Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013TN0552

Zaak T-552/13: Beroep ingesteld op 15 oktober 2013 — Oil Turbo Compressor/Raad

PB C 359 van 7.12.2013, p. 19–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 359/19


Beroep ingesteld op 15 oktober 2013 — Oil Turbo Compressor/Raad

(Zaak T-552/13)

2013/C 359/36

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Oil Turbo Compressor Co. (Private Joint Stock) (Teheran, Iran) (vertegenwoordiger: K. Kleinschmidt, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

punt 48 van tabel B van de bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 961/2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran nietig verklaren, voor zover het verzoekster betreft;

punt 103 van tabel B van bijlage VIII bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 nietig verklaren, voor zover het verzoekster betreft;

verweerder verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster de volgende middelen aan:

1)

Kennelijk onjuiste beoordeling van de feiten waarop de handelingen van de Raad zijn gebaseerd

In het kader van dit middel voert verzoekster met name aan dat de bestreden handelingen kennelijk zijn vastgesteld op basis van onjuiste veronderstellingen en in strijd zijn met de arresten van het Gerecht van 26 oktober 2012, Oil Turbo Compressor/Raad (T-63/12, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), en van 17 april 2013, TCMFG/Raad (T-404/11, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie). Verzoekster voert aan dat er geen feitelijke gegevens zijn die het besluit van verweerder en de door dat besluit veroorzaakte aantasting van haar grondrechten rechtens genoegzaam kunnen motiveren en rechtvaardigen.

2)

Schending van het evenredigheidsbeginsel

Volgens verzoekster is het evenredigheidsbeginsel geschonden, aangezien er geen begrijpelijke samenhang bestaat tussen de opname van verzoekster in de bestreden handelingen en de doelstelling van die handelingen, die erin bestaat proliferatiegevoelige nucleaire activiteiten en de handel en/of de ontwikkeling van overbrengingssystemen voor nucleaire wapens of andere wapensystemen in de Islamitische Republiek Iran te verhinderen. Volgens verzoekester heeft verweerder evenmin aangetoond dat de uitsluiting van verzoekster van het economisch verkeer met de Europese Unie een gepast en, vooral het minst ingrijpende middel is om het nagestreefde doel te bereiken. Verzoekster stelt voorts dat er kennelijk geen afweging heeft plaatsgevonden tussen de ernstige aantasting van haar grondrechten en het beweerdelijk door verweerder nagestreefde doel.

3)

Schending van in een rechtstaat geldende beginselen

In dit verband wordt aangevoerd dat verweerder heeft verzuimd toereikende gronden aan te voeren voor verzoeksters opname in de bestreden handelingen. Verweerder benoemt noch de feiten die zich volgens hem hebben voorgedaan, noch de bewijzen die daarvoor zouden bestaan. Voorts voert verzoekster aan dat, aangezien haar geen feiten en bewijzen bekend zijn die de bestreden handelingen kunnen rechtvaardigen en verweerder mogelijke informatie heeft achtergehouden, haar het recht op een eerlijk proces volgens in een rechtsstaat geldende beginselen is ontzegd. Haar verzoek om inzage in de stukken van de onderhavige zaak is tot op heden niet ingewilligd. Ten slotte betoogt verzoekster dat verweerder de bestreden handelingen in weerwil van bovengenoemde arresten handhaaft.


Top