Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013PC0267

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten

    /* COM/2013/0267 final - 2013/0141 (COD) */

    52013PC0267

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten /* COM/2013/0267 final - 2013/0141 (COD) */


    TOELICHTING

    1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Plantgezondheid speelt een sleutelrol voor de duurzaamheid en het concurrentievermogen van de land-, tuin- en bosbouw. Voor rendabele gewassen en voor het veiligstellen van werkgelegenheid, plantinnovatie en voedselzekerheid zijn gezonde zaden en gezond teeltmateriaal nodig. Bij bomen en struiken is bescherming van de plantgezondheid van wezenlijk belang voor het behoud van de bossen, de landschappen en de openbare en particuliere groene ruimten in de Unie. Ook voor de bescherming van de biodiversiteit en ecosysteemdiensten speelt plantgezondheid een belangrijke rol.

    Plaagorganismen uit andere werelddelen zijn bijzonder gevaarlijk. Europese planten en bomen zijn gewoonlijk onvoldoende genetisch resistent tegen uitheemse plaagorganismen, die hier bovendien veelal geen natuurlijke vijanden hebben. Uitheemse plaagorganismen die eenmaal in Europa zijn ingesleept, kunnen de economie grote schade toebrengen. Zij kunnen overspringen op tot dusver nog niet aangetaste gastheersoorten, zich snel over landen verspreiden en voor langdurig geringere opbrengsten en blijvend hogere productie- en bestrijdingskosten zorgen. De veelal ernstige economische verliezen ondergraven de winstgevendheid en het concurrentievermogen van de land- en bosbouw. Het opduiken van nieuwe plaagorganismen kan voor derde landen aanleiding zijn om handelsverboden op te leggen, met nadelige uitwerking voor de uitvoer uit de EU. Niet alle plaagorganismen laten zich met pesticiden bestrijden en zelfs wanneer pesticiden beschikbaar zijn, kan het gebruik daarvan ongewenst zijn.

    Regelgevingskader

    Het huidige EU-regelgevingskader inzake plantgezondheid beoogt de Europese land- en bosbouw te beschermen door het binnendringen en de verspreiding van uitheemse plaagorganismen te voorkomen. Het belangrijkste instrument terzake is Richtlijn 2000/29/EG van de Raad[1], die eveneens invulling geeft aan internationale handelsovereenkomsten op dit gebied. De plantgezondheidsregeling van de EU kan uniek worden genoemd omdat zij een open regeling is: planten en plantaardige producten mogen naar en binnen de EU worden verplaatst op voorwaarde dat specifieke beperkingen en eisen in acht worden genomen (bv. afkomstig zijn uit een gebied dat vrij is van plaagorganismen of een passende behandeling hebben ondergaan). De grootschalige invoer uit andere werelddelen houdt echter een grote kans op toekomstige uitbraken van uitheemse plaagorganismen in.

    De regeling is onmisbaar voor de bescherming van de gezondheid, economie en concurrentiekracht van de EU-sector van plantaardige productie en voor de handhaving van het open handelsbeleid van de EU. Op het huidige regelgevingskader is echter kritiek omdat het niet in staat is een halt toe te roepen aan de toegenomen insleep van gevaarlijke nieuwe plaagorganismen als gevolg van de globalisering van de handel. Bovendien brengt de klimaatverandering mee dat die plaagorganismen, anders dan in het verleden, in Europa kunnen overleven en gewassen en ecosystemen kwetsbaarder worden voor nieuwe plaagorganismen. In de afgelopen tien jaar hebben grote uitbraken van gevaarlijke importgerelateerde plaagorganismen bij bossen de samenleving en de politiek beter bewust gemaakt van de kosten en de gevolgen van ontoereikende bescherming.

    Probleemanalyse

    Uit een evaluatie van de regeling (2010)[2] is naar voren gekomen dat de basiswetgeving gewijzigd moet worden om deze verhoogde risico's afdoende aan te kunnen pakken. De voornaamste problemen die in kaart zijn gebracht, houden verband met de onvoldoende aandacht voor preventie waar het de toegenomen invoer van goederen met een hoog risico betreft, de noodzaak om in alle 27 lidstaten op EU-niveau prioriteiten te stellen wat plaagorganismen betreft, de behoefte aan betere instrumenten voor bestrijding van de aanwezigheid en de natuurlijke verspreiding van plaagorganismen wanneer die uiteindelijk het grondgebied van de Unie bereiken, de noodzaak om de instrumenten met betrekking tot het verplaatsen binnen de EU (plantenpaspoorten en beschermde gebieden) te moderniseren en te verbeteren, en de noodzaak om extra middelen beschikbaar te stellen.

