Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019D1109

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1109 van de Commissie van 27 juni 2019 tot beëindiging van de procedure betreffende de invoer van gelaste buizen, pijpen en holle profielen met vierkant of rechthoekig profiel, van ijzer, ander dan gietijzer, of van staal, ander dan roestvrij staal, van oorsprong uit de Republiek Noord-Macedonië, Rusland en Turkije

    C/2019/4615

    PB L 175 van 28.6.2019, p. 39–51 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2019/1109/oj

    28.6.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 175/39


    UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1109 VAN DE COMMISSIE

    van 27 juni 2019

    tot beëindiging van de procedure betreffende de invoer van gelaste buizen, pijpen en holle profielen met vierkant of rechthoekig profiel, van ijzer, ander dan gietijzer, of van staal, ander dan roestvrij staal, van oorsprong uit de Republiek Noord-Macedonië, Rusland en Turkije

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) ("de basisverordening"), en met name artikel 9,

    Na raadpleging van de lidstaten,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   PROCEDURE

    1.1.   Inleiding

    (1)

    Op 28 september 2018 heeft de Europese Commissie ("de Commissie") op grond van artikel 5 van de basisverordening een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer in de Unie van gelaste buizen, pijpen en holle profielen met vierkant of rechthoekig profiel, van ijzer, ander dan gietijzer, of van staal, ander dan roestvrij staal, maar met uitzondering van buizen en pijpen van de soort gebruikt voor olie- of gasleidingen en buizen en pijpen van de soort gebruikt bij de olie- of gaswinning ("holle profielen"), van oorsprong uit de Republiek Noord-Macedonië, Rusland en Turkije ("de betrokken landen"). Zij heeft daartoe een bericht van inleiding gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) ("het bericht van inleiding").

    (2)

    De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die op 14 augustus 2018 werd ingediend door het Defence Committee of the Welded Steel Tubes Industry of the European Union ("de klager") namens producenten in de Unie. De door de klager vertegenwoordigde ondernemingen zijn goed voor meer dan 40 % van de totale productie van holle profielen in de Unie. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping en aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om het onderzoek te openen.

    1.2.   Verzoek tot registratie

    (3)

    Op 20 december 2018 heeft de klager op grond van artikel 14, lid 5, van de basisverordening een verzoek ingediend tot registratie van de invoer uit de betrokken landen. Volgens hem is de invoer uit de betrokken landen aanzienlijk toegenomen, wanneer:

    a)

    de omvang van de invoer voor de periode na het einde van het onderzoektijdvak ("OT") (juli — oktober 2018) wordt vergeleken met die voor de periode juli — oktober 2017, en

    b)

    de gemiddelde maandelijkse invoer uit de betrokken landen in de periode na de opening van het onderzoek (oktober en november 2018) wordt vergeleken met die in de overeenkomstige periode in het voorgaande jaar.

    1.3.   Belanghebbenden

    (4)

    In het bericht van inleiding zijn de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie specifiek de klager, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs alsmede de Noord-Macedonische, Russische en Turkse autoriteiten, de haar bekende importeurs, handelaren, alsmede de haar bekende betrokken verenigingen op de hoogte gebracht van de opening van het onderzoek en hen verzocht daaraan mee te werken.

    (5)

    De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over de opening van het onderzoek en te verzoeken om te worden gehoord door de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

    1.4.   Steekproeven

    (6)

    In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

    1.4.1.   Steekproef van producenten in de Unie

    (7)

    In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening, op basis van het productievolume van het soortgelijke product in de Unie tussen juli 2017 en juni 2018 en van de geografische spreiding. Zij heeft de belanghebbenden om opmerkingen ten aanzien van de voorlopige steekproef verzocht. Een van de voorlopig in de steekproef opgenomen producenten heeft de Commissie laten weten niet in staat te zijn de vragenlijst volledig in te vullen en derhalve geen deel te willen uitmaken van de steekproef van producenten in de Unie. Bijgevolg heeft de Commissie besloten de steekproef van producenten in de Unie te herzien door deze producent te vervangen door de qua productievolume daarna grootste producent in de Unie. De definitieve steekproef vertegenwoordigde meer dan 30 % van de geschatte productie in de Unie van het soortgelijke product en werd als representatief voor de bedrijfstak van de Unie beschouwd.

    1.4.2.   Steekproef van importeurs

    (8)

    Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs in de Unie verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken.

    (9)

    Twaalf niet-verbonden importeurs hebben contact met de Commissie opgenomen; vier van hen hebben aangegeven in het onderzoektijdvak producten uit de betrokken landen te hebben ingevoerd, hebben de gevraagde informatie verstrekt en hebben ook ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van drie importeurs samengesteld op basis van het grootste volume van de invoer in de Unie en hun geografische locatie in de Unie. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening zijn alle bekende betrokken importeurs geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

    1.4.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in Noord-Macedonië, Rusland en Turkije

    (10)

    Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in Noord-Macedonië, Rusland en Turkije verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordigingen van Noord-Macedonië, Rusland en Turkije bij de Europese Unie verzocht eventuele andere producenten-exporteurs in hun land die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, te achterhalen en/of contact met hen op te nemen.

    (11)

    Tien producenten-exporteurs in Turkije, drie producenten-exporteurs in Noord-Macedonië en twee producenten-exporteurs in Rusland hebben de gevraagde informatie verstrekt en hebben ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen.

    (12)

    Gezien het geringe aantal producenten-exporteurs in Noord-Macedonië en Rusland heeft de Commissie besloten dat een steekproef in deze twee landen niet noodzakelijk was.

    (13)

    Wat de producenten-exporteurs in Turkije betreft, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening een steekproef van drie producenten-exporteurs samengesteld op basis van het grootste representatieve volume van de uitvoer naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening zijn alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van de betrokken landen geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

    1.5.   Individueel onderzoek

    (14)

    Eén producent-exporteur in Turkije heeft op grond van artikel 17, lid 3, van de basisverordening om een individueel onderzoek verzocht. Gezien de in overweging 97 geformuleerde conclusies was het niet nodig dit verzoek verder te behandelen.

