Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014IP0236

Resolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2014 over de strategie van de EU voor het Noordpoolgebied (2013/2595(RSP))

PB C 378 van 9.11.2017, p. 174–181 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

9.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/174


P7_TA(2014)0236

EU-strategie voor de Noordpool

Resolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2014 over de strategie van de EU voor het Noordpoolgebied (2013/2595(RSP))

(2017/C 378/20)

Het Europees Parlement,

gezien zijn voorgaande verslagen en resoluties over het Noordpoolgebied, waarvan de meest recente werd aangenomen in januari 2011,

gezien de gemeenschappelijke verklaring van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 26 juni 2012 getiteld „Ontwikkeling van een EU-beleid ten opzichte van het noordpoolgebied: vooruitgang sedert 2008 en volgende stappen” (JOIN(2012)0019) en de mededeling van de Commissie van 20 november 2008 getiteld „De Europese Unie en het Noordpoolgebied” (COM(2008)0763),

gezien de voorbereidende actie „Strategische milieueffectbeoordeling van de ontwikkeling van het Noordpoolgebied”,

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 2013 over het EU-beleid ten aanzien van het Noordpoolgebied,

gezien de bepalingen van het VN-Zeerechtverdrag,

gezien het programma van de Arctische Raad voor de periode 2013-2015 onder het Canadese voorzitterschap,

gezien de verklaring van Kiruna van de Arctische Raad van 15 mei 2013,

gezien het partnerschap EU-Groenland 2007-2013 en de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de EU en Groenland,

gezien zijn standpunt van 5 februari 2014 over het ontwerpbesluit van de Raad inzake de betrekkingen tussen de Europese Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds (1),

gezien het programma Horizon 2020 voor onderzoek en innovatie voor de periode 2014-2020,

gezien de verklaring die op 3-4 juni 2013 in Kirkenes is uitgegeven ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van de Europees-Arctische samenwerking in het Barentsz-zeegebied,

gezien de nationale strategieën en beleidsdocumenten betreffende Arctische aangelegenheden van respectievelijk Finland, Zweden, Denemarken en Groenland, Noorwegen, Rusland, de VS, Canada en het Verenigd Koninkrijk,

gezien de verklaringen van het Parlementair Forum van de Noordelijke Dimensie van september 2009 te Brussel, februari 2011 te Tromsø en november 2013 te Archangelsk,

gezien de gemeenschappelijke verklaring van de derde ontmoeting van ministers van de Noordelijke Dimensie in Brussel op 18 februari 2013,

gezien de prioriteiten van de Raad voor het Europees-Arctische Barentsz-zeegebied voor de periode 2013-2015 onder het Finse voorzitterschap,

gezien de verklaringen van de negende conferentie van parlementsleden van de Arctische regio op 13-15 september 2010 in Brussel, en van de tiende conferentie van parlementsleden van de Arctische regio op 5-7 september 2012 in Akureyri, en gezien de verklaring van het Permanent Comité van parlementsleden van de Arctische regio (SCPAR) van 19 september 2013 in Moermansk betreffende de status van waarnemer van de EU in de Arctische Raad,

gezien de aanbevelingen van de Noordse Raad van 2012,

gezien Richtlijn 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten (2),

gezien zijn resolutie van 20 april 2012 getiteld „Onze levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal: een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020” (3),

gezien zijn resolutie van 5 februari 2014 over een kader voor klimaat- en energiebeleid voor 2030 (4),

gezien het verslag van de Gemengde Parlementaire Commissie van de Europese Economische Ruimte van 28 oktober 2013 over het noordpoolbeleid,

gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 3 oktober 2013 in Zaak C-583/11P en van 25 april 2013 in Zaak T-526/10 betreffende een verzoek tot nietigverklaring van Verordening (EU) nr. 737/2010 van de Commissie van 10 augustus 2010 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handel in zeehondenproducten (5),

gezien het panelrapport van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) van 25 november 2013 getiteld „European Communities — measures prohibiting the importation and marketing of seal products”, hoofdstuk 1.3.5 (waarin de prejudiciële uitspraak van 29 januari 2013 wordt behandeld), en het beroep dat de EU op 29 januari 2014 bij de beroepsinstantie van de WTO heeft ingesteld,

gezien het Nordregio Report 2009:2 („Strong, Specific and Promising — Towards a Vision for the Northern Sparsely Populated Areas in 2020”),

gezien artikel 110, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de EU belangen heeft in het Noordpoolgebied omwille van haar rechten en verplichtingen krachtens het internationaal recht, haar inzet voor milieu-, klimaat- en ander beleid en de gelden die zij besteedt, haar onderzoeksactiviteiten en economische belangen;

