Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0608

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014 – 2020)

/* COM/2011/0608 definitief - 2011/0269 (COD) */

52011PC0608

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014 – 2020) /* COM/2011/0608 definitief - 2011/0269 (COD) */


{SEC(2011)1130 final}

{SEC(2011)1131 final}

TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

· Algemene context

In haar mededeling "Een begroting voor Europa 2020"[1] wees de Commissie met klem op de noodzaak om op doeltreffende wijze een aantal problemen aan te pakken die een ernstige bedreiging voor de sociale cohesie en het concurrentievermogen vormen. Deze urgente problemen betreffen voornamelijk: tekorten aan bepaalde kwalificaties, ondermaatse prestaties van het actieve arbeidsmarktbeleid en het onderwijs, sociale uitsluiting van gemarginaliseerde groepen en een geringe arbeidsmobiliteit.

In dit verband wordt erkend dat er voor de looptijd van het meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2020 een specifieke, eenmalige ondersteuning moet worden geboden aan werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van de door de toenemende globalisering van de productie en de wereldhandelspatronen veroorzaakte ingrijpende structurele veranderingen. Evenals tijdens de voorafgaande programmeringsperiode (2007-2013) dient deze specifieke ondersteuning te worden verstrekt via het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), een van de bestaande bijzondere instrumenten waaruit middelen beschikbaar kunnen worden gesteld zonder dat dit van invloed is op het uitgavenplafond van het MFK.

In dezelfde mededeling gaf de Commissie te kennen dat de Unie via het EFG ook in staat moet zijn om steun te bieden bij grootschalige gedwongen ontslagen die het gevolg zijn van een door een onverwachte crisis veroorzaakte ernstige verstoring van de lokale, regionale of nationale economie. Voorts zal het toepassingsgebied van het EFG zodanig worden uitgebreid dat tijdelijke steun aan landbouwers kan worden verleend om hun aanpassing te vergemakkelijken aan een nieuwe marktsituatie die ontstaat wanneer de Unie handelsovereenkomsten sluit die van invloed zijn op landbouwproducten.

· Motivering en doel van het voorstel

Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is oorspronkelijk bij Verordening (EG) nr. 1927/2006[2] opgericht voor de duur van de programmeringsperiode 2007-2013 om de Unie een instrument te verschaffen waarmee zij solidariteit kan betonen met en hulp kan verlenen aan werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, indien dergelijke gedwongen ontslagen een zeer ongunstig effect hebben op de regionale of plaatselijke economie. Door medefinanciering van actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen beoogt het EFG werkenden in door een ernstige economische ontwrichting getroffen regio's, bedrijfstakken, gebieden of arbeidsmarkten te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.

Gezien de omvang van de financiële en economische crisis van 2008 en de snelheid waarmee deze toesloeg, overwoog de Commissie in haar Europees economisch herstelplan[3] Verordening (EG) nr. 1927/2006 te herzien. Afgezien van een aantal blijvende veranderingen op grond van de ervaring tijdens de eerste jaren van de implementatie van het EFG, was het voornaamste doel van deze herziening[4] om het toepassingsgebied van het EFG van 1 mei 2009 tot en met 30 december 2011 uit te breiden om het in staat te stellen de solidariteit van de Unie te tonen met en steun te verlenen aan de werkenden die werkloos zijn geworden als rechtstreeks gevolg van de financiële en economische crisis en om het medefinancieringspercentage te verhogen van 50 tot 65%, waardoor de last voor de lidstaten wordt verminderd. In het licht van de huidige economische situatie en de noodzaak tot begrotingsconsolidatie heeft de Europese Commissie voorgesteld[5] om de tijdelijke crisisafwijking te verlengen tot en met 31 december 2013, d.w.z. het einde van de uitvoeringsperiode van Verordening (EG) nr. 1927/2006.

Dit voorstel beoogt in de eerste plaats te waarborgen dat het EFG tijdens de volgende programmeringsperiode blijft opereren overeenkomstig de voor het MFK 2014‑2020 vastgelegde grondbeginselen, die het toepassingsgebied van het EFG hebben uitgebreid tot landbouwers.

In overeenstemming met het hoofddoel van Verordening (EG) nr. 1927/2006 beoogt het voorstel op het niveau van de Unie solidariteit te tonen met werkenden die het slachtoffer zijn van uitzonderlijke omstandigheden en hun snelle terugkeer op de arbeidsmarkt te ondersteunen overeenkomstig de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.

Het EFG zal met name in overeenstemming met het oorspronkelijke toepassingsgebied van het EFG overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 steun verlenen in gevallen waarin werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van ingrijpende structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen. Het EFG zal ook kunnen optreden bij onverwachte crises die tot een ernstige ontwrichting van de lokale, regionale of nationale economie leiden. Dergelijke onverwachte crises zouden bijvoorbeeld kunnen zijn: een omvangrijke recessie bij belangrijke handelspartners, een ineenstorting van het financiële systeem, vergelijkbaar met die van 2008, een ernstig probleem op het gebied van de voorziening van energie of primaire goederen, een natuurramp, enz. Op het EFG zal ook een beroep kunnen worden gedaan om landbouwers hulp te verlenen bij hun aanpassing aan een nieuwe marktsituatie als gevolg van een handelsovereenkomst, zoals een door de Unie gesloten overeenkomst voor landbouwproducten. Voorbeelden van dergelijke mogelijke nieuwe handelsovereenkomsten zijn die waarover momenteel onderhandelingen plaatsvinden met de Mercosur-landen, of die in de context van de Wereldhandelsorganisatie in het kader van de ontwikkelingsagenda van Doha.

Om te garanderen dat het EFG een zinvol instrument op Europees niveau blijft, kan een aanvraag voor steun uit het EFG worden ingediend voor werkenden wanneer het aantal gedwongen ontslagen een minimumdrempel bereikt. Uit de met Verordening (EG) nr. 1927/2006 opgedane ervaringen is gebleken dat een drempel van 500 ontslagen binnen een bepaalde referentieperiode aanvaardbaar is, met name gezien de mogelijkheid om aanvragen voor een geringer aantal ontslagen op kleine arbeidsmarkten of in uitzonderlijke omstandigheden in te dienen.

In de landbouwsector zullen andere voorwaarden voor de indiening van een EFG-aanvraag gelden. De door de voor de handelsbesprekingen verantwoordelijke diensten van de Commissie uitgevoerde analyse zal alvast informatie opleveren over de sectoren en/of producten die zouden kunnen lijden onder toegenomen invoer als rechtstreeks gevolg van de handelsovereenkomsten. Zodra een handelsovereenkomst is geparafeerd, zullen de afdelingen van de Commissie verder nagaan voor welke sectoren of producten een omvangrijke toename van de invoer en een aanzienlijke daling van de prijzen in de Unie worden verwacht en zullen zij het waarschijnlijke effect op de sectorale inkomens beoordelen. Aan de hand hiervan zal de Europese Commissie landbouwsectoren of -producten en, in voorkomend geval, ‑regio's aanwijzen die in aanmerking komen voor eventuele steun uit het EFG. De lidstaten zullen de mogelijkheid hebben om aanvragen voor een EFG-bijdrage in te dienen, mits zij kunnen bewijzen dat voor subsidie in aanmerking komende sectoren met aanzienlijke handelsgerelateerde verliezen te maken hebben gekregen, dat de in deze sectoren werkzame landbouwers zijn getroffen en zij de betrokken landbouwers in kaart hebben gebracht en willen ondersteunen.

Om te waarborgen dat werkenden ongeacht hun arbeidsovereenkomst of ‑verhouding een beroep kunnen doen op EFG-steun, wordt het begrip werknemers uitgebreid tot "werkenden" zodat er niet alleen werknemers met arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd onder vallen zoals in Verordening (EG) nr. 1927/2006, maar ook werknemers met contracten voor bepaalde tijd, uitzendkrachten, eigenaren-bedrijfsleiders van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en zelfstandigen (inclusief landbouwers).

Aangezien de voorwaarde voor steunverlening uit het EFG eruit bestaat dat de werknemers werkloos moeten zijn, of – voor landbouwers – dat zij het door de desbetreffende handelsovereenkomst getroffen deel van hun activiteiten moeten aanpassen, bevat het voorstel specifieke bepalingen over de wijze waarop het ontslag voor iedere werkende moet worden berekend.

Het EFG is bedoeld als bijdrage aan de groei- en werkgelegenheidsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie. Daarom ligt de nadruk op actieve arbeidsmarktmaatregelen die erop gericht zijn om de werkloos geworden werkenden snel weer aan vast werk te helpen. Evenals Verordening (EG) nr. 1927/2006 voorziet dit voorstel in een financiële bijdrage van het EFG aan een pakket actieve arbeidsmarktmaatregelen. Het kan niet bijdragen aan de financiering van passieve maatregelen, aangezien die niet verenigbaar zijn met de groei- en werkgelegenheidsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie. Toelagen mogen alleen worden toegekend wanneer zij zijn bedoeld als prikkels om de deelname van werkloos geworden werkenden aan actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen te bevorderen. Met het oog op een evenwichtige verhouding tussen echte actieve arbeidsmarktmaatregelen en "activerende" toelagen is er binnen een gecoördineerd pakket van actieve arbeidsmarktmaatregelen een bovengrens gesteld aan het aandeel van toelagen.

Voor landbouwers, inclusief alle leden van een landbouwhuishouden die werkzaam zijn op het bedrijf, zullen de maatregelen gericht zijn op de deelname aan de juiste opleidingen, de verwerving van vaardigheden en de ondersteuning door adviesdiensten, waardoor zij in staat worden gesteld hun activiteiten aan te passen, waaronder de overschakeling op nieuwe activiteiten binnen en / of buiten de landbouw, alsook in beperkte mate op de ondersteuning van de eerste investeringen bij het afstappen van of een aanpassing van hun activiteiten om hen te helpen in structureel opzicht concurrerender te worden en in hun levensonderhoud te voorzien. Ook zou steun kunnen worden verleend aan samenwerkingactiviteiten met het doel nieuwe marktkansen te scheppen, in het bijzonder voor kleinschalige boeren.