    1.5.1.   Antwoorden op de vragenlijst

    (15)

    De Commissie heeft de vragenlijsten op het tijdstip van inleiding van de procedure online beschikbaar gemaakt en de drie medewerkende producenten-exporteurs in Noord-Macedonië, de twee medewerkende producenten-exporteurs in Rusland, de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in Turkije, de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de drie in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs verzocht die te beantwoorden.

    (16)

    De vragenlijst is ingevuld teruggestuurd door de drie medewerkende producenten-exporteurs in Noord-Macedonië, één medewerkende producent-exporteur in Rusland, de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in Turkije en één producent-exporteur in Turkije die om een individueel onderzoek heeft verzocht, de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de drie in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs. Eén producent-exporteur in Rusland heeft geen antwoord ingediend en heeft laten weten geen medewerking te willen verlenen.

    1.6.   Controlebezoeken

    (17)

    De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de vaststelling van dumping, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:

     

    European Steel Tube Association, Parijs, Frankrijk

     

    in de steekproef opgenomen producenten in de Unie:

    Tata Steel UK Limited, Corby, Verenigd Koninkrijk

    Tata Steel Tubes BV, Oosterhout en Zwijndrecht, Nederland

    Marcegaglia Carbon Steel S.P.A, Gazoldo degli Ippoliti, Italië

     

    producenten-exporteurs in Noord-Macedonië:

    FZC 11 Oktomvri AD, Kumanovo

    IGM-Trade Ilija I dr. d.o.o. Kavadarci

    Metalopromet Dooel, Strumica

     

    PAO Severstal Group

    PAO Severstal, Cherepovets, Rusland

    JSC Severstal Distribution, Cherepovets, Rusland

    SIA Severstal Distribution, Riga, Letland

    Severstal Export GmbH, Manno, Zwitserland

     

    producenten-exporteurs in Turkije:

    Noksel Celik Boru Sanayi, Ankara

    Özdemir Boru Profil San. ve Tic. Ltd Ști., Zonguldak

    Tosçelik Profil ve Sac Endüstrisi, Iskenderun

    Yücel Boru ve Profil Endüstrisi, Istanbul

     

    in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs in de Unie:

    Kromat Trading Ltd, London, Verenigd Koninkrijk

    Carl Spaeter GmbH, Duisburg, Duitsland

    1.7.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

    (18)

    Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018 ("het onderzoektijdvak" of "het OT"). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2015 tot het einde van het onderzoektijdvak ("de beoordelingsperiode").

    2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    2.1.   Betrokken product

    (19)

    Het betrokken product betreft gelaste buizen, pijpen en holle profielen met vierkant of rechthoekig profiel, van ijzer, ander dan gietijzer, of van staal, ander dan roestvrij staal, maar met uitzondering van buizen en pijpen van de soort gebruikt voor olie- of gasleidingen en buizen en pijpen van de soort gebruikt bij de olie- of gaswinning, van oorsprong uit Noord-Macedonië, Rusland en Turkije, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7306 61 92 en 7306 61 99 ("het betrokken product").

    (20)

    Holle profielen kennen uiteenlopende toepassingen en worden bijvoorbeeld gebruikt voor dragende en andere constructies in de bouw, voor hef- of hanteerinrichtingen, voor werktuigmachines, in de automobielindustrie, voor landbouwmachines, voor landbouwmaterieel en voor soortgelijke doeleinden.

    2.2.   Soortgelijk product

    (21)

    Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

    het betrokken product;

    het product dat in de betrokken landen wordt vervaardigd en daar op de binnenlandse markt wordt verkocht;

    het product dat in de Unie door de bedrijfstak van de Unie wordt vervaardigd en verkocht.

    (22)

    De Commissie heeft geconcludeerd dat die producten daarom soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

    3.   DUMPING

    3.1.   Noord-Macedonië

    (23)

    Drie producenten-exporteurs in Noord-Macedonië hebben aan het onderzoek meegewerkt, te weten FZC 11 Oktomvri AD ("FZC"), IGM-Trade Ilija I dr. d.o.o. ("IGM") en Metalopromet Dooel ("Metalopromet").

    3.1.1.   Normale waarde

    (24)

    Om de normale waarde te berekenen heeft de Commissie eerst onderzocht of de totale binnenlandse verkoop van iedere medewerkende producent-exporteur representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop wordt als representatief beschouwd als de totale binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedraagt van zijn totale uitvoer van het onderzochte product naar de Unie.

    (25)

    Voor een van de producenten-exporteurs, namelijk FZC, was de totale binnenlandse verkoop niet representatief in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening.

    (26)

    Aangezien het soortgelijke product niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werd verkocht, heeft de Commissie de normale waarde voor FZC door berekening vastgesteld overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening.

    (27)

    Wanneer een productsoort niet met winst werd verkocht, werd de normale waarde voor die productsoort door berekening vastgesteld door de gemiddelde productiekosten van het soortgelijke product van de medewerkende producent-exporteur in het onderzoektijdvak te vermeerderen met:

    a)

    het gewogen gemiddelde van de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten ("VAA-kosten") die in het OT zijn gemaakt door de in de steekproef opgenomen medewerkende producent-exporteur in verband met de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties, en

    b)

    de gewogen gemiddelde winst die in het OT door de medewerkende producent-exporteur is gemaakt op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties.

    Wanneer een productsoort wel met winst werd verkocht, werd de normale waarde voor die productsoort door berekening vastgesteld aan de hand van de VAA-kosten en de winst voor die productsoort en niet aan de hand van het gewogen gemiddelde van de VAA-kosten en de winst.

    (28)

    Voor IGM en Metalopromet heeft de Commissie op basis van de in overweging 24 beschreven representativiteitstest geconstateerd dat het soortgelijke product in over het geheel genomen representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werd verkocht.