B.

overwegende dat de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid hun gezamenlijke mededeling getiteld „Ontwikkeling van een EU-beleid ten opzichte van het Noordpoolgebied: vooruitgang sedert 2008 en volgende stappen” in juni 2012 hebben gepubliceerd;

C.

overwegende dat de Raad nog geen reactie heeft bekendgemaakt op de gemeenschappelijke verklaring van de Commissie en de EDEO die in de zomer van 2012 is gepubliceerd;

D.

overwegende dat het Parlement actief heeft deelgenomen aan de werkzaamheden van het SCPAR via zijn delegatie voor de betrekkingen met Zwitserland, IJsland en Noorwegen en in de conferentie van parlementariërs van het Noordpoolgebied;

E.

overwegende dat Denemarken, Finland en Zweden Arctische landen zijn; overwegende dat het enige inheemse volk van de EU, de Sami, in de arctische regio's van Finland en Zweden alsmede van Noorwegen en Rusland leeft;

F.

overwegende dat Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Polen, Spanje en Italië — waarnemers in de Arctische Raad — een aanzienlijke rol spelen in het Noordpoolgebied en zich sterk geïnteresseerd tonen in een toekomstige dialoog en samenwerking met de Arctische Raad;

G.

overwegende dat IJsland en Noorwegen als betrokken en betrouwbare partner met de EU geassocieerd zijn via de EER en de Schengenovereenkomst;

H.

overwegende dat de Noordpool een bewoond gebied is met soevereine staten; overwegende dat de Europese Arctische regio uit moderne geïndustrialiseerde samenlevingen, plattelandsgebieden en inheemse gemeenschappen bestaat; overwegende dat de actieve betrokkenheid van deze regio's bij de ontwikkeling van het EU-beleid voor de Noordpool een sine qua non is voor het waarborgen van legitimiteit, wederzijds begrip en plaatselijke steun voor de rol van de EU in het gebied;

I.

overwegende dat de EU zich al heel lang voor het Noordpoolgebied inzet via de rol die zij speelt in het beleid inzake de noordelijke dimensie met Rusland, Noorwegen en IJsland, bij de samenwerking in het Barentsz-zeegebied, en in het bijzonder in de Raad voor het Europees-Arctische Barentsz-zeegebied, in de strategische partnerschappen met Canada, de VS en Rusland, en via haar deelname als actief ad-hocwaarnemer in de Arctische Raad in de afgelopen jaren;

J.

overwegende dat de Arctische Raad op 15 mei 2013 in Kiruna besloten heeft „positief te reageren” op het verzoek van de EU om toekenning van de status van permanent waarnemer; overwegende dat hieraan de voorwaarde verbonden is dat het geschil tussen de EU en Canada in verband met het verbod op de invoer van producten van zeehonden wordt opgelost; overwegende dat de EU en Canada aan een oplossing voor deze kwestie werken; overwegende dat de EU reeds als permanent waarnemer aan de Arctische Raad deelneemt;

K.

overwegende dat de EU en haar lidstaten een belangrijke bijdrage aan onderzoek in het Noordpoolgebied leveren; overwegende dat met middelen van meerdere EU-programma's, waaronder het nieuwe kaderprogramma Horizon 2020 en de Europese structuur- en investeringsfondsen, steun wordt toegekend aan grote onderzoeksprojecten in het gebied, die niet in de laatste plaats ten goede komen aan de plaatselijke inwoners en economieën;

L.

overwegende dat slechts 20 % van de mondiale reserves van fossiele brandstoffen in 2050 kunnen worden geëxploiteerd teneinde de gemiddelde temperatuursverhoging onder de 2 oC te houden;

M.

overwegende dat het Noordpoolgebied naar schatting een vijfde van de onontdekte koolwaterstofreserves op aarde herbergt, hoewel er meer onderzoek nodig is;

