Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004H0345

    Aanbeveling van de Commissie van 6 april 2004 inzake handhaving op het gebied van verkeersveiligheid (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 111 van 17.4.2004, p. 75–82 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 21/10/2003

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2004/345/oj

    32004H0345

    Aanbeveling van de Commissie van 6 april 2004 inzake handhaving op het gebied van verkeersveiligheid (Voor de EER relevante tekst)

    Publicatieblad Nr. L 111 van 17/04/2004 blz. 0075 - 0082


    Aanbeveling van de Commissie

    van 6 april 2004

    inzake handhaving op het gebied van verkeersveiligheid

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2004/345/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 211,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Jaarlijks komen in de Europese Unie ongeveer 40000 mensen in het verkeer om. In het Witboek - Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen(1) heeft de Commissie een halvering van het aantal slachtoffers tegen het jaar 2010 als algemene doelstelling voor de verkeersveiligheid opgenomen.

    (2) Overdreven snelheid, rijden onder invloed van alcohol en het niet dragen van de veiligheidsgordel zijn de hoofdoorzaken van verkeersongevallen met dodelijke afloop. Door het terugdringen van deze drie oorzaken zou al meer dan de helft van de nagestreefde daling van het aantal verkeersdoden met 50 % kunnen worden gehaald.

    (3) Uit onderzoek blijkt dat handhaving een belangrijk en effectief middel is om verkeersongevallen, -doden en -gewonden te voorkomen en hun aantal te beperken.

    (4) De aspecten overdreven snelheid, rijden onder invloed van alcohol en het niet gebruiken van de veiligheidsgordel zijn grondig gedocumenteerd en geanalyseerd in een aantal onderzoeksprojecten en studies die informatie verschaffen over de beste praktijk bij de bestrijding van deze verkeersovertredingen.

    (5) Een effectbeoordelingsstudie met betrekking tot voorstellen die parallel lopen met de maatregelen in deze aanbeveling heeft als resultaat opgeleverd dat de beste handhavingspraktijken die deze aanbeveling in alle EU-lidstaten beoogt te doen invoeren, een zeer gunstige kosten-batenverhouding hebben.

    (6) Deze beste praktijken zijn, met betrekking tot overdreven snelheid: het gebruik van geautomatiseerde snelheidscontrolesystemen, in combinatie met procedures die het mogelijk maken een groot aantal overtredingen af te handelen; met betrekking tot rijden onder invloed van alcohol: steekproefsgewijze ademtests met alcoholtesters die wettelijke bewijskracht bezitten, en met betrekking tot het niet gebruiken van de veiligheidsgordel: intensieve campagnes van een bepaalde duur die meerdere malen per jaar worden gehouden.

    (7) Uit dezelfde wetenschappelijke bronnen komt naar voren dat handhavingsacties alleen optimaal effectief zijn wanneer zij worden gecombineerd met publieksvoorlichting over die acties en over de redenen daarvoor.

    (8) Met het oog op een effectieve planning van de ingevolge de aanbeveling te treffen maatregelen moeten de lidstaten een nationaal handhavingsplan opstellen dat zij regelmatig dienen te herzien, en indien nodig, aan te passen.

    (9) In verband met de mogelijk ernstige gevolgen van de overtredingen waarop de aanbeveling betrekking heeft, dienen de lidstaten als algemene beleidsregel te hanteren dat overtredingen worden bestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties en niet, zoals soms gebeurt, bijvoorbeeld bij het niet dragen van de gordel, alleen met een waarschuwing worden afgedaan.

    (10) Handelingen die erop gericht zijn de handhaving te hinderen of te ondermijnen dienen eveneens met evenredige sancties te worden bestraft.

    (11) In bepaalde gevallen kan het dienstig zijn een corrigerende maatregel op te leggen naast of in plaats van een sanctie, bijvoorbeeld wanneer het een persoon met een structureel drankprobleem betreft.

