Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996D0469

    96/469/EG: Besluit van de Commissie van 30 juli 1996 tot oprichting van een raadgevend comité voor de kankerpreventie (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 192 van 2.8.1996, p. 31–32 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 02/06/2014; opgeheven door 32014D0604(01)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1996/469/oj

    31996D0469

    96/469/EG: Besluit van de Commissie van 30 juli 1996 tot oprichting van een raadgevend comité voor de kankerpreventie (Voor de EER relevante tekst)

    Publicatieblad Nr. L 192 van 02/08/1996 blz. 0031 - 0032


    BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 30 juli 1996 tot oprichting van een raadgevend comité voor de kankerpreventie (Voor de EER relevante tekst) (96/469/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Overwegende dat de Gemeenschap ertoe bijdraagt een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid te waarborgen door de samenwerking tussen de Lid-Staten te bevorderen en, indien nodig, hun activiteiten te ondersteunen;

    Overwegende dat het optreden van de Gemeenschap is gericht op de preventie van ziekten, met inbegrip van kanker, door het bevorderen van onderzoek naar de oorzaken en de overdracht daarvan, alsmede door het bevorderen van gezondheidsvoorlichting en -opvoeding;

    Overwegende dat er sinds 1986 in het kader van het programma "Europa tegen kanker" vergaderingen van vooraanstaande kankerdeskundigen zijn gehouden; dat deze kankerdeskundigen een groep vormen die de Commissie adviseert over de wetenschappelijke aspecten van kanker;

    Overwegende dat in de resolutie van de Raad van 7 juli 1986 (1) nota wordt genomen van de conclusies van "de ad hoc-commissie van deskundigen inzake kanker" met betrekking tot de vaststelling van het eerste actieplan voor kankersbestrijding (2);

    Overwegende dat de Commissie krachtens Besluit 90/238/Euratom, EGKS, EEG van de Raad en de vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, van 17 mei 1990 betreffende een actieplan 1990-1994 in het kader van het programma "Europa tegen kanker" (3), bij de tenuitvoerlegging van het actieplan nauw deskundigen op het gebied van de kankerpreventie zal betrekken;

    Overwegende dat het besluit nr. 646/96/EG (4) van het Europees Parlement en van de Raad tot vaststelling van het derde actieplan voor kankerbestrijding 1996-2000 is gericht op kankerpreventie, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, onder o), en artikel 129 van het Verdrag;

    Overwegende dat in de overwegingen bij dat besluit wordt gesteld dat de Commissie, om over alle nodige wetenschappelijke informatie te kunnen beschikken, samenwerkt met wetenschappelijke deskundigen;

    Overwegende dat het belangrijk is de wetenschappelijke basis waarop de Commissie besluiten neemt, te versterken;

    Overwegende dat het om redenen van duidelijkheid en rechtszekerheid noodzakelijk is deze groep een officiële status te verlenen;

    Overwegende dat bij de benoeming van de leden van het comité rekening dient te worden gehouden met de ontwikkelingen in de richting en de werkingssfeer van het programma "Europa tegen kanker" in het kader van het derde actieplan voor kankerbestrijding;

    Overwegende dat wetenschappelijk advies van vooraanstaande Europese deskundigen op het gebied van kankerpreventie voortdurend beschikbaar zou moeten zijn in de vorm van een door de Commissie ingesteld raadgevend comité,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    Hierbij wordt door de Commissie een raadgevend comité voor de kankerpreventie ingesteld, hierna "het comité" genoemd.

    Het comité bestaat uit ten hoogste 15 leden.

    Artikel 2

    1. Het comité kan door de Commissie worden geraadpleegd over alle vraagstukken met betrekking tot:

    - gegevens over kanker, met inbegrip van epidemiologische gegevens;

    - vroegtijdige opsporing van en screening op kanker;

    - publieksvoorlichting over kankerpreventie;

    - met kanker samenhangende aspecten in de gezondheidsopvoedingsprogramma's op scholen;

    - kwaliteitsborgingsprocedures bij kankerbehandeling, met inbegrip van het vraagstuk van de levenskwaliteit van kankerpatiënten en de palliatieve zorg;

    - de preventieaspecten die kunnen worden afgeleid uit de resultaten van fundamenteel en klinisch kankeronderzoek in het kader van het Biomed-programma en andere initiatieven voor onderzoek;

    - opleiding van gezondheidswerkers in met kanker samenhangende zaken.