Vanwege het onvoorziene en dringende karakter van de omstandigheden op grond waarvan het EFG kan worden ingeschakeld, valt het niet onder het MFK. Door de lange duur en de procedurele vereisten van het besluitvormingsproces is het fonds echter steeds minder efficiënt geworden. Voor alle bij het EFG-proces betrokken partijen moet het een prioriteit zijn om de periode tussen de datum van de aanvraag van steun uit het EFG en de datum van betaling zoveel mogelijk te verkorten en de procedures te vereenvoudigen. De lidstaten dienen ernaar te streven zo spoedig mogelijk een volledige aanvraag in te dienen wanneer aan de relevante criteria wordt voldaan; de Commissie dient binnen korte tijd na de indiening van een volledige aanvraag te beoordelen en te concluderen of deze subsidiabel is, en de begrotingsautoriteit dient snel een besluit betreffende de terbeschikkingstelling van de EFG-financiering te nemen. Om in de aan het begin van het jaar ontstane behoeften te voorzien, zal de Commissie ook in de toekomst in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure een minimumbedrag aan betalingskredieten voor het desbetreffende begrotingsonderdeel voorstellen. Om in de aan het begin van het jaar ontstane behoeften te voorzien, zal de Commissie ook in de toekomst in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure een minimumbedrag aan betalingskredieten voor het desbetreffende begrotingsonderdeel voorstellen.

Gezien de onvoorspelbaarheid van de behoeften aan ondersteuning uit het Fonds, moet een gedeelte van het jaarlijkse maximumbedrag in reserve worden gehouden voor aanvragen waaraan elk jaar na 1 september een financiële bijdrage wordt toegekend. Indien de vraag naar ondersteuning uit het Fonds meer bedraagt dan het nog beschikbare bedrag, zal in de voorstellen van de Commissie het gedurende de looptijd van het MFK bestemde aandeel voor de ondersteuning van de landbouwsector worden aangegeven.

Hulp van het EFG zal de nationale, regionale en plaatselijke maatregelen van de lidstaten aanvullen. Om redenen van goed financieel beheer kan het EFG niet in de plaats komen van maatregelen die reeds gedekt zijn door fondsen van de Unie en in het MKF opgenomen programma's. Evenmin kan de financiële bijdrage van het EFG in de plaats komen van maatregelen waarvoor de bedrijven die de werknemers ontslaan, verantwoordelijk zijn op grond van het nationaal recht en collectieve overeenkomsten.

De begrotingsprocedure in het voorstel is volledig in overeenstemming met punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord[6]. Wanneer de mogelijkheid daartoe bestaat, zal het proces bekort en gestroomlijnd worden.

Gezien het feit dat de door het EFG medegefinancierde maatregelen worden uitgevoerd door middel van gedeeld beheer met de lidstaten, zal de betalingsprocedure voor de financiële bijdrage in lijn blijven met de procedures die voor deze beheersmethode van de begroting van de Unie worden gehanteerd. Tegelijkertijd moeten de financieringsregelingen recht doen aan de omvang van de acties die de lidstaten overeenkomstig de voorstellen in hun aanvragen moeten uitvoeren.

Er zullen twee verschillende medefinancieringspercentages worden toegepast; in de regel zal de bijdrage 50% van de kosten van het pakket en de uitvoering ervan bedragen, maar daarnaast bestaat de mogelijkheid om dit cijfer tot 65% te verhogen in het geval van lidstaten op wier grondgebied ten minste één regio volgens de NUTS II-indeling voor steun in aanmerking komt in het kader van de "convergentiedoelstelling" van de structuurfondsen. Met deze verschillende percentages wordt beoogd te garanderen dat de uiting van solidariteit van de Unie met de werkenden in deze lidstaten en regio's niet belemmerd wordt door een gebrek aan medefinancieringsmiddelen van de lidstaten, hetgeen door de hogere medefinancieringspercentages van de structuurfondsen bevestigd wordt. Bij haar beoordeling van dergelijke aanvragen beslist de Commissie of het hogere medefinancieringspercentage in het door de lidstaat voorgestelde specifieke geval gerechtvaardigd is.

Een van de kernboodschappen voor de periode 2014 – 2020 is dat de uitgaven op het niveau van de Unie resultaatgericht moeten zijn, waardoor wordt gewaarborgd dat de output en impact van de uitgaven de implementatie van de Europa 2020-strategie en de verwezenlijking van de streefdoelen ervan bevorderen. Voor de uitgaven in verband met het EFG stelt het MFK als streefcijfer vast dat ten minste 50% van de werkenden die steun uit het EFG hebben ontvangen, na 12 maanden een nieuwe en vaste baan moet hebben gevonden. Om de Commissie in staat te stellen te volgen of de lidstaten met succes naar dit streefcijfer toewerken, leggen deze na 15 maanden een tussentijds verslag over de implementatie van de EFG-steun voor. In het kader van dezelfde resultaatgerichte aanpak voorziet het voorstel in de mogelijkheid dat de lidstaten, onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie, de geplande actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen wijzigen indien tijdens de 24 maanden durende implementatieperiode andere maatregelen aan belang winnen en een hoger re‑integratiepercentage lijken te beloven.

· Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

Zoals vermeld in de mededeling[7] betreffende het MFK zullen de structuurfondsen, waartoe het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) behoren, financiering verstrekken voor structurele acties voor economische, sociale en territoriale cohesie. De financiering zal vooral gericht zijn op de kernprioriteiten van de Europa 2020-strategie, zoals de bevordering van de werkgelegenheid, investeringen in vaardigheden, onderwijs en een leven lang leren, sociale integratie en armoedebestrijding, alsmede de bevordering van institutionele capaciteit en een goed werkende overheid. Zowel het ESF als het EFRO opereren op basis van meerjarenprogramma's ter ondersteuning van strategische doelstellingen op de lange termijn, met name het anticiperen op en aansturen van verandering en herstructurering. Het EFG is daarentegen opgericht om steun te verlenen in uitzonderlijke omstandigheden en opereert niet op basis van meerjarenprogramma's.

Zoals vermeld in dezelfde mededeling, zal de huidige twee-pijlerstructuur van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) worden gehandhaafd en zal worden voortgegaan met het geven van rechtstreekse steun aan landbouwers en met de ondersteuning van marktmaatregelen, volledig gefinancierd uit de begroting van de Unie. Ook zal het GLB specifieke collectieve milieugoederen blijven leveren, het concurrentievermogen van de land- en de bosbouwsector verbeteren en de diversificatie van de economische activiteit en de levenskwaliteit in plattelandsgebieden bevorderen in het kader van zijn tweede pijler, en met name in het kader van de steun uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). Net als de structuurfondsen is het ELFPO gebaseerd op meerjarenprogramma's ter ondersteuning van strategische doelstellingen op de lange termijn.

Het EFG daarentegen is opgericht om EU-solidariteit te bieden door middel van tijdelijke steun aan ontslagen werkenden en aan landbouwers die in uitzonderlijke omstandigheden en buiten de meerjarenprogramma's om van hun eerdere landbouwactiviteiten moeten afstappen of deze moeten aanpassen.

Ter bevordering van het doeltreffende gebruik van instrumenten voor economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie zal bij de keuze van het instrument worden nagegaan of de gedwongen ontslagen zijn veroorzaakt door structurele factoren of door een tijdelijke verslechtering van de werkgelegenheidssituatie als gevolg van de in de verordening beschreven factoren.

· Samenhang met de andere beleidsgebieden en -doelstellingen van de EU

Het EFG draagt bij tot de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, die het de Unie mogelijk moet maken om sterker uit de crisis te komen en haar economie te sturen in de richting van slimme, duurzame en inclusieve groei, die gepaard gaat met een hoog niveau van werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie. In de mededeling[8] "Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" beklemtoont de Commissie de rol van het EFG in het kader van het vlaggenschipinitiatief "Industriebeleid in een tijd van mondialisering", met name met het oog op het snel herinzetten van vaardigheden in opkomende snelgroeiende sectoren en markten.

· Gevolgen voor de grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de grondrechten.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

· Raadpleging van belanghebbende partijen

Op respectievelijk 25/26 januari 2011[9] en 8 maart 2011[10] werden twee conferenties van belanghebbende partijen belegd om de toekomst van het EFG te bespreken.

Gegevens[11] over de mate van acceptatie van het EFG werden verzameld door deskundigen uit de lidstaten via twee hun op 26 augustus 2010 en 12 oktober 2010 toegezonden vragenlijsten en Europese organisaties van de sociale partners via een hun op 2 februari 2011 toegezonden vragenlijst naar hun mening te vragen over de toekomst van het EFG. Vijfentwintig lidstaten hebben gereageerd; betrekkelijk weinig organisaties van de sociale partners hebben geantwoord, maar zij hebben actief deelgenomen aan de conferenties. Deskundigen uit de lidstaten werden verder geraadpleegd tijdens een vergadering van deskundigen in respectievelijk Porto op 29/30 september 2010[12] en in Brussel op 9 maart 2011[13]. Als belangrijkste resultaat kwam uit deze raadplegingen naar voren dat er een overweldigende steun bestond voor een snel instrument voor crisissteunverlening bij grootschalige afvloeiingen. Niettemin werd door iedereen de complexiteit van de procedure en de traagheid van het huidige besluitvormingsproces ernstig bekritiseerd.

· Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

· Effectbeoordeling

De effectbeoordeling van het EFG maakt deel uit van de Effectbeoordeling[14] van de financiële instrumenten van het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie, d.w.z. het Europees Sociaal Fonds (ESF), het EFG, het Progress-programma, Eures en de Progress-microfinancieringsfaciliteit.

In het kader van de effectbeoordeling zijn drie opties voor het EFG overwogen:

– optie 1 – Geen beleidswijziging, d.w.z. het EFG wordt zonder eigen begroting voortgezet. De begrotingsautoriteit moet naar aanleiding van iedere aanvraag beslissen of de situatie in kwestie steun verdient. Het voornaamste nadeel hiervan is de lange wachttijd die de administratieve procedures in verband met het besluitvormingsproces met zich meebrengen. De belangrijkste voordelen zijn de flexibiliteit van het instrument, met name gezien de grotendeels onvoorspelbare aard van de uitgaven, de bewustmaking van het Europees Parlement van massaontslagen, de grote zichtbaarheid van iedere aanvraag en de grote zichtbaarheid van het EFG zelf.

– optie 2 – Integratie van de EFG-acties in het ESF. De voornaamste nadelen die hieraan zijn verbonden, zijn de noodzaak tot een duidelijke toewijzing uit de begroting tijdens de programmeringsperiode ondanks de "niet-programmeerbare" aard van massaontslagen, de mogelijke strijdigheid met algemene, in het cohesiebeleid gebruikte toewijzingscriteria en een vermindering van de politieke zichtbaarheid van de steun van de Unie, aangezien de begrotingsautoriteit buiten spel zou blijven. De voornaamste aan deze optie verbonden voordelen zijn de grotere samenhang en complementariteit met het ESF, de verkorting van het besluitvormingsproces en een vereenvoudiging en stroomlijning van de EFG-aanvragen, aangezien het EFG profijt zou kunnen trekken van de structuren, procedures en beheers- en controlesystemen van het ESF alsook van ESF-vereenvoudigingen op gebieden als subsidiabele kosten.

