This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31987R3954
Council Regulation (Euratom) No 3954/87 of 22 December 1987 laying down maximum permitted levels of radioactive contamination of foodstuffs and of feedingstuffs following a nuclear accident or any other case of radiological emergency
Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad van 22 december 1987 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar
Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad van 22 december 1987 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar
PB L 371 van 30.12.1987, p. 11–13
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
No longer in force, Date of end of validity: 08/02/2016; opgeheven door 32016R0052
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Corrected by | 31987R3954R(01) | ||||
Corrected by | 31987R3954R(02) | ||||
Corrected by | 31987R3954R(03) | (PL) | |||
Corrected by | 31987R3954R(04) | (SV) | |||
Modified by | 31989R2218 | vervanging | artikel 7 | 25/07/1989 | |
Modified by | 31989R2218 | vervanging | bijlage | 25/07/1989 | |
Repealed by | 32016R0052 | 09/02/2016 |
Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad van 22 december 1987 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar
Publicatieblad Nr. L 371 van 30/12/1987 blz. 0011 - 0013
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 8 blz. 0030
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 8 blz. 0030
***** VERORDENING (EURATOM) Nr. 3954/87 VAN DE RAAD van 22 december 1987 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 31, Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na advies van een groep van door het Wetenschappelijk en Technisch Comité aangewezen deskundigen (1), Gezien het advies van het Europese Parlement (2), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3), Overwegende dat in artikel 2, onder b), van het Verdrag wordt bepaald dat de Gemeenschap uniforme veiligheidsnormen moet vaststellen voor de gezondheidsbescherming van de bevolking en de werknemers en ervoor moet waken dat deze worden toegepast, zoals nader vastgesteld in de tweede titel, hoofdstuk III, van het Verdrag; Overwegende dat de Raad op 2 februari 1959 richtlijnen (4) heeft vastgesteld tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid en dat de tekst daarvan is vervangen bij Richtlijn 80/836/Euratom (5), gewijzigd bij Richtlijn 84/467/Euratom (6), en dat de Lid-Staten krachtens artikel 45 van die richtlijn verplicht zijn interventieniveaus voor het geval dat er zich een ongeval zou voordoen vast te stellen; Overwegende dat als gevolg van het ongeval in de kerncentrale van Tsjernobyl op 26 april 1986 aanzienlijke hoeveelheden radioactieve stoffen in de atmosfeer terecht zijn gekomen zodat in verscheidene Europese landen levensmiddelen en diervoeders besmet zijn geraakt tot een niveau dat vanuit het standpunt van de volksgezondheid significant was; Overwegende dat de Gemeenschap maatregelen (7) heeft getroffen om te waarborgen dat bepaalde landbouwprodukten de Gemeenschap alleen kunnen worden binnengebracht volgens gemeenschappelijke regels die de gezondheid van de bevolking garanderen, de eenheid van de markt niet in gevaar brengen en verlegging van het handelsverkeer voorkomen; Overwegende dat de noodzaak bestaat een systeem in te stellen waardoor de Gemeenschap bij een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat een significante radioactieve besmetting van levensmiddelen of diervoeders tot gevolg heeft of kan hebben, in staat is om ter bescherming van de bevolking maximaal toelaatbare niveaus voor de radioactieve besmetting vast te stellen; Overwegende dat de Commissie op de hoogte zal worden gesteld van een nucleair ongeval of van abnormaal hoge niveaus van radioactiviteit overeenkomstig Beschikking 87/600/Euratom van de Raad van 14 december 1987 inzake communautaire regelingen voor snelle uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar (8) of krachtens de Conventie betreffende de vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval van 26 september 1986; Overwegende dat de Commissie, zo de omstandigheden dat vereisen, onmiddellijk een verordening zal vaststellen waarbij van tevoren vastgelegde maximaal toelaatbare niveaus van toepassing worden verklaard; Overwegende dat, op basis van de thans beschikbare gegevens op het gebied van de stralingsbescherming, afgeleide referentieniveaus zijn vastgesteld en als grondslag kunnen dienen voor het vaststellen van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting die onmiddellijk dienen te worden toegepast bij een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat een significante radioactieve besmetting van levensmiddelen of diervoeders tot gevolg heeft of kan hebben; Overwegende dat bij deze maximaal toelaatbare niveaus rekening is gehouden met de jongste wetenschappelijke gegevens die momenteel internationaal beschikbaar zijn en tegelijkertijd de noodzaak in aanmerking is genomen de bevolking gerust te stellen en verschillen in de internationale regelgeving te voorkomen; Overwegende echter dat het noodzakelijk is rekening te houden met de bijzondere omstandigheden en er derhalve een procedure moet worden vastgesteld voor de snelle aanpassing van deze van tevoren vastgestelde niveaus aan maximaal toelaatbare niveaus die aangepast zijn aan de omstandigheden van een bepaald nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat een significante radioactieve besmetting van levensmiddelen of diervoeders tot gevolg heeft of kan hebben; Overwegende dat de vaststelling van een verordening waarbij maximaal toelaatbare niveaus van toepassing worden verklaard, tevens de eenheid van de gemeenschappelijke markt zou bewaren en verleggingen van het handelsverkeer in de Gemeenschap zou voorkomen; Overwegende dat, ten einde de aanpassing van maximaal toelaatbare niveaus te vereenvoudigen, procedures dienen te worden vastgesteld waardoor deskundigen kunnen worden geraadpleegd, met inbegrip van de groep deskundigen bedoeld in artikel 31 van het Verdrag; Overwegende dat op het aanhouden van de maximaal toelaatbare niveaus de nodige controles zullen moeten worden uitgevoerd, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. In deze verordening wordt de procedure vastgelegd voor het bepalen van de maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en van diervoeders die op de markt kunnen worden gebracht na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat tot significante radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders leidt of kan leiden. 2. In deze verordening worden onder levensmiddelen verstaan produkten die onmiddellijk of na verwerking voor menselijke consumptie bestemd zijn en onder diervoeders produkten die uitsluitend voor dierlijke voeding bestemd zijn. Artikel 2 1. Wanneer de Commissie, met name in het kader van het communautaire systeem voor snelle uitwisseling van informatie in het geval van stralingsgevaar dan wel krachtens het IAEA-Verdrag van 26 september 1986 inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval, officiële informatie heeft ontvangen over ongevallen of ander stralingsgevaar waaruit blijkt dat de in de bijlage aangegeven maximaal toelaatbare niveaus zullen worden bereikt of zijn bereikt, stelt zij, indien de omstandigheden dat noodzakelijk maken, onmiddellijk een verordening vast waardoor deze maximaal toelaatbare niveaus van toepassing worden verklaard. 2. Een verordening als bedoeld in lid 1 heeft een zo beperkt mogelijke geldigheidsduur, die onverminderd artikel 3, lid 4, ten hoogste drie maanden mag bedragen. Artikel 3 1. Na raadpleging van deskundigen, waaronder de groep deskundigen van artikel 31, legt de Commissie binnen een maand na de vaststelling van de in artikel 2, lid 1, bedoelde verordening aan de Raad een voorstel voor voor een verordening tot wijziging of bekrachtiging van de voorschriften van die verordening. 2. Bij het voorleggen van het voorstel voor een verordening als bedoeld in lid 1, houdt de Commissie rekening met de basisnormen, vastgesteld krachtens de artikelen 30 en 31 van het Verdrag, met inbegrip van het beginsel dat elke blootstelling zo beperkt moet worden gehouden als redelijkerwijs mogelijk is, met inachtneming van de bescherming van de volksgezondheid en van sociale en economische factoren. 3. De Raad neemt binnen de in artikel 2, lid 2, bepaalde termijn met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit over het in de leden 1 en 2 bedoelde voorstel voor een verordening. 4. Indien de Raad binnen deze termijn geen besluit neemt, blijven de in de bijlage opgenomen niveaus van toepassing totdat de Raad een besluit neemt of totdat de Commissie haar voorstel intrekt omdat de in artikel 2, lid 1, genoemde omstandigheden zich niet meer voordoen. Artikel 4 Een verordening als bedoeld in artikel 3 heeft een beperkte geldigheidsduur. Deze geldigheidsduur kan op verzoek van een Lid-Staat of op initiatief van de Commissie worden herzien overeenkomstig de in artikel 3 vastgelegde procedure. Artikel 5 1. Ten einde ervoor zorg te dragen dat bij de in de bijlage vastgelegde maximaal toelaatbare niveaus rekening wordt gehouden met eventuele nieuwe beschikbaar komende wetenschappelijke gegevens, wint de Commissie van tijd tot tijd het advies in van deskundigen, waaronder de groep deskundigen van artikel 31. 