Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R2550

Verordening (EG) nr. 2550/2001 van de Commissie van 21 december 2001 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2529/2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2419/2001

PB L 341 van 22.12.2001, p. 105–117 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2004; opgeheven door 32004R1973

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/2550/oj

32001R2550

Verordening (EG) nr. 2550/2001 van de Commissie van 21 december 2001 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2529/2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2419/2001

Publicatieblad Nr. L 341 van 22/12/2001 blz. 0105 - 0117


Verordening (EG) nr. 2550/2001 van de Commissie

van 21 december 2001

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2529/2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2419/2001

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad van 19 december 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees(1), en met name op artikel 4, lid 6, artikel 5, lid 4, artikel 8, lid 5, artikel 9, lid 5, artikel 10, lid 4, en artikel 11, lid 3,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen(2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 495/2001 van de Commissie(3), en met name op artikel 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EG) nr. 2529/2001 wordt een nieuwe premieregeling ingesteld ter vervanging van de regeling van Verordening (EG) nr. 2467/98 van de Raad van 3 november 1998 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees(4), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1669/2000(5). Met het oog op deze nieuwe regeling en duidelijkheidshalve moeten nieuwe voorschriften vastgesteld worden ter vervanging van die welke zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2814/90 van de Commissie van 28 september 1990 houdende bepalingen voor de toepassing van de definitie van tot zware dieren gemeste lammeren(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2234/98(7), Verordening (EEG) nr. 2385/91 van de Commissie van 6 augustus 1991 houdende nadere voorschriften voor een aantal bijzondere gevallen in verband met de definitie van producenten en producentengroeperingen in de sector schapen- en geitenvlees(8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2254/1999(9), Verordening (EEG) nr. 2230/92 van de Commissie van 31 juli 1992 houdende bepalingen ter uitvoering van de premieregeling voor ooien en geiten op de Canarische Eilanden(10), Verordening (EEG) nr. 3567/92 van de Commissie van 10 december 1992 houdende toepassingsbepalingen inzake het maximumaantal premies per producent, de nationale reserves en de overdracht van premierechten waarin is voorzien bij Verordening (EEG) nr. 3013/89 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees(11), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1311/2000(12), Verordening (EEG) nr. 2700/93 van de Commissie van 30 september 1993 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de premie ten behoeve van schapen- en geitenvleesproducenten(13), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1410/1999(14), en Verordening (EG) nr. 2738/1999 van de Commissie van 21 december 1999 tot vaststelling van de berggebieden waarin de premie voor geitenvleesproducenten wordt toegekend(15), en moeten deze verordeningen worden ingetrokken.

(2) De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde ooienpremieregeling valt binnen de werkingssfeer van Verordening (EEG) nr. 3508/92. Derhalve moet de onderhavige verordening uitsluitend betrekking hebben op punten die buiten de werkingssfeer vallen van Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen(16), (hierna "geïntegreerd systeem" te noemen), en met name op de perioden en voorwaarden in verband met de aanvragen voor de premie en de aanvullende premie, alsmede op de duur van de aanhoudperiode.

(3) Op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 kan in bepaalde gebieden van de Gemeenschap aan geitenhouders een premie worden verleend. Welke gebieden in aanmerking komen, moet derhalve in overeenstemming met de in die bepaling vastgestelde criteria worden bepaald.

(4) Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 komen producenten met een bedrijf waarvan de oppervlakte landbouwgrond voor ten minste 50 % in bepaalde probleemgebieden of afgelegen gebieden ligt, in aanmerking voor een aanvullende premie. In artikel 4, lid 2, van die verordening wordt verwezen naar specifieke gebieden waar de geitenhouders aan de voorwaarden voor toekenning van de geitenpremie voldoen. Voorgeschreven moet worden dat producenten die aan deze criteria voldoen, een aangifte moeten indienen, opdat de lidstaten kunnen uitmaken of aan de passende steuntoekenningsvoorwaarden is voldaan, om zodoende te voorkomen dat de premie ten onrechte betaald wordt aan bedrijven die er niet voor in aanmerking komen. Bepaald moet worden dat producenten die in het kader van het geïntegreerde systeem geen steunaanvraag "oppervlakten" behoeven in te dienen, een specifieke aangifte indienen als document ter staving dat minstens de helft van hun oppervlakte landbouwgrond gelegen is in probleemgebieden of in gebieden waar de geitenpremie kan worden verleend.