    (12) Om ook effectief te kunnen optreden tegen ernstige en/of herhaalde overtredingen die zijn begaan in een andere lidstaat dan die waar het voertuig is ingeschreven, voorziet de aanbeveling in een mechanisme voor grensoverschrijdende handhaving.

    (13) Om te kunnen nagaan in hoeverre op effectieve wijze gevolg wordt gegeven aan de aanbeveling dienen de lidstaten een standaardformulier in te vullen met relevante gedetailleerde gegevens over de door hen gevoerde handhavings- en voorlichtingsacties, alsook met gegevens over rijden onder invloed van drugs en medicijnen, om ook op dat gebied een vollediger beeld van de situatie te verschaffen.

    (14) De Commissie dient om de twee jaar een verslag op te stellen op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie.

    (15) Deze aanbeveling vormt, samen met de richtlijn inzake minimumvoorwaarden voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2002/15/EG en de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 betreffende sociale wetgeving met betrekking tot het wegvervoer(2), een handhavingspakket waarmee wordt beoogd de verkeersveiligheid in de Europese Unie aanzienlijk te verbeteren en het aantal verkeersdoden en -gewonden terug te dringen.

    (16) Deze aanbeveling is erop gericht de verkeersveiligheid te verbeteren en het aantal verkeersdoden en -gewonden in de Europese Unie terug te dringen door de toepassing van nationale handhavingsplannen van de lidstaten die voorzien in maatregelen voor toepassing van de beste praktijken inzake handhaving en publieksvoorlichting op het gebied van overdreven snelheid, rijden onder invloed van alcohol en het niet gebruiken van de veiligheidsgordel,

    BEVEELT DE LIDSTATEN AAN:

    1. een nationaal handhavingsplan op te stellen met de maatregelen die zij voornemens zijn te treffen met het oog op de uitvoering van deze aanbeveling, en dit plan, dat de in hoofdstuk I van het standaardformulier in de bijlage bedoelde informatie dient te bevatten, aan de Commissie toe te sturen;

    2. het nationale handhavingsplan regelmatig te evalueren, dit eventueel aan te passen aan relevante ontwikkelingen en de Commissie informatie over dergelijke aanpassingen te doen toekomen;

    3. ervoor te zorgen dat de in de aanbevelingen 4 t/m 7 bedoelde intensieve handhavingsacties worden gecombineerd met publieksvoorlichting in de vorm van publiciteitscampagnes voor bewustmaking van het publiek inzake het betrokken onderwerp, die voor elk van de drie thema's voor intensieve handhavingsacties afzonderlijk moeten worden gehouden, alsook in de vorm van informatieverstrekking langs de weg over concrete op die weg uitgevoerde handhavingsacties;

    4. ervoor te zorgen dat geautomatiseerde snelheidscontrolesystemen worden ingezet op autosnelwegen, secundaire en stadswegen en dat de controles zodanig worden uitgevoerd dat de doeltreffendheid daarvan gegarandeerd is, in die zin dat zij regelmatig moeten plaatsvinden op weggedeelten waar regelmatig snelheidsovertredingen worden begaan en waar deze een verhoogde kans op ongevallen tot gevolg hebben;

    5. te voorzien in procedures die waarborgen dat alle door de geautomatiseerde snelheidscontrolesystemen geregistreerde snelheidsovertredingen worden vervolgd;

    6. ervoor te zorgen dat steekproefsgewijze ademtests met alcoholtesters worden toegepast als leidend beginsel bij het toezicht op rijden onder invloed van alcohol en op een zodanige wijze dat de doeltreffendheid daarvan gegarandeerd is; er, met het oog hierop, in ieder geval voor te zorgen dat regelmatig steekproefsgewijze ademtests worden uitgevoerd op plaatsen waar en tijdstippen waarop regelmatig overtredingen terzake worden begaan en deze een verhoogde kans op ongevallen tot gevolg hebben, alsook dat agenten die steekproefsgewijze ademtests uitvoeren, gebruikmaken van alcoholtesters die wettelijke bewijskracht bezitten, wanneer zij vermoeden dat een chauffeur in staat van dronkenschap verkeert;

