This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011PC0608
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the European Globalisation Adjustment Fund (2014 - 2020)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014 – 2020)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014 – 2020)
/* COM/2011/0608 definitief - 2011/0269 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014 – 2020) /* COM/2011/0608 definitief - 2011/0269 (COD) */
{SEC(2011)1130
final} {SEC(2011)1131
final} TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL ·
Algemene context In haar mededeling "Een begroting voor Europa
2020"[1]
wees de Commissie met klem op de noodzaak om op doeltreffende wijze een aantal
problemen aan te pakken die een ernstige bedreiging voor de sociale cohesie en
het concurrentievermogen vormen. Deze urgente problemen betreffen voornamelijk:
tekorten aan bepaalde kwalificaties, ondermaatse prestaties van het actieve
arbeidsmarktbeleid en het onderwijs, sociale uitsluiting van gemarginaliseerde
groepen en een geringe arbeidsmobiliteit. In dit verband wordt erkend dat er voor de
looptijd van het meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2020 een specifieke,
eenmalige ondersteuning moet worden geboden aan werkenden die werkloos zijn
geworden als gevolg van de door de toenemende globalisering van de productie en
de wereldhandelspatronen veroorzaakte ingrijpende structurele veranderingen.
Evenals tijdens de voorafgaande programmeringsperiode (2007-2013) dient deze
specifieke ondersteuning te worden verstrekt via het Europees fonds voor
aanpassing aan de globalisering (EFG), een van de bestaande bijzondere
instrumenten waaruit middelen beschikbaar kunnen worden gesteld zonder dat dit
van invloed is op het uitgavenplafond van het MFK. In dezelfde mededeling gaf de Commissie te kennen
dat de Unie via het EFG ook in staat moet zijn om steun te bieden bij
grootschalige gedwongen ontslagen die het gevolg zijn van een door een
onverwachte crisis veroorzaakte ernstige verstoring van de lokale, regionale of
nationale economie. Voorts zal het toepassingsgebied van het EFG zodanig worden
uitgebreid dat tijdelijke steun aan landbouwers kan worden verleend om hun
aanpassing te vergemakkelijken aan een nieuwe marktsituatie die ontstaat
wanneer de Unie handelsovereenkomsten sluit die van invloed zijn op
landbouwproducten. ·
Motivering en doel van het voorstel Het Europees fonds voor aanpassing aan de
globalisering (EFG) is oorspronkelijk bij Verordening (EG) nr. 1927/2006[2] opgericht
voor de duur van de programmeringsperiode 2007-2013 om de Unie een instrument
te verschaffen waarmee zij solidariteit kan betonen met en hulp kan verlenen
aan werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van door de globalisering
veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen,
indien dergelijke gedwongen ontslagen een zeer ongunstig effect hebben op de
regionale of plaatselijke economie. Door medefinanciering van actieve
arbeidsmarktbeleidsmaatregelen beoogt het EFG werkenden in door een ernstige
economische ontwrichting getroffen regio's, bedrijfstakken, gebieden of
arbeidsmarkten te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Gezien de omvang van de financiële en economische
crisis van 2008 en de snelheid waarmee deze toesloeg, overwoog de Commissie in
haar Europees economisch herstelplan[3]
Verordening (EG) nr. 1927/2006 te herzien. Afgezien van een aantal blijvende
veranderingen op grond van de ervaring tijdens de eerste jaren van de
implementatie van het EFG, was het voornaamste doel van deze herziening[4] om het
toepassingsgebied van het EFG van 1 mei 2009 tot en met 30 december 2011 uit te
breiden om het in staat te stellen de solidariteit van de Unie te tonen met en
steun te verlenen aan de werkenden die werkloos zijn geworden als rechtstreeks
gevolg van de financiële en economische crisis en om het
medefinancieringspercentage te verhogen van 50 tot 65%, waardoor de last voor
de lidstaten wordt verminderd. In het licht van de huidige economische situatie
en de noodzaak tot begrotingsconsolidatie heeft de Europese Commissie
voorgesteld[5]
om de tijdelijke crisisafwijking te verlengen tot en met 31 december 2013,
d.w.z. het einde van de uitvoeringsperiode van Verordening (EG) nr. 1927/2006. Dit voorstel beoogt in de eerste plaats te waarborgen
dat het EFG tijdens de volgende programmeringsperiode blijft opereren
overeenkomstig de voor het MFK 2014‑2020 vastgelegde grondbeginselen, die het
toepassingsgebied van het EFG hebben uitgebreid tot landbouwers. In overeenstemming met het hoofddoel van
Verordening (EG) nr. 1927/2006 beoogt het voorstel op het niveau van de Unie
solidariteit te tonen met werkenden die het slachtoffer zijn van uitzonderlijke
omstandigheden en hun snelle terugkeer op de arbeidsmarkt te ondersteunen
overeenkomstig de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Het EFG zal met name in overeenstemming met het
oorspronkelijke toepassingsgebied van het EFG overeenkomstig artikel 1 van
Verordening (EG) nr. 1927/2006 steun verlenen in gevallen waarin werkenden
die werkloos zijn geworden als gevolg van ingrijpende structurele veranderingen
in de wereldhandelspatronen. Het EFG zal ook kunnen optreden bij onverwachte
crises die tot een ernstige ontwrichting van de lokale, regionale of nationale
economie leiden. Dergelijke onverwachte crises zouden bijvoorbeeld kunnen zijn:
een omvangrijke recessie bij belangrijke handelspartners, een ineenstorting van
het financiële systeem, vergelijkbaar met die van 2008, een ernstig probleem op
het gebied van de voorziening van energie of primaire goederen, een natuurramp,
enz. Op het EFG zal ook een beroep kunnen worden gedaan om landbouwers hulp te
verlenen bij hun aanpassing aan een nieuwe marktsituatie als gevolg van een
handelsovereenkomst, zoals een door de Unie gesloten overeenkomst voor
landbouwproducten. Voorbeelden van dergelijke mogelijke nieuwe
handelsovereenkomsten zijn die waarover momenteel onderhandelingen plaatsvinden
met de Mercosur-landen, of die in de context van de Wereldhandelsorganisatie in
het kader van de ontwikkelingsagenda van Doha. Om te garanderen dat het EFG een zinvol instrument
op Europees niveau blijft, kan een aanvraag voor steun uit het EFG worden
ingediend voor werkenden wanneer het aantal gedwongen ontslagen een
minimumdrempel bereikt. Uit de met Verordening (EG) nr. 1927/2006 opgedane
ervaringen is gebleken dat een drempel van 500 ontslagen binnen een bepaalde
referentieperiode aanvaardbaar is, met name gezien de mogelijkheid om aanvragen
voor een geringer aantal ontslagen op kleine arbeidsmarkten of in uitzonderlijke
omstandigheden in te dienen. In de landbouwsector zullen andere voorwaarden
voor de indiening van een EFG-aanvraag gelden. De door de voor de
handelsbesprekingen verantwoordelijke diensten van de Commissie uitgevoerde
analyse zal alvast informatie opleveren over de sectoren en/of producten die
zouden kunnen lijden onder toegenomen invoer als rechtstreeks gevolg van de
handelsovereenkomsten. Zodra een handelsovereenkomst is geparafeerd, zullen de
afdelingen van de Commissie verder nagaan voor welke sectoren of producten een
omvangrijke toename van de invoer en een aanzienlijke daling van de prijzen in
de Unie worden verwacht en zullen zij het waarschijnlijke effect op de
sectorale inkomens beoordelen. Aan de hand hiervan zal de Europese Commissie landbouwsectoren of -producten
en, in voorkomend geval, ‑regio's aanwijzen die in aanmerking komen voor
eventuele steun uit het EFG. De lidstaten zullen de mogelijkheid hebben om
aanvragen voor een EFG-bijdrage in te dienen, mits zij kunnen bewijzen dat voor
subsidie in aanmerking komende sectoren met aanzienlijke handelsgerelateerde
verliezen te maken hebben gekregen, dat de in deze sectoren werkzame
landbouwers zijn getroffen en zij de betrokken landbouwers in kaart hebben
gebracht en willen ondersteunen. Om te waarborgen dat werkenden ongeacht hun
arbeidsovereenkomst of ‑verhouding een beroep kunnen doen op EFG-steun, wordt
het begrip werknemers uitgebreid tot "werkenden" zodat er niet alleen
werknemers met arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd onder vallen zoals in
Verordening (EG) nr. 1927/2006, maar ook werknemers met contracten voor
bepaalde tijd, uitzendkrachten, eigenaren-bedrijfsleiders van micro-, kleine en
middelgrote ondernemingen en zelfstandigen (inclusief landbouwers). Aangezien de voorwaarde voor steunverlening uit
het EFG eruit bestaat dat de werknemers werkloos moeten zijn, of – voor
landbouwers – dat zij het door de desbetreffende handelsovereenkomst getroffen
deel van hun activiteiten moeten aanpassen, bevat het voorstel specifieke bepalingen
over de wijze waarop het ontslag voor iedere werkende moet worden berekend. Het EFG is bedoeld als bijdrage aan de groei- en
werkgelegenheidsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie. Daarom ligt de
nadruk op actieve arbeidsmarktmaatregelen die erop gericht zijn om de werkloos
geworden werkenden snel weer aan vast werk te helpen. Evenals Verordening (EG)
nr. 1927/2006 voorziet dit voorstel in een financiële bijdrage van het EFG aan
een pakket actieve arbeidsmarktmaatregelen. Het kan niet bijdragen aan de
financiering van passieve maatregelen, aangezien die niet verenigbaar zijn met
de groei- en werkgelegenheidsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie.
Toelagen mogen alleen worden toegekend wanneer zij zijn bedoeld als prikkels om
de deelname van werkloos geworden werkenden aan actieve
arbeidsmarktbeleidsmaatregelen te bevorderen. Met het oog op een evenwichtige
verhouding tussen echte actieve arbeidsmarktmaatregelen en
"activerende" toelagen is er binnen een gecoördineerd pakket van actieve
arbeidsmarktmaatregelen een bovengrens gesteld aan het aandeel van toelagen. Voor landbouwers, inclusief alle leden van een
landbouwhuishouden die werkzaam zijn op het bedrijf, zullen de maatregelen
gericht zijn op de deelname aan de juiste opleidingen, de verwerving van
vaardigheden en de ondersteuning door adviesdiensten, waardoor zij in staat
worden gesteld hun activiteiten aan te passen, waaronder de overschakeling op
nieuwe activiteiten binnen en / of buiten de landbouw, alsook in
beperkte mate op de ondersteuning van de eerste investeringen bij het afstappen
van of een aanpassing van hun activiteiten om hen te helpen in structureel
opzicht concurrerender te worden en in hun levensonderhoud te voorzien. Ook zou
steun kunnen worden verleend aan samenwerkingactiviteiten met het doel nieuwe
marktkansen te scheppen, in het bijzonder voor kleinschalige boeren. Vanwege het onvoorziene en dringende karakter van
de omstandigheden op grond waarvan het EFG kan worden ingeschakeld, valt het
niet onder het MFK. Door de lange duur en de procedurele vereisten van het
besluitvormingsproces is het fonds echter steeds minder efficiënt geworden.
Voor alle bij het EFG-proces betrokken partijen moet het een prioriteit zijn om
de periode tussen de datum van de aanvraag van steun uit het EFG en de datum
van betaling zoveel mogelijk te verkorten en de procedures te vereenvoudigen.
