EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999L0051

Richtlijn 1999/51/EG van de Commissie van 26 mei 1999 houdende vijfde aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (tin, PCP en cadmium) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 142 van 5.6.1999, p. 22–25 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/05/2009

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1999/51/oj

31999L0051

Richtlijn 1999/51/EG van de Commissie van 26 mei 1999 houdende vijfde aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (tin, PCP en cadmium) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 142 van 05/06/1999 blz. 0022 - 0025


RICHTLIJN 1999/51/EG VAN DE COMMISSIE

van 26 mei 1999

houdende vijfde aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (tin, PCP en cadmium)

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/64/EG van de Commissie(2), inzonderheid op artikel 2 bis, ingevoerd bij Richtlijn 89/678/EEG van de Raad(3),

(1) Overwegende dat in het kader van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden tot de Europes Unie, met name in respectievelijk de artikelen 69, 84 en 112, wordt bepaald dat sommige bepalingen van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG gedurende een periode van vier jaar met ingang van 1 januari 1995 niet van toepassing zijn op Oostenrijk, Finland en Zweden en volgens de in het EG-Verdrag vastgelegde procedures opnieuw zullen worden bezien;

(2) Overwegende dat het gebruik van sommige organische tinverbindingen, met name tributyltin (TBT), voor aangroeiwering nog steeds risico's oplevert voor het aquatisch milieu en de gezondheid van de mens en bijvoorbeeld wellicht kan leiden tot een verstoring van het endocriene systeem; dat de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) zich bewust is van de risico's van TBT en het Comité voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO heeft opgeroepen tot een wereldwijd verbod op het gebruik van organische tinverbindingen als biocide in aangroeiwerende systemen voor schepen met ingang van 1 januari 2003; dat de bepalingen voor TBT met volledige inachtneming van de ontwikkelingen binnen de IMO opnieuw zullen worden bezien; dat er aangroeiwerende producten zijn ontwikkeld die zorgen voor een gereguleerde afgifte van TBT en dat deze dienen te worden gebruikt in plaats van losgebonden verf;

(3) Overwegende dat vooral het milieu in binnenwateren en de Oostzee bijzonder kwetsbaar is; dat het gebruik van TBT in de binnenwateren van de Gemeenschap dient te worden verboden; dat als tijdelijke maatregel aan Oostenrijk en Zweden zal worden toegestaan strengere bepalingen te houden voor het gebruik van TBT in dit kwetsbare milieu;

(4) Overwegende dat pentachloorfenol (PCP) ondanks de bij Richtlijn 76/769/EEG ingevoerde beperkingen nog steeds een risico voor de gezondheid en het milieu oplevert; dat het gebruik van PCP verder dient te worden beperkt; dat bepaalde toepassingen van PCP desalniettemin om technische redenen in de aan een oceaan gelegen lidstaten nog steeds nodig zijn;

(5) Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 25 januari 1988 oproept tot een algehele strategie voor de bestrijding van de verontreiniging van het milieu door cadmium, waaronder maatregelen om het gebruik van cadmium te beperken en de ontwikkeling van vervangingsmiddelen te stimuleren; dat de aan cadmium verbonden risico's momenteel in het kader van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad(4) worden geëvalueerd en de Commissie de beperkingen voor cadmium in het licht van de resultaten daarvan opnieuw zal bezien; dat als tijdelijke maatregel aan Oostenrijk en Zweden moet worden toegestaan de verdergaande beperkingen die zij nu hebben te blijven toepassen;

(6) Overwegende dat het Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu adviezen over organische tinverbindingen en over PCP heeft uitgebracht;

(7) Overwegende dat deze richtlijn geen afbreuk doet aan de communautaire wetgeving waarbij minimumeisen worden vastgesteld inzake de bescherming van werknemers als vervat in Richtlijn 89/391/EEG van de Raad(5) en in afzonderlijke daarop gebaseerde richtlijnen, inzonderheid Richtlijn 90/394/EEG van de Raad(6) en Richtlijn 98/24/EG van de Raad(7) inzake de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen de risico's van chemische agentia op het werk;

(8) Overwegende dat in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijnen betreffende de opheffing van technische handelsbelemmeringen op het gebied van gevaarlijke stoffen en preparaten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG wordt aangepast aan de technische vooruitgang zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige richtlijn.

Artikel 2

1. De lidstaten dienen uiterlijk op 29 februari 2000 de bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis. Zij passen deze bepalingen toe vanaf 1 september 2000. Oostenrijk, Finland en Zweden mogen deze bepalingen echter met ingang van 1 januari 1999 toepassen, behalve wanneer in de bijlage anders is bepaald.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 mei 1999.

Voor de Commissie

Martin BANGEMANN

Lid van de Commissie

(1) PB L 262 van 27.9.1976, blz. 24.

(2) PB L 315 van 19.11.1997, blz. 13.

(3) PB L 398 van 30.12.1989, blz. 24.

(4) PB L 84 van 5.4.1993, blz. 1.

(5) PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.

(6) PB L 196 van 26.7.1990, blz. 1.

(7) PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11.

BIJLAGE

In bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG worden de punten 21, 23 en 24 als volgt gewijzigd: 1. Punt 21 wordt vervangen door: >RUIMTE VOOR DE TABEL>.

2. Punt 23 wordt vervangen door: " ".

3. Aan punt 24 (cadmium) wordt na deel 3 het volgende toegevoegd: >RUIMTE VOOR DE TABEL>.

(1) PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39.

(2) PB L 377 van 31.12.1991, blz. 20.

Top