    7. ervoor te zorgen dat ten minste driemaal per jaar intensieve handhavingsacties met betrekking tot het niet gebruiken van de veiligheidsgordel met een duur van minimaal twee weken worden gehouden op plaatsen waar regelmatig overtredingen terzake worden begaan en deze een verhoogde kans op ongevallen tot gevolg hebben, en erop toe te zien de verplichting tot het dragen van de veiligheidsgordel te doen naleven in elk geval waarin het nalaten daarvan wordt geconstateerd en het voertuig wordt staande gehouden; deze handhavingsacties kunnen worden gecombineerd met andere acties op het gebied van verkeershandhaving, bijvoorbeeld met betrekking tot overdreven snelheid en rijden onder invloed van alcohol;

    8. als algemeen beleid toe te passen dat overtredingen die worden geconstateerd in de loop van intensieve handhavingsacties zoals bedoeld in de aanbevelingen 4 t/m 7, worden vervolgd door middel van het opleggen en uitvoeren van een sanctie en/of corrigerende maatregel en ervoor te zorgen dat de voor overdreven snelheid, rijden onder invloed van alcohol en het niet gebruiken van de veiligheidsgordel geldende sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, dat handelingen die erop gericht zijn de handhaving te hinderen of te ondermijnen, worden bestraft met op dezelfde principes gebaseerde sancties, dat de sancties zwaarder worden bij herhaalde ernstige inbreuken door dezelfde overtreder en dat de sancties voorzien in de mogelijkheid om het rijbewijs op te schorten of in te trekken en het voertuig te immobiliseren bij ernstige overtredingen;

    9. elkaar bij te staan bij het op een juiste manier uitvoering geven aan deze aanbeveling, voor welk doel elke lidstaat een coördinatiepunt zal aanwijzen en de overige lidstaten en de Commissie het adres van en verdere gegevens over dit coördinatiepunt zal doen toekomen; de coördinatiepunten zullen worden gebruikt voor de uitwisseling van de beste handhavingspraktijken die door de lidstaten worden toegepast op de gebieden waarop deze aanbeveling betrekking heeft; zij zullen ook informatie aan de Commissie doorgeven zoals beschreven in aanbeveling 12, en zullen dezelfde informatie tevens toezenden aan de coördinatiepunten van de overige lidstaten;

    10. ervoor te zorgen dat door een niet-ingezetene begane ernstige of herhaalde verkeersovertredingen waardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht, bij de bevoegde instanties van de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven worden gerapporteerd via het betrokken coördinatiepunt zoals bedoeld in aanbeveling 9, dat aantekening zal houden van dergelijke mededelingen tussen lidstaten;

    11. ervoor te zorgen dat de bevoegde instanties van de lidstaat waar dergelijke ernstige of herhaalde overtredingen zijn geconstateerd, de bevoegde instanties van de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven verzoeken passende maatregelen tegen de overtreder te nemen, er in dergelijke gevallen op toe te zien dat deze laatste lidstaat de eerste lidstaat in kennis stelt van het gevolg dat hij aan het verzoek heeft gegeven, en ervoor te zorgen dat de in aanbeveling 9 bedoelde coördinatiepunten worden ingeschakeld voor deze contacten tussen lidstaten;

    12. de Commissie om de twee jaar informatie over de uitvoering van deze aanbeveling en over de ontwikkelingen op de betrokken gebieden te verstrekken, overeenkomstig hoofdstuk II van het standaardformulier in de bijlage; het eerste jaar waarop het desbetreffende verslag van de lidstaten betrekking heeft, is het eerste volledige kalenderjaar volgend op de datum van bekendmaking van deze aanbeveling; de informatie moet uiterlijk op 30 september na afloop van de tweejarige verslagperiode bij de Commissie aankomen;

