Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007AE0422

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, en tot vaststelling van de inhoud van bijlage XI COM(2006) 7 final — 2006/0008 (COD)

    PB C 161 van 13.7.2007, p. 61–65 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
    PB C 161 van 13.7.2007, p. 18–18 (MT)

    13.7.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 161/61


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, en tot vaststelling van de inhoud van bijlage XI

    COM(2006) 7 final — 2006/0008 (COD)

    (2007/C 161/18)

    De Raad heeft op 10 februari 2006 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over bovengenoemd voorstel.

    De gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 22 februari 2007 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Greif.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 14 en 15 maart 2007 gehouden 434e zitting (vergadering van 14 maart) onderstaand advies uitgebracht, dat met 163 stemmen vóór, bij vijf onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Samenvatting

    1.1

    Het Comité acht het raadzaam naar een zo spoedig mogelijke toepassing van de nieuwe verordening betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten te streven. Dit betekent dat ook de thans als voorstel voorliggende toepassingsverordening spoedig in werking moet treden en dat overeenstemming over onderhavige verordening waarin de inhoud van Bijlage XI van Verordening nr. 883/2004 wordt vastgelegd, niet lang op zich mag laten wachten.

    1.2

    Het Comité beseft dat het niet te overziene gevolgen voor de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten zal hebben als het beginsel van algemene gelijkstelling van feiten, waardoor de nationale wetgever zich niet langer tot de eigen, nationale situatie kan beperken, ongelimiteerd wordt toegepast.

    1.3

    Het Comité geeft toe dat bepaalde vermeldingen in Bijlage XI daarom vanwege specifieke omstandigheden in de lidstaten noodzakelijk zijn om strijdigheid tussen de nationale regelingen en Verordening nr. 883/2004 te voorkomen. Dat neemt niet weg dat wildgroei moet worden tegengegaan en dat het aantal vermeldingen zo gering mogelijk moet worden gehouden en afhankelijk moet worden gemaakt van de vraag of welbepaalde vermeldingen in de desbetreffende lidstaat echt onmisbaar zijn voor de werking van de coördinatievoorschriften en of die vermeldingen aan het beginsel van evenredigheid voldoen.

    1.4

    Voor het Comité komt het er vooral op aan dat de coördinatie er in de praktijk niet toe leidt dat de burgers van de opname van vermeldingen in Bijlage XI nadeel ondervinden.

    1.5

    De in Bijlage XI opgenomen vermeldingen leveren volgens het Comité geen noemenswaardige problemen op, noch voor zich verplaatsende verzekerden, noch voor het bedrijfsleven of de socialezekerheidsorganen. De voordelen die rechthebbenden van de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten hebben, mogen niet teniet worden gedaan door de in Bijlage XI opgenomen vermeldingen.

    1.6

    Het Comité heeft oog voor de inspanningen van alle betrokkenen om tot vereenvoudiging te komen, waardoor er in Bijlage XI duidelijk minder vermeldingen staan dan in de overeenkomstige Bijlage VI van de vigerende coördinatieverordening (EEG) nr. 1408/71.

    1.7

    Het Comité doet een oproep aan de lidstaten om hun socialezekerheidsorganen nu al van de personele en technische middelen te voorzien die nodig zijn om de nieuwe basisverordening snel te kunnen gaan toepassen.

    2.   Inleiding en voorgeschiedenis van onderhavig Commissievoorstel

    2.1

    De gemeenschappelijke bepalingen betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten staan momenteel in Verordening (EEG) nr. 1408/71 (de „basisverordening”) en de bijbehorende Verordening (EEG) nr. 574/72 (de „toepassingsverordening”), die sinds de inwerkingtreding ervan (nu al meer dan dertig jaar geleden) meerdere malen zijn gewijzigd en bijgewerkt.

    2.1.1

    Doel van bovengenoemde verordeningen is te bewerkstelligen dat personen die onder het toepassingsgebied ervan vallen, hun socialezekerheidsrechten niet kwijtraken als zij naar een andere lidstaat reizen of aldaar gaan verblijven of wonen. Zich verplaatsende verzekerden mogen niet voor hun mobiliteit worden „gestraft” doordat zij slechter worden behandeld dan mensen die ter plaatse blijven. Om behoud van rechten te garanderen, zijn in deze verordeningen de beginselen voor de coördinatie vastgelegd, alsook toepassingsbepalingen naar gelang van de specifieke vereisten van ieder afzonderlijk onderdeel van de sociale zekerheid.