– optie 3 – Het EFG als zelfstandig fonds met eigen begrotingsmiddelen. De belangrijkste nadelen zijn het verlies van budgettaire flexibiliteit, aangezien voor een wisselend uitgavenpatroon een vast bedrag aan uitgaven wordt gereserveerd, het uitvoeringsmechanisme (een negatief effect op het uitvoeringsmechanisme in vergelijking met optie 2 omdat het EFG niet profiteert van de structuren, procedures en vereenvoudiging van het ESF), en ten slotte het gevaar van enige overlapping met het ESF. Het voornaamste voordeel is de grote mate van zichtbaarheid van Europese solidariteit.

De beoordeling heeft aangetoond dat ten aanzien van de snelheid van de steunverlening uit het EFG de opties 2 en 3 de voorkeur verdienen. Deze opties bergen echter een verhoogd risico op een verminderde efficiëntie in zich indien toegewezen middelen niet worden gebruikt. De betrokkenheid van de beleidsmakers in het kader van optie 1 garandeert de hoogste mate aan voor iedereen zichtbare inzet van de Unie voor het welzijn van werkloos geworden werkenden. Daarom gaat de voorkeur uit naar optie 1, aangezien deze de nodige flexibiliteit biedt om een doeltreffend gebruik van de middelen mogelijk te maken, zonder dat dit van invloed zou zijn op het meerjarig financieel kader. Deze optie biedt ruimte om het uitvoeringsmechanisme verder te vereenvoudigen en zo de effectiviteit te verbeteren van de steun die wordt geboden aan werkloos geworden werkenden en aan door de globalisering getroffen landbouwers.

Voor zover het de financiële organisatie betreft, is dit voorstel gebaseerd op optie 1, d.w.z. een specifiek instrument dat buiten het MFK opereert. De specifieke inhoud van de bepalingen, en met name de uitbreiding van de EFG-voorschriften tot landbouwers, zijn nader beoordeeld in de bij dit voorstel gevoegde evaluatie vooraf.

In de evaluatie vooraf[15] werden drie opties overwogen:

– optie 1 – Geen beleidswijziging, d.w.z. het EFG blijft opereren op basis van de huidige voorschriften, zoals gewijzigd door de zogenaamde "crisisafwijking" en het pakket van subsidiabele acties;

– optie 2 – Uitbreiding van de in aanmerking komende doelgroep, d.w.z. het EFG blijft opereren op basis van de huidige voorschriften, zoals gewijzigd door de zogenaamde "crisisafwijking" en het pakket van acties als in optie 1, maar de criteria voor steunverlening worden uitgebreid tot uitzendkrachten en werknemers met contracten voor bepaalde tijd;

– optie 3 – Verdere uitbreiding van de in aanmerking komende doelgroep en de reeks subsidiabele acties, d.w.z. het EFG breidt optie 2 uit door eigenaren-bedrijsleiders van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en zelfstandigen (inclusief landbouwers) aan de in aanmerking komende doelgroep toe te voegen en door het pakket van subsidiabele acties zodanig uit te breiden dat rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van eigenaren-bedrijfsleiders.

Op basis van de beoordeling van voor- en nadelen van de drie bovengenoemde opties verleent dit voorstel steun aan dat deel van de werkende bevolking dat de negatieve invloed heeft ondervonden van de globalisering van economische activiteiten, plotselinge crisissituaties of handelsovereenkomsten, hetzij als vast aangestelde, tijdelijke werknemer, eigenaar-bedrijfsleider of als zelfstandige.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

· Samenvatting van de voorgestelde maatregel

Het voorstel beoogt te garanderen dat de EFG in de volgende programmeringsperiode zijn activiteiten voortzet overeenkomstig de voor het MFK 2014 – 2020 vastgelegde grondbeginselen. Het EFG dient de Unie in staat te stellen solidariteit op het niveau van de Unie te tonen met en steun te verlenen aan werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van de globalisering van de handel, vanwege een onverwachte crisis of als resultaat van handelovereenkomsten die van invloed zijn op de landbouwsector.

· Rechtsgrondslag

Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea, en de artikelen 42 en 43.

Artikel 175, derde alinea, staat het Europees Parlement en de Raad toe maatregelen te nemen volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, indien specifieke maatregelen buiten de structuurfondsen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid noodzakelijk blijken en onverminderd de maatregelen waartoe in het kader van ander beleid van de Unie wordt besloten.

Wat betreft met name de bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op de ondersteuning van actieve landbouwers, kan de EFG-bijstand als steun aan landbouwactivteiten en als maatregel ter verwezenlijking van een expliciete doelstelling van het landbouwbeleid van de Unie worden beschouwd. Daarom vormen de artikelen 42 en 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de juiste rechtsgrondslag voor de maatregelen ten behoeve van de landbouwers.

· Subsidiariteitsbeginsel

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

De doelstellingen van het betonen van solidariteit op het niveau van de Unie in uitzonderlijke omstandigheden met dat deel van de werkende bevolking dat de negatieve invloed van de globalisering, een plotselinge crisis of handelsovereenkomsten heeft ondergaan, kunnen niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt. Deze doelstellingen kunnen beter op het niveau van de Unie worden bereikt, gezien het feit dat het EFG de solidariteit tussen de lidstaten tot uitdrukking brengt. Beide takken van de begrotingsautoriteit moeten instemmen met het beschikbaar stellen van een financiële bijdrage uit het EFG, waardoor zowel de Unie als de lidstaten hun solidariteit betonen. Op deze wijze zal het voorstel ertoe bijdragen dat de doelstelling van solidariteit van de Unie in uitzonderlijke omstandigheden tastbaarder wordt voor dat deel van de werkende bevolking dat in het bijzonder is getroffen en voor de burgers van de Unie in het algemeen.

· Evenredigheidsbeginsel

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit voorstel niet verder dan wat nodig is om haar doelstellingen te verwezenlijken. De verplichtingen die de lidstaten zijn opgelegd vloeien voort uit de noodzaak om de getroffen werkenden te helpen bij de aanpassing aan veranderende omstandigheden en bij een snelle terugkeer op de arbeidsmarkt. De administratieve belasting voor de Unie en de nationale overheden is beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de Commissie om haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting van de Unie te kunnen uitoefenen. Aangezien de financiële bijdrage aan de lidstaat wordt uitbetaald overeenkomstig het beginsel van gedeeld beheer, zal de lidstaat een verslag moeten indienen waarin het gebruik van de financiële bijdrage wordt verantwoord.

· Keuze van instrumenten

Voorgesteld instrument: een verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: de doelstelling van het betonen van solidariteit op het niveau van de Unie kan slechts door middel van een rechtstreeks toepasselijk rechtsinstrument worden verwezenlijkt.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het EFG is een van de bijzondere instrumenten die niet zijn opgenomen in het MFK en het beschikt voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 over een maximumbedrag van 3 miljard euro; het bedrag ten behoeve van de landbouwsector mag niet hoger zijn dan 2,5 miljard euro (prijzen van 2011).

De werking ervan is geregeld bij punt 13 van het Ontwerp van Interinstitutioneel Akkoord[16] tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer.

Het jaarlijks maximumbedrag ten behoeve van het EFG mag niet meer dan 429 miljoen euro bedragen.

5.           FACULTATIEVE ELEMENTEN

2011/0269 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014 – 2020)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea, en de artikelen 42 en 43,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[17],

Gezien het advies van het Comité van de Regio′s[18],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op 26 maart 2010 ging de Europese Raad akkoord met het voorstel van de Commissie om de aanzet te geven tot een nieuwe strategie, Europa 2020. Een van de drie prioriteiten van de Europa 2020-strategie is inclusieve groei, die inhoudt dat mensen kansen worden geboden door veel werkgelegenheid te creëren, te investeren in vaardigheden, armoede te bestrijden en de arbeidsmarkten, opleidingsmogelijkheden en socialezekerheidsstelsels te moderniseren om mensen te helpen zich voor te bereiden op en om te gaan met verandering, en de opbouw van een hechtere samenleving.

(2) Bij Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering[19] werd het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) opgericht voor de looptijd van het meerjarig financieel kader van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 om de Unie in staat te stellen solidariteit te tonen met werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van uit de globalisering voortvloeiende grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen en hun snelle terugkeer op de arbeidsmarkt te ondersteunen. De oorspronkelijke doelstelling van het EFG blijft van kracht.

(3) In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende "Een begroting voor Europa 2020"[20] wordt de rol van het EFG erkend als een flexibel fonds om werkenden die werkloos worden te ondersteunen en hen te helpen om zo snel mogelijk nieuw werk te vinden. De Unie moet voor de looptijd van het meerjarig financieel kader, van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020, specifieke, eenmalige steun verlenen om werkloos geworden werkenden in door een ernstige economische ontwrichting getroffen regio's, bedrijfstakken, gebieden of arbeidsmarkten te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Gezien het doel van het EFG, namelijk steun te verlenen in spoedeisende situaties en onverwachte omstandigheden, moet het buiten het meerjarig financieel kader blijven.

(4) Het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1927/2006 werd in het kader van het Europees economisch herstelplan in 2009 uitgebreid bij Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad[21] tot werknemers die als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis waren ontslagen. Om het EFG in staat te stellen om steun te verlenen in toekomstige crisissituaties, moeten onder het toepassingsgebied ervan ook gedwongen ontslagen komen te vallen die voortvloeien uit een ernstige economische ontwrichting, veroorzaakt door een onverwachte crisis, vergelijkbaar met de financiële en economische crisis waaronder de economie sinds 2008 gebukt gaat.

(5) In overeenstemming met de mededeling "Een begroting voor Europa 2020" moet het toepassingsgebied van het EFG worden verbreed om het landbouwers gemakkelijker te maken zich aan te passen aan een nieuwe marktsituatie die het gevolg is van internationale handelsovereenkomsten in de landbouwsector en die leidt tot een verandering of een ingrijpende aanpassing van de landbouwactiviteiten van de getroffen landbouwers om hen te helpen in structureel opzicht concurrerender te worden of om hun overstap naar activiteiten buiten de landbouw te vergemakkelijken.