(5) In Verordening (EG) nr. 1454/2001 van de Raad van 28 juni 2001 houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Canarische Eilanden en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1601/92 (Poseican)(17) zijn specifieke maatregelen voor de schapen- en geitenhouderij op de Canarische Eilanden vastgesteld. Deze maatregelen houden in dat een nader te bepalen premietoeslag wordt toegekend.

(6) De criteria om voor rechtstreekse betalingen in aanmerking te komen en, meer in het bijzonder, de voorwaarden waaraan moet worden voldaan, moeten worden verduidelijkt.

(7) Voor de bewaking van de premietoekenningsregeling en de schapenvlees- en geitenvleesmarkt moeten de lidstaten de Commissie geregeld gegevens terzake verstrekken.

(8) Voor de toepassing van het bij de artikelen 8 tot en met 10 van Verordening (EG) nr. 2529/2001 ingevoerde systeem van individuele maxima moeten de regels voor de bepaling van deze maxima en voor de mededeling ervan aan de producenten worden vastgesteld.

(9) Er moeten adequate maatregelen worden vastgesteld om te garanderen dat de begunstigden gratis uit de nationale reserve toegekende rechten uitsluitend voor de voorgeschreven doeleinden gebruiken.

(10) Gezien het marktregulerende effect dat het systeem van individuele maxima zal hebben, moet worden bepaald dat premierechten waarvan door de betrokken producent niet binnen een bepaalde periode gebruik is gemaakt, aan de nationale reserve worden afgestaan. In een aantal naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen moet echter van deze regel worden afgeweken, zoals voor kleine producenten of producenten die deelnemen aan een extensiveringsprogramma of aan een programma voor vervroegde uittreding als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL)en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen(18).

(11) De overdracht van premierechten moet worden bevorderd en daarnaast moeten maatregelen worden vastgesteld waardoor de premierechten worden teruggegeven aan producenten die er gebruik van zullen maken. Daartoe moet een minimaal te gebruiken percentage van de premierechten worden vastgesteld. Dit percentage moet voldoende hoog zijn om te voorkomen dat de beschikbare rechten in bepaalde lidstaten onderbenut blijven en daardoor problemen ontstaan voor prioritaire begunstigden die rechten uit de nationale reserve aanvragen. Derhalve moet de lidstaten worden toegestaan het minimumpercentage te gebruiken rechten te verhogen, doch tot maximaal 90 %.

(12) Met het oog op een uniforme toepassing van de bepalingen inzake overdracht en tijdelijke overdracht van premierechten, moeten bepaalde administratieve regels worden vastgesteld. Om een te zware administratieve belasting te voorkomen, moet de lidstaten worden toegestaan een bij overdracht of tijdelijke overdracht over te dragen minimumaantal rechten te bepalen. Deze regels moeten ook voorkomen dat de in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2529/2001 voorgeschreven verplichting om bij elke overdracht van premierechten zonder bedrijfsoverdracht een percentage van de overgedragen rechten aan de nationale reserve af te staan, niet in acht wordt genomen. Bovendien moet worden bepaald dat, om misbruik van de voorschriften inzake overdracht te voorkomen, tijdelijke overdracht van premierechten slechts voor een bepaalde periode geldt.

(13) Voor het geval dat een producent kan bewijzen dat hij de wettige erfgenaam van een overleden producent is, moet ruimte worden gelaten voor enige soepelheid ten aanzien van de administratieve termijnen voor de overdracht van rechten. De producenten moeten over een eventuele wijziging van het individuele maximum worden ingelicht.

(14) Het bijzondere geval waarin een producent uitsluitend grond van de overheid of grond in collectief bezit exploiteert, en al zijn premierechten aan een andere landbouwer overdraagt, moet met overdracht van het bedrijf worden gelijkgesteld.

(15) Voor lidstaten waar de overdracht van rechten zonder overdracht van het bedrijf uitsluitend over de nationale reserve loopt, moeten regels worden vastgesteld om te waarborgen dat dit systeem coherent blijft met dat van de rechtstreekse overdracht van rechten tussen producenten. Met name dienen objectieve criteria te worden vastgesteld om te bepalen welk bedrag uit de nationale reserve moet worden betaald aan de producent die zijn rechten overgedragen heeft, en welk bedrag de producent die daaraan gelijkwaardige rechten uit de nationale reserve ontvangt, moet betalen.