    (29)

    Vervolgens heeft de Commissie het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt bepaald om uit te maken of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

    (30)

    De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs voor de enkele productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

    a)

    de verkoop van de productsoort tegen nettoverkoopprijzen die ten minste gelijk zijn aan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van de totale verkoop van deze productsoort bedraagt, en

    b)

    de gewogen gemiddelde verkoopprijs van deze productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid.

    (31)

    In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die productsoort in het OT.

    (32)

    Als minder dan 80 % van alle binnenlandse verkopen winstgevend was of de gewogen gemiddelde verkoopprijs lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde berekend als gewogen gemiddelde van de prijzen van uitsluitend de winstgevende verkoop.

    (33)

    Wanneer een productsoort van het soortgelijke product niet of niet in voldoende hoeveelheden in het kader van normale handelstransacties werd verkocht of wanneer een productsoort niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werd verkocht, heeft de Commissie de normale waarde vastgesteld door berekening overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening, zoals beschreven in overweging 27.

    (34)

    In het kader van het onderzoek is in het geval van IGM en Metalopromet met betrekking tot sommige productsoorten vastgesteld dat een productsoort van het soortgelijke product niet of niet in voldoende hoeveelheden in het kader van normale handelstransacties werd verkocht of dat een productsoort niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werd verkocht. Voor die productsoorten werd de normale waarde vastgesteld door berekening overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening. Voor de resterende productsoorten werd de normale waarde vastgesteld op grond van de binnenlandse prijzen in het kader van normale handelstransacties.

    (35)

    In zijn opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen heeft de klager aangevoerd dat de hierboven beschreven benadering voor het berekenen van de normale waarde onsamenhangend was. Volgens hem had de Commissie voor alle exporteurs in Noord-Macedonië gebruik moeten maken van de door berekening vastgestelde normale waarde (en niet van de binnenlandse verkopen), met name omdat de binnenlandse markt in Noord-Macedonië vanwege de omvang en de financiële capaciteiten ervan alsmede de bestaande mededingingsvoorwaarden geen representatieve benchmark zou zijn voor een vergelijking met de verkopen naar de markt van de Unie.

    (36)

    De Commissie merkt op dat zij met haar benadering voor het berekenen van de normale waarde consequent de in artikel 2 van de basisverordening vastgestelde methode heeft gevolgd. Het zou in strijd met die bepaling zijn om, zoals de klager voorstelt, geen rekening met de prijzen te houden wanneer er voldoende verkoop in het kader van normale handelstransacties plaatsvindt. Het argument werd dan ook afgewezen.

    3.1.2.   Uitvoerprijs

    (37)

    Alle drie de producenten-exporteurs in Noord-Macedonië voerden het betrokken product rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie uit. Daarom werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen van het betrokken product dat met het oog op uitvoer naar de Unie werd verkocht.

    3.1.3.   Vergelijking

    (38)

    De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs vergeleken in het stadium af fabriek.

    (39)

    Waar dat voor een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties toegepast voor kortingen, kosten voor lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, vervoers-, krediet-, bank- en verpakkingskosten en commissies.

    3.1.4.   Dumpingmarge

    (40)

    De Commissie heeft de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

    (41)

    De mate van medewerking wat Noord-Macedonië betreft was hoog, aangezien de uitvoer van de medewerkende producenten-exporteurs goed was voor nagenoeg 100 % van de totale uitvoer naar de Unie in het onderzoektijdvak. Op grond hiervan zijn de dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-invoerwaarde:

    Onderneming

    Dumpingmarge (%)

    FZC 11 Oktomvri AD

    8,5

    IGM-Trade Ilija I dr. d.o.o.

    1,5

    Metalopromet Dooel

    1,9

    Voor het gehele land geldende dumpingmarge

    2,9

    (42)

    Aangezien de dumpingmarges voor twee van de drie in de steekproef opgenomen Noord-Macedonische producenten-exporteurs onder de de-minimisdrempel zoals gedefinieerd in artikel 9, lid 3, van de basisverordening liggen, heeft de Commissie onderzocht of de gewogen gemiddelde dumpingmarge voor het gehele land boven die drempel lag.

    (43)

    De voor het gehele land geldende dumpingmarge werd berekend als gewogen gemiddelde van de dumpingmarges die voor alle medewerkende producenten-exporteurs in Noord-Macedonië waren vastgesteld. De dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de cif-waarde van de uitvoer van de medewerkende producenten-exporteurs, bedroeg 2,9 %, wat meer is dan de hierboven vastgestelde de-minimisdrempel van 2 %.

    3.2.   Rusland

    (44)

    Eén producent-exporteur in Rusland heeft aan het onderzoek meegewerkt, te weten PAO Severstal ("Severstal").

    3.2.1.   Normale waarde

    (45)

    De Commissie heeft eerst onderzocht of de totale binnenlandse verkoop van Severstal representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief als de totale binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedraagt van zijn totale uitvoer van het betrokken product naar de Unie. Met inachtneming van dit uitgangspunt was de totale verkoop van het soortgelijke product door Severstal op de binnenlandse markt representatief.

    (46)

    Vervolgens heeft de Commissie het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt bepaald om uit te maken of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

    (47)

    De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs voor de enkele productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

    a)

    de verkoop van de productsoort tegen nettoverkoopprijzen die ten minste gelijk zijn aan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van de totale verkoop van deze productsoort bedraagt, en

    b)

    de gewogen gemiddelde verkoopprijs van deze productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid.

    (48)

    In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die productsoort in het OT.

    (49)

    Als minder dan 80 % van alle binnenlandse verkopen winstgevend was of de gewogen gemiddelde verkoopprijs lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde berekend als gewogen gemiddelde van de prijzen van uitsluitend de winstgevende verkoop.

    (50)

    Wanneer een productsoort van het soortgelijke product niet of niet in voldoende hoeveelheden in het kader van normale handelstransacties werd verkocht of wanneer een productsoort niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werd verkocht, heeft de Commissie de normale waarde vastgesteld door berekening overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening, zoals beschreven in overweging 27.