    Verder is er een behoefte aan "vergroening" van de regeling gebleken en nemen doelstellingen in verband met de natuurlijke omgeving een almaar belangrijkere plaats in. Dit vereist, onder andere wat de financiering betreft, een andere interventielogica van de regeling, die van een private-goederenregeling voor de landbouw opschuift in de richting van een gemengde publieke-/private-goederenregeling voor de landbouw, bosbouw, natuurlijke omgeving en landschappen.

    De wetenschappelijke grondslag van de regeling (onderzoek, laboratoria) moet worden versterkt. Er heeft op universiteiten een gestage uitholling van de klassieke plantenziektekunde en de taxonomie van plaagorganismen plaatsgevonden, waardoor de steun vanuit wetenschappelijke hoek voor de beoordeling van de aan nieuwe plaagorganismen verbonden risico's en voor de adequate diagnose van die plaagorganismen in laboratoria op de helling komt te staan. De Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse Zee heeft hierover de noodklok geluid.

    Ten slotte moet een nieuw evenwicht tot stand worden gebracht in de verdeling van kosten en verantwoordelijkheden (ontwikkeling van samenwerking), moet de doeltreffendheid worden vergroot en moeten nodeloze kosten en administratieve rompslomp worden verminderd. Verder moet de regeling worden gemoderniseerd wat de stimulansen voor de naleving ervan betreft.

    Doel van het voorstel

    Doel van de herziening is deze zwakke plekken te ondervangen en een degelijk, transparant en duurzaam regelgevingskader in te voeren dat "geschikt is voor het beoogde doel". De voorgestelde verordening vervangt Richtlijn 2000/29/EG, die wordt ingetrokken.

    Verhouding tot de andere voorstellen van het pakket

    Het voorstel maakt deel uit van een pakket voorstellen voor herziening op de gebieden plantgezondheid, kwaliteit van teeltmateriaal, diergezondheid, officiële controles betreffende planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, en uitgaven van de EU voor die beleidsgebieden.

    Het voorstel versterkt de synergieën met de regeling voor teeltmateriaal en ruimt tegelijkertijd vermijdbare doublures en onnodige lasten in verband met die doublures uit de weg. Dit wordt bereikt door de plaagorganismen die momenteel worden geregeld bij de zogeheten richtlijnen voor het in de handel brengen van zaad en teeltmateriaal, een nieuwe plaats te geven in de voorgestelde plantgezondheidsverordening. Hiermee ontstaat de nodige flexibiliteit om de status van wijdverspreide quarantaineorganismen te veranderen in die van kwaliteitsorganismen, waarom is verzocht door professionele exploitanten en lidstaten, teneinde de middelen waarover de fytosanitaire autoriteiten beschikken voor de echte prioriteiten van de EU aan te wenden. In de tussentijd zorgt het voorstel ervoor dat de huidige praktische regelingen in de lidstaten met betrekking tot de certificering van teeltmateriaal voor kwaliteitsorganismen kunnen blijven bestaan. Alles bij elkaar genomen moeten de herschikkingen tussen de EU-regeling voor plantgezondheid en die voor teeltmateriaal voor meer samenhang tussen die twee regelingen zorgen (door middel van gezamenlijk gebruik van certificeringsregelingen, etiketten en registers) en dus in minder lasten voor professionele exploitanten moeten resulteren. De voorgestelde nieuwe regelingen zullen echter een verbeterde coördinatie tussen de ter zake van plantgezondheid en teeltmateriaal bevoegde autoriteiten van de lidstaten vergen.

    Anders dan Richtlijn 2000/29/EG bevat het voorstel geen bepalingen over officiële controles door de bevoegde autoriteiten om na te gaan of de professionele exploitanten de fytosanitaire wetgeving van de EU naleven. Die controles zijn thans uitsluitend opgenomen in het voorstel betreffende officiële controles (ter vervanging van Verordening (EG) nr. 882/2004[3]). Hierdoor kan tevens een betere samenhang met het nieuwe douanewetboek tot stand worden gebracht en zijn vereenvoudigde procedures bij invoer mogelijk.

