EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020R1362

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1362 van de Commissie van 30 september 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 wat betreft de fytosanitaire maatregelen voor het binnenbrengen in de Unie van bepaalde voor opplant bestemde planten van Acer japonicum Thunberg, Acer palmatum Thunberg en Acer shirasawanum Koidzumi uit Nieuw-Zeeland

C/2020/6583

PB L 317 van 1.10.2020, p. 5–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2020/1362/oj

1.10.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1362 VAN DE COMMISSIE

van 30 september 2020

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 wat betreft de fytosanitaire maatregelen voor het binnenbrengen in de Unie van bepaalde voor opplant bestemde planten van Acer japonicum Thunberg, Acer palmatum Thunberg en Acer shirasawanum Koidzumi uit Nieuw-Zeeland

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (1), en met name artikel 42, lid 4, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (2) bevat een lijst van planten, plantaardige producten en andere materialen met een hoog risico, die op basis van een voorlopige risicobeoordeling is vastgesteld.

(2)

In Verordening (EU) 2016/2031 is bepaald dat wanneer een risicobeoordeling uitwijst dat een plant, plantaardig product of ander materiaal die/dat afkomstig is uit een derde land, groep derde landen of specifiek gebied binnen een derde land, een onaanvaardbaar risico op plaagorganismen oplevert maar dit risico door toepassing van bepaalde maatregelen tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, de Commissie die plant, dat plantaardig product of dat andere materiaal uit de op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 vastgestelde lijst moet schrappen en aan de in artikel 41, lid 2, van Verordening (EU) 2016/2031 bedoelde lijst moet toevoegen.

(3)

In Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 van de Commissie (3) zijn bovendien de fytosanitaire maatregelen vastgesteld voor het binnenbrengen in de Unie van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen die uit de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 zijn geschrapt.

(4)

Planten van het geslacht Acer L. zijn als planten met een hoog risico opgenomen in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019.

(5)

Op 29 augustus 2019 heeft Nieuw-Zeeland bij de Commissie een verzoek ingediend voor uitvoer naar de Unie van één tot drie jaar oude geënte of geoculeerde voor opplant bestemde planten met naakte wortels in rusttoestand zonder blad van de soorten Acer japonicum Thunberg, Acer palmatum Thunberg en Acer shirasawanum Koidzumi (“de nader omschreven planten”). Bij dat verzoek was het respectieve technische dossier gevoegd.

(6)

Op 20 mei 2020 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijk advies uitgebracht over de risicobeoordeling van het handelsartikel voor uit Nieuw-Zeeland afkomstige planten van de soort Acer spp. (4) De EFSA heeft Eotetranychus sexmaculatus, Meloidogyne fallax, Oemona hirta en Platypus apicalis (“de gespecificeerde plaagorganismen”) geïdentificeerd als voor de nader omschreven planten relevante plaagorganismen, heeft de in het dossier beschreven risicobeperkingsmaatregelen voor die plaagorganismen geëvalueerd, en heeft beoordeeld hoe waarschijnlijk het is dat het handelsartikel vrij is van elk van die plaagorganismen.

(7)

Naar aanleiding van dat advies zijn de gespecificeerde planten bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1361 van de Commissie (5) uit de op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 vastgestelde lijst van planten met een hoog risico geschrapt.

(8)

Bovendien kunnen op basis van dat advies de nodige maatregelen om het risico van de gespecificeerde plaagorganismen te beperken als fytosanitaire invoervoorschriften worden vastgesteld om de fytosanitaire bescherming van het grondgebied van de Unie tegen het binnenbrengen van de nader omschreven planten in de Unie te waarborgen.

(9)

Wat Oemona hirta en Platypus apicalis betreft, worden de door Nieuw-Zeeland in het dossier beschreven maatregelen voldoende geacht om het risico van het binnenbrengen in de Unie van de nader omschreven planten tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. De maatregelen ten aanzien van die twee plaagorganismen moeten daarom op de door Nieuw-Zeeland in het dossier beschreven maatregelen worden gebaseerd.

(10)

Wat Meloidogyne fallax betreft, zijn de door Nieuw-Zeeland in het dossier beschreven maatregelen in overeenstemming met de bestaande voorschriften in bijlage VII, punt 10, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie (6) voor nematoden bij voor opplant bestemde bomen en struiken.