N.

overwegende dat de groeiende belangstelling voor het Noordpoolgebied onder niet-Arctische spelers als China, Japan, India en andere Aziatische landen, de bedragen die zij aan poolonderzoek besteden en de bevestiging van Zuid-Korea, China, Japan, India en Singapore als waarnemers bij de Arctische Raad wijzen op een toenemende geopolitieke interesse in het Noordpoolgebied wereldwijd;

O.

overwegende dat economische investeringen en ontwikkeling geflankeerd moeten worden door onderzoek en ontwikkeling, effectbeoordelingen en de bescherming van ecosystemen, teneinde te waarborgen dat het Noordpoolgebied duurzaam wordt ontwikkeld;

P.

overwegende dat het onverminderd een topprioriteit is om toekomstige economische kansen en belangen door middel van duurzame ontwikkeling in evenwicht te brengen met sociaal-culturele, ecologische en milieu-uitdagingen, hetgeen ook tot uitdrukking komt in de nationale Noordpoolstrategieën van de staten in het Noordpoolgebied;

1.

is ingenomen met de gemeenschappelijke verklaring van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 26 juni 2012 als belangrijke bouwsteen voor het waarborgen van de voortdurende ontwikkeling van het EU-beleid voor de Noordpool;

2.

pleit nogmaals voor een eenvormig EU-beleid voor het Noordpoolgebied, alsook voor een coherente strategie en een concreet actieplan voor het engagement van de EU in het Arctisch gebied, met bijzondere aandacht voor sociaaleconomische en ecologische kwesties; meent dat een dergelijke strategie van essentieel belang is om de legitimiteit van en plaatselijke steun voor het EU-beleid in het Noordpoolgebied te verzekeren;

3.

onderstreept dat de toenemende benutting van de natuurlijke rijkdommen van het Noordpoolgebied ten goede moet komen aan de plaatselijke inheemse en niet-inheemse bevolking, en neemt de volledige verantwoordelijkheid voor het broze Arctische milieu;

4.

wijst op de economische kansen en de ruime waaier van industrieën in de Arctische en sub-Arctische gebieden, zoals op het gebied van toerisme, maritieme industrie en scheepvaart, hernieuwbare energie, ecologische en schone technologieën, gas en olie, offshore-industrieën, bosbouw en houtindustrie, mijnbouw, vervoerdiensten en communicatie, informatietechnologie en e-oplossingen, visserij en aquacultuur, alsook landbouw en traditionele activiteiten zoals rendierhouderij; erkent de impact en het belang ervan zowel voor de regio als voor Europa in zijn geheel, en benadrukt het engagement van de Europese spelers op het gebied van handel, onderzoek en ontwikkeling;

5.

neemt nota van de verklaring van Kiruna van de Arctische Raad van mei 2013, alsook van het besluit van de Arctische Raad om de EU en een aantal andere staten de status van permanent waarnemer toe te kennen; verzoekt de Commissie haast te maken met het vinden van een oplossing voor het geschil tussen de EU en Canada in verband met het verbod op de invoer van producten van zeehonden, en het Europees Parlement daarover steeds naar behoren te informeren; betreurt de gevolgen die het EU-verbod op de invoer van producten van zeehonden heeft voor delen van de bevolking en met name de cultuur en de inkomstenbronnen van de inheemse bevolking;

6.

herinnert aan de rol van de EU en haar lidstaten als actieve leden van andere instellingen die zich met voor het Noordpoolgebied relevante zaken bezighouden, zoals de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en het Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD); is van oordeel dat de EU-instellingen hun inspanningen moeten richten op die gebieden waar de politieke, milieu- en economische belangen van de EU en haar lidstaten in het geding zijn; beklemtoont dat de belangen van de EU en de Europese Noordpoolstaten en -regio's centraal moeten staan wanneer EU-programma's met aangetoonde of potentiële gevolgen voor de Noordpool worden ingezet, gewijzigd of verder ontwikkeld om deze aan het hele Noordpoolgebied ten goede te laten komen;

7.