    Anders dan Richtlijn 2000/29/EG bevat het voorstel geen bepalingen over uitgaven die in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de EU. De desbetreffende bepalingen, die zijn opgesteld overeenkomstig de optie die het best uit de effectbeoordeling kwam, zijn opgenomen in het begeleidende voorstel voor een verordening betreffende uitgaven op het gebied van levensmiddelen en diervoeders, die betrekking heeft op het beheer van de uitgaven van de EU in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal.

    Het voorstel vormt een aanvulling op het voorstel betreffende invasieve uitheemse soorten in het kader van de EU-biodiversiteitsstrategie.

    2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

    Raadplegingsproces

    De Raad heeft de Commissie op 21 november 2008 verzocht de EU-plantgezondheidsregeling te evalueren en mogelijke wijzigingen van het huidige wetgevingskader te overwegen en na te gaan wat de gevolgen van dergelijke wijzigingen zijn[4]. De Commissie is begonnen met een uitgebreide evaluatie van de regeling vanaf de invoering van de interne markt (1993)[5] en heeft de vereiste studie op contractbasis laten verrichten door een externe consultant[6]. Deskundigen van de lidstaten hebben zitting genomen in de interdepartementale stuurgroep voor de evaluatie. Op 23-24 februari 2010 heeft een conferentie plaatsgevonden om de belanghebbenden en de lidstaten te informeren over de voortgang met betrekking tot de evaluatie en hen te raadplegen over de voorlopige opties voor de toekomst die de consultant had geformuleerd. Aan de hand van de ontvangen input zijn de definitieve opties en aanbevelingen opgesteld. Het evaluatieverslag[7] is gepresenteerd op een tweede conferentie op 28 september 2010 waaraan de belanghebbenden, het grote publiek en vertegenwoordigers van de lidstaten en derde landen hebben deelgenomen. In verband met deze conferentie is een openbare raadpleging gehouden over de aanbevelingen uit de evaluatie en de reikwijdte van de daaropvolgende effectbeoordeling.

    Ter voorbereiding van de effectbeoordeling zijn de door de externe consultant aanbevolen opties besproken met de lidstaten in de Raad, in tal van vergaderreeksen met de hoofden van de fytosanitaire diensten en, wat de samenhang met de teeltmateriaalregeling betreft, met de diensthoofden voor die regeling en de betreffende werkgroep. Er zijn vijf taskforces met deskundigen van de lidstaten en de Commissie bijeengekomen om meer in detail te bespreken wat de voornaamste gebieden zijn waar veranderingen nodig zijn.

    De belanghebbenden (vertegenwoordigers van bedrijfsverenigingen en ngo's) zijn vanaf het prille begin van het herzieningsproces, voorafgaand aan de start van de evaluatie, tijdens het evaluatieonderzoek en nogmaals tijdens de voorbereiding van de effectbeoordeling geraadpleegd. In het kader van de Adviesgroep voor de voedselketen en de gezondheid van dieren en planten is een Ad-hocwerkgroep plantgezondheid opgericht. De geboekte vooruitgang is voorgelegd en besproken op verscheidene bijeenkomsten van de bovengenoemde adviesgroep, in andere adviesgroepen[8] en op uitnodiging in vergaderingen van COPA-COGECA, EUROPATAT, ESA en UNION FLEURS. De raadpleging van de belanghebbenden was een essentieel onderdeel van het evaluatieonderzoek en de aanvullende economische studie die op contractbasis door een externe consultant is verricht. De raadpleging had betrekking op wijzigingen van de EU-plantgezondheidsregeling zelf alsmede op de onderdelen daarvan die moesten worden overgebracht naar of overgenomen uit de teeltmateriaalregeling en de EU-regeling inzake officiële controles betreffende levensmiddelen en diervoeders, diergezondheid en dierenwelzijn, plantgezondheid en teeltmateriaal.

