EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CA0406

Zaak C-406/14: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 14 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Wojewódzki Sąd Administracyjny w Warszawie — Polen) — Wrocław — Miasto na prawach powiatu/Minister Infrastruktury i Rozwoju (Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 2004/18/EG — Overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken — Regelmatigheid van de verplichting voor inschrijvers om een bepaald percentage van de opdracht zonder beroep op onderaanneming uit te voeren — Verordening (EG) nr. 1083/2006 — Algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds — Verplichting voor de lidstaten om een financiële correctie op te leggen in verband met geconstateerde onregelmatigheden — Begrip onregelmatigheid — Noodzaak van een financiële correctie in geval van schending van het recht van de Unie inzake het plaatsen van overheidsopdrachten)

PB C 335 van 12.9.2016, p. 5–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 335/5


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 14 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Wojewódzki Sąd Administracyjny w Warszawie — Polen) — Wrocław — Miasto na prawach powiatu/Minister Infrastruktury i Rozwoju

(Zaak C-406/14) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 2004/18/EG - Overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken - Regelmatigheid van de verplichting voor inschrijvers om een bepaald percentage van de opdracht zonder beroep op onderaanneming uit te voeren - Verordening (EG) nr. 1083/2006 - Algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds - Verplichting voor de lidstaten om een financiële correctie op te leggen in verband met geconstateerde onregelmatigheden - Begrip onregelmatigheid - Noodzaak van een financiële correctie in geval van schending van het recht van de Unie inzake het plaatsen van overheidsopdrachten))

(2016/C 335/05)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Wojewódzki Sąd Administracyjny w Warszawie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Wrocław — Miasto na prawach powiatu

Verwerende partij: Minister Infrastruktury i Rozwoju

Dictum

1)

Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2083/2005 van de Commissie van 19 december 2005, moet aldus worden uitgelegd dat een aanbestedende dienst in het bestek van een overheidsopdracht voor de uitvoering van werken niet kan bedingen dat de ondernemer aan wie de opdracht wordt gegund, een bepaald percentage van de onder de opdracht vallende werken met eigen middelen uitvoert.

2)

Artikel 98 van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1260/1999, in samenhang met artikel 2, punt 7, van die verordening, moet aldus worden uitgelegd dat de omstandigheid dat een aanbestedende dienst in het kader van een overheidsopdracht voor de uitvoering van werken voor een project dat mede met financiële steun van de Unie wordt verwezenlijkt, in strijd met richtlijn 2004/18 heeft bedongen dat de ondernemer aan wie de opdracht wordt gegund ten minste 25 % van de werken met eigen middelen uitvoert, een „onregelmatigheid” in de zin van dat artikel 2, punt 7, oplevert die een financiële correctie uit hoofde van dat artikel 98 rechtvaardigt, voor zover niet kan worden uitgesloten dat deze schending een weerslag op de begroting van het betrokken fonds heeft gehad. Bij het bepalen van het bedrag van deze correctie moet rekening worden gehouden met alle concrete omstandigheden die relevant zijn in het licht van de in artikel 98, lid 2, eerste alinea, van deze verordening genoemde criteria, namelijk de aard van de geconstateerde onregelmatigheid, de ernst ervan en het financiële verlies voor het betrokken fonds.


(1)  PB C 431 van 1.12.2014.


Top