De lidstaten dienen ernaar te streven zo spoedig mogelijk een volledige
aanvraag in te dienen wanneer aan de relevante criteria wordt voldaan; de
Commissie dient binnen korte tijd na de indiening van een volledige aanvraag te
beoordelen en te concluderen of deze subsidiabel is, en de begrotingsautoriteit
dient snel een besluit betreffende de terbeschikkingstelling van de
EFG-financiering te nemen. Om in de aan het begin van het jaar ontstane
behoeften te voorzien, zal de Commissie ook in de toekomst in het kader van de
jaarlijkse begrotingsprocedure een minimumbedrag aan betalingskredieten voor
het desbetreffende begrotingsonderdeel voorstellen. Om in de aan het begin van
het jaar ontstane behoeften te voorzien, zal de Commissie ook in de toekomst in
het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure een minimumbedrag aan
betalingskredieten voor het desbetreffende begrotingsonderdeel voorstellen. Gezien de onvoorspelbaarheid van de behoeften aan
ondersteuning uit het Fonds, moet een gedeelte van het jaarlijkse maximumbedrag
in reserve worden gehouden voor aanvragen waaraan elk jaar na 1 september een
financiële bijdrage wordt toegekend. Indien de vraag naar ondersteuning uit het
Fonds meer bedraagt dan het nog beschikbare bedrag, zal in de voorstellen van
de Commissie het gedurende de looptijd van het MFK bestemde aandeel voor de
ondersteuning van de landbouwsector worden aangegeven. Hulp van het EFG zal de nationale, regionale en
plaatselijke maatregelen van de lidstaten aanvullen. Om redenen van goed
financieel beheer kan het EFG niet in de plaats komen van maatregelen die reeds
gedekt zijn door fondsen van de Unie en in het MKF opgenomen programma's.
Evenmin kan de financiële bijdrage van het EFG in de plaats komen van
maatregelen waarvoor de bedrijven die de werknemers ontslaan, verantwoordelijk
zijn op grond van het nationaal recht en collectieve overeenkomsten. De begrotingsprocedure in het voorstel is volledig
in overeenstemming met punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord[6]. Wanneer
de mogelijkheid daartoe bestaat, zal het proces bekort en gestroomlijnd worden. Gezien het feit dat de door het EFG
medegefinancierde maatregelen worden uitgevoerd door middel van gedeeld beheer
met de lidstaten, zal de betalingsprocedure voor de financiële bijdrage in lijn
blijven met de procedures die voor deze beheersmethode van de begroting van de
Unie worden gehanteerd. Tegelijkertijd moeten de financieringsregelingen recht
doen aan de omvang van de acties die de lidstaten overeenkomstig de voorstellen
in hun aanvragen moeten uitvoeren. Er zullen twee verschillende
medefinancieringspercentages worden toegepast; in de regel zal de bijdrage 50%
van de kosten van het pakket en de uitvoering ervan bedragen, maar daarnaast
bestaat de mogelijkheid om dit cijfer tot 65% te verhogen in het geval van
lidstaten op wier grondgebied ten minste één regio volgens de NUTS II-indeling
voor steun in aanmerking komt in het kader van de "convergentiedoelstelling"
van de structuurfondsen. Met deze verschillende percentages wordt beoogd te
garanderen dat de uiting van solidariteit van de Unie met de werkenden in deze
lidstaten en regio's niet belemmerd wordt door een gebrek aan medefinancieringsmiddelen
van de lidstaten, hetgeen door de hogere medefinancieringspercentages van de
structuurfondsen bevestigd wordt. Bij haar beoordeling van dergelijke aanvragen
beslist de Commissie of het hogere medefinancieringspercentage in het door de
lidstaat voorgestelde specifieke geval gerechtvaardigd is. Een van de kernboodschappen voor de periode 2014 –
2020 is dat de uitgaven op het niveau van de Unie resultaatgericht moeten zijn,
waardoor wordt gewaarborgd dat de output en impact van de uitgaven de
implementatie van de Europa 2020-strategie en de verwezenlijking van de
streefdoelen ervan bevorderen. Voor de uitgaven in verband met het EFG stelt
het MFK als streefcijfer vast dat ten minste 50% van de werkenden die steun uit
het EFG hebben ontvangen, na 12 maanden een nieuwe en vaste baan moet hebben
gevonden. Om de Commissie in staat te stellen te volgen of de lidstaten met
succes naar dit streefcijfer toewerken, leggen deze na 15 maanden een
tussentijds verslag over de implementatie van de EFG-steun voor. In het kader
van dezelfde resultaatgerichte aanpak voorziet het voorstel in de mogelijkheid
dat de lidstaten, onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie, de
geplande actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen wijzigen indien tijdens de 24
maanden durende implementatieperiode andere maatregelen aan belang winnen en
een hoger re‑integratiepercentage lijken te beloven. ·
Bestaande bepalingen op het door het voorstel
bestreken gebied Zoals vermeld in de mededeling[7]
betreffende het MFK zullen de structuurfondsen, waartoe het Europees Sociaal
Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) behoren,
financiering verstrekken voor structurele acties voor economische, sociale en
territoriale cohesie. De financiering zal vooral gericht zijn op de kernprioriteiten
van de Europa 2020-strategie, zoals de bevordering van de werkgelegenheid,
investeringen in vaardigheden, onderwijs en een leven lang leren, sociale
integratie en armoedebestrijding, alsmede de bevordering van institutionele
capaciteit en een goed werkende overheid. Zowel het ESF als het EFRO opereren
op basis van meerjarenprogramma's ter ondersteuning van strategische
doelstellingen op de lange termijn, met name het anticiperen op en aansturen
van verandering en herstructurering. Het EFG is daarentegen opgericht om steun
te verlenen in uitzonderlijke omstandigheden en opereert niet op basis van
meerjarenprogramma's. Zoals vermeld in dezelfde mededeling, zal de
huidige twee-pijlerstructuur van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)
worden gehandhaafd en zal worden voortgegaan met het geven van rechtstreekse
steun aan landbouwers en met de ondersteuning van marktmaatregelen, volledig
gefinancierd uit de begroting van de Unie. Ook zal het GLB specifieke
collectieve milieugoederen blijven leveren, het concurrentievermogen van de
land- en de bosbouwsector verbeteren en de diversificatie van de economische
activiteit en de levenskwaliteit in plattelandsgebieden bevorderen in het kader
van zijn tweede pijler, en met name in het kader van de steun uit het Europees
Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). Net als de structuurfondsen
is het ELFPO gebaseerd op meerjarenprogramma's ter ondersteuning van
strategische doelstellingen op de lange termijn. Het EFG daarentegen is opgericht om EU-solidariteit
te bieden door middel van tijdelijke steun aan ontslagen werkenden en aan
landbouwers die in uitzonderlijke omstandigheden en buiten de
meerjarenprogramma's om van hun eerdere landbouwactiviteiten moeten afstappen
of deze moeten aanpassen. Ter bevordering van het doeltreffende gebruik van
instrumenten voor economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie zal
bij de keuze van het instrument worden nagegaan of de gedwongen ontslagen zijn
veroorzaakt door structurele factoren of door een tijdelijke verslechtering van
de werkgelegenheidssituatie als gevolg van de in de verordening beschreven
factoren. ·
Samenhang met de andere beleidsgebieden en
-doelstellingen van de EU Het EFG draagt bij tot de doelstellingen van de
Europa 2020-strategie, die het de Unie mogelijk moet maken om sterker uit de
crisis te komen en haar economie te sturen in de richting van slimme, duurzame
en inclusieve groei, die gepaard gaat met een hoog niveau van werkgelegenheid,
productiviteit en sociale cohesie. In de mededeling[8]
"Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve
groei" beklemtoont de Commissie de rol van het EFG in het kader van het
vlaggenschipinitiatief "Industriebeleid in een tijd van
mondialisering", met name met het oog op het snel herinzetten van
vaardigheden in opkomende snelgroeiende sectoren en markten. ·
Gevolgen voor de grondrechten Het voorstel heeft geen gevolgen voor de
grondrechten. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING ·
Raadpleging van belanghebbende partijen Op respectievelijk 25/26 januari 2011[9] en 8
maart 2011[10]
werden twee conferenties van belanghebbende partijen belegd om de toekomst van
het EFG te bespreken. Gegevens[11]
over de mate van acceptatie van het EFG werden verzameld door deskundigen uit
de lidstaten via twee hun op 26 augustus 2010 en 12 oktober 2010 toegezonden
vragenlijsten en Europese organisaties van de sociale partners via een hun op 2
februari 2011 toegezonden vragenlijst naar hun mening te vragen over de
toekomst van het EFG. Vijfentwintig lidstaten hebben gereageerd; betrekkelijk
weinig organisaties van de sociale partners hebben geantwoord, maar zij hebben
actief deelgenomen aan de conferenties. Deskundigen uit de lidstaten werden
verder geraadpleegd tijdens een vergadering van deskundigen in respectievelijk
Porto op 29/30 september 2010[12]
en in Brussel op 9 maart 2011[13].