(11)

Met betrekking tot Eotetranychus sexmaculatus wordt geoordeeld dat de loutere toepassing van de door Nieuw-Zeeland in het dossier voorgestelde maatregelen het risico van het binnenbrengen in de Unie van de nader omschreven planten niet tot een aanvaardbaar niveau kan terugbrengen, aangezien er volgens het advies van de EFSA nog enkele onzekerheden bestaat. Door de vastgestelde onzekerheden weg te nemen met aanvullende maatregelen op het gebied van officiële verklaringen en fytosanitaire certificaten, kan het risico van het binnenbrengen in de Unie van de nader omschreven planten tot een aanvaardbaar niveau worden teruggebracht. De door Nieuw-Zeeland toegepaste maatregelen in het dossier voor Eotetranychus sexmaculatus moeten derhalve met dergelijke maatregelen, die de onzekerheden wegnemen, worden aangevuld.

(12)

Oemona hirta en Meloidogyne fallax zijn in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 als EU-quarantaineorganisme opgenomen. Eotetranychus sexmaculatus en Platypus apicalis zijn nog niet opgenomen in de lijst van EU-quarantaineorganismen in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072, maar voldoen mogelijk op basis van een aanvullende volledige risicobeoordeling aan de voorwaarden voor opneming in die lijst. Indien wordt vastgesteld dat die plaagorganismen aan die voorwaarden voldoen, zullen zij in de lijst in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 worden opgenomen en zullen de desbetreffende planten in de lijst in bijlage VII bij die verordening worden opgenomen, samen met de respectieve maatregelen, op basis van een volledige risicobeoordeling voor die plaagorganismen. Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 moet dan dienovereenkomstig worden herzien.

(13)

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

Om te voldoen aan de verplichtingen van de Unie die uit de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen van de Wereldhandelsorganisatie voortvloeien (7), moet de invoer van de nader omschreven planten zo snel mogelijk opnieuw beginnen. Daarom moet deze verordening in werking treden op de derde dag na die van de bekendmaking ervan.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening bevat de fytosanitaire maatregelen voor het binnenbrengen in de Unie van bepaalde voor opplant bestemde planten van Acer japonicum Thunberg, Acer palmatum Thunberg en Acer shirasawanum Koidzumi uit Nieuw-Zeeland.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 september 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie van 18 december 2018 tot vaststelling van een voorlopige lijst van planten, plantaardige producten of andere materialen met een hoog risico in de zin van artikel 42 van Verordening (EU) 2016/2031 en een lijst van planten waarvoor geen fytosanitair certificaat is vereist voor het binnenbrengen in de Unie in de zin van artikel 73 van die Verordening (PB L 323 van 19.12.2018, blz. 10).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 van de Commissie van 21 augustus 2020 betreffende de fytosanitaire maatregelen voor het binnenbrengen in de Unie van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen die uit de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 zijn geschrapt (PB L 275 van 24.8.2020, blz. 5).

(4)  EFSA-panel voor de gezondheid van gewassen, 2020. Wetenschappelijk advies over de risicobeoordeling van het handelsartikel voor uit Nieuw-Zeeland afkomstige planten van de soort Acer spp. EFSA Journal (2020); 18(5): 6105. https://doi.org/10.2903/j.efsa.2020.6105

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1361 van de Commissie van 30 september 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 wat betreft bepaalde voor opplant bestemde planten van Malus domestica uit Servië, en bepaalde voor opplant bestemde planten van Acer japonicum Thunberg, Acer palmatum Thunberg en Acer shirasawanum Koidzumi uit Nieuw-Zeeland (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1).

(7)  Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen van de Wereldhandelsorganisatie (https://www.wto.org/english/tratop_e/sps_e/spsagr_e.htm).


BIJLAGE

In de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 worden de volgende punten toegevoegd:

Planten, plantaardige producten en andere materialen

GN-code

Derde landen van oorsprong

Maatregelen

“4.