(6) Om het Europese karakter van het EFG te handhaven, moet een aanvraag voor steun uit het EFG voor werknemers worden ingediend wanneer het aantal gedwongen ontslagen een minimumdrempel bereikt. Op kleine arbeidsmarkten, zoals kleine lidstaten of afgelegen gebieden, en in uitzonderlijke omstandigheden, mogen aanvragen voor een geringer aantal gedwongen ontslagen worden ingediend. Ten aanzien van landbouwers moet de Commissie de noodzakelijke criteria in verband met de consequenties van elke handelsovereenkomst bepalen.

(7) Werkloos geworden werkenden moeten, ongeacht hun arbeidsovereenkomst of -verhouding, op voet van gelijkheid toegang hebben tot het EFG. Daarom moeten voor de toepassing van deze verordening werkloos geworden werkenden met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en uitzendkrachten alsook de eigenaren-bedrijfsleiders van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, zelfstandigen die hun activiteiten staken en landbouwers die als gevolg van handelsovereenkomsten van hun activiteiten afstappen of deze aanpassen aan een nieuwe marktsituatie, als werkloos geworden werkenden worden beschouwd.

(8) Wat betreft landbouwers, moet het toepassingsgebied van het EFG begunstigden omvatten die getroffen zijn door bilaterale overeenkomsten die door de Unie zijn gesloten overeenkomstig artikel XXIV van de GATT of van in het kader van de Wereldhandelsorganisatie gesloten multilaterale overeenkomsten. Dit geldt voor landbouwers die binnen een periode die ingaat met de parafering van dergelijke handelsovereenkomsten en drie jaar na de volledige tenuitvoerlegging ervan afloopt, van hun eerdere landbouwactiviteiten afstappen of deze aanpassen.

(9) Financiële bijdragen uit het EFG dienen in de eerste plaats gericht te zijn op actieve arbeidsmarktmaatregelen die een snelle terugkeer van ontslagen werkenden op de arbeidsmarkt beogen binnen of buiten de sector waar zij oorspronkelijk werkzaam waren, waaronder de landbouwsector. Daarom moeten er beperkingen worden gesteld aan in een gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening op te nemen geldelijke toelagen.

(10) Bij de opstelling van het gecoördineerde pakket van actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen moeten de lidstaten de voorkeur geven aan maatregelen die in aanzienlijke mate zullen bijdragen tot de inzetbaarheid van de werkloos geworden werkenden. De lidstaten dienen ernaar te steven dat binnen 12 maanden na de datum van aanvraag ten minste 50% van de werkenden voor wie steun wordt aangevraagd op de arbeidsmarkt is teruggekeerd of nieuwe activiteiten is begonnen.

(11) Met het oog op een doeltreffende en snelle ondersteuning van ontslagen werkenden moeten de lidstaten alles in het werk stellen om volledige aanvragen in te dienen. Het verstrekken van aanvullende informatie dient uitzonderlijk en tijdelijk van aard te zijn.

(12) Conform het beginsel van goed financieel beheer dienen de financiële bijdragen uit het EFG niet in de plaats te komen van maatregelen waarvoor de ontslagen werkenden in het kader van de structuurfondsen van de Unie of ander beleid of andere programma's van de Unie in aanmerking komen.

(13) Er moeten bijzondere bepalingen worden opgenomen voor informatie- en communicatieactiviteiten betreffende EFG-gevallen en -resultaten. Met het oog op een doeltreffender voorlichting van het grote publiek en een versterking van de synergieën tussen de op initiatief van de Commissie ondernomen communicatieactiviteiten moeten de voor communicatieactiviteiten uit hoofde van deze verordening toegewezen middelen ook bijdragen tot de institutionele communicatie van de beleidsprioriteiten van de Unie, mits deze verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening.

(14) Om te waarborgen dat de uiting van solidariteit van de Unie met de werkenden niet belemmerd wordt door een gebrek aan medefinancieringsmiddelen van de lidstaten, moeten er twee verschillende medefinancieringspercentages worden toegepast; in de regel moet de bijdrage 50% van de kosten van het pakket en de uitvoering ervan bedragen, maar daarnaast moet de mogelijkheid bestaan om dit cijfer te verhogen tot 65% in het geval van lidstaten op het grondgebied waarvan ten minste één regio volgens de NUTS II-indeling in aanmerking komt voor steun in het kader van de "convergentiedoelstelling" van de structuurfondsen.

(15) Ter bevordering van de uitvoering van deze verordening moeten de uitgaven voor financiering in aanmerking komen, hetzij met ingang van de datum waarop een lidstaat de administratieve uitgaven voor de implementatie van het EFG op zich neemt, hetzij met ingang van de datum waarop de lidstaat begint met de individuele dienstverlening, hetzij, in het geval van landbouwers, met ingang van de in een handeling van de Commissie overeenkomstig artikel 4, lid 3, vastgestelde datum.

(16) Om te voorzien in de behoeften die zich de laatste maanden van het jaar voordoen, moet er op 1 september nog ten minste een kwart van het jaarlijkse maximumbedrag van het EFG beschikbaar zijn. Bij de toewijzing van financiële bijdragen gedurende de rest van het jaar moet rekening worden gehouden met het in het meerjarig financieel kader vastgestelde algemene maximumbedrag aan steun ten behoeve van landbouwers.

(17) Het begrotingskader van het EFG wordt bepaald bij het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van […………..] betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[22] ("het Interinstitutioneel Akkoord").

(18) In het belang van de werkloos geworden werkenden moeten de lidstaten en de bij het EFG-besluitvormingsproces betrokken instellingen van de Unie alles in het werk stellen om de voor de behandeling benodigde tijd terug te brengen en de procedures te vereenvoudigen.

(19) Om een voortdurend toezicht door de Commissie op de met de EFG-steunverlening behaalde resultaten mogelijk te maken, moeten de lidstaten tussentijdse en eindverslagen over de implementatie van het EFG indienen.

(20) Overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[23] ("het Financieel Reglement") blijven de lidstaten verantwoordelijk voor de uitvoering van de financiële bijdrage en voor het beheer van en de controle op de door de financiering van de Unie ondersteunde maatregelen. De lidstaten moeten verantwoorden hoe de uit het EFG ontvangen financiële bijdrage is gebruikt.

(21) Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen ervan beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Doelstellingen

Bij deze verordening wordt het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) opgericht voor de looptijd van het meerjarig financieel kader, van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

Het EFG heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de economische groei en de werkgelegenheid in de Unie door de Unie in staat te stellen solidariteit te tonen met werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van uit de globalisering voortvloeiende grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, handelsovereenkomsten die van invloed zijn op de landbouw, of een onverwachte crisis, en om financiële ondersteuning te bieden ten behoeve van hun snelle terugkeer op de arbeidsmark of het afstappen van of een aanpassing van hun landbouwactiviteiten.

Acties waaraan uit hoofde van artikel 2, onder a) en b), een financiële bijdrage uit het Fonds wordt toegekend, hebben tot doel dat ten minste 50% van de werkenden die aan deze acties deelnemen, binnen een jaar na de datum van de aanvraag de vast werk vinden.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op aanvragen van de lidstaten voor financiële bijdragen ten behoeve van:

a)           werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van ingrijpende structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, die met name blijken uit een aanzienlijke toename van de invoer in de Unie, een snelle afname van het marktaandeel van de Unie in een bepaalde sector of een verplaatsing van activiteiten naar derde landen, wanneer deze gedwongen ontslagen een significant negatief effect hebben op de lokale, regionale of nationale economie,

b)           werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van een door een onverwachte crisis veroorzaakte ernstige ontwrichting van de lokale, regionale of nationale economie, mits een rechtstreeks verband kan worden aangetoond tussen de gedwongen ontslagen en die crisis;

c)           werkenden die van hun eerdere landbouwactiviteiten afstappen of deze aanpassen gedurende een periode die ingaat bij de parafering door de Unie van de handelsovereenkomst die handelsliberaliseringsmaatregelen voor de desbetreffende landbouwsector bevatten, en die drie jaar na de volledige tenuitvoerlegging van deze maatregelen afloopt, mits deze leiden tot een omvangrijke toename van de invoer in de Unie van een landbouwproduct of -producten in combinatie met een aanzienlijke daling van de prijzen van dergelijke producten op het niveau van de Unie of, indien van toepassing, op nationaal of regionaal niveau.

Artikel 3 Definitie

In deze verordening wordt onder "werkende" verstaan:

a)           werknemers met arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd wier arbeidsovereenkomst of -verhouding in overeenstemming is met artikel 4; of

b)           werknemers met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, zoals gedefinieerd in Richtlijn 1999/70/EG van de Raad[24], wier arbeidsovereenkomst of -verhouding in overeenstemming is met artikel 4, lid 1, onder a) of b), en die binnen de in dat lid van artikel 4 vastgestelde termijn afloopt en niet wordt verlengd; of

c)           uitzendkrachten, zoals gedefinieerd in artikel 3 van Richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad[25], wier inlenende onderneming een onderneming is overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a) of b), en wier terbeschikkingstelling aan de inlenende onderneming binnen de in dat lid van artikel 4 vastgestelde termijn afloopt en niet wordt verlengd; of

d)           eigenaren-bedrijfsleiders van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en zelfstandigen (inclusief landbouwers) en alle leden van het huishouden die werkzaam zijn in het bedrijf, mits zij, in het geval van landbouwers, reeds de door de desbetreffende handelsovereenkomst getroffen producten vervaardigden voordat de maatregelen betreffende de specifieke sector werden uitgevoerd.

Artikel 4 Criteria voor steunverlening

1. Een financiële bijdrage uit het EFG wordt toegekend wanneer een van de voorwaarden van artikel 2, onder a), b) en c), zich voordoet en resulteert in:

a)      ten minste 500 gedwongen ontslagen binnen een periode van vier maanden in een onderneming in een lidstaat, met inbegrip van de ontslagen bij leveranciers of downstreamproducenten;

b)      ten minste 500 gedwongen ontslagen binnen een periode van negen maanden, met name in kleine of middelgrote ondernemingen, die actief zijn in een op NACE Rev. 2-afdeling gedefinieerde sector en gelegen in een regio of twee aan elkaar grenzende regio's volgens de NUTS II-indeling of in meer dan twee aan elkaar grenzende regio's volgens de NUTS II-indeling, mits meer dan 500 werknemers in twee van de regio's tezamen zijn ontslagen.

2. Op kleine arbeidsmarkten of in uitzonderlijke omstandigheden, die door de aanvragende lidstaat naar behoren moeten worden onderbouwd, kan een aanvraag voor een financiële bijdrage op grond van dit artikel, zelfs als niet volledig voldaan wordt aan de criteria van lid 1, onder a) en b), als ontvankelijk worden aangemerkt, wanneer de gedwongen ontslagen ernstige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en de lokale economie. De betrokken lidstaat vermeldt aan welke criteria voor steunverlening onder lid 1, onder a) of b), niet volledig wordt voldaan.