2. Op verzoek van een Lid-Staat of de Commissie kunnen de in de bijlage vastgelegde maximaal toelaatbare niveaus worden herzien of aangevuld, nadat de Commissie daartoe een voorstel bij de Raad heeft ingediend overeenkomstig de in artikel 31 van het Verdrag neergelegde procedure. Artikel 6 1. Levensmiddelen en diervoeders waarbij maximaal toelaatbare niveaus, vastgelegd in een overeenkomstig artikel 2 of artikel 3 vastgestelde verordening, worden overschreden, mogen niet op de markt worden gebracht. Voor de toepassing van deze verordening worden uit derde landen ingevoerde levensmiddelen of diervoeders beschouwd als op de markt gebracht indien zij op het douanegebied van de Gemeenschap onderworpen worden aan een andere douaneprocedure dan een doorvoerprocedure. 2. Elke Lid-Staat verstrekt de Commissie alle gegevens over de toepassing van deze verordening, in het bijzonder over gevallen van overschrijding van de maximaal toelaatbare niveaus. De Commissie doet deze gegevens toekomen aan de andere Lid-Staten. Artikel 7 De bepalingen voor de toepassing van deze verordening en een lijst van minder belangrijke levensmiddelen samen met de daarop toe te passen niveaus worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 30 van Verordening (EEG) nr. 804/68 (1), die van overeenkomstige toepassing is. Daartoe wordt een ad hoc comité ingesteld. Artikel 8 Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 22 december 1987. Voor de Raad De Voorzitter N. WILHJELM (1) PB nr. C 174 van 2. 7. 1987, blz. 6. (2) Advies uitgebracht op 16 december 1987 (nog niet verschenen in het Publikatieblad). (3) PB nr. C 180 van 8. 7. 1987, blz. 20. (4) PB nr. 11 van 20. 2. 1959, blz. 221/59. (5) PB nr. L 246 van 17. 9. 1980, blz. 1. (6) PB nr. L 265 van 5. 10. 1984, blz. 4. (7) Verordeningen (EEG) nr. 1707/86 (PB nr. L 146 van 31. 5. 1986, blz. 88); (EEG) nr. 3020/86 (PB nr. L 280 van 1. 10. 1986, blz. 79); (EEG) nr. 624/87 (PB nr. L 58 van 25. 2. 1987, blz. 101) en (EEG) nr. 3955/87 (Zie bladzijde 14 van dit Publikatieblad). (8) Zie bladzijde 76 van dit Publikatieblad. (1) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 13. BIJLAGE MAXIMAAL TOELAATBARE NIVEAUS VOOR LEVENSMIDDELEN EN DIERVOEDERS (Bq/kg of Bq/l) 1.2.3.4.5.6 // // // // // // // // Babyvoeding (1) // Zuivel- produkten (2) (3) // Andere dan minder belangrijke levensmiddelen (4) // Vloeibare levensmiddelen (5) // Diervoeders (6) // // // // // // // Strontium-isotopen, met name Sr-90 // // 125 // 750 // // // Jodiumisotopen, met name I-131 // // 500 // 2 000 // // // Alfa-emitterende isotopen van plutonium en transplutoniumelementen, met name Pu-239, Am-241 // // 20 // 80 // // // Alle andere nucliden met halveringstijd van meer dan 10 dagen, met name Cs-134, Cs-137 (7) // // 1 000 // 1 250 // // // // // // // // (1) Als babyvoeding worden aangemerkt de levensmiddelen die speciaal bestemd zijn voor voeding van zuigelingen in de eerste vier tot zes maanden van hun leven, die op zichzelf voldoen aan de voedingsbehoeften van deze categorie personen en in de detailhandel verkrijgbaar zijn in verpakkingen waarop duidelijk vermeld staat dat zij babyvoeding bevatten. Waarden nog te bepalen. (2) Als zuivelprodukten worden aangemerkt de produkten die beschreven staan onder de posten 04.01 en 04.02 van het gemeenschappelijk douanetarief en vanaf 1 januari 1988 de overeenkomstige posten van de gecombineerde nomenclatuur. (3) Het niveau voor geconcentreerde of gedroogde produkten moet worden berekend op basis van het gereconstitueerde gebruiksklare produkt. (4) Minder belangrijke levensmiddelen en de daarop toe te passen overeenkomstige niveaus worden bepaald overeenkomstig artikel 7. (5) Vloeibare levensmiddelen als beschreven in de hoofdstukken 20 en 22 van het gemeenschappelijk douanetarief en vanaf 1 januari 1988 de overeenkomstige hoofdstukken van de gecombineerde nomenclatuur. De waarden worden berekend met inachtneming van het verbruik van kraanwater en dezelfde waarden zouden naar goeddunken van de bevoegde autoriteiten in de Lid-Staten moeten worden toegepast voor de drinkwatervoorziening. Waarden nog te bepalen. (6) Waarden nog te bepalen. (7) Koolstof-14 en tritium worden niet hiertoe gerekend.