beschouwt de Raad voor het Europees-Arctische Barentsz-zeegebied (BEAC) als een belangrijk forum voor samenwerking tussen Denemarken, Finland, Noorwegen, Rusland, Zweden en de Commissie; neemt kennis van het werk van de BEAC op het vlak van de gezondheidszorg en sociale kwesties, onderwijs en onderzoek, energie, cultuur en toerisme; wijst op de adviserende rol van de werkgroep inheemse volkeren (Working Group of Indigenous Peoples -WGIP) binnen de BEAC;

8.

pleit ten zeerste voor vrijheid van onderzoek in het Noordpoolgebied en moedigt brede samenwerking aan tussen de landen die actief zijn op het gebied van multidisciplinair Noordpoolonderzoek en die onderzoeksfaciliteiten opzetten;

9.

wijst op de bijdrage die de EU levert op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, en op de inzet van Europese economische actoren die opereren in het Noordpoolgebied;

10.

onderstreept dat betrouwbare hogecapaciteitsnetwerken en digitale diensten van essentieel belang zijn om de economische activiteit en de welvaart van de volkeren in het Noordpoolgebied te bevorderen;

11.

verzoekt de Commissie voorstellen te doen voor de wijze waarop het Galileo-project of projecten die een impact kunnen hebben op het Noordpoolgebied, zoals Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES), uitgebouwd zouden kunnen worden om een veiligere en snellere scheepvaart in de Noordelijke wateren mogelijk te maken, en zo te investeren in de veiligheid en toegankelijkheid van met name de Noordoostpassage, bij te dragen aan een betere voorspelbaarheid van ijsbewegingen, de zeebodem van het Noordpoolgebied beter in kaart te brengen en meer inzicht te krijgen in de belangrijkste geodynamische processen in het gebied;

12.

benadrukt dat betrouwbare toezicht- en observatiesystemen nodig zijn die de veranderende omstandigheden in het Noordpoolgebied volgen;

13.

beklemtoont dat kenniscentra moeten worden ontwikkeld met het oog op het waarborgen van de veiligheid, een adequate voorbereidheid op noodsituaties en goede reddingsfaciliteiten; is van oordeel dat de EU een actieve bijdrage aan de ontwikkeling van dergelijke kenniscentra moet leveren;

14.

is ingenomen met de inventarisatie van de ecologisch en biologisch gewichtige zones in de Noordpoolregio op grond van het VBD, wat een belangrijk proces vormt om de doeltreffende bescherming van de biodiversiteit op de Noordpool zeker te stellen en benadrukt het belang van de uitvoering van een ecosysteemgebaseerd beheer van het mariene milieu, het kustgebied en het vasteland van de Noordpool, zoals belicht door de groep deskundigen van de Arctische Raad;

15.

benadrukt dat speciale aandacht moet worden besteed aan de ernstige milieuzorgen met betrekking tot de Arctische wateren, teneinde de bescherming van het milieu in het Noordpoolgebied in verband met eventuele offshore-olie- en -gasactiviteiten te waarborgen, daarbij rekening houdend met het risico op zware ongevallen en de noodzaak van een doeltreffende respons daarop, zoals bepaald in Richtlijn 2013/30/EU; roept de lidstaten van de EU en de EER op om in het kader van de beoordeling van de financiële draagkracht van exploitanten van offshore-olie- en -gasactiviteiten overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2013/30/EU de financiële capaciteit van aanvragers te beoordelen om de eventueel uit de desbetreffende offshore-olie- en -gasactiviteiten voortvloeiende aansprakelijkheden te dragen, met inbegrip van de aansprakelijkheid voor milieuschade, voor zover deze valt onder de milieu-aansprakelijkheidsrichtlijn (2004/35/EG);

16.

verzoekt de Commissie, de EDEO en de lidstaten de inachtneming van de hoogste veiligheidsnormen voor het milieu in de Arctische wateren aan te moedigen en actief te bevorderen;

17.

juicht het toe dat de leden van de Arctische Raad besloten hebben de zogenaamde „search and rescue”-overeenkomst en de „oil spill response”-overeenkomst te implementeren; betreurt evenwel het feit dat deze overeenkomsten geen specifieke bindende gemeenschappelijke normen bevatten;

18.

onderstreept de noodzaak van een bindend instrument voor de preventie van vervuiling;

19.

wijst nadrukkelijk op de noodzaak van een actieve rol van de EU in alle relevante werkgroepen van de Arctische Raad;