Als belangrijkste resultaat kwam uit deze raadplegingen naar voren dat er een
overweldigende steun bestond voor een snel instrument voor crisissteunverlening
bij grootschalige afvloeiingen. Niettemin werd door iedereen de complexiteit
van de procedure en de traagheid van het huidige besluitvormingsproces ernstig
bekritiseerd. ·
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid Er behoefde geen beroep te worden gedaan op
externe deskundigheid. ·
Effectbeoordeling De effectbeoordeling van het EFG maakt deel uit
van de Effectbeoordeling[14]
van de financiële instrumenten van het directoraat-generaal Werkgelegenheid,
Sociale Zaken en Inclusie, d.w.z. het Europees Sociaal Fonds (ESF), het EFG,
het Progress-programma, Eures en de Progress-microfinancieringsfaciliteit. In het kader van de effectbeoordeling zijn drie
opties voor het EFG overwogen: –
optie 1 –
Geen beleidswijziging, d.w.z. het EFG wordt zonder eigen begroting
voortgezet. De begrotingsautoriteit moet naar aanleiding van iedere aanvraag
beslissen of de situatie in kwestie steun verdient. Het voornaamste nadeel
hiervan is de lange wachttijd die de administratieve procedures in verband met
het besluitvormingsproces met zich meebrengen. De belangrijkste voordelen zijn
de flexibiliteit van het instrument, met name gezien de grotendeels
onvoorspelbare aard van de uitgaven, de bewustmaking van het Europees Parlement
van massaontslagen, de grote zichtbaarheid van iedere aanvraag en de grote
zichtbaarheid van het EFG zelf. –
optie 2 – Integratie van de EFG-acties in het
ESF. De voornaamste nadelen die hieraan zijn
verbonden, zijn de noodzaak tot een duidelijke toewijzing uit de begroting
tijdens de programmeringsperiode ondanks de "niet-programmeerbare"
aard van massaontslagen, de mogelijke strijdigheid met algemene, in het
cohesiebeleid gebruikte toewijzingscriteria en een vermindering van de
politieke zichtbaarheid van de steun van de Unie, aangezien de
begrotingsautoriteit buiten spel zou blijven. De voornaamste aan deze optie
verbonden voordelen zijn de grotere samenhang en complementariteit met het ESF,
de verkorting van het besluitvormingsproces en een vereenvoudiging en
stroomlijning van de EFG-aanvragen, aangezien het EFG profijt zou kunnen
trekken van de structuren, procedures en beheers- en controlesystemen van het
ESF alsook van ESF-vereenvoudigingen op gebieden als subsidiabele kosten. –
optie 3 –
Het EFG als zelfstandig fonds met eigen begrotingsmiddelen. De
belangrijkste nadelen zijn het verlies van budgettaire flexibiliteit, aangezien
voor een wisselend uitgavenpatroon een vast bedrag aan uitgaven wordt
gereserveerd, het uitvoeringsmechanisme (een negatief effect op het
uitvoeringsmechanisme in vergelijking met optie 2 omdat het EFG niet profiteert
van de structuren, procedures en vereenvoudiging van het ESF), en ten slotte
het gevaar van enige overlapping met het ESF. Het voornaamste voordeel is de
grote mate van zichtbaarheid van Europese solidariteit. De beoordeling heeft aangetoond dat ten aanzien
van de snelheid van de steunverlening uit het EFG de opties 2 en 3 de voorkeur
verdienen. Deze opties bergen echter een verhoogd risico op een verminderde
efficiëntie in zich indien toegewezen middelen niet worden gebruikt. De betrokkenheid
van de beleidsmakers in het kader van optie 1 garandeert de hoogste mate aan
voor iedereen zichtbare inzet van de Unie voor het welzijn van werkloos
geworden werkenden. Daarom gaat de voorkeur uit naar optie 1, aangezien deze de
nodige flexibiliteit biedt om een doeltreffend gebruik van de middelen mogelijk
te maken, zonder dat dit van invloed zou zijn op het meerjarig financieel
kader. Deze optie biedt ruimte om het uitvoeringsmechanisme verder te
vereenvoudigen en zo de effectiviteit te verbeteren van de steun die wordt
geboden aan werkloos geworden werkenden en aan door de globalisering getroffen
landbouwers. Voor zover het de financiële organisatie
betreft, is dit voorstel gebaseerd op optie 1, d.w.z. een specifiek instrument
dat buiten het MFK opereert. De specifieke inhoud van de bepalingen, en met
name de uitbreiding van de EFG-voorschriften tot landbouwers, zijn nader
beoordeeld in de bij dit voorstel gevoegde evaluatie vooraf. In de evaluatie vooraf[15] werden
drie opties overwogen: –
optie 1 – Geen
beleidswijziging, d.w.z. het EFG blijft opereren op basis van de
huidige voorschriften, zoals gewijzigd door de zogenaamde
"crisisafwijking" en het pakket van subsidiabele acties; –
optie 2 –
Uitbreiding van de in aanmerking komende doelgroep, d.w.z. het EFG
blijft opereren op basis van de huidige voorschriften, zoals gewijzigd door de
zogenaamde "crisisafwijking" en het pakket van acties als in optie 1,
maar de criteria voor steunverlening worden uitgebreid tot uitzendkrachten en
werknemers met contracten voor bepaalde tijd; –
optie 3 –
Verdere uitbreiding van de in aanmerking komende doelgroep en de reeks
subsidiabele acties, d.w.z. het EFG breidt optie 2 uit door
eigenaren-bedrijsleiders van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en
zelfstandigen (inclusief landbouwers) aan de in aanmerking komende doelgroep
toe te voegen en door het pakket van subsidiabele acties zodanig uit te breiden
dat rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van
eigenaren-bedrijfsleiders. Op basis van de beoordeling van voor- en nadelen
van de drie bovengenoemde opties verleent dit voorstel steun aan dat deel van
de werkende bevolking dat de negatieve invloed heeft ondervonden van de
globalisering van economische activiteiten, plotselinge crisissituaties of
handelsovereenkomsten, hetzij als vast aangestelde, tijdelijke werknemer,
eigenaar-bedrijfsleider of als zelfstandige. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL ·
Samenvatting van de voorgestelde maatregel Het voorstel beoogt te garanderen dat de EFG in de
volgende programmeringsperiode zijn activiteiten voortzet overeenkomstig de
voor het MFK 2014 – 2020 vastgelegde grondbeginselen. Het EFG dient de Unie in
staat te stellen solidariteit op het niveau van de Unie te tonen met en steun
te verlenen aan werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van de
globalisering van de handel, vanwege een onverwachte crisis of als resultaat
van handelovereenkomsten die van invloed zijn op de landbouwsector. ·
Rechtsgrondslag Het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie, en met name artikel 175, derde alinea, en de artikelen 42 en 43. Artikel 175, derde alinea, staat het Europees
Parlement en de Raad toe maatregelen te nemen volgens de gewone
wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en
het Comité van de Regio's, indien specifieke maatregelen buiten de
structuurfondsen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid noodzakelijk blijken
en onverminderd de maatregelen waartoe in het kader van ander beleid van de
Unie wordt besloten. Wat betreft met name de bepalingen van deze
verordening die betrekking hebben op de ondersteuning van actieve landbouwers,
kan de EFG-bijstand als steun aan landbouwactivteiten en als maatregel ter
verwezenlijking van een expliciete doelstelling van het landbouwbeleid van de
Unie worden beschouwd. Daarom vormen de artikelen 42 en 43 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie de juiste rechtsgrondslag voor de
maatregelen ten behoeve van de landbouwers. ·
Subsidiariteitsbeginsel Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor
zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid
van de Unie vallen. De doelstellingen van het betonen van solidariteit
op het niveau van de Unie in uitzonderlijke omstandigheden met dat deel van de
werkende bevolking dat de negatieve invloed van de globalisering, een
plotselinge crisis of handelsovereenkomsten heeft ondergaan, kunnen niet
voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt. Deze doelstellingen
kunnen beter op het niveau van de Unie worden bereikt, gezien het feit dat het
EFG de solidariteit tussen de lidstaten tot uitdrukking brengt. Beide takken
van de begrotingsautoriteit moeten instemmen met het beschikbaar stellen van
een financiële bijdrage uit het EFG, waardoor zowel de Unie als de lidstaten
hun solidariteit betonen. Op deze wijze zal het voorstel ertoe bijdragen dat de
doelstelling van solidariteit van de Unie in uitzonderlijke omstandigheden
tastbaarder wordt voor dat deel van de werkende bevolking dat in het bijzonder
is getroffen en voor de burgers van de Unie in het algemeen. ·
Evenredigheidsbeginsel Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit
voorstel niet verder dan wat nodig is om haar doelstellingen te verwezenlijken.
De verplichtingen die de lidstaten zijn opgelegd vloeien voort uit de noodzaak
om de getroffen werkenden te helpen bij de aanpassing aan veranderende
omstandigheden en bij een snelle terugkeer op de arbeidsmarkt. De
administratieve belasting voor de Unie en de nationale overheden is beperkt tot
hetgeen noodzakelijk is voor de Commissie om haar verantwoordelijkheid voor de
uitvoering van de begroting van de Unie te kunnen uitoefenen. Aangezien de
financiële bijdrage aan de lidstaat wordt uitbetaald overeenkomstig het
beginsel van gedeeld beheer, zal de lidstaat een verslag moeten indienen waarin
het gebruik van de financiële bijdrage wordt verantwoord. ·
Keuze van instrumenten Voorgesteld instrument: een verordening. Andere instrumenten zouden om de volgende reden
ongeschikt zijn: de doelstelling van het betonen van solidariteit op het niveau
van de Unie kan slechts door middel van een rechtstreeks toepasselijk
rechtsinstrument worden verwezenlijkt. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het EFG is een van de bijzondere instrumenten die
niet zijn opgenomen in het MFK en het beschikt voor de periode van 1 januari
2014 tot en met 31 december 2020 over een maximumbedrag van 3 miljard euro; het
bedrag ten behoeve van de landbouwsector mag niet hoger zijn dan 2,5 miljard
euro (prijzen van 2011). De werking ervan is geregeld bij punt 13 van het
Ontwerp van Interinstitutioneel Akkoord[16] tussen het Europees Parlement, de Raad en
de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel
beheer. Het jaarlijks maximumbedrag ten behoeve van het
EFG mag niet meer dan 429 miljoen euro bedragen. 5. FACULTATIEVE ELEMENTEN 2011/0269 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende het Europees fonds voor
aanpassing aan de globalisering (2014 – 2020) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea, en de artikelen
42 en 43, Gezien het voorstel van de Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[17], Gezien het advies van het Comité van de
Regio′s[18], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Op 26 maart 2010 ging de Europese Raad akkoord met
het voorstel van de Commissie om de aanzet te geven tot een nieuwe strategie,
Europa 2020. Een van de drie prioriteiten van de Europa 2020-strategie is
inclusieve groei, die inhoudt dat mensen kansen worden geboden door veel
werkgelegenheid te creëren, te investeren in vaardigheden, armoede te
bestrijden en de arbeidsmarkten, opleidingsmogelijkheden en
socialezekerheidsstelsels te moderniseren om mensen te helpen zich voor te
bereiden op en om te gaan met verandering, en de opbouw van een hechtere samenleving. (2)
Bij Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees
Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees
fonds voor aanpassing aan de globalisering[19] werd het Europees Fonds voor aanpassing aan
de globalisering (EFG) opgericht voor de looptijd van het meerjarig financieel
kader van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 om de Unie in staat te
stellen solidariteit te tonen met werkenden die werkloos zijn geworden als
gevolg van uit de globalisering voortvloeiende grote structurele veranderingen
in de wereldhandelspatronen en hun snelle terugkeer op de arbeidsmarkt te
ondersteunen. De oorspronkelijke doelstelling van het EFG blijft van kracht. (3)
In de mededeling van de Commissie aan het Europees
Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van
de Regio's betreffende "Een begroting voor Europa 2020"[20] wordt de
rol van het EFG erkend als een flexibel fonds om werkenden die werkloos worden
te ondersteunen en hen te helpen om zo snel mogelijk nieuw werk te vinden. De
Unie moet voor de looptijd van het meerjarig financieel kader, van 1 januari
2014 tot en met 31 december 2020, specifieke, eenmalige steun verlenen om
werkloos geworden werkenden in door een ernstige economische ontwrichting
getroffen regio's, bedrijfstakken, gebieden of arbeidsmarkten te helpen bij hun
terugkeer op de arbeidsmarkt. Gezien het doel van het EFG, namelijk steun te
verlenen in spoedeisende situaties en onverwachte omstandigheden, moet het
buiten het meerjarig financieel kader blijven. (4)
Het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr.
1927/2006 werd in het kader van het Europees economisch herstelplan in 2009
uitgebreid bij Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en
de Raad[21]
tot werknemers die als gevolg van de wereldwijde economische en financiële
crisis waren ontslagen. Om het EFG in staat te stellen om steun te verlenen in
toekomstige crisissituaties, moeten onder het toepassingsgebied ervan ook
gedwongen ontslagen komen te vallen die voortvloeien uit een ernstige economische
ontwrichting, veroorzaakt door een onverwachte crisis, vergelijkbaar met de
financiële en economische crisis waaronder de economie sinds 2008 gebukt gaat. (5)
In overeenstemming met de mededeling "Een
begroting voor Europa 2020" moet het toepassingsgebied van het EFG worden
verbreed om het landbouwers gemakkelijker te maken zich aan te passen aan een
nieuwe marktsituatie die het gevolg is van internationale handelsovereenkomsten
in de landbouwsector en die leidt tot een verandering of een ingrijpende aanpassing
van de landbouwactiviteiten van de getroffen landbouwers om hen te helpen in
structureel opzicht concurrerender te worden of om hun overstap naar
activiteiten buiten de landbouw te vergemakkelijken. (6)
Om het Europese karakter van het EFG te handhaven,
moet een aanvraag voor steun uit het EFG voor werknemers worden ingediend
wanneer het aantal gedwongen ontslagen een minimumdrempel bereikt. Op kleine
arbeidsmarkten, zoals kleine lidstaten of afgelegen gebieden, en in
uitzonderlijke omstandigheden, mogen aanvragen voor een geringer aantal
gedwongen ontslagen worden ingediend. Ten aanzien van landbouwers moet de
Commissie de noodzakelijke criteria in verband met de consequenties van elke
handelsovereenkomst bepalen. (7)
Werkloos geworden werkenden moeten, ongeacht hun
arbeidsovereenkomst of -verhouding, op voet van gelijkheid toegang
hebben tot het EFG. Daarom moeten voor de toepassing van deze verordening
werkloos geworden werkenden met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en
uitzendkrachten alsook de eigenaren-bedrijfsleiders van micro-, kleine en
middelgrote ondernemingen, zelfstandigen die hun activiteiten staken en
landbouwers die als gevolg van handelsovereenkomsten van hun activiteiten
afstappen of deze aanpassen aan een nieuwe marktsituatie, als werkloos geworden
werkenden worden beschouwd. (8)
Wat betreft landbouwers, moet het toepassingsgebied
van het EFG begunstigden omvatten die getroffen zijn door bilaterale
overeenkomsten die door de Unie zijn gesloten overeenkomstig artikel XXIV van
de GATT of van in het kader van de Wereldhandelsorganisatie gesloten
multilaterale overeenkomsten. Dit geldt voor landbouwers die binnen een periode
die ingaat met de parafering van dergelijke handelsovereenkomsten en drie jaar
na de volledige tenuitvoerlegging ervan afloopt, van hun eerdere
landbouwactiviteiten afstappen of deze aanpassen. (9)
Financiële bijdragen uit het EFG dienen in de
eerste plaats gericht te zijn op actieve arbeidsmarktmaatregelen die een snelle
terugkeer van ontslagen werkenden op de arbeidsmarkt beogen binnen of buiten de
sector waar zij oorspronkelijk werkzaam waren, waaronder de landbouwsector.