    (51)

    In het kader van het onderzoek is vastgesteld dat de normale waarde voor de enige medewerkende producent-exporteur wat sommige productsoorten betreft was gebaseerd op het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van de desbetreffende productsoort in het OT, dat die wat sommige andere productsoorten betreft was gebaseerd op de binnenlandse prijzen in het kader van normale handelstransacties en dat die wat weer andere productsoorten betreft was vastgesteld door berekening overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening.

    3.2.2.   Uitvoerprijs

    (52)

    Severstal maakte bij verkoop naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak gebruik van drie verkoopkanalen. Aldus verkocht zij het betrokken product rechtstreeks aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Unie, via verbonden importeurs in de Unie en via een verbonden handelaar in Zwitserland.

    (53)

    Wanneer de producent-exporteur het betrokken product rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie uitvoerde of wanneer de verkoop via de verbonden handelaar in Zwitserland plaatsvond, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen van het betrokken product dat met het oog op uitvoer naar de Unie werd verkocht.

    (54)

    Voor de verkoop via de verbonden importeurs werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening berekend op basis van de prijs waartegen het ingevoerde product voor het eerst aan onafhankelijke afnemers in de Unie werd doorverkocht. Er werden prijscorrecties toegepast voor alle tussen de invoer en wederverkoop gemaakte kosten, met inbegrip van VAA-kosten, en voor winst.

    (55)

    Om het passende winstniveau vast te stellen, heeft de Commissie de informatie beoordeeld die was verzameld bij de drie in de steekproef opgenomen importeurs. Uit het onderzoek is echter gebleken dat twee van de in de steekproef opgenomen importeurs opereerden als distributeurs van een breed gamma van voornamelijk in de Unie aangekochte goederen en dat de invoer van het betrokken product slechts een zeer klein deel van hun activiteiten uitmaakte. Geen van beide ondernemingen was in staat de winstmarge voor haar invoeractiviteiten te scheiden van die voor haar totale activiteiten. De winstmarges van deze ondernemingen weerspiegelden dan ook niet hun activiteiten in verband met de invoer en wederverkoop van het betrokken product. De hoofdactiviteit van de derde niet-verbonden importeur bestond in de invoer en de wederverkoop van het betrokken product, zodat de aangegeven winstmarge een goede weerspiegeling van deze activiteit was. Bijgevolg werd overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening bij de berekening van de uitvoerprijs gebruikgemaakt van de winstmarge van deze importeur. De winstmarge bedroeg [2 % tot 6 %].

    3.2.3.   Vergelijking

    (56)

    De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van de enige producent-exporteur vergeleken in het stadium af fabriek.

    (57)

    Waar dat voor een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties toegepast voor vervoerskosten, kosten voor lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verzekerings-, verpakkings- en kredietkosten, invoerheffingen, bankkosten, kortingen en commissies.

    (58)

    De medewerkende producent-exporteur verzocht uit hoofde van artikel 2, lid 10, onder g), van de basisverordening tevens om een correctie in verband met negatieve kredietkosten voor de op uitvoer gerichte verkoop in euro. Volgens hem vond alle verkoop naar de Unie in euro plaats en was het gemiddelde Libor-tarief voor de euro in het OT negatief. De Commissie merkt op dat met een correctie voor kredietkosten overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder g), wordt beoogd de kredietvoorwaarden te weerspiegelen die ten tijde van de sluiting van de overeenkomst of de verkoop tussen de verkoper en de koper werden overeengekomen. Dit is immers de factor die in aanmerking werd genomen bij het vaststellen van de prijs die in rekening werd gebracht, los van de werkelijke kosten of de uiteindelijke winst op die verkoop, aangezien deze kosten of winst niet in aanmerking konden worden genomen toen de prijs contractueel werd vastgelegd. In ieder geval en zonder dat dit afbreuk doet aan bovenstaande overwegingen, heeft de onderneming niet aangetoond dat dit van invloed was op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen, en daarom werd dit argument afgewezen.

    (59)

    Met betrekking tot de uitvoer via de in Zwitserland gevestigde verbonden handelaar voerde de producent-exporteur aan dat de Zwitserse handelaar als zijn interne verkoopafdeling opereerde en dat hij met deze handelaar één enkele economische eenheid vormde. Hij wees erop dat de Zwitserse handelaar een 100 %-dochteronderneming is die is belast met de verkoop van het betrokken product naar de Unie. Daarom had de Commissie volgens de medewerkende producent-exporteur op zijn uitvoerprijs geen correctie voor commissies mogen toepassen.

    (60)

    Uit het onderzoek is echter gebleken dat er geen exclusieve relatie tussen het moederbedrijf en de handelaar Zwitserland met betrekking tot de verkoop naar de Unie bestond en dat er andere entiteiten binnen de groep waren die betrokken waren bij de uitvoer naar de EU, waaronder de producent-exporteur die zich ook met de rechtstreekse verkoop bezighield. Zoals vermeld in overweging 52, hield het moederbedrijf in Rusland er drie verschillende kanalen voor de uitvoer van het betrokken product naar de Unie op na. Om deze redenen heeft de Commissie geconcludeerd dat de relatie tussen de producent-exporteur en zijn verbonden onderneming in Zwitserland er niet een was van producent-exporteur en zijn geïntegreerde en interne verkoopafdeling waardoor de twee juridische entiteiten één enkele economische eenheid zouden kunnen vormen. In plaats daarvan was de Commissie van oordeel dat het bij die verbonden onderneming ging om een op commissiebasis werkende agent in de zin van artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening. Daarom werd het argument dat de producent-exporteur en zijn verbonden handelaar in Zwitserland één enkele economische eenheid vormen, afgewezen. Als gevolg hiervan werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening op de uitvoerprijs een correctie toegepast door commissies in mindering te brengen. Voor de berekening van de commissies werd uitgegaan van de VAA-kosten van de handelaar en van een redelijke winstmarge als vastgesteld in overweging 55 op basis van de door de niet-verbonden importeurs in de Unie verstrekte informatie.