    Door de tijdens het herzieningsproces georganiseerde conferenties konden de belanghebbenden hun input leveren en hun zienswijzen over de aanbevelingen en de reikwijdte van de effectbeoordeling kenbaar maken, zowel mondeling op de conferenties als via de daaraan gekoppelde openbare raadpleging. In de marge van de bijeenkomst van de Werkgroep plantgezondheid op 18 februari 2011 is een raadpleging over de voorstellen voor technische wijzigingen gehouden, om te bepalen wat voor de veranderingen met een aanzienlijke impact de koers voor de toekomst is waarnaar de voorkeur uitgaat. De uitkomsten van de raadplegingen werden daarnaast gepubliceerd op de speciaal daarvoor bestemde website[9] van directoraat-generaal Gezondheid en Consumenten. Op 13 mei 2011 is het startschot gegeven voor een laatste raadplegingsronde over de strategische opties.

    Gegevensverzameling

    Het verzamelen van gegevens is begonnen met een uitvoerige evaluatie van de regeling door de externe consultant in 2009 en 2010. De evaluatie omvatte een ex-postanalyse van de regeling voor de periode 1993-2008, de verzameling van economische gegevens over de uit de regeling voortvloeiende kosten en administratieve lasten voor de bevoegde autoriteiten en de belanghebbenden alsmede de ex-anteontwikkeling van opties en aanbevelingen voor de toekomst. Het evaluatieverslag is in mei 2010 ingediend.

    Ter ondersteuning van de interne procedure voor de uitwerking van de effectbeoordeling is voorts een tweede contract met de consultant gesloten. Dit contract had betrekking op een studie over de kwantificering van de kosten en baten van wijzigingen van de regeling, ter aanvulling op de gegevens die tijdens de evaluatie waren verzameld. De studie bestond uit modules voor de ex-antebeoordeling van de economische gevolgen van specifieke technische opties voor de herziening van de wetgeving. Over de reikwijdte van de aan te pakken kwesties waren de belanghebbenden geraadpleegd. De modules waren aldus opgezet dat samenvoeging tot potentiële algemene beleidsopties mogelijk was. In juli 2011 is het eindverslag van de studie door de consultant ingediend. Voor zover nodig werd uit de literatuur, onderzoekrapporten en vragen nadere informatie vergaard om te beoordelen wat de voornaamste gevolgen van een beleidswijziging zouden zijn. Bovendien werden de sociale gevolgen en de gevolgen voor het milieu van de beleidsopties door de Commissiediensten beoordeeld.

    Effectbeoordeling

    Er zijn vier opties uitgewerkt ter verbetering van de regeling:

    Optie 1: uitsluitend de juridische vorm en duidelijkheid van de regeling verbeteren. De wetgeving zou van een richtlijn worden omgezet in een verordening, en zou worden vereenvoudigd en verduidelijkt. Inhoudelijk zou de status-quo worden gehandhaafd.

    Optie 2: preventie tot een prioriteit verheffen, moderniseren en intensiveren. Als aanvulling op optie 1 zou de prioritering worden verbeterd door de huidige bijlagen I en II, waarin de gereglementeerde plaagorganismen zijn opgenomen aan de hand van de technische kenmerken en los van de prioriteit daarvan voor de EU, om te vormen in lijsten op basis van interventielogica en prioriteit. Het plantenpaspoortstelsel en het stelsel van beschermde gebieden zouden worden gemoderniseerd (gedeelde verantwoordelijkheid met professionele exploitanten) en verbeterd (bereik van plantenpaspoort, vorm, verplichte kostendekkende vergoeding voor plantenpaspoort zoals die reeds bestaat voor invoercontroles, voorschriften voor surveillance en uitroeiing van uitbraken in beschermde gebieden). De samenhang tussen de plantgezondheidsregeling en de teeltmateriaalregeling zou worden verbeterd om de doeltreffendheid te vergroten en de kosten voor professionele exploitanten te verlagen. De preventie zou worden versterkt door de invoering van een nieuwe bepaling betreffende hoog-risicoteeltmateriaal (voor opplant bestemde planten) dat niet in de Unie mag worden binnengebracht of waarvoor specifieke verscherpte materiële controles gelden totdat een risicoanalyse is voltooid, en door de afschaffing van de vrijstellingen voor reizigersbagage (die met geringe frequentie aan controles zouden worden onderworpen om de kosten tot een minimum te beperken).

    Optie 3: preventie tot een prioriteit verheffen, moderniseren en intensiveren, en maatregelen tegen uitbraken versterken. Als aanvulling op optie 2 zouden verplichtingen inzake surveillance en noodplannen worden ingevoerd. Naar analogie van het bepaalde in de diergezondheidsregeling zou EU-medefinanciering beschikbaar worden gesteld voor surveillance en, in bepaalde gevallen, voor financiële compensatie voor de directe verliezen van de professionele exploitanten. De rechtsinstrumenten voor uitroeiing en inperking zouden verder worden uitgewerkt. Uitsluiting van met natuurlijke verspreiding samenhangende maatregelen zou niet langer mogelijk zijn.