20.

neemt kennis van het initiatief van de regering van IJsland om een eind te maken aan de onderhandelingen over EU-lidmaatschap; verzoekt de Commissie en de EDEO de goede betrekkingen in stand te houden en nauwer te gaan samenwerken met IJsland op gebieden die voor beide partijen van belang zijn, zoals de ontwikkeling van het zeevervoer, visserij, geothermale energie en milieu, en daarbij ten volle gebruik te maken van bestaande instrumenten, Arctische samenwerking tussen belanghebbenden in de EU en in IJsland aan te moedigen en ervoor te zorgen dat de Europese belangen in deze strategisch belangrijke regio niet in het gedrang komen;

21.

is ingenomen met de voorbereidingen voor een Arctische Economische Raad, die als adviesorgaan voor de Arctische Raad moet gaan fungeren, en wijst op het grote aantal Europese bedrijven en instituten die een bijdrage leveren aan en investeren in het Noordpoolgebied, wat erop wijst dat niet alleen het bedrijfsleven van de drie Arctische EU-lidstaten doeltreffend participeert, maar ook dat van andere landen (met een waarnemersstatus), gezien de mondiale aard die veel bedrijven tegenwoordig hebben;

22.

benadrukt dat het nodig is investeringen op een ecologisch en maatschappelijk verantwoorde manier te doen;

23.

is ingenomen met „bottom-up”-initiatieven die voor een evenwichtig en langdurig engagement van Europese en niet-Europese bedrijven kunnen zorgen, en verzoekt de Commissie met voorstellen te komen voor de wijze waarop Europese bedrijven zich kunnen inzetten voor een duurzame en evenwichtige ontwikkeling van het Noordpoolgebied op de lange termijn;

24.

beklemtoont dat de EU zich moet realiseren dat het belangrijk is dat activiteiten op het gebied van de exploitatie van grondstoffen ook het gebied zelf ten goede komen en daar worden geaccepteerd; onderkent dat er op dit moment nog een kloof bestaat tussen de kennis op het gebied van de winning van delfstoffen, verwerking en de geraamde toekomstige behoeften naarmate het gebied zich verder ontwikkelt; geeft aan dat de deelname van Arctische spelers aan gezamenlijke projecten op Europees niveau (zoals het innovatiepartnerschap inzake grondstoffen) de weg vrijmaakt voor informatie- en kennisuitwisseling op een groot aantal terreinen;

25.

verzoekt de Commissie, gezien het grote aantal wetenschappelijke, economische en maatschappelijke activiteiten, met name in het Europese Noordpoolgebied, het gebied van de Barentszzee en daarbuiten, methodes te ontwikkelen die leiden tot een beter gebruik van bestaande EU-subsidies en tot waarborging van een goed evenwicht tussen bescherming en ontwikkeling van het Noordpoolgebied als er EU-middelen naar dit gebied gaan;

26.

onderstreept het cruciale belang van het regionaal en cohesiebeleid van de EU met betrekking tot interregionale en grensoverschrijdende samenwerking;

27.

dringt daarnaast aan op de ontwikkeling van effectievere synergieën tussen bestaande programma's, bijvoorbeeld in het kader van het „Interreg IV”-programma, het programma voor de noordelijke periferie, het Kolarctic-programma, het programma voor de Oostzee en de strategie voor blauwe groei, alsook van het medefinancieren van partnerschappen in het kader van de Noordelijke Dimensie, zoals het milieupartnerschap voor de Noordelijke Dimensie en het partnerschap van de Noordelijke Dimensie inzake transport en logistiek, of van andere activiteiten in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI), om de doeltreffendheid van de financieringsstromen te kunnen verbeteren en heldere prioriteiten voor investeringen in het Arctisch gebied te kunnen vaststellen; verzoekt de Commissie en de EDEO met klem samen te werken aan een coherente verdeling van middelen voor het Noordpoolgebied, om zo de effectieve interactie tussen de interne en externe programma's en projecten van de EU voor de Arctische en sub-Arctische regio's te maximaliseren;

28.

onderstreept dat de EU-strategie voor het gebied van de Noordpool alleen succesvol kan zijn indien er voldoende begrotingsmiddelen voor worden vrijgemaakt;