    3.2.4.   Dumpingmarge

    (61)

    De Commissie heeft de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

    (62)

    De mate van medewerking wat Rusland betreft was hoog, aangezien de uitvoer van de medewerkende producent-exporteur goed was voor ongeveer 85 % van de totale uitvoer naar de Unie in het onderzoektijdvak. Op grond hiervan is de dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de cif-invoerwaarde:

    Onderneming

    Dumpingmarge (%)

    PAO Severstal

    – 1,4

    Voor het gehele land geldende dumpingmarge

    – 1,4

    (63)

    Gezien de hoge mate van medewerking in Rusland werd de voor het gehele land geldende dumpingmarge op hetzelfde niveau als die voor de medewerkende producent-exporteur vastgesteld.

    (64)

    In zijn opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen heeft de klager aangevoerd dat de Commissie de voor het gehele land geldende dumpingmarge niet op hetzelfde niveau als de dumpingmarge voor de enige medewerkende producent-exporteur had mogen vaststellen, maar in plaats daarvan de voor het gehele land geldende dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening had moeten berekenen.

    (65)

    Hij heeft zijn argument dat het onbillijk is de voor het gehele land geldende marge op de bevindingen met betrekking tot de medewerkende producent-exporteur te baseren, niet nader toegelicht en evenmin met verdere informatie of bewijzen onderbouwd. Zoals vermeld in overweging 62, was de mate van medewerking wat Rusland betreft hoog, en de verstrekte gegevens werden representatief geacht, ongeacht of de uitvoer was verricht door één of meer producenten-exporteurs in Rusland. Zelfs als de Commissie voor de berekening van het residuele recht de meest uitgevoerde productsoorten van de medewerkende producent-exporteur had gebruikt, zou de voor het gehele land geldende marge onder de de-minimisdrempel zijn gebleven. Het argument werd dan ook afgewezen.

    (66)

    Aangezien de voor het gehele land geldende dumpingmarge negatief is, moet het onderzoek naar de invoer van holle profielen uit Rusland overeenkomstig artikel 9, lid 3, van de basisverordening zonder maatregelen worden beëindigd.

    3.3.   Turkije

    (67)

    Tien producenten-exporteurs in Turkije hebben aan het onderzoek meegewerkt. Zoals vermeld in overweging 13, heeft de Commissie een steekproef samengesteld van drie producenten-exporteurs, te weten Noksel Celik Boru Sanayi, Tosçelik Profil ve Sac Endüstrisi en Yücel Boru ve Profil Endüstrisi.

    3.3.1.   Normale waarde

    (68)

    De Commissie heeft eerst onderzocht of de totale binnenlandse verkoop voor iedere medewerkende producent-exporteur representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief als de totale binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedraagt van zijn totale uitvoer van het betrokken product naar de Unie. Op basis hiervan was voor iedere medewerkende producent-exporteur de totale verkoop van het soortgelijke product op de binnenlandse markt representatief.

    (69)

    Vervolgens heeft de Commissie het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt bepaald om uit te maken of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

    (70)

    De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs voor de enkele productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

    a)

    de verkoop van de productsoort tegen nettoverkoopprijzen die ten minste gelijk zijn aan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van de totale verkoop van deze productsoort bedraagt, en

    b)

    de gewogen gemiddelde verkoopprijs van deze productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid.

    (71)

    In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die productsoort in het OT.

    (72)

    Als minder dan 80 % van alle binnenlandse verkopen winstgevend was of de gewogen gemiddelde verkoopprijs lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde berekend als gewogen gemiddelde van de prijzen van uitsluitend de winstgevende verkoop.

    (73)

    Wanneer een productsoort van het soortgelijke product niet of niet in voldoende hoeveelheden in het kader van normale handelstransacties werd verkocht of wanneer een productsoort niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werd verkocht, heeft de Commissie de normale waarde vastgesteld door berekening overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening, zoals beschreven in overweging 27.

    (74)

    In het kader van het onderzoek is vastgesteld dat de normale waarde voor de drie medewerkende producenten-exporteurs wat sommige productsoorten betreft was gebaseerd op het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van de desbetreffende productsoort in het OT, dat die wat sommige andere productsoorten betreft was gebaseerd op de binnenlandse prijzen in het kader van normale handelstransacties en dat die wat weer andere productsoorten betreft was vastgesteld door berekening overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening.

    3.3.2.   Uitvoerprijs

    (75)

    Alle drie de producenten-exporteurs in Turkije voerden het betrokken product rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie uit. Daarom werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening gebaseerd op de werkelijk betaalde of te betalen prijzen van het betrokken product dat met het oog op uitvoer naar de Unie werd verkocht.

    3.3.3.   Vergelijking

    (76)

    De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van de drie producenten-exporteurs vergeleken in het stadium af fabriek.

    (77)

    Waar dat voor een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties toegepast voor verschillen in vervoers- en afhandelingskosten, kredietkosten, commissies, verpakkingskosten, bankkosten en eindejaarskortingen.

    (78)

    Eén producent-exporteur voerde aan dat de normale waarde wegens de regeling actieve veredeling waarbij geen rechten op ingevoerde basisproducten verschuldigd zijn wanneer dezelfde hoeveelheid eindproducten wordt uitgevoerd, moest worden gecorrigeerd op grond van artikel 2, lid 10, onder b), van de basisverordening. Hij heeft weliswaar aangetoond dat hij geen rechten had betaald op bepaalde basisproducten die in het uitgevoerde product zouden kunnen worden verwerkt, maar niet dat hij de overeenkomstige rechten had betaald op de basisproducten die in het voor de binnenlandse markt bestemde eindproduct waren verwerkt. Bijgevolg heeft hij niet aangetoond dat het gebruik van de regeling actieve veredeling van invloed is op de vergelijkbaarheid van de prijzen, zodat dit argument werd afgewezen.

