EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R0463

Verordening (EG) nr. 463/2004 van de Commissie van 12 maart 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 823/2000 houdende toepassing van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen lijnvaartondernemingen (consortia) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 77 van 13.3.2004, p. 23–24 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 25/04/2010; stilzwijgende opheffing door 32005R0611

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/463/oj

32004R0463

Verordening (EG) nr. 463/2004 van de Commissie van 12 maart 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 823/2000 houdende toepassing van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen lijnvaartondernemingen (consortia) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 077 van 13/03/2004 blz. 0023 - 0024


Verordening (EG) nr. 463/2004 van de Commissie

van 12 maart 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 823/2000 houdende toepassing van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen lijnvaartondernemingen (consortia)

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 479/92 van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen lijnvaartondernemingen (consortia)(1), en met name op artikel 2, lid 2,

Na bekendmaking van de ontwerp-verordening(2),

Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities op het gebied van het vervoer overzee,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Commissie heeft krachtens Verordening (EEG) nr. 479/92 de bevoegdheid bij verordening artikel 81, lid 3, van het Verdrag van toepassing te verklaren op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen scheepvaartondernemingen (consortia) betreffende de gezamenlijke exploitatie van lijnvaartdiensten.

(2) Bij Verordening (EG) nr. 823/2000 van de Commissie(3) wordt aan lijnvaartconsortia een generieke vrijstelling van het verbod van artikel 81, lid 1, van het Verdrag verleend, mits zij aan bepaalde voorwaarden en verplichtingen voldoen.

(3) Eén van deze voorwaarden betreft het marktaandeel van het consortium op elke markt waarop het werkzaam is. Een consortium met een marktaandeel van minder dan 30 % (indien het in een "conference" werkzaam is), en van minder dan 35 % (indien het buiten een "conference" werkzaam is), is automatisch vrijgesteld indien het aan de andere voorwaarden van de verordening voldoet. Een consortium met een marktaandeel dat deze drempel overschrijdt zonder evenwel hoger dan 50 % te zijn, komt eveneens in aanmerking voor de generieke vrijstelling indien de overeenkomst bij de Commissie wordt aangemeld en deze zich binnen een termijn van zes maanden niet tegen de vrijstelling verzet.

(4) Bij Verordening (EG) nr. 1/2003 wordt een rechtstreeks toepasselijk stelsel van uitzonderingen ingevoerd, volgens hetwelk de mededingingsautoriteiten en de rechterlijke instanties van de lidstaten bevoegd zijn niet alleen artikel 81, lid 1, en artikel 82 van het Verdrag toe te passen, maar ook artikel 81, lid 3. Ondernemingen hebben niet langer de verplichting of de keuze overeenkomsten bij de Commissie aan te melden met het oog op een ontheffingsbeschikking. Ingevolge het nieuwe stelsel zijn overeenkomsten die aan de voorwaarden van artikel 81, lid 3, voldoen rechtsgeldig en afdwingbaar zonder dat een administratieve beslissing nodig is. Ondernemingen kunnen zich als verweer in alle procedures beroepen op de uitzondering op het verbod op mededingingsbeperkende overeenkomsten vervat in artikel 81, lid 3.

(5) De bepalingen van Verordening (EG) nr. 823/2000 dienen in overeenstemming te worden gebracht met die van Verordening (EEG) nr. 479/92 en Verordening (EEG) nr. 4056/86 van de Raad van 22 december 1986 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag op het zeevervoer(4). Met name dient de verzetprocedure te worden afgeschaft en moeten de verwijzingen naar de aanmelding van consortia worden geschrapt. Er dienen overgangsbepalingen te worden vastgesteld met betrekking tot aanmeldingen die reeds ingevolge de verzetprocedure zijn gedaan. Voorts dienen verwijzingen naar de nieuwe bevoegdheden van de nationale mededingingsautoriteiten te worden opgenomen.

(6) Verordening (EG) nr. 823/2000 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 823/2000 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 7 wordt geschrapt.

2. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a) Lid 4 wordt geschrapt.

b) Lid 5 komt als volgt te luiden:

"5. Elk consortium dat voor toepassing van deze verordening in aanmerking wenst te komen, moet, na een voorafgaande kennisgeving, waarvan de juiste termijn door de Commissie of de mededingingsautoriteiten van de lidstaten geval voor geval wordt vastgesteld, doch welke termijn niet minder dan een maand mag bedragen, in staat zijn om op verzoek van de Commissie of van de mededingingsautoriteiten van de lidstaten aan te tonen dat het aan de in de artikelen 5 tot en met 8 en de leden 2 en 3 van het onderhavige artikel genoemde voorwaarden en verplichtingen voldoet. Het moet de Commissie of de mededingingsautoriteiten van de lidstaten, naar gelang van het geval, binnen die termijn de bedoelde consortiumovereenkomst verstrekken.".

3. Artikel 11, lid 1, komt als volgt te luiden:

"1. De krachtens artikel 9, lid 5, ingewonnen inlichtingen mogen slechts voor de doeleinden van de onderhavige verordening worden gebruikt.".

4. Artikel 12 komt als volgt te luiden:

"Artikel 12

Individuele intrekking

1. De Commissie kan overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad(5), de bij de onderhavige verordening verleende generieke vrijstelling intrekken, wanneer zij in een bepaald geval vaststelt dat een op grond van artikel 3 of artikel 13, lid 1, van de onderhavige verordening vrijgestelde overeenkomst, besluit van een ondernemersvereniging of onderling afgestemde feitelijke gedraging desalniettemin bepaalde gevolgen heeft die onverenigbaar zijn met de in artikel 81, lid 3, vervatte voorwaarden, en met name indien:

a) er in een bepaald vaargebied onvoldoende concurrentie bestaat buiten het kader van de 'conference' waarbinnen het consortium werkzaam is, dan wel buiten dit consortium;

b) een consortium herhaaldelijk ten aanzien van de in artikel 9 van de onderhavige verordening opgenomen verplichtingen in gebreke blijft;

c) die gevolgen voortvloeien uit een scheidsrechterlijke beslissing.

2. Wanneer in een bepaald geval een overeenkomst, een besluit van ondernemersverenigingen of een onderling afgestemde feitelijke gedraging als bedoeld in lid 1, op het grondgebied, of een gedeelte van het grondgebied, van een lidstaat dat alle kenmerken van een afzonderlijke geografische markt vertoont, met artikel 81, lid 3, van het Verdrag onverenigbare gevolgen heeft, kan de mededingingsautoriteit van die lidstaat de groepsvrijstelling op het betrokken grondgebied intrekken.".

5. Artikel 13, lid 2 komt als volgt te luiden:

"2. Een aanmelding die op grond van artikel 7 is gedaan en waarvoor de periode van zes maanden bedoeld in lid 1, tweede alinea, van dat artikel niet is verstreken, vervalt op 1 mei 2004.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 maart 2004.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

(1) PB L 55 van 29.2.1992, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1/2003 (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(2) PB C 233 van 30.9.2003, blz. 8.

(3) PB L 100 van 20.4.2000, blz. 24. Verordening gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 2003.

(4) PB L 378 van 31.12.1986, blz.4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1/2003 (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(5) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

Top