    Optie 4: preventie tot een prioriteit verheffen, moderniseren en intensiveren, maatregelen tegen uitbraken versterken en de werkingssfeer uitbreiden tot invasieve planten. Als aanvulling op optie 3 zou de regeling ook invasieve planten bestrijken, in de vorm van wettelijke bepalingen betreffende maatregelen en EU-medefinanciering. Invasieve planten (met uitzondering van parasitaire planten) zouden niet onder de opties 1, 2 en 3 vallen.

    Uit de beoordeling van de effecten van de vier opties is gebleken dat optie 3 de beste aanpak biedt met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen, met de beste kosten-batenverhouding en een optimaal evenwicht tussen de inbreng van de lidstaten, de professionele exploitanten en de EU. Optie 3 zou een aanzienlijk positief effect hebben op de winstgevendheid en de economische groei van de betrokken sectoren; zij sluit bovendien het dichtst aan bij de resultaten van de raadpleging van de belanghebbenden en de lidstaten.

    In het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode 2014-2020 is voorzien in de nodige EU-middelen om optie 3 uit te voeren. De desbetreffende wettelijke bepalingen zijn opgenomen in het voorstel voor een verordening tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal.

    Kleine en middelgrote ondernemingen en micro-ondernemingen

    De aard van de plantgezondheidsregeling vereist dat kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) niet worden vrijgesteld van de verplichtingen van deze verordening. De meerderheid van de ondernemingen waarvoor de regeling gevolgen heeft, zijn kmo's, en een vrijstelling a priori daarvan zou de verwezenlijking van de doelstellingen van de regeling fundamenteel in gevaar brengen. In het voorstel worden ondernemingen die planten en plantaardige producten uitsluitend aan de plaatselijke markt verkopen evenwel vrijgesteld van de verplichting tot het afgeven van plantenpaspoorten, die overigens ook niet voor verkopen aan niet-professionele eindverbruikers worden verlangd. De nieuwe verordening betreffende officiële controles maakt het mogelijk voor micro-ondernemingen speciale regelingen vast te stellen voor de mogelijke terugbetaling van vergoedingen voor fytosanitaire controles in het kader van de staatssteunregels.

    Grondrechten

    Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd. Zij moet door de lidstaten worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen, waaraan zij zo nodig in hun nationale wetgeving uitvoering hebben gegeven. Sommige bepalingen van deze verordening stellen evenwel beperkingen aan specifieke rechten in het kader van het Handvest, maar enkel voor zover dat strikt noodzakelijk is voor de bescherming van de algemene belangen van de EU die door deze verordening worden nagestreefd en met behoud van de wezenlijke inhoud van de betrokken rechten.

    Uitbraken van uitheemse plaagorganismen kunnen enkel met succes worden uitgeroeid wanneer alle bronnen van besmetting worden verwijderd. Uitbraken van quarantaineorganismen kunnen zich niet alleen voordoen in de bedrijfsruimten van professionele exploitanten, maar ook in openbare en particuliere groene ruimten. In dergelijke gevallen hebben de uitroeiingsmaatregelen alleen het gewenste resultaat indien zij ook betrekking hebben op de besmette en mogelijk besmette planten in die openbare en particuliere groene ruimten (eventuele besmette planten die overblijven zullen een bron van nieuwe besmettingen elders vormen). Dit betekent dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in sommige gevallen toegang moeten krijgen tot privéruimten voor het uitvoeren van officiële controles, wat aanleiding kan geven tot het opleggen van een behandeling of uitroeiingsmaatregelen dan wel bepaalde beperkingen of verbodsbepalingen in verband met het gebruik van planten. Dit is een beperking van de artikelen 7 en 17 van het Handvest van de grondrechten, die respectievelijk betrekking hebben op de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en het recht op eigendom. Die beperking is noodzakelijk voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang, te weten de bescherming van de plantgezondheid in de Unie. De beperking is evenredig omdat de doelstelling van algemeen belang niet kan worden bereikt wanneer niet is gewaarborgd dat de fytosanitaire maatregelen door alle partijen in dezelfde mate worden nageleefd (indien besmette planten in particuliere tuinen niet zouden worden vernietigd, zou dit de voordelen teniet doen van uitroeiingsmaatregelen die aan professionele exploitanten worden opgelegd en in de openbare groene ruimten worden uitgevoerd). Het valt onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten om ervoor te zorgen dat de benadeelde burgers tijdig op billijke wijze voor de geleden schade worden vergoed. De wezenlijke inhoud van het recht op eigendom blijft dus behouden.