    13. aan het eind van de eerste tweejarige periode zoals bedoeld in aanbeveling 12, de doeltreffendheid te toetsen van de geldende nationale maatregelen die naar aanleiding van deze aanbeveling zijn getroffen, en de Commissie in kennis te stellen van hun conclusies,

    DE COMMISSIE VERBINDT ZICH ERTOE:

    1. de in aanbeveling 1 bedoelde nationale handhavingsplannen ter beschikking van alle lidstaten te stellen;

    2. de in aanbeveling 2 bedoelde informatie ter beschikking van alle lidstaten te stellen;

    3. om de twee jaar een verslag over de uitvoering van deze aanbeveling door de lidstaten en over de ontwikkelingen op de betrokken gebieden op te stellen, op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie zoals bedoeld in aanbeveling 12, en dit verslag bij de Raad en het Europees Parlement in te dienen binnen 13 maanden na afloop van de tweejarige verslagperiode;

    4. vóór het eind van het derde jaar volgend op de datum van bekendmaking van deze aanbeveling na te gaan, op basis van de in aanbeveling 12 bedoelde informatie, of op het gebied van verkeersveiligheid zodanige verbeteringen zijn gerealiseerd dat, indien deze verbeteringen aanhouden, de doelstelling om het jaarlijkse aantal verkeersdoden in de Europese Unie tegen 2010 te halveren, waarschijnlijk zal worden gehaald;

    5. een voorstel voor een richtlijn in te dienen waarmee wordt beoogd de nagestreefde halvering alsnog te realiseren indien de in het vorige punt beschreven verbeteringen niet worden gehaald.

    Gedaan te Brussel, 6 april 2004.

    Voor de Commissie

    Loyola De Palacio

    Vice-voorzitter

    (1) COM(2001) 370 van 12 september 2001.

    (2) Het voorstel voor een richtlijn (COM(2003) 628 def.) is bedoeld om Richtlijn 88/599/EEG van de Raad van 23 november 1988 betreffende standaardprocedures voor de controle op de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3820/85 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en Verordening (EEG) nr. 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PB L 325 van 29.11.1988, blz. 55), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2135/98 (PB L 274 van 9.10.1998, blz. 1) te vervangen.

    BIJLAGE

    STANDAARDFORMULIER ZOALS BEDOELD IN AANBEVELING 1

    I. Het nationale handhavingsplan

    Het in aanbeveling 1 bedoelde nationale handhavingsplan bevat ten minste de volgende informatie:

    1. Wat betreft de planning van snelheidscontroles

    a) een inventaris van alle weggedeelten in de lidstaat waar regelmatig snelheidsovertredingen worden begaan en deze een verhoogde kans op ongevallen tot gevolg hebben; deze inventaris omvat de relevante nationale weggedeelten met een hoog risico zoals omschreven in de richtlijn tot vaststelling van nationale richtsnoeren inzake de veiligheid van de weginfrastructuur en betreffende de toepassing daarvan op het trans-Europese wegennet, met ingang van de omzettingsdatum van die richtlijn;

    b) een planning voor het inzetten van geautomatiseerde snelheidscontrolesystemen op de in bovengenoemde inventaris vermelde weggedeelten, die de volgende informatie bevat:

    - de data waarop deze systemen in gebruik worden genomen op de verschillende weggedeelten die zijn vermeld in de onder a) bedoelde inventaris;

    - de data waarop alle in de inventaris vermelde weggedeelten met deze systemen zijn uitgerust.

    2. Wat betreft de planning van steekproefsgewijze ademtests

    a) een generieke beschrijving van de plaatsen waar en tijdstippen waarop in de lidstaat regelmatig overschrijdingen van het maximale alcoholgehalte in het bloed voorkomen en deze een verhoogde kans op ongevallen tot gevolg hebben; in deze beschrijving wordt terdege rekening gehouden met het specifieke risico van ongevallen op plattelandswegen;

    b) een planning voor de toepassing van steekproefsgewijze ademtests overeenkomstig aanbeveling 5 op de onder a) bedoelde plaatsen en tijdstippen, die de volgende informatie bevat:

    - de frequentie waarmee steekproefsgewijze ademtests zullen plaatsvinden op de onder a) bedoelde plaatsen en tijdstippen.