Daarom moeten er beperkingen worden gesteld aan in een gecoördineerd pakket van
individuele dienstverlening op te nemen geldelijke toelagen. (10)
Bij de opstelling van het gecoördineerde pakket van
actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen moeten de lidstaten de voorkeur geven
aan maatregelen die in aanzienlijke mate zullen bijdragen tot de inzetbaarheid
van de werkloos geworden werkenden. De lidstaten dienen ernaar te steven dat
binnen 12 maanden na de datum van aanvraag ten minste 50% van de werkenden
voor wie steun wordt aangevraagd op de arbeidsmarkt is teruggekeerd of nieuwe
activiteiten is begonnen. (11)
Met het oog op een doeltreffende en snelle
ondersteuning van ontslagen werkenden moeten de lidstaten alles in het werk
stellen om volledige aanvragen in te dienen. Het verstrekken van aanvullende
informatie dient uitzonderlijk en tijdelijk van aard te zijn. (12)
Conform het beginsel van goed financieel beheer
dienen de financiële bijdragen uit het EFG niet in de plaats te komen van
maatregelen waarvoor de ontslagen werkenden in het kader van de
structuurfondsen van de Unie of ander beleid of andere programma's van de Unie
in aanmerking komen. (13)
Er moeten bijzondere bepalingen worden opgenomen
voor informatie- en communicatieactiviteiten betreffende EFG-gevallen en
-resultaten. Met het oog op een doeltreffender voorlichting van het grote
publiek en een versterking van de synergieën tussen de op initiatief van de
Commissie ondernomen communicatieactiviteiten moeten de voor
communicatieactiviteiten uit hoofde van deze verordening toegewezen middelen
ook bijdragen tot de institutionele communicatie van de beleidsprioriteiten van
de Unie, mits deze verband houden met de algemene doelstellingen van deze
verordening. (14)
Om te waarborgen dat de uiting van solidariteit van
de Unie met de werkenden niet belemmerd wordt door een gebrek aan
medefinancieringsmiddelen van de lidstaten, moeten er twee verschillende
medefinancieringspercentages worden toegepast; in de regel moet de bijdrage 50%
van de kosten van het pakket en de uitvoering ervan bedragen, maar daarnaast
moet de mogelijkheid bestaan om dit cijfer te verhogen tot 65% in het geval van
lidstaten op het grondgebied waarvan ten minste één regio volgens de NUTS
II-indeling in aanmerking komt voor steun in het kader van de
"convergentiedoelstelling" van de structuurfondsen. (15)
Ter bevordering van de uitvoering van deze
verordening moeten de uitgaven voor financiering in aanmerking komen, hetzij
met ingang van de datum waarop een lidstaat de administratieve uitgaven voor de
implementatie van het EFG op zich neemt, hetzij met ingang van de datum waarop
de lidstaat begint met de individuele dienstverlening, hetzij, in het geval van
landbouwers, met ingang van de in een handeling van de Commissie overeenkomstig
artikel 4, lid 3, vastgestelde datum. (16)
Om te voorzien in de behoeften die zich de laatste
maanden van het jaar voordoen, moet er op 1 september nog ten minste een kwart
van het jaarlijkse maximumbedrag van het EFG beschikbaar zijn. Bij de
toewijzing van financiële bijdragen gedurende de rest van het jaar moet
rekening worden gehouden met het in het meerjarig financieel kader vastgestelde
algemene maximumbedrag aan steun ten behoeve van landbouwers. (17)
Het begrotingskader van het EFG wordt bepaald bij
het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de
Commissie van […………..] betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed
financieel beheer[22]
("het Interinstitutioneel Akkoord"). (18)
In het belang van de werkloos geworden werkenden
moeten de lidstaten en de bij het EFG-besluitvormingsproces betrokken
instellingen van de Unie alles in het werk stellen om de voor de behandeling
benodigde tijd terug te brengen en de procedures te vereenvoudigen. (19)
Om een voortdurend toezicht door de Commissie op de
met de EFG-steunverlening behaalde resultaten mogelijk te maken, moeten de
lidstaten tussentijdse en eindverslagen over de implementatie van het EFG
indienen. (20)
Overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr.
1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[23]
("het Financieel Reglement") blijven de lidstaten verantwoordelijk
voor de uitvoering van de financiële bijdrage en voor het beheer van en de
controle op de door de financiering van de Unie ondersteunde maatregelen. De
lidstaten moeten verantwoorden hoe de uit het EFG ontvangen financiële bijdrage
is gebruikt. (21)
Daar de doelstellingen van deze verordening niet
voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de
omvang en de gevolgen ervan beter op het niveau van de Unie kunnen worden
verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag
betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen
treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde
evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om
die doelstellingen te verwezenlijken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1
Doelstellingen Bij deze verordening wordt het Europees fonds
voor aanpassing aan de globalisering (EFG) opgericht voor de looptijd van het
meerjarig financieel kader, van 1 januari 2014 tot en met 31 december
2020. Het EFG heeft tot doel een bijdrage te leveren
aan de economische groei en de werkgelegenheid in de Unie door de Unie in staat
te stellen solidariteit te tonen met werkenden die werkloos zijn geworden als
gevolg van uit de globalisering voortvloeiende grote structurele veranderingen
in de wereldhandelspatronen, handelsovereenkomsten die van invloed zijn op de
landbouw, of een onverwachte crisis, en om financiële ondersteuning te bieden
ten behoeve van hun snelle terugkeer op de arbeidsmark of het afstappen van of
een aanpassing van hun landbouwactiviteiten. Acties waaraan uit hoofde van artikel 2, onder
a) en b), een financiële bijdrage uit het Fonds wordt toegekend, hebben tot
doel dat ten minste 50% van de werkenden die aan deze acties deelnemen, binnen
een jaar na de datum van de aanvraag de vast werk vinden. Artikel 2
Toepassingsgebied Deze verordening is van toepassing op
aanvragen van de lidstaten voor financiële bijdragen ten behoeve van: a) werkenden die werkloos zijn geworden
als gevolg van ingrijpende structurele veranderingen in de
wereldhandelspatronen, die met name blijken uit een aanzienlijke toename van de
invoer in de Unie, een snelle afname van het marktaandeel van de Unie in een
bepaalde sector of een verplaatsing van activiteiten naar derde landen, wanneer
deze gedwongen ontslagen een significant negatief effect hebben op de lokale,
regionale of nationale economie, b) werkenden die werkloos zijn geworden
als gevolg van een door een onverwachte crisis veroorzaakte ernstige
ontwrichting van de lokale, regionale of nationale economie, mits een
rechtstreeks verband kan worden aangetoond tussen de gedwongen ontslagen en die
crisis; c) werkenden die van hun eerdere
landbouwactiviteiten afstappen of deze aanpassen gedurende een periode die
ingaat bij de parafering door de Unie van de handelsovereenkomst die
handelsliberaliseringsmaatregelen voor de desbetreffende landbouwsector
bevatten, en die drie jaar na de volledige tenuitvoerlegging van deze
maatregelen afloopt, mits deze leiden tot een omvangrijke toename van de invoer
in de Unie van een landbouwproduct of -producten in combinatie met
een aanzienlijke daling van de prijzen van dergelijke producten op het niveau
van de Unie of, indien van toepassing, op nationaal of regionaal niveau. Artikel 3
Definitie In deze verordening wordt onder
"werkende" verstaan: a) werknemers met arbeidsovereenkomsten
voor onbepaalde tijd wier arbeidsovereenkomst of -verhouding in
overeenstemming is met artikel 4; of b) werknemers met arbeidsovereenkomsten
voor bepaalde tijd, zoals gedefinieerd in Richtlijn 1999/70/EG van de Raad[24], wier
arbeidsovereenkomst of -verhouding in overeenstemming is met artikel 4, lid 1,
onder a) of b), en die binnen de in dat lid van artikel 4 vastgestelde termijn
afloopt en niet wordt verlengd; of c) uitzendkrachten, zoals gedefinieerd
in artikel 3 van Richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad[25], wier
inlenende onderneming een onderneming is overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder
a) of b), en wier terbeschikkingstelling aan de inlenende onderneming binnen de
in dat lid van artikel 4 vastgestelde termijn afloopt en niet wordt verlengd;
of d) eigenaren-bedrijfsleiders van
micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en zelfstandigen (inclusief
landbouwers) en alle leden van het huishouden die werkzaam zijn in het bedrijf,
mits zij, in het geval van landbouwers, reeds de door de desbetreffende
handelsovereenkomst getroffen producten vervaardigden voordat de maatregelen
betreffende de specifieke sector werden uitgevoerd. Artikel 4
Criteria voor steunverlening 1.
Een financiële bijdrage uit het EFG wordt toegekend
wanneer een van de voorwaarden van artikel 2, onder a), b) en c), zich voordoet
en resulteert in: a) ten minste 500 gedwongen ontslagen binnen
een periode van vier maanden in een onderneming in een lidstaat, met inbegrip
van de ontslagen bij leveranciers of downstreamproducenten; b) ten minste 500 gedwongen ontslagen binnen
een periode van negen maanden, met name in kleine of middelgrote ondernemingen,
die actief zijn in een op NACE Rev. 2-afdeling gedefinieerde sector en gelegen
in een regio of twee aan elkaar grenzende regio's volgens de NUTS II-indeling
of in meer dan twee aan elkaar grenzende regio's volgens de NUTS II-indeling,
mits meer dan 500 werknemers in twee van de regio's tezamen zijn
ontslagen. 2.
Op kleine arbeidsmarkten of in uitzonderlijke
omstandigheden, die door de aanvragende lidstaat naar behoren moeten worden
onderbouwd, kan een aanvraag voor een financiële bijdrage op grond van dit
artikel, zelfs als niet volledig voldaan wordt aan de criteria van lid 1, onder
a) en b), als ontvankelijk worden aangemerkt, wanneer de gedwongen ontslagen
ernstige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en de lokale economie. De
betrokken lidstaat vermeldt aan welke criteria voor steunverlening onder lid 1,
onder a) of b), niet volledig wordt voldaan. 3.