3. Wat betreft landbouwers, stelt de Commissie, nadat een handelsovereenkomst is geparafeerd en wanneer zij op grond van de informatie, gegevens en analyses waarover zij beschikt, van oordeel is dat waarschijnlijk aan de voorwaarden voor steunverlening overeenkomstig artikel 2, onder c), aan een aanzienlijk aantal landbouwers is voldaan, gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 24 vast tot aanwijzing van de in aanmerking komende sectoren of producten, tot bepaling van de getroffen geografische gebieden voor zover van toepassing, tot vaststelling van een maximumbedrag voor mogelijke ondersteuning op het niveau van de Unie, de referentieperioden, de voorwaarden voor steunverlening aan landbouwers en de data voor de subsidiabiliteit van de uitgaven alsook tot vaststelling van de uiterste termijn waarop de aanvragen moeten worden ingediend en, zo nodig, de inhoud van deze aanvragen overeenkomstig artikel 8, lid 2.

4. Wanneer eigenaren-bedrijfsleiders van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en zelfstandigen van hun eerdere activiteiten afstappen of, in het geval van landbouwers, deze aanpassen, worden dergelijke situaties voor de toepassing van deze verordening beschouwd als gedwongen ontslagen.

Artikel 5 Berekening van de gedwongen ontslagen

Voor de berekening van het aantal gedwongen ontslagen als bedoeld in artikel 4, lid 1, wordt een ontslag meegeteld:

a)           voor werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of voor werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die vóór de afloop ervan wordt beëindigd, vanaf:

1)      de datum van de individuele kennisgeving door de werkgever dat de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemer tijdelijk of definitief beëindigd wordt; of

2)      de datum van de feitelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst voordat die afloopt; of

3)      de datum waarop de werkgever overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn 98/59/EG[26], de bevoegde overheidsinstantie schriftelijk kennis geeft van het voorgenomen collectief ontslag; in dat geval verstrekt de aanvragende lidstaat de Commissie aanvullende informatie over het werkelijke aantal ontslagen overeenkomstig artikel 4, lid 1, voordat de evaluatie door de Commissie wordt afgerond.

b)           voor werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en voor uitzendkrachten, vanaf:

1)      de datum van de feitelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, of

2)      de beëindiging van de terbeschikkingstelling aan de inlenende onderneming, of

3)      de datum waarop zij werkloos worden.

c)           voor eigenaren-bedrijfsleiders van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en zelfstandigen (inclusief landbouwers) wordt het ontslag berekend, hetzij vanaf de datum van de staking van de activiteiten als gevolg van een van de voorwaarden overeenkomstig artikel 2, en bepaald in overeenstemming met de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, dan wel vanaf de door de Commissie in de overeenkomstig artikel 4, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling vermelde datum.

Voor iedere onderneming waarvoor of zelfstandige voor wie een aanvraag is ingediend, geeft de lidstaat aan hoe de gedwongen ontslagen worden berekend.

Artikel 6 In aanmerking komende werkenden

De aanvragende lidstaat kan door het EFG medegefinancierde individuele diensten aanbieden aan getroffen werkenden, onder wie:

a)           werkenden die overeenkomstig artikel 5 in de in artikel 4, leden 1, 2 en 3, neergelegde termijn werkloos zijn geworden,

b)           werkenden die voor of na de in artikel 4, lid 1, onder a), of lid 2, bedoelde periode werkloos zijn geworden, wanneer een aanvraag uit hoofde van artikel 4, lid 2, niet voldoet aan de in artikel 4,lid 1, onder a), genoemde criteria,

c)           landbouwers die van hun eerdere landbouwactiviteiten afstappen of deze aanpassen naar aanleiding van de parafering van een handelsovereenkomst door de Unie als bedoeld in een overeenkomstig artikel 4, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling.

De onder b) bedoelde werknemers worden geacht in aanmerking te komen, op voorwaarde dat zij zijn ontslagen na de algemene aankondiging van de voorgenomen collectieve ontslagen en een duidelijk oorzakelijk verband kan worden gelegd met de gebeurtenis die aanleiding was tot de gedwongen ontslagen in de referentieperiode.

Artikel 7 In aanmerking komende acties

1. Een financiële bijdrage kan worden bestemd voor actieve arbeidsmarktmaatregelen in het kader van een gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening, bedoeld om de werknemers voor wie steun is aangevraagd weer aan een dienstbetrekking of zelfstandige arbeid te helpen of, in het geval van landbouwers, om van hun eerdere activiteiten af te stappen of deze aan te passen. Het gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening kan met name het volgende omvatten:

a)      hulp bij het zoeken van een baan, loopbaanbegeleiding, adviesverlening, begeleiding door een mentor, outplacementbegeleiding, bevordering van ondernemerschap, steun bij het uitoefenen van een zelfstandige activiteit en het opzetten van een eigen bedrijf of bij het afstappen van of een aanpassing van de activiteit (waaronder investeringen in fysieke bedrijfsmiddelen), individuele opleiding en omscholing, waaronder ICT-vaardigheden en certificering van opgedane ervaring;

b)      speciale tijdelijke maatregelen, zoals sollicitatietoelagen, premies bij indiensttreding voor werkgevers, mobiliteitstoelagen, dag- of opleidingsvergoedingen (waaronder toelagen voor verzorgers of bedrijfsverzorgingsdiensten), die alle beperkt zijn tot de duur van de door het nodige bewijsmateriaal gestaafde activiteiten op het gebied van het actief zoeken naar werk, een leven lang leren of opleiding;

c)      maatregelen om met name benadeelde of oudere werknemers te stimuleren om op de arbeidsmarkt te blijven of op deze terug te keren.

De kosten van de maatregelen onder b), mogen niet meer bedragen dan 50% van de totale kosten van het gecoördineerde pakket van de in dit lid vermelde individuele dienstverlening.

De kosten van investeringen in fysieke bedrijfsmiddelen voor het uitoefenen van een zelfstandige activiteit en het opzetten van een eigen bedrijf of voor het afstappen van of een aanpassing van de activiteit mogen niet meer bedragen dan 35 000 euro.

2. De volgende maatregelen komen niet in aanmerking voor een financiële bijdrage uit het EFG:

a)      speciale, in lid 1, onder b), vermelde tijdelijke maatregelen die niet afhankelijk zijn van de actieve deelname van de werknemers voor wie steun wordt aangevraagd aan activiteiten op het gebied van het zoeken naar werk of opleiding;

b)      maatregelen waarvoor ondernemingen krachtens de nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten verantwoordelijk zijn.

3. Op initiatief van de aanvragende lidstaat kan een financiële bijdrage beschikbaar worden gesteld voor de activiteiten op het vlak van voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit en controle en rapportage.

Artikel 8 Aanvragen

1. De lidstaat dient een volledige aanvraag in bij de Commissie binnen een periode van 12 weken vanaf de datum waarop wordt voldaan aan de in artikel 4, lid 1 of 2, of, indien van toepassing, vóór de overeenkomstig artikel 4, lid 3, door de Commissie vastgestelde uiterste termijn. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden kan aan de aanvraag binnen zes maanden na de datum van aanvraag door de aanvragende lidstaat aanvullende informatie worden toegevoegd, waarna de Commissie de aanvraag aan de hand van de beschikbare informatie beoordeelt. De Commissie rondt haar beoordeling van de aanvraag binnen twaalf weken na ontvangst van een volledige aanvraag af of, als dit eerder is, (in het geval van een onvolledige aanvraag) binnen zes maanden na de datum van de oorspronkelijke aanvraag.

2. De aanvraag dient de volgende gegevens te bevatten:

a)      een beredeneerde analyse van het verband tussen de gedwongen ontslagen en de grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen of de door een onverwachte crisis veroorzaakte ernstige ontwrichting van de lokale, regionale of nationale economie of de nieuwe marktsituatie in de landbouwsector in de lidstaat, die het gevolg is van een handelsovereenkomst die door de Europese Unie is geparafeerd overeenkomstig artikel XXIV van de GATT of van een multilaterale overeenkomst, geparafeerd in het kader van de Wereldhandelsorganisatie overeenkomstig artikel 2, onder c). Deze analyse is gebaseerd op statistische en andere informatie op het meest geschikte niveau om aan te tonen dat de in artikel 4 bepaalde criteria voor steunverlening vervuld zijn; Deze analyse is gebaseerd op statistische en andere informatie op het meest geschikte niveau om aan te tonen dat de in artikel 4 bepaalde criteria voor steunverlening vervuld zijn;

b)      een beoordeling van het aantal gedwongen ontslagen overeenkomstig artikel 5 en een uitleg van de gebeurtenissen die tot die ontslagen hebben geleid;

c)      indien van toepassing, gegevens van de ondernemingen, leveranciers of downstreamproducenten en sectoren waar de ontslagen vallen, en categorieën werkenden voor wie steun wordt aangevraagd;

d)      het verwachte effect van de gedwongen ontslagen op de plaatselijke, regionale of nationale economie en de werkgelegenheid;

e)      de geschatte begroting van de afzonderlijke onderdelen van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening ter ondersteuning van de werkenden voor wie steun wordt aangevraagd;

f)       de data waarop met individuele dienstverlening aan de getroffen werkenden en de activiteiten ter implementatie van het EFG als vermeld in artikel 7, respectievelijk leden 1 en 3, is begonnen of waarop gepland is daarmee te beginnen;

g)      de procedures aan de hand waarvan de sociale partners of andere belanghebbende organisaties zijn geraadpleegd, voor zover van toepassing;

h)      een verklaring dat de aangevraagde EFG-steun in overeenstemming is met de procedurele en materiële voorschriften van de Unie inzake staatssteun, alsook een verklaring dat de individuele dienstverlening niet in de plaats komt van maatregelen waarvoor ondernemingen krachtens de nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten verantwoordelijk zijn;

i)       de bronnen van nationale medefinanciering;

j)       indien van toepassing, eventuele verdere voorschriften die zijn neergelegd in de gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 4, lid 3.

3. Op basis van de in lid 2 bedoelde informatie en eventueel door de aanvragende lidstaat binnen de in lid 1 vastgestelde termijn ingediende aanvullende informatie beoordeelt de Commissie in overleg met de betrokken lidstaat of aan de voorwaarden voor het toekennen van een financiële bijdrage wordt voldaan.