(16) Voor de berekening en de aanpassing van het individuele maximumaantal premierechten moeten voorschriften worden vastgesteld om te garanderen dat uitsluitend met gehele getallen wordt gewerkt.

(17) De Commissie moet op de nieuwe regelingen toezien en moet derhalve door de lidstaten op deugdelijke wijze worden voorzien van de essentiële gegevens over de toepassing van de premievoorschriften.

(18) Over de nationale voorschriften met betrekking tot extra betalingen en over de toepassing ervan moeten gedetailleerde gegevens aan de Commissie worden verstrekt.

(19) Met het oog op een doeltreffende uitvoering van de premievoorschriften en om marktverstoring te voorkomen, moeten de lidstaten de nodige maatregelen voor een correcte toepassing van deze verordening vaststellen.

(20) Er moet een aantal overgangsbepalingen worden vastgesteld om de lidstaten de nodige tijd te laten om zich op de toepassing van deze verordening voor te bereiden. Wegens het hogere steunbedrag in het kader van de nieuwe regeling en de grotere transparantie als gevolg van de vaststelling van een forfaitaire premie, moet ter bescherming van de belangen van de producenten worden bepaald dat aanvragen op grond van de vroegere regeling aangemerkt worden als aanvragen op grond van de nieuwe regeling.

(21) Om de financiële belangen van de Gemeenschap doeltreffend te beschermen, moeten geëigende maatregelen worden vastgesteld om onregelmatigheden en fraude te bestraffen. Daartoe moeten in Verordening (EG) nr. 2529/2001 de nodige bepalingen voor de premieregelingen voor schapen en geiten worden ingevoegd.

(22) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer "schapen en geiten" en van het Comité van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds van de Landbouw,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In deze verordening worden met name de uitvoeringsbepalingen van de in de artikelen 4, 5, 6, 8, 9 en 10 van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde rechtstreekse betalingen vastgesteld.

HOOFDSTUK I

RECHTSTREEKSE BETALINGEN

Artikel 2

Aanvragen

1. Naast de gegevens die op grond van de Verordeningen (EEG) nr. 3508/92 en (EG) nr. 2529/2001 in het kader van het geïntegreerde beheers- en controlesysteem zijn vereist, vermeldt de producent in zijn premieaanvraag of hij in het verkoopseizoen waarvoor de premie wordt aangevraagd, schapenmelk of zuivelproducten op basis van schapenmelk in de handel brengt.

2. De aanvragen voor de premie voor producenten van schapen- en/of geitenvlees worden bij de door de lidstaat aangewezen autoriteit ingediend in de loop van een periode die wordt vastgesteld binnen een tijdvak dat begint op 1 november voor het jaar waarvoor de aanvraag wordt ingediend, en eindigt op 30 april van het op het premiejaar volgende jaar.

Het Verenigd Koninkrijk mag evenwel voor Noord-Ierland een andere periode vaststellen dan die welke voor Groot-Brittannië geldt.

3. De periode waarvoor de producent de verplichting aangaat het aantal ooien en/of geiten waarvoor de premie wordt aangevraagd, op zijn bedrijf aan te houden duurt 100 dagen en gaat in op de eerste dag na die waarop de in lid 2 bedoelde periode voor de indiening van de aanvragen afloopt.

Artikel 3

Gebieden waarin de premie voor geitenvleesproducenten wordt toegekend

De in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde criteria worden geacht te zijn vervuld in alle in bijlage I genoemde gebieden.

Artikel 4

Aanvragen om een aanvullende premie of een geitenpremie

1. Om in aanmerking te komen voor de aanvullende premie of de geitenpremie, moet een producent wiens oppervlakte landbouwgrond voor minstens 50 %, doch niet volledig in de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde gebieden of in voor de geitenpremie in aanmerking komende gebieden is gelegen, overeenkomstig de onderstaande bepalingen een aangifte of aangiften indienen waarin de ligging van zijn gronden is vermeld:

a) Een producent die verplicht is om elk jaar aan de hand van een steunaanvraag "oppervlakten" in de zin van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2529/2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, de totale oppervlakte landbouwgrond van zijn bedrijf aan te geven, moet in die aangifte vermelden welke percelen landbouwgrond in de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde gebieden of, in voorkomend geval, in de in bijlage I vermelde gebieden zijn gelegen;

b) Een producent die niet verplicht is de onder a) bedoelde aangifte te doen, moet elk jaar een specifieke aangifte indienen die, in voorkomend geval, wordt opgesteld overeenkomstig het systeem voor de identificatie van percelen landbouwgrond, dat een onderdeel is van het geïntegreerde systeem.