Wat betreft landbouwers, stelt de Commissie, nadat
een handelsovereenkomst is geparafeerd en wanneer zij op grond van de
informatie, gegevens en analyses waarover zij beschikt, van oordeel is dat
waarschijnlijk aan de voorwaarden voor steunverlening overeenkomstig artikel 2,
onder c), aan een aanzienlijk aantal landbouwers is voldaan, gedelegeerde
handelingen overeenkomstig artikel 24 vast tot aanwijzing van de in aanmerking
komende sectoren of producten, tot bepaling van de getroffen geografische
gebieden voor zover van toepassing, tot vaststelling van een maximumbedrag voor
mogelijke ondersteuning op het niveau van de Unie, de referentieperioden, de
voorwaarden voor steunverlening aan landbouwers en de data voor de
subsidiabiliteit van de uitgaven alsook tot vaststelling van de uiterste
termijn waarop de aanvragen moeten worden ingediend en, zo nodig, de inhoud van
deze aanvragen overeenkomstig artikel 8, lid 2. 4.
Wanneer eigenaren-bedrijfsleiders van micro-,
kleine en middelgrote ondernemingen en zelfstandigen van hun eerdere
activiteiten afstappen of, in het geval van landbouwers, deze aanpassen, worden
dergelijke situaties voor de toepassing van deze verordening beschouwd als
gedwongen ontslagen. Artikel 5
Berekening van de gedwongen
ontslagen Voor de berekening van het aantal gedwongen
ontslagen als bedoeld in artikel 4, lid 1, wordt een ontslag meegeteld: a) voor werknemers met een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of voor werknemers met een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die vóór de afloop ervan wordt
beëindigd, vanaf: 1) de datum van de individuele kennisgeving
door de werkgever dat de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemer
tijdelijk of definitief beëindigd wordt; of 2) de datum van de feitelijke beëindiging
van de arbeidsovereenkomst voordat die afloopt; of 3) de datum waarop de werkgever
overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn 98/59/EG[26], de
bevoegde overheidsinstantie schriftelijk kennis geeft van het voorgenomen
collectief ontslag; in dat geval verstrekt de aanvragende lidstaat de Commissie
aanvullende informatie over het werkelijke aantal ontslagen overeenkomstig
artikel 4, lid 1, voordat de evaluatie door de Commissie wordt afgerond. b) voor werknemers met een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en voor uitzendkrachten, vanaf: 1) de datum van de feitelijke beëindiging
van de arbeidsovereenkomst, of 2) de beëindiging van de
terbeschikkingstelling aan de inlenende onderneming, of 3) de datum waarop zij werkloos worden. c) voor eigenaren-bedrijfsleiders van
micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en zelfstandigen (inclusief
landbouwers) wordt het ontslag berekend, hetzij vanaf de datum van de staking
van de activiteiten als gevolg van een van de voorwaarden overeenkomstig
artikel 2, en bepaald in overeenstemming met de nationale wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen, dan wel vanaf de door de Commissie in de
overeenkomstig artikel 4, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling vermelde
datum. Voor iedere onderneming waarvoor of
zelfstandige voor wie een aanvraag is ingediend, geeft de lidstaat aan hoe de
gedwongen ontslagen worden berekend. Artikel 6
In aanmerking komende
werkenden De aanvragende lidstaat kan door het EFG
medegefinancierde individuele diensten aanbieden aan getroffen werkenden, onder
wie: a) werkenden die overeenkomstig artikel
5 in de in artikel 4, leden 1, 2 en 3, neergelegde termijn werkloos zijn
geworden, b) werkenden die voor of na de in
artikel 4, lid 1, onder a), of lid 2, bedoelde periode werkloos zijn geworden,
wanneer een aanvraag uit hoofde van artikel 4, lid 2, niet voldoet aan de in
artikel 4,lid 1, onder a), genoemde criteria, c) landbouwers die van hun eerdere
landbouwactiviteiten afstappen of deze aanpassen naar aanleiding van de
parafering van een handelsovereenkomst door de Unie als bedoeld in een
overeenkomstig artikel 4, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling. De onder b) bedoelde werknemers worden geacht
in aanmerking te komen, op voorwaarde dat zij zijn ontslagen na de algemene
aankondiging van de voorgenomen collectieve ontslagen en een duidelijk
oorzakelijk verband kan worden gelegd met de gebeurtenis die aanleiding was tot
de gedwongen ontslagen in de referentieperiode. Artikel 7
In aanmerking komende acties 1.
Een financiële bijdrage kan worden bestemd voor
actieve arbeidsmarktmaatregelen in het kader van een gecoördineerd pakket van
individuele dienstverlening, bedoeld om de werknemers voor wie steun is
aangevraagd weer aan een dienstbetrekking of zelfstandige arbeid te helpen of,
in het geval van landbouwers, om van hun eerdere activiteiten af te stappen of
deze aan te passen. Het gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening
kan met name het volgende omvatten: a) hulp bij het zoeken van een baan,
loopbaanbegeleiding, adviesverlening, begeleiding door een mentor,
outplacementbegeleiding, bevordering van ondernemerschap, steun bij het
uitoefenen van een zelfstandige activiteit en het opzetten van een eigen
bedrijf of bij het afstappen van of een aanpassing van de activiteit (waaronder
investeringen in fysieke bedrijfsmiddelen), individuele opleiding en
omscholing, waaronder ICT-vaardigheden en certificering van opgedane ervaring; b) speciale tijdelijke maatregelen, zoals
sollicitatietoelagen, premies bij indiensttreding voor werkgevers,
mobiliteitstoelagen, dag- of opleidingsvergoedingen (waaronder toelagen voor
verzorgers of bedrijfsverzorgingsdiensten), die alle beperkt zijn tot de duur
van de door het nodige bewijsmateriaal gestaafde activiteiten op het gebied van
het actief zoeken naar werk, een leven lang leren of opleiding; c) maatregelen om met name benadeelde of
oudere werknemers te stimuleren om op de arbeidsmarkt te blijven of op deze
terug te keren. De kosten van de maatregelen onder b), mogen niet
meer bedragen dan 50% van de totale kosten van het gecoördineerde pakket van de
in dit lid vermelde individuele dienstverlening. De kosten van investeringen in fysieke
bedrijfsmiddelen voor het uitoefenen van een zelfstandige activiteit en het
opzetten van een eigen bedrijf of voor het afstappen van of een aanpassing van
de activiteit mogen niet meer bedragen dan 35 000 euro. 2.
De volgende maatregelen komen niet in aanmerking
voor een financiële bijdrage uit het EFG: a) speciale, in lid 1, onder b), vermelde
tijdelijke maatregelen die niet afhankelijk zijn van de actieve deelname van de
werknemers voor wie steun wordt aangevraagd aan activiteiten op het gebied van
het zoeken naar werk of opleiding; b) maatregelen waarvoor ondernemingen
krachtens de nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten
verantwoordelijk zijn. 3.
Op initiatief van de aanvragende lidstaat kan een
financiële bijdrage beschikbaar worden gesteld voor de activiteiten op het vlak
van voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit en controle en
rapportage. Artikel 8
Aanvragen 1.
De lidstaat dient een volledige aanvraag in bij de
Commissie binnen een periode van 12 weken vanaf de datum waarop wordt
voldaan aan de in artikel 4, lid 1 of 2, of, indien van toepassing, vóór de
overeenkomstig artikel 4, lid 3, door de Commissie vastgestelde uiterste
termijn. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden kan aan
de aanvraag binnen zes maanden na de datum van aanvraag door de aanvragende
lidstaat aanvullende informatie worden toegevoegd, waarna de Commissie de
aanvraag aan de hand van de beschikbare informatie beoordeelt. De Commissie
rondt haar beoordeling van de aanvraag binnen twaalf weken na ontvangst van een
volledige aanvraag af of, als dit eerder is, (in het geval van een onvolledige
aanvraag) binnen zes maanden na de datum van de oorspronkelijke aanvraag. 2.
De aanvraag dient de volgende gegevens te bevatten: a) een beredeneerde analyse van het verband
tussen de gedwongen ontslagen en de grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen
of de door een onverwachte crisis veroorzaakte ernstige ontwrichting van de
lokale, regionale of nationale economie of de nieuwe marktsituatie in de
landbouwsector in de lidstaat, die het gevolg is van een handelsovereenkomst
die door de Europese Unie is geparafeerd overeenkomstig artikel XXIV van de
GATT of van een multilaterale overeenkomst, geparafeerd in het kader van de
Wereldhandelsorganisatie overeenkomstig artikel 2, onder c). Deze analyse is
gebaseerd op statistische en andere informatie op het meest geschikte niveau om
aan te tonen dat de in artikel 4 bepaalde criteria voor steunverlening vervuld
zijn; Deze analyse is gebaseerd op statistische en andere informatie op het
meest geschikte niveau om aan te tonen dat de in artikel 4 bepaalde criteria
voor steunverlening vervuld zijn; b) een beoordeling van het aantal gedwongen
ontslagen overeenkomstig artikel 5 en een uitleg van de gebeurtenissen die
tot die ontslagen hebben geleid; c) indien van toepassing, gegevens van de
ondernemingen, leveranciers of downstreamproducenten en sectoren waar de
ontslagen vallen, en categorieën werkenden voor wie steun wordt aangevraagd; d) het verwachte effect van de gedwongen
ontslagen op de plaatselijke, regionale of nationale economie en de werkgelegenheid; e) de geschatte begroting van de
afzonderlijke onderdelen van het gecoördineerde pakket van individuele
dienstverlening ter ondersteuning van de werkenden voor wie steun wordt
aangevraagd; f) de data waarop met individuele
dienstverlening aan de getroffen werkenden en de activiteiten ter implementatie
van het EFG als vermeld in artikel 7, respectievelijk leden 1 en 3, is
begonnen of waarop gepland is daarmee te beginnen; g) de procedures aan de hand waarvan de
sociale partners of andere belanghebbende organisaties zijn geraadpleegd, voor
zover van toepassing; h) een verklaring dat de aangevraagde
EFG-steun in overeenstemming is met de procedurele en materiële voorschriften
van de Unie inzake staatssteun, alsook een verklaring dat de individuele dienstverlening
niet in de plaats komt van maatregelen waarvoor ondernemingen krachtens de
nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten verantwoordelijk zijn; i) de bronnen van nationale
medefinanciering; j) indien van toepassing, eventuele verdere
voorschriften die zijn neergelegd in de gedelegeerde handeling overeenkomstig
artikel 4, lid 3. 3.
Op basis van de in lid 2 bedoelde informatie en
eventueel door de aanvragende lidstaat binnen de in lid 1 vastgestelde termijn
ingediende aanvullende informatie beoordeelt de Commissie in overleg met de
betrokken lidstaat of aan de voorwaarden voor het toekennen van een financiële
bijdrage wordt voldaan. Artikel 9
Complementariteit, naleving
en coördinatie 1.
De ondersteuning van de werkloos geworden
werknemers vormt een aanvulling op de nationale, regionale en plaatselijke
acties van de lidstaten. 2.
De financiële bijdrage blijft beperkt tot hetgeen
noodzakelijk is om aan de afzonderlijke werkloos geworden werkenden
solidariteit te betonen en steun te verlenen. De door het EFG ondersteunde
activiteiten zijn in overeenstemming met de wetgeving van de Unie en de
lidstaten, met inbegrip van de voorschriften inzake staatssteun. 3.
Overeenkomstig hun respectieve
verantwoordelijkheden dragen de Commissie en de aanvragende lidstaat zorg voor
de coördinatie van de steun uit de fondsen van de Unie. 4.