    3. Wat betreft de planning van controles op het dragen van de veiligheidsgordel

    a) een generieke beschrijving van de plaatsen in de lidstaat waar het niet gebruiken van de veiligheidsgordel regelmatig voorkomt en dit een verhoogde kans op ongevallen tot gevolg heeft; in dit verband dient terdege rekening te worden gehouden met steden en stedelijke agglomeraties;

    b) een planning voor intensieve handhavingsacties op de onder a) bedoelde plaatsen, overeenkomstig aanbeveling 6, die de volgende informatie bevat:

    - de plaatsen waar intensieve handhavingsacties zullen worden gehouden, de duur daarvan en het aantal malen per jaar dat zij zullen plaatsvinden.

    II. Informatie die moet worden meegedeeld overeenkomstig aanbeveling 12

    De lidstaten verstrekken de Commissie de volgende informatie voor elk van de twee verslagjaren afzonderlijk(1):

    1. Informatie over snelheidscontroles

    1.1. Geautomatiseerde snelheidscontrolesystemen (aanbeveling 4)

    a) Aantal en type systemen die worden gebruikt op respectievelijk autosnelwegen, secundaire wegen en stadswegen, en of het de bedoeling is dat deze al dan niet zichtbaar zijn voor de chauffeurs;

    b) aantal uren en periodes waarin met deze systemen op de verschillende wegtypes controles zijn uitgevoerd;

    c) weggedeelten waarop de systemen worden ingezet.

    1.2. Overtredingen

    a) Aantal door geautomatiseerde systemen geregistreerde snelheidsovertredingen;

    b) aantal overtredingen zoals bedoeld onder a), die zijn begaan door in het buitenland ingeschreven voertuigen;

    c) totaal aantal geregistreerde snelheidsovertredingen (inclusief die welke met andere methodes zijn geregistreerd);

    d) totaal aantal overtredingen zoals bedoeld onder c), die zijn begaan door in het buitenland ingeschreven voertuigen.

    1.3. Sancties

    a) Aantal sancties dat is opgelegd voor door geautomatiseerde systemen geregistreerde snelheidsovertredingen;

    b) aantal van dergelijke sancties per categorie (bv. boetes, aftrek/toevoeging van punten, opschorting/intrekking van het rijbewijs, immobilisatie van het voertuig, enz.) en nadere details, zoals bedrag van de boetes, aantal punten, duur van de opschorting en aard van de betrokken overtredingen;

    c) de informatie zoals bedoeld onder a) en b), over de sancties die zijn opgelegd aan chauffeurs van in het buitenland geregistreerde voertuigen;

    d) de informatie zoals bedoeld onder b) en c), over de sancties die zijn opgelegd voor snelheidsovertredingen die met andere methodes zijn geregistreerd;

    e) de informatie zoals bedoeld onder a), b), c) en d), over de daadwerkelijk uitgevoerde sancties.

    1.4. Informatie over de in aanbeveling 5 beschreven procedures

    a) Gedetailleerde beschrijving van de procedure voor opsporing, vervolging en bestraffing van snelheidsovertredingen en opgave van de mate waarin daarbij gebruik wordt gemaakt van geautomatiseerde methodes; periode waarna overtreders bericht krijgen dat zij een boete moeten betalen; termijn voor betaling van de boete; periode en procedure voor beroep (indien mogelijk);

    b) is bij die procedures voorzien in een vaste reeks sancties; zo ja, welke;

    c) wie moet de boete betalen: de eigenaar van het voertuig, de chauffeur of beide, en in welke volgorde;

    d) speelt het gerecht nog een rol bij de procedure; zo ja, welke;

    e) hoe lang duurt het voordat de hele procedure, met inbegrip van de uitvoering van de sanctie, volledig is afgerond (gemiddelde, minimum- en maximumduur);

    f) informatie over specifieke uitdagingen waar de lidstaten zich voor geplaatst hebben gezien bij de uitvoering van de bepalingen inzake procedures van aanbeveling 5;

    g) alle andere informatie die de lidstaten relevant achten voor de uitvoering van deze bepalingen.