29.

is van mening dat het beleid inzake de Noordelijke Dimensie, dat gebaseerd is op regionale samenwerking en pragmatische partnerschappen, een geslaagd model van stabiliteit, gezamenlijke verantwoordelijkheid en inzet is dat de EU, IJsland, Noorwegen en Rusland omvat;

30.

wijst in dit verband nog eens met nadruk op het bijzondere belang van prioriteiten voor het gebied van de Noordpool, zoals goed functionerende infrastructurele en logistieke voorzieningen, ontwikkeling, bevordering van investeringen in knowhow op het gebied van extreem lage temperaturen en hieraan gerelateerde milieuvriendelijke technologieën, en steun voor regionaal en plattelandsondernemerschap, met name op het niveau van de kmo's; vraagt de EU meer te doen om deze prioriteiten voor het Noordpoolgebied te integreren in de Europa 2020-strategie voor groei en in programma's zoals Horizon 2020 en de innovatie-Unie, alsook in andere EU-onderzoeksprogramma's;

31.

herhaalt zijn steun voor, en verzoekt de Commissie werk te maken van, de oprichting van een EU-informatiecentrum voor het Noordpoolgebied, in de vorm van een netwerkproject met Rovaniemi als thuisbasis, onder verwijzing naar de voorbereidende actie „Strategische milieueffectbeoordeling van de ontwikkeling van het Noordpoolgebied”, zoals gesteund door de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid in hun gezamenlijke mededeling van 2012 en uitgevoerd door het Arctisch Centrum van de Universiteit van Lapland in samenwerking met een netwerk van Europese kenniscentra op het gebied van de Noordpool, teneinde de toegang tot informatie over het Noordpoolgebied te verzekeren, dialoog op alle niveaus te bevorderen en uitwisselingen tot stand te brengen, om deze informatie en kennis in te zetten voor duurzaamheid in het Noordpoolgebied;

32.

kijkt in dit verband uit naar de resultaten van de 18 maanden durende voorbereidende actie betreffende de strategische milieu-effectbeoordeling van ontwikkeling in het gebied van de Noordpool, die naar verwachting dit voorjaar bekend zullen worden gemaakt; verzoekt de EU direct daarna over te gaan tot de oprichting van het EU-informatiecentrum voor het Noordpoolgebied;

33.

benadrukt dat een speciale faciliteit voor het Noordpoolgebied nodig is met als doel te zorgen voor een open en partijoverschrijdend platform in Brussel waar verschillende onderwerpen worden behandeld en waarmee het begrip tussen de talrijke relevante spelers in het Noordpoolgebied en de EU wordt bevorderd en besluitvorming, wetenschap, het maatschappelijk middenveld en handel worden bijeengebracht;

34.

beveelt aan het geregeld uitwisselen van informatie en het plegen van overleg over Noordpoolgerelateerde onderwerpen met regionale, plaatselijke en inheemse betrokken partijen in het Europese Noordpoolgebied te versterken, teneinde het wederzijds begrip te bevorderen, met name in het kader van het EU-Arctische beleidsvormingsproces; benadrukt dat dergelijke raadplegingen nodig zijn om te kunnen voortbouwen op de ervaring en de deskundigheid van de regio en de bewoners ervan en om de noodzakelijke legitimiteit van de verdere betrokkenheid van de EU als Arctische speler te waarborgen;

35.

is van oordeel dat op EU-niveau de Commissie en de EDEO hun initiatieven beter op elkaar zouden moeten afstemmen, met name vanwege het sectoroverschrijdende karakter van veel Noordpoolrelevante onderwerpen;

36.

erkent dat de zeeën rond de Noordpool in de meeste gevallen internationale wateren zijn;

37.

wijst op het feit dat energiezekerheid nauw verwant is aan klimaatverandering; meent dat de energiezekerheid moet worden verbeterd door de EU minder afhankelijk te maken van fossiele brandstoffen; benadrukt dat de transformatie van het Noordpoolgebied een belangrijk effect van de klimaatverandering op de veiligheid van de EU is; benadrukt dat deze risicofactor met behulp van een versterkte EU-strategie voor het Noordpoolgebied moet worden aangepakt, en via een verbeterd beleid voor in de EU gegenereerde duurzame energie en energie-efficiëntie waarmee de afhankelijkheid van de Unie van externe bronnen aanzienlijk wordt verminderd en haar energiezekerheid wordt verhoogd;