In deze aangifte moet hij de ligging aangeven van alle gronden die hij bezit, pacht of op basis van enigerlei andere regeling gebruikt, met vermelding van de percelen landbouwgrond die in de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde gebieden of, in voorkomend geval, in de in bijlage I vermelde gebieden gelegen zijn. De lidstaat kan bepalen dat deze specifieke aangifte onderdeel moet zijn van de aanvraag van de ooienpremie en/of de premie per geit. De lidstaat kan ook verlangen dat voor de specifieke aangifte gebruik wordt gemaakt van het formulier voor de steunaanvraag "oppervlakten".

2. De bevoegde nationale autoriteit kan verlangen dat een eigendomsbewijs, pachtcontract of een schriftelijke overeenkomst tussen producenten wordt ingediend, alsook, in voorkomend geval, een verklaring van de plaatselijke of regionale instantie die voor de landbouw gebruikte gronden ter beschikking van de producent heeft gesteld. In deze verklaring moet de ter beschikking van de producent gestelde oppervlakte zijn vermeld en moet zijn aangegeven welke percelen in de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde gebieden of, in voorkomend geval, in de in bijlage I vermelde gebieden zijn gelegen.

Artikel 5

Transhumance

1. In de premieaanvragen van producenten wier bedrijf in de in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde gebieden is gevestigd en die voor de aanvullende premie in aanmerking wensen te komen, wordt vermeld:

- waar de transhumance in het lopende jaar zal plaatsvinden;

- wanneer de in dat lid bedoelde periode van ten minste 90 dagen in het lopende jaar valt.

2. Behoudens overmacht of deugdelijk bewezen natuurlijke omstandigheden van het bestand worden bij de premieaanvragen van de in lid 1 bedoelde producenten de nodige documenten gevoegd die aantonen dat de transhumance in de vorige twee jaren daadwerkelijk is uitgevoerd, en meer in het bijzonder een verklaring van de plaatselijke of regionale overheid dat deze transhumance ten minste 90 opeenvolgende dagen heeft geduurd.

Bij de administratieve controle van de aanvragen moeten de lidstaten zich ervan vergewissen dat de in de premieaanvraag vermelde plaats van verweiding daadwerkelijk binnen een in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoeld gebied ligt.

Artikel 6

Toeslag op de Canarische Eilanden

De in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1454/2001 bedoelde premietoeslag voor op de Canarische Eilanden gevestigde schapenvlees- of geitenvleesproducenten bedraagt 4,2 EUR per ooi en/of vrouwelijke geit.

Artikel 7

Premiewaardigheid

1. De premie wordt aan de producent uitbetaald voor het aantal ooien en/of vrouwelijke geiten dat hij gedurende de gehele in artikel 2, lid 3, bedoelde periode op zijn bedrijf moet aanhouden.

2. Dieren die op de laatste dag van de aanhoudperiode aan de definities van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2529/2001 beantwoorden, worden geacht voor de premie in aanmerking te komen.

Artikel 8

Lijst van schapenvleesproducenten die schapenmelk of producten op basis van schapenmelk in de handel brengen

Uiterlijk op de dertigste dag van de aanhoudperiode stellen de lidstaten voor elk jaar een lijst op van schapenvleesproducenten die schapenmelk of producten op basis van schapenmelk in de handel brengen. Deze lijst wordt opgesteld aan de hand van de in artikel 2, lid 1, bedoelde verklaringen van de producenten. Bij de opstelling van deze lijst houden de lidstaten voorts rekening met de uitkomsten van de controles en met elke andere informatiebron waarover de bevoegde autoriteit beschikt, en met name de gegevens die bij verwerkende bedrijven of distributiebedrijven verkregen worden over de verkoop van schapenmelk of producten op basis van schapenmelk door de producenten.