Artikel 9 Complementariteit, naleving en coördinatie

1. De ondersteuning van de werkloos geworden werknemers vormt een aanvulling op de nationale, regionale en plaatselijke acties van de lidstaten.

2. De financiële bijdrage blijft beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om aan de afzonderlijke werkloos geworden werkenden solidariteit te betonen en steun te verlenen. De door het EFG ondersteunde activiteiten zijn in overeenstemming met de wetgeving van de Unie en de lidstaten, met inbegrip van de voorschriften inzake staatssteun.

3. Overeenkomstig hun respectieve verantwoordelijkheden dragen de Commissie en de aanvragende lidstaat zorg voor de coördinatie van de steun uit de fondsen van de Unie.

4. De aanvragende lidstaat garandeert dat voor de specifieke acties waarvoor uit het EFG een financiële bijdrage wordt ontvangen, geen steun uit andere financieringsinstrumenten van de Unie ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 10 Gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie

De Commissie en de lidstaten garanderen dat de gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie van het genderperspectief bevorderd worden in de verschillende stadia van de uitvoering van de financiële bijdrage. De Commissie en de lidstaat nemen passende maatregelen ter voorkoming van elke discriminatie op grond van geslacht, ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd, seksuele geaardheid en soort arbeidsovereenkomst of -verhouding bij de toegang tot en in de verschillende stadia van de uitvoering van de financiële bijdrage.

Artikel 11 Technische bijstand op initiatief van de Commissie

1. Op initiatief van de Commissie kan, tot een maximum van 0,5% van het jaarlijks maximumbedrag voor het EFG, het EFG gebruikt worden voor het financieren van de voorbereiding, het toezicht, de verzameling van gegevens en het creëren van een kennisbasis die relevant is voor de tenuitvoerlegging van het EFG. Het mag tevens worden gebruikt ter financiering van administratieve en technische bijstand, informatie- en communicatieactiviteiten alsook boekhoudkundige controle en evaluatiewerkzaamheden die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van deze verordening.

2. Met inachtneming van het in lid 1 genoemde maximale bedrag stelt de begrotingsautoriteit aan het begin van ieder jaar op basis van een voorstel van de Commissie een bedrag voor technische bijstand ter beschikking.

3. De in lid 1 aangegeven taken worden uitgevoerd in overeenstemming met het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften die van toepassing zijn op deze vorm van begrotingsuitvoering.

4. De technische bijstand van de Commissie omvat het verstrekken van informatie en richtsnoeren aan de lidstaten voor het gebruik van, het toezicht op en de evaluatie van het EFG. De Commissie kan ook aan de Europese en nationale sociale partners informatie verstrekken over het gebruik van het EFG.

Artikel 12 Informatie, communicatie en publiciteit

1. De aanvragende lidstaat geeft informatie over en bekendheid aan de gefinancierde acties. De informatie is tot de werkenden voor wie steun wordt aangevraagd, de lokale en regionale autoriteiten, de sociale partners, de media en het grote publiek gericht, benadrukt de rol van de Unie en maakt de bijdrage van het EFG zichtbaar.

2. De Commissie zet, in alle talen van de Unie, een internetsite op die informatie verschaft over het EFG, een leidraad geeft voor de indiening van aanvragen, informatie biedt over ingewilligde en afgewezen aanvragen en de rol van de begrotingsautoriteit daarbij belicht.

3. De Commissie voert informatie- en communicatieactiviteiten betreffende EFG-gevallen en -resultaten uit.

4. De uit hoofde van deze verordening toegewezen middelen dragen ook bij tot de institutionele communicatie van de beleidsprioriteiten van de Unie, mits deze verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening.

Artikel 13 Bepaling van de financiële bijdrage

1.           Op basis van de overeenkomstig artikel 8, lid 3, uitgevoerde beoordeling, voert de Commissie, aan de hand van met name het aantal werkenden voor wie de steun wordt aangevraagd, de voorgestelde acties en de geraamde kosten, een evaluatie uit en doet zo snel mogelijk een voorstel inzake de hoogte van de eventuele financiële bijdrage die kan worden verstrekt binnen de grenzen van de beschikbare middelen. Dit bedrag mag niet hoger zijn dan 50% van de totale geraamde kosten zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, onder e), of 65% van deze kosten in het geval aanvragen, ingediend door een lidstaat op het grondgebied waarvan ten minste één regio volgens de NUTS II-indeling voor steun in aanmerking komt in het kader van de "convergentiedoelstelling" van de structuurfondsen. Bij haar beoordeling van dergelijke gevallen beslist de Commissie of de medefinanciering ten belope van 65% gerechtvaardigd is.

2.           Als de Commissie op basis van de overeenkomstig artikel 8, lid 3, uitgevoerde beoordeling van mening is dat aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage op grond van deze verordening wordt voldaan, zet zij onmiddellijk de in artikel 15 bedoelde procedure in gang.

3.           Als de Commissie op grond van de in artikel 8, lid 3, uitgevoerde beoordeling van mening is dat niet aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage wordt voldaan, stelt zij de aanvragende lidstaat daarvan zo spoedig mogelijk in kennis.

Artikel 14 Subsidiabiliteit van de uitgaven

Uitgaven komen in aanmerking voor een financiële bijdrage uit het EFG vanaf de in artikel 8 lid 2, onder h), genoemde data waarop de betrokken lidstaat aanvangt met individuele dienstverlening aan de werkenden voor wie steun wordt aangevraagd of betalingsverplichtingen aangaat voor de administratieve uitgaven voor de implementatie van het EFG overeenkomstig artikel 7, respectievelijk leden 1 en 3.

In het geval van landbouwers komen de uitgaven in aanmerking voor een bijdrage vanaf de in de overeenkomstig artikel 4, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling bepaalde datum.

Artikel 15 Begrotingsprocedure

1.           De uitvoeringsbepalingen van het EFG zijn in overeenstemming met punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord.

2.           De kredieten voor het EFG worden als voorziening in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen.

3.           Als de Commissie van mening is dat aan de voorwaarden voor beschikbaarstelling van middelen uit het EFG is voldaan, dient zij een voorstel in om van het fonds gebruik te maken. Het besluit om gebruik te maken van het EFG wordt gezamenlijk door beide takken van de begrotingsautoriteit genomen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en het Europees Parlement met een meerderheid van de stemmen van zijn leden en van drie vijfde van het aantal uitgebrachte stemmen

Tegelijk met haar voorstel voor een besluit om van het fonds gebruik te maken dient de Commissie bij de twee takken van de begrotingsautoriteit een voorstel tot overschrijving naar de betrokken begrotingsonderdelen in. Indien er geen eensgezindheid bestaat, wordt een trialoogprocedure ingeleid.

De overschrijvingen die betrekking hebben op het EFG worden verricht in overeenstemming met het Financieel Reglement.

4.           Tegelijk met haar voorstel voor een besluit om gebruik te maken van het EFG keurt de Commissie een besluit betreffende een financiële bijdrage goed, dat van kracht wordt op de datum waarop de begrotingsautoriteit het besluit om gebruik te maken van het EFG goedkeurt.

5.           Een voorstel volgens lid 3 omvat onder andere:

a)      de overeenkomstig artikel 8, lid 3, uitgevoerde beoordeling en een samenvatting van de gegevens waarop die beoordeling is gebaseerd;

b)      bewijs dat aan de criteria van de artikelen 4 en 9 wordt voldaan; en

c)      een onderbouwing van de voorgestelde bedragen.

6.           Elk jaar is op 1 september nog ten minste een kwart van het jaarlijkse maximumbedrag van het EFG in betalingskredieten beschikbaar om te kunnen voorzien in de behoeften die zich tot het einde van het jaar voordoen.

Artikel 16 Betaling en gebruik van de financiële bijdrage

1. Na de vankrachtwording van een besluit betreffende een financiële bijdrage overeenkomstig artikel 15, lid 4, betaalt de Commissie de financiële bijdrage in de vorm van een voorfinanciering van ten minste 50% van de financiële bijdrage van de Unie in principe binnen 15 dagen aan de lidstaat uit, zo nodig gevolgd door tussentijdse en definitieve betalingen. De voorfinanciering wordt vereffend wanneer de financiële bijdrage overeenkomstig artikel 18, lid 3, wordt afgesloten.

2. Deze financiële bijdrage wordt uitgevoerd in het kader van gedeeld beheer tussen de lidstaten en de Commissie, overeenkomstig het Financieel Reglement.

3. De gedetailleerde financieringvoorwaarden, met name het percentage van de voorfinanciering en de regelingen inzake tussentijdse en definitieve betalingen, worden door de Commissie bepaald in het in artikel 15, lid 4, genoemde besluit betreffende een financiële bijdrage.

De tussentijdse betalingen worden verricht om de uitgaven door de lidstaat voor de uitvoering van de subsidiabele acties te vergoeden, indien een door een vertegenwoordiger van een overeenkomstig artikel 21 erkende overheidsinstantie getekende declaratie van uitgaven aan de Commissie wordt voorgelegd.

4. De lidstaat voert de subsidiabele acties overeenkomstig artikel 6 zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 24 maanden na de in artikel 8, lid 1, bedoelde datum van de aanvraag uit.

5. Bij de uitvoering van de acties in het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening kan de lidstaat bij de Commissie een voorstel indienen om de opgenomen acties te wijzigen door andere, in artikel 7, lid 1, onder a) en c), vermelde subsidiabele acties toe te voegen, mits die wijzigingen naar behoren gemotiveerd zijn en in totaal niet meer bedragen dan de financiële bijdrage uit hoofde van lid 1. De Commissie beoordeelt de voorgestelde herzieningen, en stelt, indien zij ermee akkoord gaat, de lidstaat daarvan in kennis.

6. Uitgaven uit hoofde van artikel 7, lid 3, zijn subsidiabel tot de uiterste termijn voor de indiening van het verslag.

Artikel 17 Gebruik van de euro

De in de aanvragen, besluiten over financiële bijdragen en verslagen in verband met deze verordening genoemde bedragen worden in euro's uitgedrukt.

Artikel 18 Tussentijds en eindverslag en afsluiting

1. Uiterlijk vijftien maanden na de datum van de aanvraag uit hoofde van artikel 8, lid 1, of op de in de overeenkomstig artikel 4, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling bepaalde datum dient de lidstaat bij de Commissie een tussentijds verslag in over de uitvoering van de financiële bijdrage, waarin ook de financiering, het tijdschema, het reeds uitgevoerde soort acties en het na twaalf maanden na de datum van aanvraag bereikte percentage personen die zijn heringetreden of nieuwe activiteiten zijn begonnen worden vermeld.