38.

steunt het initiatief van vijf kuststaten van de Noordpool om tussentijdse preventieve maatregelen overeen te komen die toekomstige visserij in volle zee in het Noordpoolgebied moeten voorkomen in afwachting van passende wettelijke procedures, en steunt de ontwikkeling van een netwerk van beschermde Arctische gebieden en met name de bescherming van het internationale zeegebied rond de Noordpool dat buiten de economische zones van de kuststaten valt;

39.

roept de lidstaten en de EER op de internationale toezegging in het kader van het VBD te steunen om 10 % van elk kustgebied en elke mariene regio te beschermen;

40.

verzoekt de EU alles in het werk te stellen om te komen tot een duurzaam evenwicht tussen economische activiteiten, een afdoende sociaal-ecologische en milieubescherming en ontwikkeling, met het oog op welzijn en welvaart in het Noordpoolgebied;

41.

beklemtoont dat het buitengewoon belangrijk is dat het Noordpoolgebied bewoond blijft door ontwikkelde en duurzame gemeenschappen met een hoge levenskwaliteit, en dat de EU hierbij een centrale rol toekomt; vraagt de EU in dit verband haar inspanningen op de gebieden ecosysteemgebaseerd beheer, multilaterale samenwerking, kennisgebaseerde besluitvorming en nauwe samenwerking met de plaatselijke bewoners en de inheemse bevolkingsgroepen, te intensiveren;

42.

erkent de wens van de bevolkingen en regeringen in het Noordpoolgebied om met soevereine rechten en verantwoordelijkheden een duurzame economische ontwikkeling te blijven nastreven en tegelijkertijd de traditionele middelen van bestaan van de inheemse bevolking en de uiterst gevoelige ecosystemen in het Noordpoolgebied te beschermen;

43.

erkent het cruciale belang van de richtsnoeren voor regionale steunmaatregelen, op grond waarvan de regio's in het hoge noorden met speciale kenmerken en uitdagingen gebruik kunnen blijven maken van passende mechanismen voor het bevorderen van innovatie en duurzame groei;

44.

bevestigt zijn uitspraken over de rechten van inheemse volkeren in het algemeen en de Sami, als enig inheems volk van de EU, in het bijzonder;

45.

steunt de bijeenkomsten die de Commissie houdt met de zes verenigingen van inheemse volkeren van het Noordpoolgebied die zijn erkend als permanent vertegenwoordiger in de Arctische Raad; verzoekt de Commissie na te gaan of het mogelijk is te waarborgen dat rekening wordt gehouden met hun opinies in het kader van EU-debatten en deze verenigingen financiële steun te verlenen;

46.

onderkent dat EU-beleid dat zorgt voor een verbetering van de faciliteiten voor hoger onderwijs en onderzoek in het gebied belangrijk is voor versterking van het innovatieklimaat en de mechanismen voor technologieoverdracht; onderstreept dat het belangrijk is steun te verlenen voor de totstandbrenging van netwerken voor samenwerking tussen hogeronderwijsinstellingen binnen de regio en met dergelijke instellingen buiten het gebied, alsook te zorgen voor financiering voor onderzoek, met name op gebieden waar de regio reeds een goede reputatie heeft opgebouwd, teneinde in het gebied van de Noordpool voor een duurzame economische ontwikkeling te zorgen;

47.

wijst erop hoe enorm belangrijk het is dat de nieuwe mondiale handelsroutes over zee in het Noordpoolgebied veilig en zeker zijn, in het bijzonder voor de EU en de economieën van de lidstaten, aangezien deze landen 40 % van de mondiale commerciële scheepvaart controleren;

48.

is verheugd over het werk van de Internationale Scheepvaartorganisatie (IMO) aan de voltooiing van een verplichte zeevaartcode voor het Noordpoolgebied; pleit voor samenwerking, zowel op het gebied van onderzoek als investeringen, met het oog op een robuuste en veilige infrastructuur voor zeeroutes in het Noordpoolgebied, en onderstreept dat de EU en haar lidstaten de beginselen van vrije scheepvaart en onschuldige doorvaart actief moeten verdedigen;