    2.2

    Verordening (EEG) nr. 1408/71 moet worden vervangen door de al op 29 april 2004 goedgekeurde Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad.

    2.2.1

    In artikel 89 van de nieuwe Verordening (EG) nr. 883/2004 staat dat er voor de toepassing ervan nog een verordening nodig is, die dan in de plaats van de huidige toepassingsverordening (EEG) nr. 574/72 zal komen. De Commissie heeft al op 31 januari jl. een voorstel voor die toepassingsverordening (1) ingediend, dat momenteel wordt besproken in het Europees Parlement en de Raad en waarover het Comité al een apart advies heeft uitgebracht (2).

    2.2.2

    Pas als de toepassingsverordening in werking treedt, kan Verordening (EG) nr. 883/2004 worden toegepast en kunnen de talrijke daarin voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels opgenomen vereenvoudigingen, verduidelijkingen en verbeteringen voor alle gebruikers worden doorgevoerd. Tot dat tijdstip blijven Verordening (EEG) nr. 1408/71 en toepassingsverordening (EEG) nr. 574/72 onverkort van toepassing.

    2.3

    Krachtens overweging 41 van Verordening (EG) nr. 883/2004 is „Het (is) noodzakelijk dat bijzondere bepalingen worden vastgesteld die in overeenstemming zijn met de specifieke kenmerken van de nationale wetgevingen, teneinde de toepassing van de coördinatievoorschriften te vergemakkelijken”. Die bijzondere bepalingen voor de toepassing van de wetgevingen van bepaalde lidstaten staan in Bijlage XI van Verordening (EG) nr. 883/2004, waarover dit advies gaat.

    2.3.1

    In basisverordening (EG) nr. 883/2004 zijn dus (middels Bijlage XI) de beginselen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels vastgelegd. De toepassingsverordening dient als het ware als handleiding voor de basisverordening en is vooral gericht op de regeling van bestuurlijke zaken. In Bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 883/2004 staan bijzondere bepalingen die op de rechtsregels van de lidstaten zijn afgestemd, waardoor de nieuwe coördinatievoorschriften moeiteloos in praktijk moeten kunnen worden gebracht.

    2.3.2

    Met Bijlage XI moet dus worden voorkomen dat strijdigheid ontstaat tussen de nationale socialezekerheidsstelsels en de coördinatievoorschriften: regelingen van specifiek nationale aard moeten steeds in Bijlage XI worden vermeld, zodat die de coördinatie niet in de weg staan. Anders gezegd is de bedoeling van Bijlage XI te bewerkstelligen dat de nationale en de EU-regels bij de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten naadloos op elkaar aansluiten.

    2.4

    In Bijlage XI krijgt iedere lidstaat een aparte rubriek. Hoeveel vermeldingen er van iedere lidstaat zijn, zal erg uiteenlopen en hangt af van de nationale rechtsorde.

    2.5

    Bijlage XI is bij de goedkeuring van de nieuwe basisverordening (EG) nr. 883/2004 aanvankelijk blanco gelaten, waarbij is afgesproken dat de inhoud daarvan bij een volgende verordening zou worden vastgelegd. Voor die verordening is thans onderhavig voorstel gedaan (3).

    2.5.1

    Bijlage XI heeft niet alleen betrekking op de basis-, maar ook op de toepassingsverordening: die drie teksten kunnen niet los van elkaar worden gezien. Daarom wordt de inhoud van Bijlage XI in de werkgroep „Sociale vraagstukken” van de Raad tegelijk behandeld met het dienovereenkomstige onderdeel van de toepassingsverordening. Kortom, over beide in januari 2006 door de Commissie gedane voorstellen wordt in de Raad gelijktijdig gediscussieerd.

    2.5.2

    De inhoud van Bijlage XI moet vaststaan op het tijdstip waarop de toepassingsverordening van het Europees Parlement en de Raad in werking treedt. Bijlage XI is dus een van de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om de nieuwe coördinatievoorschriften op het gebied van de sociale zekerheid te kunnen toepassen. Rechtsgrondslagen voor deze verordeningen zijn de artt. 42 en 308 van het EG-Verdrag. Bijgevolg moet over de inwerkingtreding daarvan in de Raad een eenparig besluit worden genomen, als onderdeel van de medebeslissingsprocedure van het Europees Parlement.