    (79)

    In zijn opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen heeft de klager aangevoerd dat de Commissie niet voldoende uitleg heeft verschaft wat betreft het gebruik van de regeling actieve veredeling door de exporteur en de gevolgen daarvan voor de dumpingmarges. Volgens hem zijn er nog meer onbeantwoorde kwesties, maar hij heeft niet uitdrukkelijk aangegeven welke dit zijn.

    (80)

    De Commissie merkt op dat het in overweging 78 haar bedoeling was nader in te gaan op het verzoek om correctie en de redenen voor de afwijzing daarvan, en niet om uitleg te verschaffen over het gebruik van de regeling actieve veredeling door de producenten-exporteurs. Het gebruik van de regeling actieve veredeling als zodanig heeft geen gevolgen voor de dumpingberekeningen, maar is alleen van belang voor zover het van invloed is op de prijsvergelijkbaarheid van de normale waarde en de uitvoerprijs. Zoals uiteengezet in overweging 78, is daarvan hier echter geen sprake. Het argument werd dan ook afgewezen.

    (81)

    In zijn opmerkingen van 26 maart 2019 voerde de klager aan dat er sprake was van fysieke verschillen tussen naar verluidt dezelfde productsoorten die in de Unie en op de binnenlandse markt werden verkocht, aangezien de Turkse producenten-exporteurs bij de verkoop naar de Unie andere normen (EN 10219) zouden hanteren dan bij de verkoop op hun binnenlandse markt (TS 5314). Volgens hem bevat de Turkse norm een kwantiteitstolerantie die wezenlijk verschilt van die van de Unienorm. Dit betekent dat de door de Turkse producenten-exporteurs aangegeven nominale hoeveelheden de feitelijk verzonden hoeveelheden en dus de gerapporteerde eenheidsprijzen wezenlijk zouden verstoren. Bijgevolg zouden de dumpingmarges kunstmatig laag zijn. Daarom zou de normale waarde naar boven moeten worden gecorrigeerd om de verstoring op te heffen.

    (82)

    Het argument van de klager is gebaseerd op twee veronderstellingen: i) dat de producenten-exporteurs voor hun binnenlandse verkopen de norm TS 5314 hanteren, en ii) dat aan de berekening van de dumping het nominale en niet het werkelijke gewicht ten grondslag lag. In hun opmerkingen van 26 maart alsmede 1 en 2 april 2019 hebben de producenten-exporteurs beide veronderstellingen betwist met het argument dat i) zij in het OT niet de norm TS 5314 hadden gehanteerd, en ii) de gegevens in hun antwoorden op de vragenlijst op het werkelijke in plaats van op het nominale gewicht waren gebaseerd. Beide aspecten zijn door de Commissie geverifieerd en bevestigd.

    (83)

    In zijn opmerkingen van 5 april 2019 voerde de klager dit argument opnieuw aan en wees hij erop dat de producten-exporteurs de norm TS 5314 mogelijk buiten het OT hadden toegepast. Hij trok in twijfel dat Turkse ondernemingen bij verkoop op hun binnenlandse markt niet de Turkse normen toepassen. Hij betwiste eveneens de wijze waarop het werkelijke gewicht werd gemeten of berekend.

    (84)

    De Commissie heeft bevestigd dat zowel het gebruik van de normen als het gewicht van het product met de producenten-exporteurs is besproken en ter plaatse is gecontroleerd. Deze kwesties waren reeds naar voren gekomen tijdens eerdere onderzoeken naar dit product en er werd tijdens het onderhavige onderzoek bijzondere aandacht aan besteed. Het argument van de klager werd dan ook afgewezen.

    (85)

    In zijn opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen heeft de klager opnieuw aangevoerd dat de producenten-exporteurs in Turkije voor de omrekening van het gewicht normen gebruiken die, afhankelijk van de toegepaste norm, tot een verschillende uiteindelijke prijs per ton leiden. Volgens hem heeft de Commissie niet voldoende uitleg verschaft over de wijze waarop zij het gebruik van het werkelijke in plaats van het theoretische gewicht door de producenten-exporteurs bij hun facturering heeft gecontroleerd.

    (86)

    Zoals uiteengezet in overweging 84, heeft de Commissie gecontroleerd of de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in hun antwoord op de antidumpingvragenlijst het werkelijke gewicht van het betrokken product en van het naar de Unie en op de binnenlandse markt verkochte soortgelijke product hebben opgegeven. Zij heeft een steekproef van facturen aan afnemers op de binnenlandse markt en aan afnemers in de Unie samengesteld en het gewicht geverifieerd aan de hand van de vrachtpapieren en vrachtkostenfacturen alsmede de douaneaangiften met het oog op verkoop aan afnemers in de Unie. Bij deze controle werd bevestigd dat de producenten-exporteurs het werkelijke gewicht van het verkochte product hadden opgegeven en niet een op de norm gebaseerd theoretisch gewicht.

    (87)

    In zijn opmerkingen van 15 april 2019 voerde de klager tevens aan dat volgens marktinformatie de Turkse exporteurs weliswaar de facturen voor afnemers in het Verenigd Koninkrijk op basis van de norm EN 10219 opstellen, maar de holle profielen die zij naar het VK verzenden daadwerkelijk volgens de norm BS 4848 produceren. Mocht dit het geval zijn, dan zou verder volgens hem het op de factuur vermelde theoretische gewicht vertekend zijn. Hij voerde aan dat de vertekening optreedt omdat i) het nominale gewicht gebaseerd is op de lengte maal het nominale gewicht per lengte-eenheid, en ii) de EN-norm die als basis voor de factuur dient minder kilogram per meter (3,30 kg/m) toestaat dan de BS-norm die aan de daadwerkelijk productie ten grondslag ligt (3,45 kg/m). Volgens hem moet voor een correctie in verband met deze vertekening de prijs voor de verkopen naar het Verenigd Koninkrijk met gemiddeld 3,5 % worden verlaagd.

