschland

    Prejudiciële vragen

    1)

    Is een installatie die enerzijds een product vervaardigt, waarvan de productie niet voorkomt in de lijst van activiteiten genoemd in bijlage I bij richtlijn 2003/87/EG (1) (EU emissierichtlijn) (zoals in dit geval de productie van zwavel), maar waarin anderzijds de ingevolge deze bijlage onder de regeling voor handel in emissierechten vallende activiteit „verbranding in installaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW” wordt uitgevoerd, een elektriciteitsopwekker in de zin van artikel 3, onder u), van richtlijn 2003/87, indien in een hulpinrichting van deze installatie elektriciteit voor de installatie wordt geproduceerd en een (klein) deel van deze elektriciteit tegen vergoeding aan het openbare elektriciteitsnet wordt afgegeven?

    2)

    Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

    Indien een installatie als omschreven in de eerste vraag een elektriciteitsopwekker is in de zin van artikel 3, onder u), van richtlijn 2003/87, kan deze installatie dan ingevolge besluit 2011/278/EU (2) van de Commissie ook een toewijzing voor warmte ontvangen, indien de warmte voldoet aan de vereisten van artikel 3, onder c), van besluit 2011/278, maar niet behoort tot een van de in artikel 10 bis, lid 1, derde alinea, en artikel 10 bis, leden 3 en 4, van richtlijn 2003/87 genoemde categorieën — warmte door verbranding van rookgassen voor de productie van elektriciteit, stadsverwarming en hoogrenderende warmtekrachtkoppeling?

    3)

    Indien op grond van het antwoord op de eerste twee vragen een toewijzing voor de in de verzoekende installatie geproduceerde warmte mogelijk is:

    Gaat het bij CO2 dat in het kader van de verwerking van aardgas (in de vorm van zuur gas) door middel van het zogenoemde clausproces vrijkomt in de atmosfeer als gevolg van de afvanging van de in het aardgas aanwezige CO2, om emissies die, in de zin van artikel 3, onder h), eerste zin, van het besluit 2011/278, het gevolg zijn van het in artikel 3, onder h), v), genoemde proces?

    a)

    Kunnen CO2-emissies het „gevolg” zijn van een proces in de zin van artikel 3, onder h), eerste zin, van besluit 2011/278, indien in dit proces het aan de grondstof inherente CO2 fysisch wordt afgescheiden van het gasmengsel en in de atmosfeer wordt uitgestoten, zonder dat door het proces zelf aanvullend kooldioxide ontstaat, of vereist deze bepaling dat het in de atmosfeer vrijkomende CO2 voor het eerst ontstaat als resultaat van het proces?

    b)

    Wordt een koolstofhoudende grondstof „gebruikt” in de zin van artikel 3, onder h) v), van besluit 2011/278, indien bij het zogenoemde clausproces het natuurlijk aanwezige aardgas wordt ingezet voor de productie van zwavel en hierbij het aan het aardgas inherente kooldioxide vrijkomt in de atmosfeer, zonder dat dit kooldioxide deelneemt aan de tijdens het proces plaatsvindende chemische reactie, of vereist het begrip „gebruik” dat de koolstof deelneemt aan de chemische reactie of hiervoor zelfs noodzakelijk is?

    4)

    Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord:

    Indien een onder de regeling voor handel in emissierechten vallende installatie zowel aan de voorwaarden voor het bestaan van een warmtebenchmark-subinstallatie als aan de voorwaarden voor het bestaan van een procesemissies-subinstallatie voldoet, volgens welke benchmark moeten dan emissierechten kosteloos worden toegewezen? Gaat een recht op toewijzing op basis van warmtebenchmark vóór op de aanspraak voor procesemissies of gaat op grond van specialiteit het recht op toewijzing voor procesemissies vóór op de warmtebenchmark en de brandstofbenchmark?


    (1)  Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB 2003, L 275, blz. 32),

    (2)  Besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB 2011, L 130, blz. 1),


    Top