    Artikel 3

    1. De beraadslagingen van het comité hebben betrekking op de adviesaanvragen van de vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie. De vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie kunnen vaststellen in welk tijdsbestek dit advies dient te worden gegeven.

    2. Het comité mag niet op eigen initiatief advies uitbrengen over zaken die onder de verantwoordelijkheid van andere aan de Commissie toegevoegde wetenschappelijke comités vallen.

    3. Het comité spant zich tot het uiterste in om zijn advies eenstemmig uit te brengen. Op de beraadslagingen van het comité volgt geen stemming.

    4. Wanneer het gevraagde advies eenstemmig door de leden van het comité wordt uitgebracht, stelt dit de gemeenschappelijke conclusies vast. Wanneer geen overeenstemming wordt bereikt, worden de diverse in de loop van de beraadslagingen ingenomen standpunten opgenomen in een verslag dat onder verantwoordelijkheid van de vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie wordt opgesteld.

    Artikel 4

    De leden van het comité worden benoemd door de Commissie uit vooraanstaande deskundigen op de in artikel 2 genoemde gebieden.

    Artikel 5

    Het comité kiest uit zijn midden een voorzitter en twee vice-voorzitters. De verkiezing vindt plaats met tweederde meerderheid van de aanwezige leden.

    Artikel 6

    1. De duur van het mandaat van de leden van het comité bedraagt drie jaar en kan worden verlengd. De voorzitter en de vice-voorzitters mogen echter, nadat zij twee opeenvolgende termijnen van drie jaar in functie zijn geweest, niet onmiddellijk worden herkozen.

    Na het verstrijken van de periode van drie jaar kunnen de leden van het comité in functie blijven totdat hun mandaat wordt verlengd of totdat zij worden vervangen.

    De leden ontvangen voor hun werk geen bezoldiging.

    2. Wanneer een lid van het comité niet in staat is zijn taak te vervullen of wanneer hij vrijwillig aftreedt, wordt hij voor de rest van zijn mandaat vervangen volgens de procedure van artikel 4 of 5, naar gelang van het geval.

    Artikel 7

    De lijst van de leden wordt om de drie jaar door de Commissie ter informatie in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

    Artikel 8

    1. Het comité kan werkgroepen instellen die zich bezighouden met specifieke aspecten van de in artikel 2 genoemde werkterreinen, en die worden voorgezeten door een van zijn leden en zijn samengesteld uit maximaal vijf vooraanstaande wetenschappers. Er mogen niet meer dan vijf werkgroepen tegelijk zijn.

    2. Het mandaat van de werkgroepen wordt door het comité vastgesteld.

    Artikel 9

    1. Het comité en de werkgroepen vergaderen op uitnodiging van een vertegenwoordiger van de diensten van de Commissie, normaal gesproken ten kantore van de Commissie.

    2. De vertegenwoordiger van de diensten van de Commissie alsmede andere ambtenaren en belanghebbende functionarissen van de Commissie kunnen de vergaderingen van het comité en de werkgroepen bijwonen.

    3. De vertegenwoordiger van de diensten van de Commissie kan personen met een bijzondere deskundigheid op het gebied dat op dat moment wordt besproken, uitnodigen om tijdelijk of permanent als waarnemer aan de vergaderingen deel te nemen.

    4. De diensten van de Commissie nemen het secretariaat van het comité en de werkgroepen waar.

    Artikel 10

    Onverminderd het bepaalde in artikel 214 van het Verdrag zijn de leden van het comité gehouden de inlichtingen die hun bij de werkzaamheden van het comité ter kennis zijn gekomen, niet openbaar te maken wanneer de vertegenwoordiger van de diensten van de Commissie hun mededeelt dat het gevraagde advies betrekking heeft op zaken van vertrouwelijke aard.

    In dergelijke gevallen nemen alleen de leden van het comité en de vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie aan de vergaderingen deel.

    Artikel 11

    Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Gedaan te Brussel, 30 juli 1996.

    Voor de Commissie

    Pádraig FLYNN

    Lid van de Commissie

    (1) PB nr. C 184 van 23. 7. 1986, blz. 19.

    (2) Besluit 88/351/EEG van de Raad (PB nr. L 160 van 28. 6. 1988, blz. 52).

    (3) PB nr. L 137 van 30. 5. 1990, blz. 31.

    (4) PB nr. L 95 van 16. 4. 1996, blz. 9.

    Top