De aanvragende lidstaat garandeert dat voor de
specifieke acties waarvoor uit het EFG een financiële bijdrage wordt ontvangen,
geen steun uit andere financieringsinstrumenten van de Unie ter beschikking
wordt gesteld. Artikel 10
Gelijkheid van mannen en
vrouwen en non-discriminatie De Commissie en de lidstaten garanderen dat de
gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie van het genderperspectief
bevorderd worden in de verschillende stadia van de uitvoering van de financiële
bijdrage. De Commissie en de lidstaat nemen passende maatregelen ter voorkoming
van elke discriminatie op grond van geslacht, ras, etnische afstamming,
godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd, seksuele geaardheid en soort
arbeidsovereenkomst of -verhouding bij de toegang tot en in de verschillende
stadia van de uitvoering van de financiële bijdrage. Artikel 11
Technische bijstand op
initiatief van de Commissie 1.
Op initiatief van de Commissie kan, tot een maximum
van 0,5% van het jaarlijks maximumbedrag voor het EFG, het EFG gebruikt worden
voor het financieren van de voorbereiding, het toezicht, de verzameling van
gegevens en het creëren van een kennisbasis die relevant is voor de
tenuitvoerlegging van het EFG. Het mag tevens worden gebruikt ter financiering
van administratieve en technische bijstand, informatie- en
communicatieactiviteiten alsook boekhoudkundige controle en
evaluatiewerkzaamheden die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van deze
verordening. 2.
Met inachtneming van het in lid 1 genoemde
maximale bedrag stelt de begrotingsautoriteit aan het begin van ieder jaar op
basis van een voorstel van de Commissie een bedrag voor technische bijstand ter
beschikking. 3.
De in lid 1 aangegeven taken worden uitgevoerd
in overeenstemming met het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften
die van toepassing zijn op deze vorm van begrotingsuitvoering. 4.
De technische bijstand van de Commissie omvat het
verstrekken van informatie en richtsnoeren aan de lidstaten voor het gebruik
van, het toezicht op en de evaluatie van het EFG. De Commissie kan ook aan de
Europese en nationale sociale partners informatie verstrekken over het gebruik
van het EFG. Artikel 12
Informatie, communicatie en
publiciteit 1.
De aanvragende lidstaat geeft informatie over en
bekendheid aan de gefinancierde acties. De informatie is tot de werkenden voor
wie steun wordt aangevraagd, de lokale en regionale autoriteiten, de sociale
partners, de media en het grote publiek gericht, benadrukt de rol van de Unie
en maakt de bijdrage van het EFG zichtbaar. 2.
De Commissie zet, in alle talen van de Unie, een
internetsite op die informatie verschaft over het EFG, een leidraad geeft voor
de indiening van aanvragen, informatie biedt over ingewilligde en afgewezen
aanvragen en de rol van de begrotingsautoriteit daarbij belicht. 3.
De Commissie voert informatie- en
communicatieactiviteiten betreffende EFG-gevallen en -resultaten uit. 4.
De uit hoofde van deze verordening toegewezen
middelen dragen ook bij tot de institutionele communicatie van de
beleidsprioriteiten van de Unie, mits deze verband houden met de algemene
doelstellingen van deze verordening. Artikel 13
Bepaling van de financiële
bijdrage 1. Op basis van de
overeenkomstig artikel 8, lid 3, uitgevoerde beoordeling, voert de
Commissie, aan de hand van met name het aantal werkenden voor wie de steun
wordt aangevraagd, de voorgestelde acties en de geraamde kosten, een evaluatie
uit en doet zo snel mogelijk een voorstel inzake de hoogte van de eventuele
financiële bijdrage die kan worden verstrekt binnen de grenzen van de
beschikbare middelen. Dit bedrag mag niet hoger zijn dan 50% van de totale
geraamde kosten zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, onder e), of 65% van deze
kosten in het geval aanvragen, ingediend door een lidstaat op het grondgebied
waarvan ten minste één regio volgens de NUTS II-indeling voor steun in
aanmerking komt in het kader van de "convergentiedoelstelling" van de
structuurfondsen. Bij haar beoordeling van dergelijke gevallen beslist de
Commissie of de medefinanciering ten belope van 65% gerechtvaardigd is. 2. Als de Commissie op basis van
de overeenkomstig artikel 8, lid 3, uitgevoerde beoordeling van mening is dat
aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage op grond van deze verordening
wordt voldaan, zet zij onmiddellijk de in artikel 15 bedoelde procedure in
gang. 3. Als de Commissie op grond van
de in artikel 8, lid 3, uitgevoerde beoordeling van mening is dat niet aan de
voorwaarden voor een financiële bijdrage wordt voldaan, stelt zij de
aanvragende lidstaat daarvan zo spoedig mogelijk in kennis. Artikel 14
Subsidiabiliteit van de
uitgaven Uitgaven
komen in aanmerking voor een financiële bijdrage uit het EFG vanaf de in
artikel 8 lid 2, onder h), genoemde data waarop de betrokken lidstaat
aanvangt met individuele dienstverlening aan de werkenden voor wie steun wordt
aangevraagd of betalingsverplichtingen aangaat voor de administratieve uitgaven
voor de implementatie van het EFG overeenkomstig artikel 7, respectievelijk
leden 1 en 3. In het
geval van landbouwers komen de uitgaven in aanmerking voor een bijdrage vanaf
de in de overeenkomstig artikel 4, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling
bepaalde datum. Artikel 15
Begrotingsprocedure 1. De uitvoeringsbepalingen van
het EFG zijn in overeenstemming met punt 13 van het Interinstitutioneel
Akkoord. 2. De kredieten voor het EFG
worden als voorziening in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen. 3. Als de Commissie van mening
is dat aan de voorwaarden voor beschikbaarstelling van middelen uit het EFG is
voldaan, dient zij een voorstel in om van het fonds gebruik te maken. Het
besluit om gebruik te maken van het EFG wordt gezamenlijk door beide takken van
de begrotingsautoriteit genomen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid
van stemmen en het Europees Parlement met een meerderheid van de stemmen van
zijn leden en van drie vijfde van het aantal uitgebrachte stemmen Tegelijk met haar voorstel voor een besluit om van
het fonds gebruik te maken dient de Commissie bij de twee takken van de
begrotingsautoriteit een voorstel tot overschrijving naar de betrokken
begrotingsonderdelen in. Indien er geen eensgezindheid bestaat, wordt een
trialoogprocedure ingeleid. De overschrijvingen die betrekking hebben op het
EFG worden verricht in overeenstemming met het Financieel Reglement. 4. Tegelijk met haar voorstel
voor een besluit om gebruik te maken van het EFG keurt de Commissie een besluit
betreffende een financiële bijdrage goed, dat van kracht wordt op de datum
waarop de begrotingsautoriteit het besluit om gebruik te maken van het EFG
goedkeurt. 5. Een voorstel volgens lid 3
omvat onder andere: a) de overeenkomstig artikel 8, lid 3,
uitgevoerde beoordeling en een samenvatting van de gegevens waarop die
beoordeling is gebaseerd; b) bewijs dat aan de criteria van de
artikelen 4 en 9 wordt voldaan; en c) een onderbouwing van de voorgestelde
bedragen. 6. Elk jaar is op 1 september
nog ten minste een kwart van het jaarlijkse maximumbedrag van het EFG in
betalingskredieten beschikbaar om te kunnen voorzien in de behoeften die zich
tot het einde van het jaar voordoen. Artikel 16
Betaling en gebruik van de
financiële bijdrage 1.
Na de vankrachtwording van een besluit betreffende
een financiële bijdrage overeenkomstig artikel 15, lid 4, betaalt de Commissie
de financiële bijdrage in de vorm van een voorfinanciering van ten minste 50%
van de financiële bijdrage van de Unie in principe binnen 15 dagen aan de
lidstaat uit, zo nodig gevolgd door tussentijdse en definitieve betalingen. De
voorfinanciering wordt vereffend wanneer de financiële bijdrage overeenkomstig
artikel 18, lid 3, wordt afgesloten. 2.
Deze financiële bijdrage wordt uitgevoerd in het
kader van gedeeld beheer tussen de lidstaten en de Commissie, overeenkomstig
het Financieel Reglement. 3.
De gedetailleerde financieringvoorwaarden, met name
het percentage van de voorfinanciering en de regelingen inzake tussentijdse en
definitieve betalingen, worden door de Commissie bepaald in het in artikel 15,
lid 4, genoemde besluit betreffende een financiële bijdrage. De tussentijdse betalingen worden verricht om de
uitgaven door de lidstaat voor de uitvoering van de subsidiabele acties te
vergoeden, indien een door een vertegenwoordiger van een overeenkomstig artikel
21 erkende overheidsinstantie getekende declaratie van uitgaven aan de
Commissie wordt voorgelegd. 4.
De lidstaat voert de subsidiabele acties
overeenkomstig artikel 6 zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 24 maanden na de
in artikel 8, lid 1, bedoelde datum van de aanvraag uit. 5.
Bij de uitvoering van de acties in het
gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening kan de lidstaat bij de
Commissie een voorstel indienen om de opgenomen acties te wijzigen door andere,
in artikel 7, lid 1, onder a) en c), vermelde subsidiabele acties toe te voegen,
mits die wijzigingen naar behoren gemotiveerd zijn en in totaal niet meer
bedragen dan de financiële bijdrage uit hoofde van lid 1. De Commissie
beoordeelt de voorgestelde herzieningen, en stelt, indien zij ermee akkoord
gaat, de lidstaat daarvan in kennis. 6.
Uitgaven uit hoofde van artikel 7, lid 3, zijn
subsidiabel tot de uiterste termijn voor de indiening van het verslag. Artikel 17
Gebruik van de euro De in de aanvragen, besluiten over financiële
bijdragen en verslagen in verband met deze verordening genoemde bedragen worden
in euro's uitgedrukt. Artikel 18
Tussentijds en eindverslag en
afsluiting 1.
Uiterlijk vijftien maanden na de datum van de
aanvraag uit hoofde van artikel 8, lid 1, of op de in de overeenkomstig
artikel 4, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling bepaalde datum dient de
lidstaat bij de Commissie een tussentijds verslag in over de uitvoering van de
financiële bijdrage, waarin ook de financiering, het tijdschema, het reeds
uitgevoerde soort acties en het na twaalf maanden na de datum van aanvraag
bereikte percentage personen die zijn heringetreden of nieuwe activiteiten zijn
begonnen worden vermeld. Voorts bevat het tussentijds verslag de volgende
informatie: a) een beschrijving van het gecoördineerde
pakket van individuele dienstverlening en daarmee verband houdende uitgaven,
met inbegrip van de complementariteit hiervan met door de andere nationale of
fondsen van de Unie gefinancierde acties, alsmede informatie over acties die
voor de betrokken ondernemingen volgens de nationale wet of collectieve
overeenkomsten verplicht zijn; b) een beschrijving van door de nationale,
regionale of lokale autoriteiten, fondsen van de Unie, sociale partners en
ondernemingen ondernomen en geplande acties, met inbegrip van een raming van de
bijdrage die deze leveren aan de terugkeer van de werkenden op de arbeidmarkt
of aan nieuwe activiteiten; 2.
Uiterlijk zes maanden na afloop van de in
artikel 16, lid 4, bedoelde termijn dient de lidstaat bij de
Commissie een eindverslag in over de uitvoering van de financiële bijdrage, met
onder andere informatie over het soort acties en de belangrijkste resultaten,
de kenmerken van de werknemers voor wie steun wordt aangevraagd en hun
beroepsstatus, alsmede een verklaring waarin de uitgaven worden verantwoord en
waarin zo mogelijk de complementariteit van acties met de uit het ESF
gefinancierde acties wordt vermeld. 3.