    2.6

    Na overleg met de lidstaten heeft de Commissie op 24 januari 2006 het voorstel ingediend om Verordening (EG) nr. 883/2004 op een aantal punten te wijzigen en de inhoud van Bijlage XI vast te leggen. De reden waarom de nog niet van kracht zijnde Verordening (EG) nr. 883/2004 op een aantal punten moet worden gewijzigd, is dat bepaalde regelingen waarvan de lidstaten in Bijlage XI een vermelding laten opnemen, worden gezien als horizontale vraagstukken waarvoor voor alle lidstaten tegelijk een regeling moet worden getroffen. Als de voorgestelde wijzigingen worden doorgevoerd, is het niet langer nodig dat meerdere lidstaten in Bijlage XI gelijkluidende vermeldingen laten opnemen.

    3.   Algemene en specifieke opmerkingen

    3.1

    Het Comité heeft de nieuwe regelingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten al vaak toegejuicht als een belangrijke stap in de richting van verbeterde voorwaarden voor het vrije verkeer in de EU. Het was vooral ingenomen met de uitbreiding van de personele en materiële werkingssfeer van de verordening, de vereenvoudigingen in vergelijking met de geldende regelingen en alle maatregelen om de socialezekerheidsorganen beter te laten samenwerken.

    3.1.1

    Het dringt erop aan dat wordt gestreefd naar een zo spoedig mogelijke toepassing van de nieuwe coördinatieverordening, wat impliceert dat ook de thans als voorstel voorliggende toepassingsverordening spoedig in werking treedt en dat overeenstemming over de inhoud van Bijlage XI niet lang op zich laat wachten. Daarom doet het een beroep op alle actoren om zoveel mogelijk haast te maken met de behandeling van de voorstellen voor resp. de toepassingsverordening en onderhavige verordening tot vaststelling van de inhoud van Bijlage XI (4).

    3.1.2

    Het Comité heeft al eerder, nl. in een advies over de huidige toepassingsverordening, aangegeven dat de termijn tussen de definitieve goedkeuring van de toepassingsverordening en de inwerkingtreding daarvan onder geen enkel beding langer mag zijn dan de door de Commissie voorgestelde zes maanden (5).

    3.2

    De lidstaten kunnen de vermelding in Bijlage XI aanvragen van welbepaalde gevoelige nationale regelingen die zij gehandhaafd willen zien. Die noodzaak vloeit met name voort uit het in Verordening (EG) nr. 883/2004 vastgelegde beginsel van gelijkstelling van feiten, volgens welke feiten en gebeurtenissen met rechtsgevolgen voor de sociale zekerheid die in een andere lidstaat zijn vastgesteld, altijd moeten worden behandeld alsof zij zich op het grondgebied van de lidstaat zelf zouden hebben voorgedaan (6).

    3.2.1

    Gelijkstelling van feiten houdt bijvoorbeeld in dat een pensioen dat wordt getrokken van het socialezekerheidsstelsel van een andere lidstaat, dezelfde rechtsgevolgen moet hebben als een pensioen in het socialezekerheidsstelsel van de eigen lidstaat; ook zou een ongeluk dat in het eigen land recht geeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, ook in een ander land tot zo'n uitkering aanleiding moeten geven.

    3.2.2

    Het Europese Hof van Justitie is in zijn uitspraken altijd uitgegaan van een ruime interpretatie van het beginsel van gelijkstelling van feiten, met als oogmerk migrerende werknemers te beschermen. In de thans vigerende Verordening (EEG) nr. 1408/71 is geen sprake van een algemene gelijkstelling van feiten, maar alleen van enkele expliciet geregelde gelijkstellingen. Als het gaat om niet-expliciet geregelde aspecten, wordt vaak een beroep op de rechter gedaan. Zo is het bijvoorbeeld niet toegestaan dat de duur van een wezenuitkering alleen kan worden verlengd met de tijd die betrokkene in militaire dienst in het land zelf doorbrengt (7), of dat een periode van arbeidsongeschiktheid alleen bij de bepaling van het pensioenbedrag wordt meegeteld als betrokkene op het tijdstip waarop hij of zij arbeidsongeschikt is geworden, onder de wetgeving van het land zelf viel (8).