Voorts bevat het tussentijds verslag de volgende informatie:

a)      een beschrijving van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening en daarmee verband houdende uitgaven, met inbegrip van de complementariteit hiervan met door de andere nationale of fondsen van de Unie gefinancierde acties, alsmede informatie over acties die voor de betrokken ondernemingen volgens de nationale wet of collectieve overeenkomsten verplicht zijn;

b)      een beschrijving van door de nationale, regionale of lokale autoriteiten, fondsen van de Unie, sociale partners en ondernemingen ondernomen en geplande acties, met inbegrip van een raming van de bijdrage die deze leveren aan de terugkeer van de werkenden op de arbeidmarkt of aan nieuwe activiteiten;

2. Uiterlijk zes maanden na afloop van de in artikel 16, lid 4, bedoelde termijn dient de lidstaat bij de Commissie een eindverslag in over de uitvoering van de financiële bijdrage, met onder andere informatie over het soort acties en de belangrijkste resultaten, de kenmerken van de werknemers voor wie steun wordt aangevraagd en hun beroepsstatus, alsmede een verklaring waarin de uitgaven worden verantwoord en waarin zo mogelijk de complementariteit van acties met de uit het ESF gefinancierde acties wordt vermeld.

3. Uiterlijk zes maanden nadat de Commissie alle op grond van lid 2 vereiste gegevens heeft ontvangen, sluit zij de financiële bijdrage af door het eindbedrag van de financiële bijdrage te bepalen alsook het eventuele saldo dat de lidstaat verschuldigd is overeenkomstig artikel 22.

Artikel 19 Tweejaarlijks verslag

1. Met ingang van 2015 dient de Commissie om de twee jaar vóór 1 augustus een kwantitatief en kwalitatief verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten die de beide voorafgaande jaren op grond van deze verordening en Verordening nr. 1927/2006 zijn ondernomen. Het verslag heeft in hoofdzaak betrekking op de door het EGF behaalde resultaten en bevat met name informatie over de ingediende aanvragen, de goedgekeurde besluiten, de gefinancierde acties, met inbegrip van de complementariteit met acties die worden gefinancierd uit andere fondsen van de Unie, met name het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), en de afsluiting van de financiële bijdragen. Het verslag bevat tevens een overzicht van de aanvragen die zijn afgewezen of gereduceerd omdat er onvoldoende middelen beschikbaar waren of omdat zij niet aan de criteria voldeden.

2. Het verslag wordt ter informatie aan het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de regio' s en de sociale partners toegezonden.

Artikel 20 Evaluatie

1. De Commissie verricht op eigen initiatief en in nauwe samenwerking met de lidstaten:

a)      per 30 juni 2018 een tussentijdse evaluatie van de doeltreffendheid en duurzaamheid van de behaalde resultaten;

b)      per 31 december 2022 een evaluatie achteraf, met steun van externe deskundigen, om het effect en de toegevoegde waarde van het EFG te meten.

2. De resultaten van de evaluatie worden ter informatie toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de regio's en de sociale partners.

Artikel 21 Beheer en financiële controle

1. Onverminderd de verantwoordelijkheid van de Commissie voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie, zijn in eerste instantie de lidstaten verantwoordelijk voor het beheer en de financiële controle van de door het EFG gefinancierde acties. Dit houdt in dat zij:

a)      verifiëren dat de nodige beheers- en controleregelingen zijn getroffen en dat deze zodanig worden toegepast dat de middelen van de Unie op efficiënte en correcte wijze worden gebruikt en dat de principes van goed financieel beheer worden nageleefd;

b)      verifiëren dat de gefinancierde acties naar behoren zijn uitgevoerd;

c)      vaststellen dat de gefinancierde uitgaven worden onderbouwd door verifieerbare bewijsstukken, correct zijn en geen onregelmatigheden vertonen;

d)      onregelmatigheden, zoals gedefinieerd in [Verordening (EU) nr. .../... van het Europees Parlement en de Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006] betreffende de structuurfondsen voorkomen, opsporen en corrigeren en, in voorkomend geval, onterecht betaalde bedragen terugvorderen met achterstandsrente. Zij stellen de Commissie van dergelijke onregelmatigheden in kennis en houden haar op de hoogte van het verloop van administratieve en gerechtelijke procedures.

2. De lidstaten erkennen organen die bevoegd zijn om de door het EFG ondersteunde acties adequaat te beheren en te controleren overeenkomstig artikel 56 van het Financieel Reglement en de criteria en procedures van de algemene verordening inzake de structuurfondsen. Vóór 1 februari van het volgende begrotingsjaar verstrekken deze erkende organen de Commissie de informatie als bedoeld in artikel 56, lid 5, van het Financieel Reglement.

3. Bij het vaststellen van een onregelmatigheid gaan de lidstaten over tot de nodige financiële correcties. Deze correcties houden in dat de financiële bijdrage geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken. Bedragen die door een vastgestelde onregelmatigheid verloren zijn gegaan, worden door de lidstaat teruggevorderd en aan de Commissie terugbetaald; indien terugbetaling niet binnen de daarvoor door de desbetreffende lidstaat gestelde termijn plaatsvindt, is achterstandsrente verschuldigd.

4. In het kader van haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie stelt de Commissie alles in het werk om te verifiëren of de gefinancierde acties conform de principes van goed en efficiënt financieel beheer zijn uitgevoerd. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvragende lidstaat zorg te dragen voor een goed functionerend systeem voor beheer en controle. De Commissie verifieert of dergelijke systemen inderdaad aanwezig zijn.

Onverminderd de bevoegdheden van de Rekenkamer en de controles van de lidstaten overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, mogen ambtenaren of vertegenwoordigers van de Commissie de door het EFG gefinancierde acties ter plaatse controleren, waaronder door middel van steekproeven, mits deze controles ten minste één werkdag van tevoren worden aangekondigd. De Commissie stelt de aanvragende lidstaat in kennis van de controle teneinde alle nodige medewerking te verkrijgen. Aan deze controles mogen ambtenaren of vertegenwoordigers van de betrokken lidstaat deelnemen.

5. De lidstaat zorgt ervoor dat alle bewijsstukken met betrekking tot uitgaven gedurende een periode van drie jaar na de afsluiting van de financiële bijdrage uit het EFG ter beschikking van de Commissie en de Rekenkamer worden gehouden.

Artikel 22 Terugbetaling van de financiële bijdrage

1. Als de daadwerkelijke kosten van een actie lager uitvallen dan het geraamde bedrag dat overeenkomstig artikel 15 was opgegeven, stelt de Commissie een besluit vast, door middel van een uitvoeringshandeling, dat de lidstaat verplicht het overeenkomstig deel van de financiële bijdrage terug te betalen.

2. Indien een lidstaat niet voldoet aan de in het in het besluit betreffende een financiële bijdrage vastgelegde verplichtingen, neemt de Commissie de nodige maatregelen door een besluit vast te stellen, door middel van een uitvoeringshandeling, om de lidstaat te verplichten de ontvangen financiële bijdrage geheel of gedeeltelijk terug te betalen.

3. Voordat een besluit zoals bedoeld in lid 1 of 2 wordt genomen, onderzoekt de Commissie de zaak grondig en geeft zij de lidstaat de gelegenheid om binnen een bepaalde termijn een toelichting te geven.

4. Als de Commissie na de nodige verificatie vaststelt dat een lidstaat niet voldoet aan zijn verplichtingen op grond van artikel 21, lid 1, besluit zij, indien geen overeenstemming is bereikt en de lidstaat niet binnen een door de Commissie bepaalde termijn de nodige correcties heeft doorgevoerd, en rekening houdend met een eventuele toelichting van de lidstaat, binnen drie maanden na afloop van de in lid 3 genoemde termijn tot de vereiste financiële correcties over te gaan door de bijdrage van het EFG aan de desbetreffende actie geheel of gedeeltelijk in te trekken. Bedragen die door een geconstateerde onregelmatigheid verloren zijn gegaan, worden teruggevorderd; indien terugbetaling niet door de aanvragende lidstaat binnen de daarvoor gestelde termijn plaatsvindt, is achterstandsrente verschuldigd.

Artikel 23 Financieel beheer van de steun voor de landbouwers

In afwijking van de artikelen 21 en 22 wordt de steun voor de landbouwers overeenkomstig Verordening (EG) nr. ………… betreffende de financiering en het beheer van en het toezicht op het gemeenschappelijk landbouwbeleid beheerd en gecontroleerd.

Artikel 24 Uitoefening van de delegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend onder de voorwaarden van dit artikel.

2. De in deze verordening bedoelde bevoegdheidsdelegaties worden voor onbepaalde tijd verleend vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

3. De in artikel 4 bedoelde bevoegdheidsdelegaties kunnen te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag volgend op de publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij daar tegelijkertijd het Europees Parlement en de Raad van in kennis.

5. Een gedelegeerde handeling die is vastgesteld conform artikel 4, lid 3, treedt pas in werking indien het Europees Parlement of de Raad geen bezwaar maakt binnen twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad, of indien het Europees Parlement en de Raad voor het verstrijken van deze termijn aan de Commissie hebben meegedeeld geen bezwaar te zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.

Artikel 25 Intrekking

Verordening (EG) nr. 1927/2006 wordt ingetrokken met ingang van 1 juni 2014.

Zij blijft van toepassing voor tot en met 31 december 2013 ingediende aanvragen.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing op alle aanvragen die tussen 1 januari 2014 en 31 december 2020 worden ingediend.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief

              1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

              1.3.    Aard van het voorstel/initiatief

              1.4.    Doelstelling(en)

              1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

              1.6.    Duur en financiële gevolgen

              1.7.    Beheersvorm(en)

2.           BEHEERSMAATREGELEN

              2.1.    Regels inzake het toezicht en de verslagen

              2.2.    Beheers- en controlesysteem

              2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              3.1.    Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

              3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

              3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

              3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

              3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

              3.3.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering 2014 - 2020

1.2. Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[27]

ABB-activiteit: Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering zoals opgenomen in het beheersplan 2010 van DG EMPL

1.3. Aard van het voorstel/initiatief

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[28]

X Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4. Doelstellingen 1.4.1. De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Het voorstel valt onder de "Mededeling betreffende een begroting voor Europa 2020", die het meerjarig financieel kader 2014-2010 bevat.

1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

Specifieke doelstelling nr.1: ervoor zorgen dat werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van veranderingen in de wereldhandelspatronen en onverwachte crises blijven deelnemen aan het arbeidsproces.

Specifieke doelstelling nr.2: werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en uitzendkrachten in het toepassingsgebied van het EFG opnemen.