Artikel 9

Mededelingen

1. De lidstaten verstrekken de Commissie jaarlijks uiterlijk op 31 juli gegevens over de voor het lopende jaar ingediende premieaanvragen. Zij gebruiken daarvoor het formulier waarvan het model in bijlage II is opgenomen. Daarnaast delen zij de Commissie uiterlijk op 31 juli mee hoeveel premies in het voorgaande jaar zijn betaald, waarvoor zij gebruikmaken van het modelformulier in bijlage III, en melden zij uiterlijk op 31 oktober eventuele wijzigingen in de in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 en in artikel 5 van deze verordening bedoelde lijst van geografische gebieden waar transhumance wordt toegepast. Deze gegevens worden desgevraagd aan de met de opstelling van officiële statistieken over de sector schapen- en geitenvlees belaste nationale instellingen toegezonden.

2. Bij een wijziging van de verplicht te verstrekken gegevens, die met name het gevolg is van de verificatie, correctie of aanpassing van vroegere cijfers, moeten de bijgewerkte gegevens binnen een maand na die wijziging aan de Commissie worden meegedeeld.

HOOFDSTUK II

MAXIMA, RESERVES EN OVERDRACHTEN

Artikel 10

Gratis premierechten

Behalve in naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen geldt dat, wanneer een producent gratis premierechten uit een nationale reserve heeft verkregen, hij zijn rechten gedurende de volgende drie jaren niet mag overdragen noch tijdelijk overdragen.

Artikel 11

Gebruik van rechten

1. Een producent kan de rechten waarover hij beschikt zelf gebruiken en/of tijdelijk overdragen aan een andere producent.

2. Wanneer een producent in een bepaald jaar niet ten minste het in lid 4 aangegeven percentage van zijn premierechten heeft gebruikt, wordt het niet gebruikte deel aan de nationale reserve toegevoegd, behalve:

a) wanneer de producent over ten hoogste 20 premierechten beschikt; indien hij gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren het minimumpercentage van zijn rechten niet volledig gebruikt heeft, gaat het in het tweede jaar niet gebruikte deel naar de nationale reserve;

b) wanneer de producent aan een door de Commissie goedgekeurd extensiveringsprogramma deelneemt,

c) wanneer de producent deelneemt aan een door de Commissie goedgekeurd programma voor vervroegde uittreding dat geen verplichting tot overdracht en/of tijdelijke overdracht inhoudt, of

d) in naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen.

3. De tijdelijke overdracht moet altijd voor volle jaren en voor minstens het in artikel 12, lid 1, vastgestelde aantal dieren gelden. Na afloop van elke tijdelijke overdracht, die ten hoogste drie opeenvolgende jaren mag duren, recupereert de producent, tenzij definitieve overdracht plaatsvindt, al zijn rechten voor minstens twee opeenvolgende jaren. Wanneer de producent in die twee jaren niet telkens het in lid 4 vastgestelde minimumpercentage van zijn premierechten gebruikt, neemt de lidstaat, behalve in naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen, elk jaar de niet gebruikte rechten in de nationale reserve op.

Voor producenten die aan een door de Commissie goedgekeurd programma voor vervroegde uittreding deelnemen, kunnen de lidstaten evenwel een van dat programma afhankelijke verlenging van de totale duur van de tijdelijke overdracht vaststellen.

Producenten die zich verbinden tot deelneming aan een extensiveringsprogramma overeenkomstig de in artikel 2, lid 1, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad(19) bedoelde maatregel of aan een in de artikelen 22 en 23 van Verordening (EEG) nr. 1257/1999 bedoeld extensiveringsprogramma, mogen hun premierechten tijdens de duur van hun verbintenis niet overdragen noch tijdelijk overdragen. Dit verbod geldt evenwel niet indien het extensiveringsprogramma de overdracht en/of de tijdelijke overdracht van premierechten toestaat aan producenten die deze premierechten nodig hebben voor hun deelneming aan andere dan de in deze alinea bedoelde maatregelen.

4. Het minimaal te gebruiken percentage van de premierechten bedraagt 70 %.

De lidstaten kunnen dit percentage echter verhogen tot 90 %. Zij melden de Commissie vooraf welk percentage ze zullen toepassen.