    (88)

    De Commissie merkt op dat de klager geen bewijs voor deze praktijk heeft overgelegd. Zij heeft tijdens haar onderzoek geen bewijsmateriaal kunnen destilleren waaruit deze praktijk zou blijken. Zoals vermeld in overweging 82, heeft de Commissie voorts vastgesteld dat de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in hun antwoord op de antidumpingvragenlijst het werkelijke gewicht van het betrokken product en van het naar de Unie en op de binnenlandse markt verkochte soortgelijke product hebben opgegeven. Bij de berekening van de dumping is dit werkelijke gewicht en niet het theoretische gewicht gebruikt. Het argument van de klager werd dan ook afgewezen.

    (89)

    In zijn opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen heeft de klager opnieuw zijn in overweging 87 samengevatte argument aangevoerd dat voor de facturering van de producten de norm EN 10219 wordt gebruikt, maar voor de verkoop daarvan de norm BS 4848, met een verschil in nominaal gewicht als gevolg. Naar eigen zeggen heeft hij ook bewijsmateriaal overgelegd waaruit deze praktijk bleek.

    (90)

    Uit het door de klager bedoelde bewijsmateriaal blijkt weliswaar dat de importeurs volgens de norm BS 4848 geproduceerde producten aanbieden, maar niet dat zij die op basis van de norm EN 10219 factureren. Ook al zou dit het geval zijn geweest, aan de berekening van de dumping is, zoals hierboven uiteengezet, het werkelijke en niet het nominale gewicht ten grondslag gelegd. Het argument werd dan ook afgewezen.

    (91)

    In zijn opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen heeft een belanghebbende aangevoerd dat de kostenstructuur van de Turkse producenten verschilt van die van de producenten in de Unie en dat bij de berekening van de dumpingmarge met dit verschil rekening moet worden gehouden.

    (92)

    Er wordt op gewezen dat er geen rechtsgrondslag bestaat om bij de vaststelling van de dumpingmarges verschillen in de kostenstructuur van de betrokken producenten-exporteurs en de bedrijfstak van de Unie in aanmerking te nemen. Het argument werd dan ook afgewezen.

    (93)

    In zijn opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen heeft een belanghebbende aangevoerd dat de Turkse normale waarde wordt beïnvloed door het verschil tussen de grondstoffenprijzen voor het soortgelijke product dat voor de Turkse binnenlandse markt wordt geproduceerd en de grondstoffenprijzen voor het betrokken product dat voor de uitvoermarkt wordt geproduceerd. In het bijzonder zouden de Turkse exporteurs voor de binnenlandse markt duurdere grondstoffen gebruiken dan voor de uitvoermarkten.

    (94)

    In reactie hierop heeft de Commissie het volgende opgemerkt. De correcties overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening kunnen uitsluitend worden toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen en niet op de vergelijkbaarheid van de kosten. In dit verband heeft de belanghebbende die dat argument aanvoert, niet het bewijs geleverd dat er sprake zou zijn van een verschil in de kosten van het binnenlandse en het uitgevoerde product. Hoe dan ook is uit het onderzoek geen bewijs ter staving van dit argument naar voren gekomen, zodat de belanghebbende zijn opmerkingen niet heeft onderbouwd. De belanghebbende heeft evenmin aangetoond dat een dergelijk kostenverschil, waarvan hier geen sprake is, op zodanige wijze in de prijs van het in rekening gebrachte product tot uiting zou komen dat de prijsvergelijkbaarheid van de normale waarde en de uitvoerprijs werd beïnvloed. Het argument werd dan ook afgewezen.

    3.3.4.   Dumpingmarge

    (95)

    De Commissie heeft de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

    (96)

    De mate van medewerking wat Turkije betreft was hoog, aangezien de uitvoer van de medewerkende producenten-exporteurs goed was voor nagenoeg 100 % van de totale uitvoer naar de Unie in het onderzoektijdvak. Op grond hiervan zijn de dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-invoerwaarde:

    Onderneming

    Dumpingmarge (%)

    Noksel Celik Boru Sanayi

    0,5

    Tosçelik Profil ve Sac Endüstrisi

    – 3,6

    Yücel Boru ve Profil Endüstrisi

    2,5

    Voor het gehele land geldende dumpingmarge

    – 0,03

    (97)

    Aangezien de dumpingmarge voor één producent-exporteur negatief is en voor een andere producent-exporteur onder de de-minimisdrempel zoals gedefinieerd in artikel 9, lid 3, van de basisverordening ligt, heeft de Commissie onderzocht of de gewogen gemiddelde dumpingmarge voor het gehele land boven die drempel lag.

    (98)

    De voor het gehele land geldende dumpingmarge werd berekend als het gewogen gemiddelde van de dumpingmarges die voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen waren vastgesteld. De aldus berekende dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de cif-waarde van de uitvoer van de in de steekproef opgenomen ondernemingen, bedroeg – 0,03 %.

    (99)

    Aangezien de voor het gehele land geldende dumpingmarge negatief is, moet het onderzoek naar de invoer van holle profielen uit Turkije zonder maatregelen worden beëindigd.

    (100)

    Gezien deze conclusie is het in overweging 14 genoemde verzoek om een individueel onderzoek zonder voorwerp.

    (101)

    In zijn opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen heeft een belanghebbende aangevoerd dat Roemenië wegens de relatieve nabijheid van Turkije bijzonder kwetsbaar is voor invoer uit dat land. Volgens hem moet deze specifieke situatie van de Roemeense markt bij de berekening van de dumpingmarge in aanmerking worden genomen.

    (102)

    Hij heeft echter niet uiteengezet hoe een dergelijke landspecifieke beoordeling voor de berekening van de dumpingmarge met de bepalingen van de basisverordening in overeenstemming zou kunnen worden gebracht. De door de belanghebbende ter onderbouwing hiervan aangevoerde argumenten hadden namelijk betrekking op schade en het belang van de Unie en niet op dumping. Het argument werd dan ook afgewezen.