    1.5. Rechterlijke beslissingen

    Dezelfde informatie zoals bedoeld in punt 1.3, over rechterlijke beslissingen inzake sancties voor verkeersovertredingen.

    1.6. Wijzigingen in de snelheidsregels

    Gedetailleerde informatie over alle eventuele wijzigingen in de nationale regels inzake maximumsnelheden, die tijdens de verslagperiode van kracht zijn geworden.

    1.7. Andere informatie

    Alle andere informatie die door de lidstaten relevant wordt geacht voor de uitvoering van de bepalingen inzake snelheidscontroles, inclusief de specifieke uitdagingen waar zij zich voor geplaatst hebben gezien bij de uitvoering van de betrokken bepalingen.

    2. Informatie over de handhaving met betrekking tot rijden onder invloed van alcohol

    2.1. Steekproefsgewijze ademtests en alcoholtesters die wettelijke bewijskracht bezitten (aanbeveling 6)

    a) Informatie over de plaatsen waar en tijdstippen waarop steekproefsgewijze ademtests hebben plaatsgevonden;

    b) aantal en type alcolholtesters die bij de steekproefsgewijze ademtests zijn gebruikt;

    c) aantal tests en periodes waarin steekproefsgewijze ademtests hebben plaatsgevonden;

    d) aantal tests dat is uitgevoerd met alcoholtesters die wettelijke bewijskracht bezitten; informatie over het aantal en het type van de testers die beschikbaar waren voor de handhavingsacties;

    e) informatie over het aantal/percentage gegevens zoals bedoeld onder b), d) en f),dat betrekking heeft op niet in de betrokken lidstaat woonachtige overtreders;

    f) informatie over andere methodes voor het controleren van het alcoholgehalte in het bloed, bv. bloedtests;

    g) informatie over andere handhavingsacties met betrekking tot rijden onder invloed van alcohol dan steekproefsgewijze controles, waar mogelijk met soortgelijke details als die waarom in bovenstaande vragen wordt verzocht.

    2.2. Overtredingen

    a) Aantal overtredingen van de regels inzake rijden onder invloed van alcohol die zijn geconstateerd bij steekproefsgewijze controles; aantallen van dergelijke overtredingen uitgesplitst naar voor de vaststelling van de overtredingen gebruikte apparatuur (alcoholtester, ademtester met wettelijke bewijskracht of andere, bv. bloedtestapparatuur);

    b) aantal van dergelijke overtredingen die zijn begaan door niet in de betrokken lidstaat woonachtige overtreders;

    c) totaalaantal geregistreerde overtredingen met betrekking tot rijden onder invloed van alcohol (inclusief die welke bij andere handhavingsacties zijn geregistreerd);

    d) totaalaantal van dergelijke overtredingen die zijn begaan door niet in de betrokken lidstaat woonachtige overtreders.

    2.3. Sancties

    a) Aantal sancties dat is opgelegd voor overtredingen van de regels inzake rijden onder invloed van alcohol die zijn geconstateerd bij steekproefsgewijze controles;

    b) aantal van dergelijke sancties per categorie (bv. boetes, aftrek/toevoeging van punten, opschorting/intrekking van het rijbewijs, immobilisatie van het voertuig) en nadere details, zoals bedrag van de boetes, aantal punten, duur van de opschorting en aard van de betrokken overtredingen;

    c) de informatie zoals bedoeld onder a) en b), over de sancties die zijn opgelegd aan niet in de betrokken lidstaat woonachtige overtreders;

    d) de informatie zoals bedoeld onder b) en c), over de sancties die zijn opgelegd voor overtredingen van de regels inzake rijden onder invloed van alcohol die zijn geconstateerd bij andere handhavingsacties;

    e) informatie over de sancties die zijn opgelegd in gevallen waarin de chauffeur weigerde zich aan een test te onderwerpen;

    f) de informatie zoals bedoeld onder a), b), c), d) en e), over de daadwerkelijk uitgevoerde sancties.