Artikel 12

Overdracht en tijdelijke overdracht van rechten

1. Voor een gedeeltelijke overdracht van premierechten zonder overdracht van het bedrijf kunnen de lidstaten op basis van hun productiestructuur een minimumaantal over te dragen rechten vaststellen. Dit minimumaantal mag niet meer bedragen dan 10.

2. De overdracht en de tijdelijke overdracht van premierechten wordt eerst effectief nadat de producent die de rechten overdraagt en/of tijdelijk overdraagt en de producent die de rechten ontvangt, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat daarvan in kennis hebben gesteld.

Deze kennisgeving geschiedt binnen een door de lidstaat vast te stellen termijn en uiterlijk op de dag waarop de termijn voor de indiening van premieaanvragen in die lidstaat afloopt, behalve wanneer de overdracht het gevolg is van een erfenis. In dat geval moet de producent die de rechten ontvangt, de nodige wettelijke documenten kunnen overleggen om te bewijzen dat hij/zij de erfgenaam/erfgename is van de overleden producent.

3. Bij overdracht van rechten zonder overdracht van het bedrijf moeten steeds voor ten minste één dier premierechten zonder compensatie aan de nationale reserve worden afgestaan.

Artikel 13

Wijziging van het individuele maximum

Bij overdracht of tijdelijke overdracht van premierechten stelt de lidstaat het nieuwe maximumaantal premies per producent vast en deelt hij de betrokken producenten binnen 60 dagen na de laatste dag van de periode waarin zij hun premieaanvraag hebben ingediend, mee over hoeveel rechten zij beschikken.

De eerste alinea is niet van toepassing wanneer de overdracht het gevolg is van een erfenis die beantwoordt aan de in artikel 12, lid 2, vastgestelde voorwaarden.

Artikel 14

Producenten die geen eigenaar van het door hen geëxploiteerde land zijn

Producenten die uitsluitend overheidsgrond of grond in collectief bezit exploiteren en besluiten hun dieren daarop niet langer te weiden en al hun premierechten aan een andere producent over te dragen, worden gelijkgesteld met producenten die hun bedrijf verkopen of overdragen. In alle andere gevallen worden zij gelijkgesteld met producenten die alleen hun premierechten overdragen.

Artikel 15

Overdracht via de nationale reserve

Indien een lidstaat bepaalt dat de overdracht van premierechten over de nationale reserve moet lopen, worden daarbij nationale bepalingen toegepast die analoog zijn aan die van dit hoofdstuk. In dat geval geldt bovendien dat:

- de lidstaat kan voorschrijven dat de tijdelijke overdracht van premierechten over de nationale reserve moet lopen;

- bij overdracht van premierechten of, indien het bepaalde in het eerste streepje wordt toegepast, bij tijdelijke overdracht, de overdracht aan de reserve eerst definitief wordt na kennisgeving door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat aan de producent die rechten overdraagt en/of tijdelijk overdraagt, en de overdracht uit de reserve aan een andere producent eerst definitief wordt na kennisgeving daarvan aan die producent door die autoriteiten.

Bovendien moet met deze bepalingen worden gewaarborgd dat de lidstaat voor het andere dan het in artikel 9, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde deel van de premierechten een vergoeding betaalt die overeenkomt met die welke, in het bijzonder rekening houdend met de ontwikkeling van de productie in de betrokken lidstaat, bij rechtstreekse overdracht tussen producenten had moeten worden betaald. Deze betaling is gelijk aan die welke verlangd wordt van de producent die equivalente rechten uit de nationale reserve ontvangt.

Artikel 16

Berekening van individuele maxima

Bij de aanvankelijke berekening en de latere wijzigingen van het individuele maximumaantal premies worden uitsluitend gehele getallen gehanteerd.

Wanneer de einduitkomst van de berekening geen geheel getal is, wordt op het naaste gehele getal afgerond. Wanneer het berekende getal precies halverwege tussen twee gehele getallen ligt, wordt op het naasthogere gehele getal afgerond.

Artikel 17

Kennisgeving

1. De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 1 maart 2002 mee welke procedure zij toepassen voor de vermindering van individuele maxima overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2529/2001, alsmede het totaalaantal aan de producenten toegekende premierechten en het aantal rechten dat aan de reserve is afgestaan.

2. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 maart 2002 in kennis van de berekeningswijze voor de afstand van rechten overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 en, in voorkomend geval, van de op grond van artikel 9, lid 3, van die verordening genomen maatregelen, alsook jaarlijks vóór 1 januari, van alle wijzigingen terzake.

3. Aan de hand van de tabellen in de bijlagen IV en V delen de lidstaten de Commissie jaarlijks uiterlijk op 30 april de volgende gegevens mee:

a) het aantal premierechten dat in het vorige jaar zonder compensatie aan de nationale reserve is afgestaan als gevolg van overdrachten van premierechten zonder bedrijfsoverdracht;

b) het aantal niet-gebruikte premierechten in de zin van artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 dat in het voorgaande jaar aan de nationale reserve is afgestaan;

c) het aantal in het voorgaande jaar op grond van artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 toegekende premierechten;

d) het aantal in het voorgaande jaar uit de nationale reserve aan producenten in probleemgebieden toegekende premierechten;

e) de data betreffende de perioden en termijnen voor de overdrachten van premierechten en voor de indiening van premieaanvragen.

HOOFDSTUK III

EXTRA BETALINGEN

Artikel 18

Uiterlijk 30 april 2002 moeten de lidstaten de Commissie informatie verstrekken over hun nationale regeling voor de toekenning van extra bedragen als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2529/2001. In voorkomend geval moet deze informatie met name de volgende gegevens bevatten:

1. Betalingen per dier:

a) indicatieve bedragen per dier en toekenningsbepalingen;

b) indicatieve raming van de totale uitgaven en het aantal betrokken dieren;

c) specifieke eisen inzake het veebezettingsgetal;

d) andere gegevens betreffende de uitvoeringsbepalingen.

2. Areaalbetalingen (in voorkomend geval):

a) berekening van de regionale basisarealen;

b) indicatieve bedragen per hectare;

c) indicatieve raming van de totale uitgaven en het aantal betrokken hectaren;

d) andere gegevens betreffende de uitvoeringsbepalingen.

3. Nadere gegevens over andere vastgestelde regelingen inzake extra betalingen.

4. De lidstaten moeten eventuele wijzigingen in de regelingen binnen een maand aan de Commissie meedelen.

HOOFDSTUK IV

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

Nationale uitvoeringsbepalingen

De lidstaten nemen alle geëigende maatregelen die nodig zijn voor een deugdelijke toepassing van deze verordening. Zij delen deze maatregelen aan de Commissie mee.

Artikel 20

Overgangsmaatregelen

Premieaanvragen voor 2002, die in het kader van de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2467/98 bedoelde premieregeling worden ingediend vóór de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, worden aangemerkt als aanvragen in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 2529/2001 vastgestelde regeling.

Verordening (EG) nr. 2419/2001 in haar versie voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening zal van toepassing zijn op al dergelijke aanvragen.

Artikel 21

Intrekking

De Verordeningen (EEG) nr. 2814/90, (EEG) nr. 2385/91, (EEG) nr. 2230/92, (EEG) nr. 3567/92, (EEG) nr. 2700/93 en (EG) nr. 2738/1999 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2002. Zij blijven echter van toepassing voor de voor 2001 en daaraan voorafgaande verkoopseizoenen ingediende aanvragen. Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar deze verordening volgens de concordantietabel in bijlage VI.

Artikel 22

Wijziging van Verordening (EG) nr. 2419/2001 ("geïntegreerd systeem")

Artikel 40 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 wordt vervangen door:

"Artikel 40

1. Wanneer met betrekking tot steunaanvragen in het kader van de premieregeling voor schapen en geiten een verschil wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 36, lid 3, is het bepaalde in artikel 38, leden 2, 3 en 4, van overeenkomstige toepassing vanaf het eerste dier waarvoor onregelmatigheden worden ontdekt.

2. Wanneer blijkt dat een schapenvleesproducent die schapenmelk of producten op basis van schapenmelk in de handel brengt, nalaat dit in zijn premieaanvraag te vermelden, wordt het premiebedrag waarop hij aanspraak kan maken, verlaagd tot het aan producenten die schapenmelk en producten op basis van schapenmelk in de handel brengen te betalen premiebedrag, verminderd met het verschil tussen dit bedrag en de volledige ooienpremie.