    (103)

    In zijn opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen heeft een Turkse producent-exporteur aangevoerd dat zijn werkelijke dumpingmarge minimaal zou zijn geweest als de Commissie een meer gedetailleerde structuur had gebruikt bij de vergelijking van de productsoorten, met name bij de vaststelling van de werkelijke afmetingen en dikte van de profielen, in plaats van ze te groeperen. Dit argument werd al tijdens het onderzoek naar voren gebracht. Toen hij dit argument voor het eerst aanvoerde, had de producent-exporteur verklaard dat de prijs van holle profielen varieert naargelang de afmetingen en dikte ervan.

    (104)

    De Commissie heeft opgemerkt dat de prijs van holle profielen inderdaad sterk varieert naargelang de afmetingen en dikte ervan als die prijs op basis van de lengte wordt vastgesteld (d.w.z. prijs per meter). De prijs varieert niet zo sterk als de holle profielen op basis van het gewicht worden verkocht (d.w.z. prijs per kilogram). De berekening van de dumping werd gebaseerd op de prijzen per kilogram, zodat groepering volgens afmetingen en dikte gerechtvaardigd was. Het argument werd dan ook afgewezen.

    4.   SCHADE

    4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

    (105)

    Het soortgelijke product werd in het onderzoektijdvak door meer dan 40 producenten in de Unie geproduceerd. Zij vormen de "bedrijfstak van de Unie" in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

    (106)

    De totale productie in de Unie in het onderzoektijdvak werd vastgesteld op basis van de beschikbare informatie met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie, zoals de informatie in de klacht en de gecontroleerde gegevens die van de European Steel Tube Association zijn verkregen. De totale productie in de Unie in het onderzoektijdvak bedroeg dus 3,4 miljoen ton.

    (107)

    Zoals in overweging 7 is opgemerkt, zijn in de steekproef vier producenten in de Unie opgenomen die samen meer dan 30 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie voor hun rekening nemen.

    4.2.   Verbruik in de Unie

    (108)

    De Commissie heeft aan de hand van gegevens van Eurostat het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van de totale verkoop door de producenten in de Unie op de markt van de Unie en de totale invoer uit derde landen. Het verbruik in de Unie werd voor het onderzoektijdvak vastgesteld op 4 251 597 ton.

    4.3.   Invoer uit de betrokken landen

    4.3.1.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen

    (109)

    Zoals uiteengezet in de overwegingen 63 en 96, is in het kader van het onderzoek voor Rusland en Turkije een voor het gehele land minimale dumpingmarge vastgesteld, zodat het onderzoek voor deze landen moet worden beëindigd.

    (110)

    Voor Noord-Macedonië bleek de voor het gehele land geldende dumpingmarge 2,9 % te bedragen. Alleen de van FZC afkomstige invoer kan evenwel als invoer met dumping worden beschouwd, aangezien — zoals uiteengezet in de overwegingen 41 en 42 — de dumpingmarges voor de andere twee ondernemingen onder de de-minimumdrempel van 2 % zoals gedefinieerd in artikel 9, lid 3, van de basisverordening lagen.

    (111)

    De omvang van de invoer met dumping uit Noord-Macedonië in het onderzoektijdvak beliep [15 000-25 000] ton. Die invoer maakte [0,35 % tot 0,59 %] van het verbruik in de Unie en [1,60 % tot 2,66 %] van de totale invoer van het betrokken product in de Unie in het onderzoektijdvak uit.

    (112)

    Volgens artikel 9, lid 3, van de basisverordening wordt de schade normaal als te verwaarlozen beschouwd wanneer de betrokken invoer minder dan de in artikel 5, lid 7, van de basisverordening bedoelde hoeveelheden bedraagt. Artikel 5, lid 7, op zijn beurt bepaalt dat die invoer een marktaandeel van ten minste 1 % van het verbruik in de Unie van het betrokken product moet bedragen, tenzij er sprake is van cumulatie.

    (113)

    Zoals opgemerkt in overweging 109, werd in het kader van het huidige onderzoek het marktaandeel van de betrokken invoer vastgesteld op [0,35 % tot 0,59 %] van het verbruik in de Unie, dat wil zeggen minder dan het op grond van artikel 9, lid 3, vereiste marktaandeel.

    (114)

    Daarom, en bij gebrek aan bewijs van het tegendeel, heeft de Commissie geconcludeerd dat de schade als te verwaarlozen moet worden beschouwd, aangezien de invoer met dumping uit Noord-Macedonië minder bedraagt dan de in artikel 5, lid 7, van de basisverordening bedoelde hoeveelheden.

    (115)

    Aangezien de schade, als er al van schade sprake zou zijn, verwaarloosbaar is, moet het onderzoek naar de invoer van holle profielen uit Noord-Macedonië overeenkomstig artikel 9, lid 3, van de basisverordening zonder maatregelen worden beëindigd.

    5.   CONCLUSIE EN MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

    (116)

    Gezien het bovenstaande moet de antidumpingprocedure betreffende de invoer van holle profielen van oorsprong uit de Republiek Noord-Macedonië, Rusland en Turkije worden beëindigd.

    (117)

    Om de bovengenoemde redenen is het door de klager ingediende verzoek tot registratie zonder voorwerp geraakt.

    (118)

    Alle belanghebbenden werden van de bevindingen van de Commissie in kennis gesteld en konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen.

    (119)

    Het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De antidumpingprocedure betreffende de invoer van gelaste buizen, pijpen en holle profielen met vierkant of rechthoekig profiel, van ijzer, ander dan gietijzer, of van staal, ander dan roestvrij staal, maar met uitzondering van buizen en pijpen van de soort gebruikt voor olie- of gasleidingen en buizen en pijpen van de soort gebruikt bij de olie- of gaswinning, van oorsprong uit de Republiek Noord-Macedonië, Rusland en Turkije, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7306 61 92 en 7306 61 99, wordt beëindigd.

    Artikel 2

    Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel, 27 juni 2019.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

    (2)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van gelaste buizen, pijpen en holle profielen met vierkant of rechthoekig profiel, van ijzer, ander dan gietijzer, of van staal, ander dan roestvrij staal, van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Rusland en Turkije (PB C 347 van 28.9.2018, blz. 6).


    Top