Uiterlijk zes maanden nadat de Commissie alle op
grond van lid 2 vereiste gegevens heeft ontvangen, sluit zij de financiële
bijdrage af door het eindbedrag van de financiële bijdrage te bepalen alsook
het eventuele saldo dat de lidstaat verschuldigd is overeenkomstig artikel 22. Artikel 19
Tweejaarlijks verslag 1.
Met ingang van 2015 dient de Commissie om de twee
jaar vóór 1 augustus een kwantitatief en kwalitatief verslag in bij het
Europees Parlement en de Raad over de activiteiten die de beide voorafgaande
jaren op grond van deze verordening en Verordening nr. 1927/2006 zijn
ondernomen. Het verslag heeft in hoofdzaak betrekking op de door het EGF
behaalde resultaten en bevat met name informatie over de ingediende aanvragen,
de goedgekeurde besluiten, de gefinancierde acties, met inbegrip van de
complementariteit met acties die worden gefinancierd uit andere fondsen van de
Unie, met name het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Landbouwfonds
voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), en de afsluiting van de financiële
bijdragen. Het verslag bevat tevens een overzicht van de aanvragen die zijn
afgewezen of gereduceerd omdat er onvoldoende middelen beschikbaar waren of
omdat zij niet aan de criteria voldeden. 2.
Het verslag wordt ter informatie aan het Europees
Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de regio' s en de sociale partners
toegezonden. Artikel 20
Evaluatie 1.
De Commissie verricht op eigen initiatief en in nauwe
samenwerking met de lidstaten: a) per 30 juni 2018 een tussentijdse
evaluatie van de doeltreffendheid en duurzaamheid van de behaalde resultaten; b) per 31 december 2022 een evaluatie
achteraf, met steun van externe deskundigen, om het effect en de toegevoegde
waarde van het EFG te meten. 2.
De resultaten van de evaluatie worden ter
informatie toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees
Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de regio's en de sociale partners. Artikel 21
Beheer en financiële controle 1.
Onverminderd de verantwoordelijkheid van de
Commissie voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie,
zijn in eerste instantie de lidstaten verantwoordelijk voor het beheer en de
financiële controle van de door het EFG gefinancierde acties. Dit houdt in dat
zij: a) verifiëren dat de nodige beheers- en
controleregelingen zijn getroffen en dat deze zodanig worden toegepast dat de
middelen van de Unie op efficiënte en correcte wijze worden gebruikt en dat de
principes van goed financieel beheer worden nageleefd; b) verifiëren dat de gefinancierde acties
naar behoren zijn uitgevoerd; c) vaststellen dat de gefinancierde uitgaven
worden onderbouwd door verifieerbare bewijsstukken, correct zijn en geen
onregelmatigheden vertonen; d) onregelmatigheden, zoals gedefinieerd in
[Verordening (EU) nr. .../... van het Europees Parlement en de Raad houdende
algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het
Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening
(EG) nr. 1083/2006] betreffende de structuurfondsen voorkomen, opsporen en
corrigeren en, in voorkomend geval, onterecht betaalde bedragen terugvorderen
met achterstandsrente. Zij stellen de Commissie van dergelijke onregelmatigheden
in kennis en houden haar op de hoogte van het verloop van administratieve en
gerechtelijke procedures. 2.
De lidstaten erkennen organen die bevoegd zijn om
de door het EFG ondersteunde acties adequaat te beheren en te controleren
overeenkomstig artikel 56 van het Financieel Reglement en de criteria en
procedures van de algemene verordening inzake de structuurfondsen. Vóór 1
februari van het volgende begrotingsjaar verstrekken deze erkende organen de
Commissie de informatie als bedoeld in artikel 56, lid 5, van het
Financieel Reglement. 3.
Bij het vaststellen van een onregelmatigheid gaan
de lidstaten over tot de nodige financiële correcties. Deze correcties houden
in dat de financiële bijdrage geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken.
Bedragen die door een vastgestelde onregelmatigheid verloren zijn gegaan,
worden door de lidstaat teruggevorderd en aan de Commissie terugbetaald; indien
terugbetaling niet binnen de daarvoor door de desbetreffende lidstaat gestelde
termijn plaatsvindt, is achterstandsrente verschuldigd. 4.
In het kader van haar verantwoordelijkheid voor de
uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie stelt de Commissie
alles in het werk om te verifiëren of de gefinancierde acties conform de
principes van goed en efficiënt financieel beheer zijn uitgevoerd. Het is de
verantwoordelijkheid van de aanvragende lidstaat zorg te dragen voor een goed
functionerend systeem voor beheer en controle. De Commissie verifieert of
dergelijke systemen inderdaad aanwezig zijn. Onverminderd de bevoegdheden van de Rekenkamer en
de controles van de lidstaten overeenkomstig de nationale wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen, mogen ambtenaren of vertegenwoordigers van de
Commissie de door het EFG gefinancierde acties ter plaatse controleren,
waaronder door middel van steekproeven, mits deze controles ten minste één
werkdag van tevoren worden aangekondigd. De Commissie stelt de aanvragende
lidstaat in kennis van de controle teneinde alle nodige medewerking te
verkrijgen. Aan deze controles mogen ambtenaren of vertegenwoordigers van de
betrokken lidstaat deelnemen. 5.
De lidstaat zorgt ervoor dat alle bewijsstukken met
betrekking tot uitgaven gedurende een periode van drie jaar na de afsluiting
van de financiële bijdrage uit het EFG ter beschikking van de Commissie en de
Rekenkamer worden gehouden. Artikel 22
Terugbetaling van de
financiële bijdrage 1.
Als de daadwerkelijke kosten van een actie lager
uitvallen dan het geraamde bedrag dat overeenkomstig artikel 15 was
opgegeven, stelt de Commissie een besluit vast, door middel van een
uitvoeringshandeling, dat de lidstaat verplicht het overeenkomstig deel van de
financiële bijdrage terug te betalen. 2.
Indien een lidstaat niet voldoet aan de in het in
het besluit betreffende een financiële bijdrage vastgelegde verplichtingen,
neemt de Commissie de nodige maatregelen door een besluit vast te stellen, door
middel van een uitvoeringshandeling, om de lidstaat te verplichten de ontvangen
financiële bijdrage geheel of gedeeltelijk terug te betalen. 3.
Voordat een besluit zoals bedoeld in lid 1 of 2
wordt genomen, onderzoekt de Commissie de zaak grondig en geeft zij de lidstaat
de gelegenheid om binnen een bepaalde termijn een toelichting te geven. 4.
Als de Commissie na de nodige verificatie vaststelt
dat een lidstaat niet voldoet aan zijn verplichtingen op grond van artikel 21,
lid 1, besluit zij, indien geen overeenstemming is bereikt en de lidstaat niet
binnen een door de Commissie bepaalde termijn de nodige correcties heeft
doorgevoerd, en rekening houdend met een eventuele toelichting van de lidstaat,
binnen drie maanden na afloop van de in lid 3 genoemde termijn tot de vereiste
financiële correcties over te gaan door de bijdrage van het EFG aan de
desbetreffende actie geheel of gedeeltelijk in te trekken. Bedragen die door
een geconstateerde onregelmatigheid verloren zijn gegaan, worden
teruggevorderd; indien terugbetaling niet door de aanvragende lidstaat binnen
de daarvoor gestelde termijn plaatsvindt, is achterstandsrente verschuldigd. Artikel 23
Financieel beheer van de
steun voor de landbouwers In afwijking van de artikelen 21 en 22 wordt
de steun voor de landbouwers overeenkomstig Verordening (EG) nr. …………
betreffende de financiering en het beheer van en het toezicht op het
gemeenschappelijk landbouwbeleid beheerd en gecontroleerd. Artikel 24
Uitoefening van de delegatie 1.
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te
stellen wordt aan de Commissie verleend onder de voorwaarden van dit artikel. 2.
De in deze verordening bedoelde
bevoegdheidsdelegaties worden voor onbepaalde tijd verleend vanaf de datum van
inwerkingtreding van deze verordening. 3.
De in artikel 4 bedoelde bevoegdheidsdelegaties
kunnen te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden
ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie
van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag
volgend op de publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de
Europese Unie of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het besluit
laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen
onverlet. 4.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling
vaststelt, stelt zij daar tegelijkertijd het Europees Parlement en de Raad van
in kennis. 5.
Een gedelegeerde handeling die is vastgesteld
conform artikel 4, lid 3, treedt pas in werking indien het Europees Parlement
of de Raad geen bezwaar maakt binnen twee maanden na de kennisgeving van die
handeling aan het Europees Parlement en de Raad, of indien het Europees
Parlement en de Raad voor het verstrijken van deze termijn aan de Commissie
hebben meegedeeld geen bezwaar te zullen maken. Op initiatief van het
Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd. Artikel 25
Intrekking Verordening (EG) nr. 1927/2006 wordt
ingetrokken met ingang van 1 juni 2014. Zij blijft van toepassing voor tot en met 31
december 2013 ingediende aanvragen. Artikel 26
Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Deze verordening is van toepassing op alle
aanvragen die tussen 1 januari 2014 en 31 december 2020 worden ingediend. Deze verordening is verbindend in al haar
onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR
VOORSTELLEN 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en)
1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.6. Duur
en financiële gevolgen 1.7. Beheersvorm(en)
2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de
geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.2. Geraamde gevolgen
voor de beleidskredieten 3.2.3. Geraamde gevolgen
voor de administratieve kredieten 3.2.4. Verenigbaarheid met
het huidige meerjarige financiële kader 3.2.5. Bijdrage van derden
aan de financiering 3.3. Geraamde gevolgen voor de
uitgaven FINANCIEEL
MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN
1.
KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.
Benaming van het voorstel/initiatief
Voorstel
voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van
een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering 2014 - 2020
1.2.
Betrokken beleidsterrein(en) in de
ABM/ABB-structuur[27]
ABB-activiteit:
Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering zoals opgenomen in het
beheersplan 2010 van DG EMPL
1.3.
Aard van het voorstel/initiatief
¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een
voorbereidende actie[28]
X Het
voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe
actie
1.4.
Doelstellingen
1.4.1.
De met het voorstel/initiatief beoogde strategische
meerjarendoelstelling(en) van de Commissie
Het
voorstel valt onder de "Mededeling betreffende een begroting voor Europa
2020", die het meerjarig financieel kader 2014-2010 bevat.
1.4.2.
Specifieke doelstelling(en) en betrokken
ABM/ABB-activiteiten
Specifieke doelstelling nr.1: ervoor zorgen
dat werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van veranderingen in de
wereldhandelspatronen en onverwachte crises blijven deelnemen aan het
arbeidsproces. Specifieke doelstelling nr.2: werknemers met
een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en uitzendkrachten in het
toepassingsgebied van het EFG opnemen. Specifieke doelstelling nr.3:
eigenaren-bedrijfsleiders van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en
zelfstandigen (inclusief landbouwers) in het toepassingsgebied van het EFG
opnemen. Betrokken AMB/ABB-activiteit(en): Europees
fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)
1.4.3.
Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen
die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen. Dankzij
dit voorstel zal de Europese Unie via medefinanciering uit het EFG ten belope
van 50% steun kunnen blijven verlenen voor actieve arbeidsmarktmaatregelen ten
gunste van werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van
handelsgerelateerde globalisering en onverwachte crises. Dit cijfer kan tot 65%
worden verhoogd in het geval van lidstaten op het grondgebied waarvan ten
minste één regio volgens de NUTS II-indeling voor steun in aanmerking komt in
het kader van de "convergentiedoelstelling" van de structuurfondsen.
De doelgroep wordt uitgebreid tot werknemers met een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd, uitzendkrachten, eigenaren-bedrijfsleiders van micro-, kleine
en middelgrote ondernemingen en zelfstandigen (inclusief landbouwers).