    2.4. Rechterlijke beslissingen

    Dezelfde informatie zoals bedoeld in punt 2.3, over rechterlijke beslissingen inzake sancties voor overtredingen van de regels inzake rijden onder invloed van alcohol.

    2.5. Wijzigingen in de regels inzake rijden onder invloed van alcohol

    Gedetailleerde informatie over alle eventuele wijzigingen in de nationale regels inzake rijden onder invloed van alcohol die tijdens de verslagperiode van kracht zijn geworden.

    2.6. Andere informatie

    Alle andere informatie die door de lidstaten relevant wordt geacht voor de uitvoering van de bepalingen inzake handhaving met betrekking tot rijden onder invloed van alcohol, inclusief de specifieke uitdagingen waar zij zich voor geplaatst hebben gezien bij de uitvoering van de betrokken bepalingen.

    3. Informatie over de handhaving met betrekking tot het gebruik van de veiligheidsgordel en kinderzitjes (aanbeveling 7)

    3.1. Intensieve handhavingsacties

    a) Aantal controles dat is uitgevoerd in het kader van de intensieve handhavingsacties op de verschillende wegtypes; aantallen van dergelijke controles uitgesplitst naar type controle (bv. visuele controle, cameratoezicht);

    b) duur van de intensieve handhavingsacties, aantal malen per jaar dat en periodes waarin zij hebben plaatsgevonden;

    c) of de intensieve handhavingsacties al dan niet zijn gecombineerd met acties op het gebied van de handhaving van andere verkeersregels en, zo ja, welke (bv. regels met betrekking tot overdreven snelheid en rijden onder invloed van alcohol).

    3.2. Overtredingen

    a) Aantal bij intensieve handhavingsacties geregistreerde overtredingen met betrekking tot het gebruik van de veiligheidsgordel en kinderzitjes;

    b) aantal van dergelijke overtredingen die zijn begaan door chauffeurs en passagiers van in het buitenland ingeschreven voertuigen;

    c) totaalaantal geregistreerde overtredingen met betrekking tot het gebruik van de veiligheidsgordel en kinderzitjes (inclusief die welke bij andere gelegenheden dan intensieve handhavingsacties zijn geregistreerd);

    d) totaalaantal van dergelijke overtredingen die zijn begaan door chauffeurs en passagiers van in het buitenland ingeschreven voertuigen.

    3.3. Sancties

    a) Aantal sancties dat is opgelegd voor bij intensieve handhavingsacties geregistreerde overtredingen met betrekking tot het gebruik van de veiligheidsgordel en kinderzitjes;

    b) aantal van dergelijke sancties per categorie sancties, en nadere details, zoals bedrag van de boetes, aantal afgetrokken/toegevoegde punten en aard van de betrokken overtredingen;

    c) de informatie zoals bedoeld onder b), over de sancties die zijn opgelegd aan chauffeurs en passagiers van in het buitenland geregistreerde voertuigen;

    d) de informatie zoals bedoeld onder b), over de sancties die zijn opgelegd voor overtredingen met betrekking tot het gebruik van de veiligheidsgordel en kinderzitjes, die bij andere gelegenheden dan intensieve handhavingsacties zijn geregistreerd;

    e) de informatie zoals bedoeld onder d), over de sancties die zijn opgelegd aan chauffeurs en passagiers van in het buitenland geregistreerde voertuigen;

    f) de informatie zoals bedoeld onder a), b), c), d) en e), over de daadwerkelijk uitgevoerde sancties.

    3.4. Rechterlijke beslissingen

    Dezelfde informatie zoals bedoeld in punt 3.3, over rechterlijke beslissingen inzake overtredingen met betrekking tot het gebruik van de veiligheidsgordel en kinderzitjes.