Specifieke doelstelling nr.3: eigenaren-bedrijfsleiders van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en zelfstandigen (inclusief landbouwers) in het toepassingsgebied van het EFG opnemen.

Betrokken AMB/ABB-activiteit(en): Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

1.4.3. Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.

Dankzij dit voorstel zal de Europese Unie via medefinanciering uit het EFG ten belope van 50% steun kunnen blijven verlenen voor actieve arbeidsmarktmaatregelen ten gunste van werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van handelsgerelateerde globalisering en onverwachte crises. Dit cijfer kan tot 65% worden verhoogd in het geval van lidstaten op het grondgebied waarvan ten minste één regio volgens de NUTS II-indeling voor steun in aanmerking komt in het kader van de "convergentiedoelstelling" van de structuurfondsen. De doelgroep wordt uitgebreid tot werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, uitzendkrachten, eigenaren-bedrijfsleiders van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en zelfstandigen (inclusief landbouwers).

1.4.4. Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

- Het aantal aanvragen voor EFG-steun dat de Commissie heeft ontvangen

- Het aantal werkloos geworden werkenden voor wie EFG-steun wordt aangevraagd

- Het aantal werkloos geworden werkenden dat opnieuw werk heeft gevonden na maatregelen die door het EFG zijn gesteund

1.5. Motivering van het voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Verordening (EG) nr. 1927/2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering moet uiterlijk eind 2013 zijn herzien. De herziening, die wordt uitgevoerd door middel van de voorgestelde verordening, maakt het het fonds mogelijk om zijn werkzaamheden voort te zetten gedurende de periode van het meerjarig financieel kader 2014-2020, om het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot extra doelgroepen en om een aantal technische bepalingen te wijzigen met het oog op een betere werking ervan.

1.5.2. Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie

Steun van de Unie via het EFG kan een aanvulling vormen op de nationale middelen voor de re-integratie van werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van de globalisering van de handel of de onverwachte crises. De ervaring met het EFG tot nu toe wijst erop dat dankzij steun van de Unie meer op maat gesneden steun kan worden verleend gedurende langere tijd, en dat die vaak ook maatregelen omvat die zonder EFG-steun niet mogelijk waren geweest.

1.5.3. Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Zie de met de herziening van Verordening (EG) nr. 1927/2006 opgedane ervaring in de toelichting.

1.5.4. Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

Er is samenhang en synergie tussen het EFG en het Europees Sociaal Fonds.

1.6. Duur en financiële gevolgen

– X Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

– X  Voorstel/initiatief van kracht vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020

– ¨  Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

¨ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

– Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

– gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7. Beheersvorm(en) [29]

¨ Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

¨ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan:

– ¨  uitvoerende agentschappen

– ¨  door de Unie opgerichte organen[30]

– ¨  nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

– ¨  personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

X Gedeeld beheer met de lidstaten

¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

¨ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Verstrek, indien meer dan één beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Volgens artikel 19 van de voorgestelde verordening moet de Commissie elk jaar een kwantitatief en kwalitatief verslag indienen bij het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten die gedurende de beide voorgaande jaren op grond van deze verordening zijn ondernomen. Dat verslag bevat onder meer de opmerkingen van de Commissie over de toezichtsactiviteiten tijdens de betrokken jaren.

Overeenkomstig artikel 20 van de voorgestelde verordening verricht de Commissie vóór eind juni 2018 in nauwe samenwerking met de lidstaten een tussentijdse evaluatie van de doeltreffendheid en duurzaamheid van de door het EFG behaalde resultaten. Uiterlijk 31 december 2022 verricht de Commissie een evaluatie achteraf, met steun van externe deskundigen, om het effect en de toegevoegde waarde van het EFG te meten.

2.2. Beheers- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico's

De risico's zijn die welke verband houden met het gedeeld beheer van fondsen van de Unie.

2.2.2. Controlemiddel(en)

De voorschriften inzake beheer en financiële controle zijn vastgesteld in artikel 20 van de voorgestelde verordening.

2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

De maatregelen om onregelmatigheden te voorkomen, op te sporen en te corrigeren zijn vastgelegd in artikel 20, lid 1, onder d), en in artikel 20, lid 2, van de voorgestelde verordening.

3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

· Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage

Nummer [Omschrijving …...….] || GK/NGK ([31]) || van EVA-landen[32] || van kandidaat-lidstaten[33] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

n.v.t. || 04.0501 Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering 04.010414 Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering – Uitgaven voor administratief beheer 40.0243 Reserve voor het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering || GK || NEE || NEE || NEE || NEE

· Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage

Nummer [Omschrijving….…..] || GK/ NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

n.v.t. || Een nieuw begrotingsonderdeel zal worden aangevraagd voor de uitvoering van een deel van het EFG door DG AGRI || [GK…] || /NEE || /NEE || /NEE || /NEE

3.2. Geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Nummer ||

DG: EMPL || || || Jaar 2014[34] || Jaar 2015 || TOTAAL

Ÿ Beleidskredieten p.m. || || ||

Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1) || || ||

Betalingen || (2) || || ||

Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1 bis) || || ||

Betalingen || (2 bis) || || ||

Uit de begroting van specifieke programma's gefinancierde  administratieve kredieten[35] || || ||

Nummer begrotingsonderdeel || || (3) || || ||

TOTAAL kredieten voor DG EMPL || Vastleggingen || =1+1 bis +3 || || ||

Betalingen || =2+2bis +3 || || ||

Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || ||

Betalingen || (5) || || ||

Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || ||

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK EMPL van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || || ||

Betalingen || =5+ 6 || || ||

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken:

Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || ||

Betalingen || (5) || || ||

Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || ||

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4 van het meerjarige financiële kader (Referentiebedrag ) || Vastleggingen || =4+ 6 || || ||

Betalingen || =5+ 6 || || ||

Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || "Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017-2010 || TOTAAL

DG: EMPL + AGRI ||

Ÿ Personele middelen || 1,271 || 1,271 || 1,271 || 1,271 per jaar || 8,897 ||

Ÿ Andere administratieve uitgaven || 0,140 || 0,140 || 0,140 || 0,140 per jaar || 0,98 ||

TOTAAL || || 1,411 || 1,411 || 1,411 || 1,411 per jaar || 9,877 ||

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || || ||

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar N[36] || Jaar N+1 || TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || || ||

Betalingen || || ||

3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

– X  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015-2020 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL ||

||

Soort output[37] || Gem. kosten van de output || Aantal ouputs || Kos-ten || Aantal ouputs || Kos-ten || Aantal ouputs || Kos-ten || Aantal ouputs || Kos-ten || Aantal ouputs || Kos-ten || Totaal aantal out-puts || Totaal kosten ||

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1[38] … || || || || || || || || || || || || ||

Output || || || || || || || || || || || || || || ||

Output || || || || || || || || || || || || || || ||

Output || || || || || || || || || || || || || || ||

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || || || || || || || || || || || || ||

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2… || || || || || || || || || || || || ||

Output || || || || || || || || || || || || || || ||

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || || || || || || || || || || || || ||

TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || || || ||

3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 3.2.3.1. Samenvatting

–      Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

– Ö            Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| Jaar 2014 [39] || Jaar 2015 || Jaar 2016-2010 || TOTAAL

RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || ||

Personele middelen || 1,271 || 1,271 || 1,271 per jaar || 8,897

Andere administratieve uitgaven || 0,14 || 0,14 || 0,14 per jaar || 0,98

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 1,411 || 1,411 || 1,411 per jaar || 9,877

Buiten RUBRIEK 5[40] van het meerjarige financiële kader || || || ||

Personele middelen || || ||

Andere administratieve uitgaven || || ||

Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || ||

TOTAAL || || || || || ||

3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

– X  Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Hetzelfde voor de jaren 2016 - 2020

04 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 9 || 9 || Dito

XX 01 01 02 (delegaties) || ||

XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || ||

10 01 05 01 (eigen onderzoek) || ||

04 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") || 2 || 2

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || ||

XX 01 04 jj[41] || - zetel[42] || ||

- delegaties || ||

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden) || ||

10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek) || ||

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || ||

TOTAAL || 11 || 11 || || 11 ||

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel

De behoeften aan personele en administratieve middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen ||

Extern personeel ||

3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

– X  Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

n.v.t.

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[43].

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

n.v.t.

3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

– X Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

– Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal

Medefinancieringsbron || || || || || ||

TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || ||

3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

– X  Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

– ¨  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

¨         voor de eigen middelen

¨         voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || ||

Jaar 2012 || Jaar 2013 || … zoveel jaren invullen als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) ||

Artikel …. || || || || || || ||

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

n.v.t.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

n.v.t.

[1]               COM(2011) 500 definitief van 29.6.2011.

[2]               PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.

[3]               COM(2008) 800 definitief van 26.11.2008.

[4]               Verordening (EG) nr. 546/2009, PB L 167 van 29.6.2009, blz. 26.

[5]               COM(2011) 336 definitief van 10.6.2011.

[6]               COM(2011) 403 definitief van 29.6.2011.

[7]               COM(2011) 500 definitief van 29.6.2011.

[8]               COM(2010) 2020 definitief van 3.3.2010.

[9]               http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=nl&catId=326&eventsId=320&furtherEvents=yes.

[10]             http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=nl&catId=326&eventsId=323&furtherEvents=yes.

[11]             http://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=6578&langId=en.

[12]             http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=nl&catId=326&eventsId=285&furtherEvents=yes.

[13]             http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=nl&catId=326&eventsId=330&furtherEvents=yes.

[14]             SEC(2011) xxx.

[15]             SEC(2011) yyy

[16]             COM(2011) 403 definitief van 29.6.2011.

[17]             PB C... van… , blz….

[18]             PB C... van… , blz….

[19]             PB L 48 van 22.2.2008, blz. 82.

[20]             COM(2011) 500 definitief van 29.6.2011.

[21]             PB L 167 van 29.6.2009, blz. 27.

[22]             COM(2011) 403 definitief van 29.6.2011.

[23]             PB L

[24]             PB L 175 van 10.7.1999, blz. 43.

[25]             PB L 327 van 5.12.2008, blz. 9.

[26]             PB L 225 van 12.8.1998, blz. 16.

[27]             ABM: ABM: Activity-Based Management – ABB: Activity-Based Budgeting.

[28]             In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

[29]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html.

[30]             In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

[31]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

[32]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

[33]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

[34]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

[35]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[36]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

[37]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijvoorbeeld aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).

[38]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

[39]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

[40]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[41]             Onder het maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).

[42]             Vooral voor Structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF).

[43]             Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

Top