    3.2.3

    Het Comité beseft dat ongelimiteerde toepassing van dit beginsel, waardoor de nationale wetgevers zich niet langer tot socialezekerheidsfeiten op het eigen grondgebied kunnen beperken, niet te overziene gevolgen zou hebben voor de socialezekerheidsstelsels. Ook uit de overwegingen 9 t/m 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004 blijkt dat aan de toepassing van het beginsel van de gelijkstelling van feiten grenzen zijn gesteld. Zo staat in overweging 12 dat ervoor moet worden gezorgd dat „het beginsel van gelijkstelling van feiten of gebeurtenissen niet tot objectief ongerechtvaardigde resultaten leidt, noch tot samenloop van prestaties van dezelfde aard tijdens hetzelfde tijdvak”, terwijl volgens overweging 11 „De gelijkstelling van feiten of gebeurtenissen die zich in een lidstaat voordoen … in geen geval tot gevolg (kan) hebben dat een andere lidstaat bevoegd is, of dat diens wetgeving van toepassing wordt”.

    3.2.4

    Om ongewenste effecten van de gelijkstelling van feiten tegen te gaan, zijn in Verordening (EG) nr 883/2004 horizontale uitzonderingsregelingen opgenomen die voor meerdere lidstaten gelden. Welbepaalde ongewenste effecten voor het stelsel van een lidstaat kunnen worden voorkomen door vermelding in Bijlage XI.

    3.3

    De lidstaten bepalen de inhoud van Bijlage XI. De lidstaten kunnen regelingen m.b.t. bijzondere feiten op eigen grondgebied invoeren noch handhaven zonder dat onder omstandigheden strijdigheid met Verordening (EG) nr. 883/2004 ontstaat. De bedoeling van Bijlage XI is ervoor te zorgen dat die verordening in iedere lidstaat probleemloos kan worden toegepast, en wel doordat de tekst ervan op bepaalde punten, naar gelang van de situatie in bepaalde lidstaten, wordt aangepast.

    3.3.1

    Gezien de mogelijkheid dat er zeer veel vermeldingen worden aangevraagd, is bijlage XI voor de inwerkingtreding van de verordening een gevoelige aangelegenheid. Het Comité ziet in dat aan bepaalde vermeldingen niet valt te ontkomen, maar dringt erop aan dat wildgroei wordt voorkomen doordat de lidstaten het aantal vermeldingen dat zij aanvragen, zo beperkt mogelijk houden: zij zouden zich, alvorens een aanvraag in te dienen, steeds moeten afvragen of een bepaalde vermelding onontbeerlijk is voor de werking van de coördinatievoorschriften op hun grondgebied en of daarmee aan het evenredigheidsbeginsel is voldaan. Voor het Comité komt het er vooral op aan dat de coördinatie er in de praktijk niet toe leidt dat de burgers van de opname van vermeldingen in Bijlage XI nadeel ondervinden.

    3.3.2

    Dat aan deze kwesties veel haken en ogen zitten, beseft het Comité maar al te goed. Toch dringt het erop aan dat de toepassing van de nieuwe verordening niet nog eens wordt vertraagd doordat deelbelangen worden nagestreefd, temeer daar de Raad hierover met algemene stemmen en conform de medebeslissingsprocedure (dus samen met het Europees Parlement) moet beslissen.

    3.4

    De lidstaten is al tijdens de beraadslagingen over Verordening (EG) nr. 883/2004 gevraagd om voorstellen voor een vlotte toepassing van alle afzonderlijke voorschriften in te dienen. De lidstaten hebben ongeveer 150 vermeldingen in Bijlage XI aangevraagd. Die aanvragen zijn door de diensten van de Commissie onderzocht, waarna overleg is gepleegd met functionarissen van de betrokken lidstaten. Uiteindelijk is ongeveer een derde daarvan goedgekeurd. Zo is de inhoud van Bijlage XI tot stand gekomen, zoals die nu voorligt. De uiteindelijke toetsing vindt plaats in de werkgroep „Sociale vraagstukken” van de Raad, waarin tegelijkertijd het daarmee overeenkomende hoofdstuk in de toepassingsverordening wordt behandeld.