3. Wanneer met betrekking tot aanvragen voor de aanvullende premie blijkt dat minder dan 50 % van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf gelegen is in gebieden als bedoeld in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad(20) wordt de aanvullende premie niet betaald en wordt de ooien- en geitenpremie verlaagd met een bedrag dat gelijk is aan 50 % van de aanvullende premie.

4. Wanneer wordt vastgesteld dat minder dan 50 % van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf gelegen is in de gebieden die zijn vermeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Commissie(21), wordt de geitenpremie niet uitbetaald.

5. Wanneer geconstateerd wordt dat niet minstens 90 % van de dieren van een producent die transhumance toepast en die de aanvullende premie aanvraagt, gedurende ten minste 90 opeenvolgende dagen geweid is in een in artikel 5, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoeld gebied, wordt de aanvullende premie niet uitbetaald en wordt de ooien- en geitenpremie verlaagd met een bedrag dat gelijk is aan 50 % van de aanvullende premie.

6. Wanneer de in de leden 2, 3, 4 en 5 bedoelde onregelmatigheid aan een opzettelijke fout toe te schrijven blijkt te zijn, wordt het volledige bedrag van de op grond van die leden toe te kennen steun geweigerd. Bovendien wordt de producent tot een bedrag dat gelijk is aan dat bedrag, nog een tweede maal uitgesloten van de premie.

Dit bedrag wordt verrekend met de betalingen in het kader van de premieregeling voor schapen en geiten waarop de betrokkene aanspraak kan maken op grond van aanvragen die hij indient in de drie kalenderjaren die volgen op het jaar waarin de onregelmatigheid is ontdekt.".

Artikel 23

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2002.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2001.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) Zie bladzijde 3 van dit Publicatieblad.

(2) PB L 355 van 5.12.1992, blz. 1.

(3) PB L 72 van 14.3.2001, blz. 6.

(4) PB L 312 van 20.11.1998, blz. 1.

(5) PB L 193 van 29.7.2000, blz. 8.

(6) PB L 268 van 29.9.1990, blz. 35.

(7) PB L 281 van 17.10.1998, blz. 6.

(8) PB L 219 van 7.8.1991, blz. 15.

(9) PB L 275 van 26.10.1999, blz. 9.

(10) PB L 218 van 1.8.1992, blz. 97.

(11) PB L 362 van 11.12.1992, blz. 41.

(12) PB L 148 van 22.6.2000, blz. 31.

(13) PB L 245 van 1.10.1993, blz. 99.

(14) PB L 164 van 30.6.1999, blz. 53.

(15) PB L 328 van 22.12.1999, blz. 59.

(16) PB L 327 van 12.12.2001, blz. 11.

(17) PB L 198 van 21.7.2001, blz. 45.

(18) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

(19) PB L 215 van 30.7.1992, blz. 85.

(20) PB L 341 van 22.12.2001, blz. 3.

(21) PB L 341 van 22.12.2001, blz. 105.

BIJLAGE I

Gebieden waarin de geitenpremie mag worden toegekend

1. Frankrijk: Corsica en alle buiten deze regio gelegen berggebieden in de zin van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1257/1999.

2. Griekenland: het gehele grondgebied.

3. Italië: Latium, Abruzzen, Molise, Campanië, Apulië, Basilicata, Calabrië, Sicilië en Sardinië en alle buiten deze regio's gelegen berggebieden in de zin van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1257/1999.

4. Spanje: de autonome regio's Andalusië, Aragon, Balearen, Kastilië-La-Mancha, Kastilië-Leon, Catalonië, Extremadura, Galicië (met uitzondering van de provincies La Coruña en Lugo), Madrid, Murcia, La Rioja, Valencia en de Canarische Eilanden en alle buiten deze regio's gelegen berggebieden in de zin van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1257/1999.

5. Portugal: het gehele grondgebied, met uitzondering van de Azoren.

6. Oostenrijk: alle berggebieden in de zin van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1257/1999.

BIJLAGE II

>PIC FILE= "L_2001341NL.011302.TIF">

BIJLAGE III

>PIC FILE= "L_2001341NL.011402.TIF">

BIJLAGE IV

>PIC FILE= "L_2001341NL.011502.TIF">

BIJLAGE V

>PIC FILE= "L_2001341NL.011602.TIF">

BIJLAGE VI

Concordantietabel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top