    Iedereen die op de hoogte is van de aanwezigheid van een quarantaineorganisme, wordt verplicht de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te stellen, en daarbij informatie te verstrekken over de oorsprong en de aard van het betrokken materiaal. Hetzelfde geldt ook voor laboratoria en onderzoeksinstellingen die plaagorganismen aantreffen in de aan hen verstrekte monsters. Dit kan in sommige gevallen een beperking vormen van artikel 8 van het Handvest, dat betrekking heeft op het recht op bescherming van persoonsgegevens. Die beperking is noodzakelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van algemeen belang van plantgezondheid in de EU, aangezien quarantaineorganismen die zijn ontdekt aan de bevoegde autoriteiten moeten worden gemeld, zodat uitbraken onmiddellijk kunnen worden uitgeroeid. De beperking is evenredig omdat de bepaling alleen voor persoonsgegevens geldt voor zover die voor de bevoegde autoriteiten onmisbaar zijn om de uitbraken te kunnen lokaliseren en de nodige maatregelen te nemen. De wezenlijke inhoud van het recht op bescherming van persoonsgegevens blijft dus behouden.

    3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    Hoofdstuk I: Voorwerp, toepassingsgebied en definities

    Het territoriale toepassingsgebied van de regeling strekt zich niet uit tot buiten Europa gelegen ultraperifere gebieden van de lidstaten, aangezien deze gebieden deel uitmaken van andere biogeografische regio's van de wereld, waar precies die plaagorganismen voorkomen waartegen het Europese grondgebied van de lidstaten moet worden beschermd. Het territoriale toepassingsgebied van de regeling strekt zich wel uit tot een deel van de Macaronesische archipel (het eiland Madeira en de Azoren), een biogeografische regio die wat de natuurlijke vegetatie betreft gedeeltelijk samenvalt met het Middellandse-Zeegebied, met name het Iberisch schiereiland. Het toepassingsgebied van de regeling moet deze archipel derhalve omvatten. Bijlage I geeft een opsomming van de gebieden van de lidstaten waarvoor het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie geldt, maar die voor de toepassing van deze verordening als derde landen worden beschouwd.

    Invasieve planten, met uitzondering van parasitaire planten (die fysiek groeien en zich vermeerderen op gastheerplanten), vallen buiten het toepassingsgebied van de regeling, in overeenstemming met het resultaat van de effectbeoordeling.

    Definities worden voor zover nodig gegeven.

    Hoofdstuk II: Quarantaineorganismen

    In Richtlijn 2000/29/EG worden de plaagorganismen in specifieke bijlagen opgesomd. In het voorstel wordt daarentegen de conceptuele aard van de quarantaineorganismen beschreven, die vervolgens door middel van uitvoeringshandelingen in lijsten worden opgenomen, hetzij als EU-quarantaineorganismen hetzij als BG(beschermd gebied)-quarantaineorganismen. Voor EU-quarantaineorganismen zijn uitroeiingsmaatregelen op het gehele grondgebied van de EU nodig, terwijl dat voor BG-quarantaineorganismen enkel het geval is in specifieke beschermde gebieden waar bepaalde plaagorganismen niet voorkomen, terwijl bekend is dat zij in andere delen van het grondgebied van de EU wel voorkomen. Het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om bepaalde quarantaineorganismen als voor de EU prioritaire quarantaineorganismen in de lijst op te nemen, en wel hooguit 10 % van de EU-quarantaineorganismen op de lijst. Voor die plaagorganismen zullen strengere verplichtingen gelden wat paraatheid en uitroeiing betreft, en zullen meer financiële middelen van de EU voor de vereiste maatregelen worden vrijgemaakt. Criteria om te bepalen of een plaagorganisme als een quarantaineorganisme, een EU-quarantaineorganisme, een BG-quarantaineorganisme dan wel een prioritair quarantaineorganisme moet worden aangemerkt, worden gegeven in bijlage II bij de verordening. Er is gepland de momenteel in de bijlagen I en II bij Richtlijn 2000/29/EG opgenomen plaagorganismen op te nemen in de relevante lijsten van de toekomstige uitvoeringshandelingen. Er zal niet langer onderscheid worden gemaakt tussen de plaagorganismen die momenteel in bijlage I en bijlage II bij Richtlijn 2000/29/EG zijn opgenomen.