    3.4.1

    Het Comité zal niet nader ingaan op iedere afzonderlijke aanvraag, omdat het hier een complexe materie betreft waarbij over de sociale wetgeving van iedere lidstaat in bijzonderheden moet worden getreden. Op het eerste gezicht zullen de goedgekeurde aanvragen volgens het Comité noch voor zich verplaatsende verzekerden, noch voor het bedrijfsleven, noch voor de socialezekerheidsorganen noemenswaardige problemen opleveren.

    3.5

    Ook kan er begrip voor worden opgebracht dat een meerderheid van de aanvragen niet wordt gehonoreerd: er zijn aanvragen afgewezen vanwege redundantie of onverenigbaarheid met Verordening (EG) nr. 883/2004; weer andere aanvragen zijn omgezet in voorstellen om wijzigingen in Verordening (EG) nr. 883/2004 aan te brengen, waarbij het gaat om voorstellen van algemene aard, die dus niet specifiek op een bepaald land zijn afgestemd.

    3.5.1

    Door die voorstellen voor wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004, die zijn overgenomen in onderhavig verordeningsvoorstel, wordt voorkomen dat voor verschillende lidstaten gelijkluidende vermeldingen in Bijlage XI worden opgenomen. Zo wordt de bijlage korter en de verordening overzichtelijker.

    3.5.2

    Artikel 1 van het verordeningsvoorstel is een voorbeeld van zo'n bundeling van horizontale vraagstukken. Het gaat hier om verduidelijkingen die meerdere lidstaten aangaan en die daarom beter in Verordening (EG) nr. 883/2004 zelf kunnen worden veranderd, en niet door middel van een veelvoud aan vermeldingen in Bijlage XI.

    3.5.2.1

    Artikel 1, lid 1, betreft de wijziging van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 883/2004 („vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering”). Door deze nieuwe passage kunnen alle lidstaten in hun nationale wetgeving vastleggen dat vrijwillige verzekering in hun socialezekerheidsstelsel, waarin als voorwaarde is gesteld dat iemand in het land woont of er ooit heeft gewerkt, alleen mogelijk is voor iemand die ooit al eens in het land als werknemer verzekerd is geweest. Zonder een dergelijke uitzonderingsmogelijkheid kan iedereen die ooit ergens in de EU heeft gewoond of gewerkt, zich in iedere lidstaat op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 883/2004 („algehele gelijkstelling van feiten”) vrijwillig verzekeren. Aangezien aan vrijwillige verzekering in de rechtsorde van sommige lidstaten zeer gunstige voorwaarden verbonden zijn, zou een onvoorwaardelijke openstelling daarvan onder bepaalde omstandigheden tot stelselverstorende consequenties kunnen leiden, met grote problemen voor de verzekerden van de betrokken lidstaat. Daarom is overeengekomen dat alle lidstaten aan vrijwillige verzekering de voorwaarde kunnen verbinden dat iemand ooit al in het land zelf heeft gewerkt.

    3.5.2.2

    Artikel 1, lid 3, betreft de wijziging van artikel 52 van Verordening (EG) nr. 883/2004 („berekening pro rata”).

    Daarbij wordt voor alle lidstaten — dus „horizontaal” — vastgelegd in welke gevallen bij de bepaling van de hoogte van uitkeringen de pro rata temporis-berekeningsmethode niet kan worden toegepast (9).

    Doel is altijd te voorkomen dat zich verplaatsende verzekerden er bekaaider afkomen dan verzekerden die in eigen land blijven.

    Volledigheidshalve moet daarbij worden vermeld dat het door de Commissie ingediende voorstel tijdens de behandeling daarvan in de Raad is aangepast.

    In het kader van de voorlopige, gedeeltelijke overeenstemming die inmiddels in de Raad is bereikt, is afgesproken dat in stelsels waarbij bepaalde tijdvakken niet relevant zijn voor de berekening van de hoogte van de uitkering, geen pro rata-berekening hoeft te worden uitgevoerd als die gevallen in Bijlage VIII van Verordening nr. 883/2004 worden genoemd.

    Dat betekent dat o.a. stelsels waarbij vooral de afgedragen premies bepalend zijn, waarop de oorspronkelijke tekst van de Commissie betrekking heeft, hieronder vallen.