49.

benadrukt dat het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid over de nodige middelen moet beschikken om verontreiniging van het Noordpoolgebied door zeescheepvaart en olie- en gasinstallaties, te kunnen monitoren en voorkomen;

50.

verzoekt de landen in de regio te waarborgen dat alle huidige vervoersroutes — en de routes die in de toekomst kunnen ontstaan — openstaan voor de internationale scheepvaart en zich te onthouden van de invoering van eenzijdige financiële of administratieve lasten, die de scheepvaart op de Noordpool kunnen belemmeren, met uitzondering van internationaal overeengekomen maatregelen ter verhoging van de veiligheid of ter bescherming van het milieu;

51.

wijst erop dat het belangrijk is infrastructurele verbindingen tot stand te brengen tussen het gebied van de Noordpool en de rest van Europa;

52.

verzoekt de Commissie en de lidstaten bijzondere aandacht te besteden aan vervoerscorridors via weg-, spoorweg- en zeevervoer, teneinde grensoverschrijdende contacten in het Europese Noordpoolgebied in stand te houden en te bevorderen en goederen van het Noordpoolgebied naar de Europese markten te brengen; is van mening dat de verbindingen met en binnen het Europese Noordpoolgebied in het kader van de verdere ontwikkeling van de EU-vervoersinfrastructuur (Connecting Europe Facility, TEN-T) moeten worden verbeterd;

53.

herhaalt dat de bevolking in het Noordpoolgebied het recht heeft zelf over hun middelen van bestaan te beslissen en neemt er nota van dat zij kiezen voor de duurzame ontwikkeling van hun leefgebied; vraagt de Commissie aan te geven welke EU-programma's voor ondersteuning van een dergelijke op de lange termijn gerichte, duurzame ontwikkeling gebruikt kunnen worden en maatregelen voor te bereiden die een meer concrete bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van deze doelstelling;

54.

neemt nota van de recente exploratie-activiteiten in het Europese Noordpoolgebied en de Barentszzee, en wijst op de bilaterale samenwerking tussen Noorwegen en Rusland, die erop gericht is bij het boren naar olie en gas in de Barentszzee de hoogst mogelijke technische normen op het gebied van milieubescherming toe te passen; wijst in het bijzonder op het belang van de voortdurende ontwikkeling van nieuwe, speciaal voor het Noordpoolgebied ontwikkelde technologieën, zoals de technologie voor installatie onder de zeebodem;

55.

brengt in herinnering dat de EU een van de grootste afnemers van aardgas uit het Noordpoolgebied is, en wijst erop dat aardgas uit een veilige en zekere bevoorradingsbron en geproduceerd met inachtneming van de strengste normen een significante rol kan spelen bij de overgang op een koolstofarme economie in de toekomst; staat achter de stapsgewijze, op voorzorg gebaseerde aanpak bij de ontwikkeling van energiebronnen in het Noordpoolgebied, maar erkent dat de regio's in het Noordpoolgebied aanzienlijk verschillen;

56.

wijst op de nauwe betrekkingen tussen de EU en Groenland en het geostrategische belang van dat gebied; neemt kennis van de prioriteiten van de regering van Groenland, waarin opnieuw sterk de nadruk wordt gelegd op economische ontwikkeling en de exploitatie van grondstoffen; verzoekt de Commissie en de EDEO na te gaan hoe de EU en in de EU gevestigde spelers uit de wetenschap, technologie en de bedrijfswereld kunnen bijdragen en steun kunnen geven aan de duurzame ontwikkeling van Groenland, zodat zowel milieuoverwegingen als de behoefte aan economische ontwikkeling in aanmerking worden genomen; uit in dit verband zijn bezorgdheid over de beperkte resultaten van de intentieverklaring die een vicevoorzitter van de Commissie met Groenland heeft ondertekend;

57.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regeringen en parlementen van de landen van het Noordpoolgebied.


(1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0075.

(2)  PB L 178 van 28.6.2013, blz. 66.

(3)  PB C 258 E van 7.9.2013, blz. 99.

(4)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0094.

(5)  PB L 216 van 17.8.2010, blz. 1.


Top