    Dit hoofdstuk bevat bovendien uitvoerige voorschriften voor de kennisgeving met betrekking tot de aanwezigheid van quarantaineorganismen, de maatregelen die moeten worden genomen voor de uitroeiing van die plaagorganismen, met inbegrip van de beperking van het aantal gebieden waarvoor uitroeiingsmaatregelen gelden, de onderzoeken die moeten worden uitgevoerd voor het opsporen van plaagorganismen, en het opstellen van noodplannen en uitroeiingsplannen in verband met uitbraken van prioritaire quarantaineorganismen.

    De bepalingen van dit hoofdstuk geven de Commissie de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot permanente maatregelen voor de beheersing van quarantaineorganismen die zich op het grondgebied van de EU hebben gevestigd. Die handelingen kunnen eveneens op tijdelijke basis worden vastgesteld voor niet in de lijst opgenomen quarantaineorganismen, indien nodig met gebruikmaking van de spoedprocedure die is vastgesteld in het kader van het Verdrag van Lissabon. De in dit hoofdstuk uitgewerkte instrumenten bestaan momenteel in het kader van Richtlijn 2000/29/EG, maar worden in dit voorstel expliciet verder ontwikkeld. Er wordt een bepaling opgenomen op grond waarvan het de lidstaten is toegestaan om strengere maatregelen tegen plaagorganismen te nemen dan in de EU-wetgeving is voorzien, op voorwaarde dat die maatregelen in geen enkel opzicht een belemmering vormen voor het vrije verkeer van planten, plantaardige producten en andere gereglementeerde materialen in de interne markt.

    In dit hoofdstuk worden ook bepalingen vastgesteld betreffende beschermde gebieden, waardoor het bestaande stelsel wordt gehandhaafd, maar expliciet wordt versterkt om te garanderen dat de beschermde gebieden technisch gerechtvaardigd zijn en dat eventuele uitbraken van de betrokken BG-quarantaineorganismen op de juiste manier en snel worden uitgeroeid. Indien dit niet het geval is, zal de status van beschermd gebied worden ingetrokken. Met deze wijzigingen sluit het EU-stelsel van beschermde gebieden aan bij het stelsel van van plaagorganismen vrije gebieden in het kader van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (IPPC), waarom de belanghebbenden bij de regeling en derde landen hadden verzocht.

    Hoofdstuk III: Kwaliteitsorganismen

    Plaagorganismen die gevolgen hebben voor het voorgenomen gebruik van voor opplant bestemde planten, maar niet behoeven te worden uitgeroeid, worden thans gereglementeerd in het kader van de richtlijnen voor het in de handel brengen van zaad en teeltmateriaal en gedeeltelijk in bijlage II bij Richtlijn 2000/29/EG. In het voorstel worden al deze plaagorganismen als EU-kwaliteitsorganismen ingedeeld. In het voorstel wordt de conceptuele aard van dergelijke plaagorganismen beschreven, die vervolgens door middel van uitvoeringshandelingen in lijsten worden opgenomen. Criteria om te bepalen of een plaagorganisme als EU-kwaliteitsorganisme moet worden aangemerkt, worden in bijlage II gegeven. Kwaliteitsorganismen zullen niet in het kader van het voorstel voor een verordening betreffende teeltmateriaal worden geregeld, afgezien van het feit dat zij, waar dienstig, in certificeringsregelingen worden opgenomen.

    Schematisch overzicht van de verschillende soorten plaagorganismen die in het voorstel worden behandeld, het besluitvormingsproces voor de kwalificatie ervan en de voor de bestrijding ervan vereiste maatregelen. 