    3.5.3

    Er worden in de toepassingsverordening nog andere horizontale vraagstukken aan de orde gesteld, waarbij het in eerste instantie om technische voorstellen gaat. De vermeldingen die in Bijlage XI worden opgenomen, zouden dan ook beperkt moeten blijven tot specifieke maatregelen voor afzonderlijke lidstaten.

    3.6

    Het Comité stelt vast dat de inspanningen van alle betrokkenen om te vereenvoudigen, vruchten hebben afgeworpen: bijlage XI bevat daardoor duidelijk minder vermeldingen dan de overeenkomstige bijlage VI van de vigerende basisverordening (EEG) nr. 1408/71.

    3.6.1

    In lijn daarmee zou voortaan bij iedere nieuwe aanvraag voor vermelding in Bijlage XI (bv. in het kader van de toetreding van Bulgarije en Roemenië) de inhoudelijke vraag moeten worden gesteld of het daarbij om een horizontaal vraagstuk gaat. Zo ja, dan moet die kwestie systeemconform in de basis- of de toepassingsverordening zelf worden geregeld.

    Hetzelfde geldt voor de bepalingen die veel lidstaten in hun socialezekerheidswetgeving hebben opgenomen om personen die om politieke of religieuze redenen of vanwege hun afkomst nadeel hebben ondervonden wat hun socialezekerheidsrechten betreft, te beschermen (10), alsook voor de speciale regelingen die lidstaten voor voormalige krijgsgevangenen of voor slachtoffers van oorlog, misdrijven, terrorisme of totalitaire regimes hebben getroffen. Dergelijke beschermende regelingen, waardoor bepaalde doelgroepen sociale zekerheid kunnen genieten (ziekteverzekering, pensioen e.d.) of compensatie ontvangen, vallen doorgaans buiten het socialezekerheidsstelsel. Daarom zou ook in deze gevallen moeten worden gestreefd naar een artikel voor alle lidstaten in de basisverordening zelf; dergelijke sociale bijstandsvoorzieningen, die niet onder sociale verzekeringen vallen, kunnen in een algemene bepaling in de verordening worden uitgezonderd.

    3.6.2

    Daarnaast doet het Comité een beroep op de deskundigen in iedere lidstaat om hun nationale rechtsregels zorgvuldig aan de nieuwe coördinatievoorschriften te toetsen. Mogelijkerwijs moeten er overal nog vermeldingen in Bijlage XI worden aangevraagd, omdat de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 niet moeiteloos dreigt te gaan verlopen. Als er strijdigheid is tussen de nationale wetgeving op het gebied van de sociale zekerheid en de coördinatievoorschriften, kan dat aanleiding geven tot talrijke zaken die voor het Europese Hof van Justitie worden gebracht.

    4.   Verdere opmerkingen over de praktijk van de coördinatie

    4.1

    Grensoverschrijdende mobiliteit in Europa prijkt bovenaan de EU-agenda. De mate waarin de coördinatie van de nationale socialezekerheidsstelsels een succes wordt, is bepalend voor de mate waarin de burgers van Europa daarvan gebruik zullen gaan maken: zij gaan er terecht vanuit dat die gemeenschappelijk inspanning hun voordelen moet opleveren.

    4.2

    Het Comité vraagt de lidstaten en de Commissie om zich er nog meer voor in te zetten dat alle potentiële gebruikers van de verordening met de regelingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels vertrouwd worden gemaakt en nog meer van de voordelen daarvan worden doordrongen. Met de daarvoor benodigde voorbereidingen moet onverwijld een aanvang worden gemaakt. Aan de instrumenten die er al zijn om voorlichting over mobiliteit te geven (11), dient meer bekendheid te worden gegeven; ook moeten zij verder worden uitgebouwd.

    4.3

    Het Comité heeft er al eerder op gewezen hoe belangrijk het is dat het personeel van de socialezekerheidsorganen tijdig op de nieuwe regelingen en alle daarmee verband houdende grondbeginselen wordt voorbereid, waarbij niet valt te ontkomen aan de noodzaak voor de lidstaten om (bij)scholingscursussen te organiseren.

    4.4

    Bovendien zouden de lidstaten hun socialezekerheidsorganen nu al van de personele en technische middelen moeten voorzien die nodig zijn om ervoor te zorgen dat Verordening (EG) nr. 883/2004, na haar inwerkingtreding, in de praktijk vlot kan worden toegepast. De bestaande instrumenten — en vooral de TRESS-netwerken waarin in iedere lidstaat de belanghebbende kringen en actoren zijn bijeengebracht (12) — moeten worden ingezet om die praktische uitvoering per lidstaat te evalueren.