    3.5. Wijzigingen in de regels inzake het gebruik van de veiligheidsgordel en kinderzitjes

    Gedetailleerde informatie over alle eventuele wijzigingen in de nationale regels inzake het gebruik van de veiligheidsgordel en kinderzitjes, die tijdens de verslagperiode van kracht zijn geworden.

    3.6. Andere informatie

    Alle andere informatie die door de lidstaten relevant wordt geacht voor de uitvoering van de bepalingen inzake handhaving met betrekking tot het gebruik van de veiligheidsgordel en kinderzitjes, inclusief de specifieke uitdagingen waar zij zich voor geplaatst hebben gezien bij de uitvoering van de betrokken bepalingen.

    4. Informatie over publieksvoorlichting (aanbeveling 3)

    4.1. Informatie over publiciteitscampagnes

    a) Aantal, duur en inhoud van de publiciteitscampagnes voor elk van de verschillende types intensieve handhavingsacties, periodes waarin en plaatsen waar deze hebben plaatsgevonden en/of de daarbij gebruikte communicatiemedia;

    b) de voor de onder a) bedoelde campagnes bevoegde autoriteiten en andere bij het bedenken en de voorbereiding daarvan betrokken instanties.

    4.2. Informatie over informatieverstrekking langs de weg over handhavingsacties

    a) Gedetailleerde relevante informatie met betrekking tot de gebruikte informatievoorzieningen, bv. plaats (langs welk type weg), aantallen, inhoud, periodes;

    b) de voor de onder a) bedoelde informatieverstrekking bevoegde autoriteiten en andere bij het bedenken en de voorbereiding daarvan betrokken instanties;

    c) informatie over handhavingsacties op de drie betrokken gebieden waarover het publiek niet wordt ingelicht (bv. verborgen, niet-identificeerbare camera's).

    4.3. Andere informatie

    Alle andere informatie die door de lidstaten relevant wordt geacht voor de uitvoering van de bepalingen inzake publieksvoorlichting, inclusief de specifieke uitdagingen waar zij zich voor geplaatst hebben gezien bij de uitvoering van de betrokken bepalingen.

    5. Informatie over de effecten van de intensieve handhavingsacties

    Aantallen ongevallen, verkeersdoden en -gewonden voor en na de overeenkomstig deze aanbeveling gehouden intensieve handhavings- en voorlichtingsacties alsook, waar mogelijk, de invloed van de afzonderlijke types handhavings- en voorlichtingsacties op die aantallen.

    6. Informatie over rijden onder invloed van drugs en medicijnen

    6.1. Informatie over de nationale situatie

    Alle informatie over de juridische en feitelijke situatie: nationale regels inzake rijden onder invloed van drugs en medicijnen, de onder die regels vallende drugs en medicijnen, wettelijke grenzen, testmethodes, sancties en handhavingspraktijk; daarnaast ook informatie over regels die niet specifiek betrekking hebben op rijden onder invloed van drugs en medicijnen, maar die een vergelijkbaar effect kunnen hebben (bv. bepalingen inzake de rijvaardigheid in het algemeen).

    6.2. Informatie over de ondernomen acties

    Gedetailleerde informatie over concrete acties en beste praktijken met betrekking tot rijden onder invloed van drugs en medicijnen (voorbeelden van dergelijke acties zijn: toepassing van standaardtests op drugs- en medicijngebruik bij chauffeurs die betrokken zijn bij dodelijke ongevallen, en registratie en follow-up van de daarbij verkregen gegevens, voorlichtings- of publiciteitscampagnes over de potentiële gevaren van rijden onder invloed van drugs en medicijnen).

    6.3. Uitdagingen

    Specifieke uitdagingen waarvoor de lidstaten zich op dit gebied geplaatst hebben gezien.

    6.4. Andere informatie

    Alle andere informatie die de lidstaten in dit verband relevant achten.

    (1) Waar mogelijk moet de informatie ook worden uitgesplitst voor personenauto's en commerciële voertuigen.

    Top