1.4.4.
Resultaat- en effectindicatoren
Vermeld de indicatoren
aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is
uitgevoerd. -
Het aantal aanvragen voor EFG-steun dat de Commissie heeft ontvangen -
Het aantal werkloos geworden werkenden voor wie EFG-steun wordt aangevraagd -
Het aantal werkloos geworden werkenden dat opnieuw werk heeft gevonden na
maatregelen die door het EFG zijn gesteund
1.5.
Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.
Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet
worden voorzien
Verordening
(EG) nr. 1927/2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de
globalisering moet uiterlijk eind 2013 zijn herzien. De herziening, die wordt
uitgevoerd door middel van de voorgestelde verordening, maakt het het fonds
mogelijk om zijn werkzaamheden voort te zetten gedurende de periode van het
meerjarig financieel kader 2014-2020, om het toepassingsgebied ervan uit te
breiden tot extra doelgroepen en om een aantal technische bepalingen te
wijzigen met het oog op een betere werking ervan.
1.5.2.
Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie
Steun
van de Unie via het EFG kan een aanvulling vormen op de nationale middelen voor
de re-integratie van werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van de
globalisering van de handel of de onverwachte crises. De ervaring met het EFG
tot nu toe wijst erop dat dankzij steun van de Unie meer op maat gesneden steun
kan worden verleend gedurende langere tijd, en dat die vaak ook maatregelen
omvat die zonder EFG-steun niet mogelijk waren geweest.
1.5.3.
Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten
in het verleden is opgedaan
Zie
de met de herziening van Verordening (EG) nr. 1927/2006 opgedane ervaring in de
toelichting.
1.5.4.
Samenhang en eventuele synergie met andere
relevante instrumenten
Er
is samenhang en synergie tussen het EFG en het Europees Sociaal Fonds.
1.6.
Duur en financiële gevolgen
–
X Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur –
X Voorstel/initiatief
van kracht vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 –
¨ Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ ¨ Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en
met JJJJ, –
gevolgd door een volledige uitvoering.
1.7.
Beheersvorm(en) [29]
¨ Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie ¨ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan: –
¨ uitvoerende agentschappen –
¨ door de Unie opgerichte organen[30] –
¨ nationale publiekrechtelijke organen of organen met een
openbaredienstverleningstaak –
¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van
titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die
worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het
Financieel Reglement X Gedeeld beheer met
de lidstaten ¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen ¨ Gezamenlijk beheer
met internationale organisaties (geef aan welke) Verstrek, indien meer
dan één beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder
"Opmerkingen". Opmerkingen
2.
BEHEERSMAATREGELEN
2.1.
Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en
voorwaarden. Volgens
artikel 19 van de voorgestelde verordening moet de Commissie elk jaar een
kwantitatief en kwalitatief verslag indienen bij het Europees Parlement en de
Raad over de activiteiten die gedurende de beide voorgaande jaren op grond van
deze verordening zijn ondernomen. Dat verslag bevat onder meer de opmerkingen
van de Commissie over de toezichtsactiviteiten tijdens de betrokken jaren. Overeenkomstig
artikel 20 van de voorgestelde verordening verricht de Commissie vóór eind juni
2018 in nauwe samenwerking met de lidstaten een tussentijdse evaluatie van de
doeltreffendheid en duurzaamheid van de door het EFG behaalde resultaten.
Uiterlijk 31 december 2022 verricht de Commissie een evaluatie achteraf,
met steun van externe deskundigen, om het effect en de toegevoegde waarde van
het EFG te meten.
2.2.
Beheers- en controlesysteem
2.2.1.
Mogelijke risico's
De
risico's zijn die welke verband houden met het gedeeld beheer van fondsen van
de Unie.
2.2.2.
Controlemiddel(en)
De
voorschriften inzake beheer en financiële controle zijn vastgesteld in artikel
20 van de voorgestelde verordening.
2.3.
Maatregelen ter voorkoming van fraude en
onregelmatigheden
Vermeld de bestaande
en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen. De
maatregelen om onregelmatigheden te voorkomen, op te sporen en te corrigeren
zijn vastgelegd in artikel 20, lid 1, onder d), en in artikel 20, lid 2, van de
voorgestelde verordening.
3.
GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.
Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
· Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven In volgorde van de
rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage Nummer [Omschrijving …...….] || GK/NGK ([31]) || van EVA-landen[32] || van kandidaat-lidstaten[33] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement n.v.t. || 04.0501 Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering 04.010414 Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering – Uitgaven voor administratief beheer 40.0243 Reserve voor het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering || GK || NEE || NEE || NEE || NEE · Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële
kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage Nummer [Omschrijving….…..] || GK/ NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement n.v.t. || Een nieuw begrotingsonderdeel zal worden aangevraagd voor de uitvoering van een deel van het EFG door DG AGRI || [GK…] || /NEE || /NEE || /NEE || /NEE
3.2.
Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.
Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de
uitgaven
in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader || Nummer || DG: EMPL || || || Jaar 2014[34] || Jaar 2015 || TOTAAL Beleidskredieten p.m. || || || Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1) || || || Betalingen || (2) || || || Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1 bis) || || || Betalingen || (2 bis) || || || Uit de begroting van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[35] || || || Nummer begrotingsonderdeel || || (3) || || || TOTAAL kredieten voor DG EMPL || Vastleggingen || =1+1 bis +3 || || || Betalingen || =2+2bis +3 || || || TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || Betalingen || (5) || || || TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || TOTAAL kredieten onder RUBRIEK EMPL van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || || || Betalingen || =5+ 6 || || || Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor
meerdere rubrieken: TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || Betalingen || (5) || || || TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4 van het meerjarige financiële kader (Referentiebedrag ) || Vastleggingen || =4+ 6 || || || Betalingen || =5+ 6 || || || Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || "Administratieve uitgaven" in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017-2010 || TOTAAL DG: EMPL + AGRI || Personele middelen || 1,271 || 1,271 || 1,271 || 1,271 per jaar || 8,897 || Andere administratieve uitgaven || 0,140 || 0,140 || 0,140 || 0,140 per jaar || 0,98 || TOTAAL || || 1,411 || 1,411 || 1,411 || 1,411 per jaar || 9,877 || TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || || || in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || || || Jaar N[36] || Jaar N+1 || TOTAAL TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || || || Betalingen || || ||
3.2.2.
Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
–
X Voor het
voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op 3
decimalen) Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015-2020 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL || || Soort output[37] || Gem. kosten van de output || Aantal ouputs || Kos-ten || Aantal ouputs || Kos-ten || Aantal ouputs || Kos-ten || Aantal ouputs || Kos-ten || Aantal ouputs || Kos-ten || Totaal aantal out-puts || Totaal kosten || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1[38] … || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || || || || || || || || || || || || || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2… || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || || || || || || || || || || || || || TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || || || ||
3.2.3.
Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.1.
Samenvatting
–
Voor het voorstel/initiatief zijn geen
administratieve kredieten nodig –
Ö Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten
nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: in miljoenen euro's
(tot op 3 decimalen) || Jaar 2014 [39] || Jaar 2015 || Jaar 2016-2010 || TOTAAL RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || Personele middelen || 1,271 || 1,271 || 1,271 per jaar || 8,897 Andere administratieve uitgaven || 0,14 || 0,14 || 0,14 per jaar || 0,98 Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 1,411 || 1,411 || 1,411 per jaar || 9,877 Buiten RUBRIEK 5[40] van het meerjarige financiële kader || || || || Personele middelen || || || Andere administratieve uitgaven || || || Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || TOTAAL || || || || || ||
3.2.3.2.
Geraamde personeelsbehoeften
–
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig –
X Voor het voorstel/initiatief zijn personele
middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1
decimaal) || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Hetzelfde voor de jaren 2016 - 2020 04 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 9 || 9 || Dito XX 01 01 02 (delegaties) || || XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || 04 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") || 2 || 2 XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || XX 01 04 jj[41] || - zetel[42] || || - delegaties || || XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden) || || 10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek) || || Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || TOTAAL || 11 || 11 || || 11 || XX is het
beleidsterrein of de begrotingstitel De behoeften aan personele en administratieve
middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer
van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel
aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure
met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen
worden toegewezen. Beschrijving van de
uit te voeren taken: Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Extern personeel ||
3.2.4.
Verenigbaarheid met het huidige meerjarige
financiële kader
–
X Het voorstel/initiatief
is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader –
¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarige financiële kader. Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder
vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. n.v.t. –
¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[43]. Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de
betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. n.v.t.
3.2.5.
Bijdrage van derden aan de financiering
–
X Het voorstel/initiatief voorziet niet in
medefinanciering door derden –
Het voorstel/initiatief voorziet in
medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd: Kredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || Jaar 2014 || Jaar 2015 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal Medefinancieringsbron || || || || || || TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || ||
3.3.
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–
X Het
voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten –
¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen: ¨ voor de eigen middelen ¨ voor de diverse ontvangsten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || || Jaar 2012 || Jaar 2013 || … zoveel jaren invullen als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Artikel …. || || || || || || || Voor de diverse
ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken
begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. n.v.t. Vermeld de wijze van
berekening van de gevolgen voor de ontvangsten. n.v.t. [1] COM(2011)
500 definitief van 29.6.2011. [2] PB L 406 van
30.12.2006, blz. 1. [3] COM(2008)
800 definitief van 26.11.2008. [4] Verordening
(EG) nr. 546/2009, PB L 167 van 29.6.2009, blz. 26. [5] COM(2011)
336 definitief van 10.6.2011. [6] COM(2011)
403 definitief van 29.6.2011. [7] COM(2011)
500 definitief van 29.6.2011. [8] COM(2010)
2020 definitief van 3.3.2010. [9] http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=nl&catId=326&eventsId=320&furtherEvents=yes. [10] http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=nl&catId=326&eventsId=323&furtherEvents=yes. [11] http://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=6578&langId=en. [12] http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=nl&catId=326&eventsId=285&furtherEvents=yes. [13] http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=nl&catId=326&eventsId=330&furtherEvents=yes. [14] SEC(2011)
xxx. [15] SEC(2011)
yyy [16] COM(2011)
403 definitief van 29.6.2011. [17] PB C...
van… , blz…. [18] PB C...
van… , blz…. [19] PB L 48
van 22.2.2008, blz. 82. [20] COM(2011)
500 definitief van 29.6.2011. [21] PB L 167
van 29.6.2009, blz. 27. [22] COM(2011)
403 definitief van 29.6.2011. [23] PB L [24] PB L 175
van 10.7.1999, blz. 43. [25] PB L 327
van 5.12.2008, blz. 9. [26] PB L 225
van 12.8.1998, blz. 16. [27] ABM: ABM:
Activity-Based Management – ABB: Activity-Based Budgeting. [28] In de zin
van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel
Reglement. [29] Nadere
gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement
zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html. [30] In de zin
van artikel 185 van het Financieel Reglement. [31] GK =
gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten. [32] EVA: Europese
Vrijhandelsassociatie. [33] Kandidaat-lidstaten
en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke
Balkan. [34] Het jaar N
is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt
begonnen. [35] Technische
en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering
van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen),
onderzoek door derden, eigen onderzoek. [36] Het jaar N
is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt
begonnen. [37] Outputs
zijn de te verstrekken producten en diensten (bijvoorbeeld aantal gefinancierde
studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.). [38] Zoals
beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…". [39] Het jaar N
is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt
begonnen. [40] Technische
en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering
van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen),
onderzoek door derden, eigen onderzoek. [41] Onder het
maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere
"BA"-onderdelen). [42] Vooral
voor Structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
(ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF). [43] Zie de
punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.