    4.5

    Het Comité is van plan om een apart initiatiefadvies te wijden aan vraagstukken i.v.m. de werking van de coördinatievoorschriften in de praktijk. De hamvraag wordt dan in hoeverre de burgers van Europa de van coördinatie verwachte voordelen daadwerkelijk kunnen genieten als zij in een ander land gaan wonen of werken, waarbij er ook aandacht moet zijn voor de Europese ziekteverzekeringskaart.

    Brussel, 14 maart 2007

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    D. DIMITRIADIS


    (1)  PB C 318 van 23 december 2006.

    (2)  EESC-advies over het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (COM(2006) 16 final — 2006/0006 (COD), rapporteur: de heer Greif; PB C 324 van 30 december 2006

    (3)  COM(2006) 7 final

    (4)  Hierop heeft het EESC eerder ook al aangedrongen in zijn advies over „Sociale zekerheid voor werknemers en zelfstandigen”, PB C 24 van 31 januari 2006 (rapporteur: Rodríguez García-Caro) en in zijn advies over het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (COM(2006) 16 final — 2006/0006 (COD), PB C 324 van 30 december 2006, rapporteur: Greif)

    (5)  PB C 324 van 30 december 2006, rapporteur: de heer Greif, par. 4.4.1

    (6)  Cf. artikel 5 van Verordening (EG) nr. 883/2004:

    gelijkstelling van prestaties, inkomsten, feiten en gebeurtenissen

    Tenzij in deze verordening anders is bepaald en rekening houdend met de bijzondere uitvoeringsbepalingen, geldt het volgende:

    a)

    indien de wetgeving van de bevoegde lidstaat bepaalde rechtsgevolgen toekent aan socialezekerheidsprestaties of andere inkomsten, zijn de betreffende bepalingen van die wetgeving ook van toepassing op gelijkgestelde prestaties die krachtens de wetgeving van een andere lidstaat toegekend zijn alsmede op de inkomsten die in een andere lidstaat verworven zijn;

    b)

    indien de wetgeving van de bevoegde lidstaat rechtsgevolgen toekent aan bepaalde feiten of gebeurtenissen, houdt die lidstaat rekening met soortgelijke feiten of gebeurtenissen die zich in een andere lidstaat voordoen alsof zij zich op het eigen grondgebied hebben voorgedaan;

    (7)  RS.C-131/96, Mora Romero, Jurispr. 1997, I-3676

    (8)  RS.C-45/92 en C-46/92, Lepore en Scamuffa, Jurispr. 1995, I-6497

    (9)  Bij de pro rata-temporis-methode wordt de hoogte van het in het land zelf verkregen pensioendeel bepaald aan de hand van een pro rata-berekening: om te beginnen wordt een fictief pensioenbedrag berekend op grond van de veronderstelling dat alle verzekeringstijdvakken in het land zelf zijn opgebouwd, waarna de pensioenuitkering wordt bepaald als een percentage van dat fictieve bedrag (dat percentage komt dan overeen met de verhouding verzekeringstijdvak in het land zelf versus het totale aantal verzekeringstijdvakken). Nu zijn er gevallen waarin de berekening waarbij alleen maar wordt uitgegaan van de verzekeringstijdvakken in het land zelf (autonome uitkering) altijd hoger uitkomt dan de uitkering op grond van die pro rata-berekening. Die gevallen komen ter sprake in Bijlage VIII. Hier kan het bevoegde socialezekerheidsorgaan afzien van de toepassing van de pro rata-berekeningsmethode.

    (10)  Zie vermelding nr. 5 in Bijlage XI (Oostenrijk)

    (11)  Zie o.a. de rechtsregels van de Gemeenschap voor sociale zekerheid — uw rechten als u zich verplaatst in de Europese Unie

    http://ec.europa.eu/employment_social/emplweb/publications/publication_en.cfm?id=25

    en de gegevensbank MISOC over de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten

    http://ec.europa.eu/employment_social/social_protection/missoc_en.htm

    (12)  Opleiding en verslaggeving inzake sociale zekerheid in Europa (zie ook http://www.tress-network.org)


    Top