Eén tot drie jaar oude geënte of geoculeerde voor opplant bestemde planten met naakte wortels in rusttoestand zonder blad van de soorten Acer japonicum Thunberg, Acer palmatum Thunberg en Acer shirasawanum Koidzumi

ex 0602 90 41

ex 0602 90 45

ex 0602 90 46

ex 0602 90 48

ex 0602 90 50

Nieuw-Zeeland

a)

Een officiële verklaring dat:

i)

de planten vrij zijn van Eotetranychus sexmaculatus;

ii)

de planten gedurende hun hele leven zijn geteeld in een plaats van productie die, samen met de productielocaties die daarvan deel uitmaken, is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong;

iii)

de productielocatie sinds het begin van de volledige productiecyclus tijdens officiële inspecties die op gepaste tijdstippen plaatsvinden, vrij van Eotetranychus sexmaculatus is bevonden. Indien werd vermoed dat Eotetranychus sexmaculatus op de productielocatie aanwezig was, zijn gepaste behandelingen uitgevoerd om de afwezigheid van het plaagorganisme te waarborgen. Rond de productielocatie is een zone van 100 m ingesteld die op gepaste tijdstippen specifiek op de aanwezigheid van Eotetranychus sexmaculatus wordt gecontroleerd, en indien het plaagorganisme op een waardplant is gevonden, is die plant onmiddellijk verwijderd en vernietigd;

iv)

er een systeem is opgezet om instrumenten en machines vóór gebruik op een productielocatie te reinigen zodat zij vrij zijn van grond en plantenresten en ze te desinfecteren zodat zij vrij zijn van Eotetranychus sexmaculatus;

v)

de planten bij de oogst zijn gereinigd en gesnoeid en de planten een officiële fytosanitaire controle hebben ondergaan die ten minste bestaat uit een grondig visueel onderzoek, met name van de stammen en de takken van de planten, ter bevestiging van de afwezigheid van Eotetranychus sexmaculatus;

vi)

de zendingen planten onmiddellijk vóór de uitvoer officieel zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van Eotetranychus sexmaculatus, met name in de stammen en takken van de planten, en het monster voor inspectie zodanig groot was dat het ten minste de detectie van een besmettingsniveau van 1 % met een betrouwbaarheidsniveau van 99 % mogelijk maakt.

b)

In de fytosanitaire certificaten voor die planten wordt onder de rubriek “aanvullende verklaring” het volgende vermeld:

i)

de volgende verklaring: “De zending voldoet aan Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1362 van de Commissie.”;

ii)

de gegevens van de geregistreerde productielocaties.

5.

Eén tot drie jaar oude geënte of geoculeerde voor opplant bestemde planten met naakte wortels in rusttoestand zonder blad van de soorten Acer japonicum Thunberg, Acer palmatum Thunberg en Acer shirasawanum Koidzumi

ex 0602 90 41

ex 0602 90 45

ex 0602 90 46

ex 0602 90 48

ex 0602 90 50

Nieuw-Zeeland

a)

Een officiële verklaring dat:

i)

de planten vrij zijn van Oemona hirta en Platypus apicalis;

ii)

de planten gedurende hun hele leven zijn geteeld in een plaats van productie die, samen met de productielocaties die daarvan deel uitmaken, is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong;

iii)

de productielocatie sinds het begin van de volledige productiecyclus tijdens officiële inspecties die op gepaste tijdstippen plaatsvinden, vrij van Oemona hirta en Platypus apicalis is bevonden. Indien werd vermoed dat Oemona hirta of Platypus apicalis op de productielocatie aanwezig was, zijn gepaste behandelingen uitgevoerd om de afwezigheid van de plaagorganismen te waarborgen;

iv)

de planten bij de oogst zijn gereinigd en officieel zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van Oemona hirta en Platypus apicalis;

v)

de zendingen planten onmiddellijk vóór de uitvoer officieel zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van Oemona hirta en Platypus apicalis, en het monster voor inspectie zodanig groot was dat het ten minste de detectie van een besmettingsniveau van 1 % met een betrouwbaarheidsniveau van 99 % mogelijk maakt.

b)

In de fytosanitaire certificaten voor die planten wordt onder de rubriek “aanvullende verklaring” het volgende vermeld:

i)

de volgende verklaring: “De zending voldoet aan Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1362 van de Commissie.”;

ii)

de gegevens van de geregistreerde productielocaties.”


Top