    Hoofdstuk IV: Maatregelen betreffende planten, plantaardige producten en andere materialen

    De bijlagen bij Richtlijn 2000/29/EG bevatten verbodsbepalingen ten aanzien van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen (bijlage III) en bijzondere eisen ten aanzien van het binnenbrengen en het in het verkeer brengen in de Unie (bijlage IV). Het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om dergelijke lijsten door middel van uitvoeringshandelingen vast te stellen. Hoofdstuk IV voorziet bovendien in voorschriften voor de erkenning van maatregelen van derde landen die als gelijkwaardig aan de maatregelen van de EU worden beschouwd, en in uitzonderingen op de verbodsbepalingen. De voorschriften met betrekking tot het verplaatsen van planten, plantaardige producten en andere materialen naar en binnen de beschermde gebieden komen ook aan de orde.

    Nieuw in de plantgezondheidsregeling van de EU is een artikel waarbij de Commissie de bevoegdheid wordt verleend om uitvoeringshandelingen vast te stellen om het hoofd te bieden aan nieuwe risico's in verband met bepaalde voor opplant bestemde planten uit bepaalde derde landen waarvoor voorzorgsmaatregelen zijn vereist. Voor in de lijst opgenomen plantaardige materialen moeten op intensievere schaal visueel onderzoek en visuele tests worden uitgevoerd, moet een quarantaineperiode worden ingesteld of een tijdelijk verbod op het binnenbrengen in de EU worden opgelegd. Die maatregelen zullen twee jaar gelden en kunnen één keer worden verlengd. Gedurende die periode zal een volledige risicobeoordeling worden uitgevoerd, waarna zal worden besloten een permanente regeling voor het betrokken materiaal vast te stellen dan wel de tijdelijke maatregelen in te trekken.

    Nieuw is ook een artikel met basisvoorschriften voor quarantainestations, wanneer het gebruik van die stations door de verordening of krachtens afgeleide handelingen uit hoofde van de verordening wordt voorgeschreven.

    Het binnenbrengen in de EU van inspectieplichtige planten in de bagage van reizigers zal niet langer zijn vrijgesteld van de betreffende eisen en verbodsbepalingen. Dit is noodzakelijk omdat planten in reizigersbagage een steeds groter fytosanitair risico voor de EU zijn gebleken en het succes van de regeling in gevaar brengen.

    Tot slot is er een nieuw artikel op grond waarvan de uitvoer van planten, plantaardige producten en andere materialen naar derde landen hetzij in overeenstemming met de voorschriften van de EU, hetzij, indien de in het derde land geldende voorschriften zulks toestaan of het derde land via bilaterale overeenkomsten of anderszins hiermee uitdrukkelijk instemt, in overeenstemming met de eisen van dat derde land moet plaatsvinden.

    Hoofdstuk V: Registratie van professionele exploitanten en traceerbaarheid

    Het voorstel bepaalt dat de betrokken professionele exploitanten moeten worden ingeschreven in een register waarin ook de professionele exploitanten zijn opgenomen die zich moeten laten registreren in het kader van de voorgestelde verordening betreffende teeltmateriaal. Hiermee moet de last voor professionele exploitanten worden verlicht. Geregistreerde exploitanten moeten voldoen aan bepaalde voorschriften voor de traceerbaarheid van het plantaardig materiaal onder hun beheer.

    Hoofdstuk VI: Certificering van planten, plantaardige producten en andere materialen

    In bijlage V bij Richtlijn 2000/29/EG worden eisen opgesomd inzake de certificering van planten, plantaardige producten en andere materialen die worden binnengebracht in of verplaatst binnen de EU. Het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om dergelijke lijsten door middel van gedelegeerde handelingen vast te stellen. De respectieve voorschriften met betrekking tot de certificering van planten, plantaardige producten en andere materialen die worden binnengebracht in en verplaatst binnen de beschermde gebieden komen ook aan de orde.

    Het voorstel bepaalt dat voor alle voor opplant bestemde planten, met uitzondering van bepaalde zaden, een fytosanitair certificaat voor het binnenbrengen in de EU en een plantenpaspoort voor verplaatsing binnen de EU moeten worden afgegeven. Plantenpaspoorten worden voorgeschreven voor alle verplaatsingen tussen professionele exploitanten, maar niet voor verkopen aan niet-professionele eindgebruikers. Het plantenpaspoort zal worden vereenvoudigd en geharmoniseerd. In plaats van een partijnummer kan het plantenpaspoort worden voorzien van een chip, streepjescode of hologram gekoppeld aan de interne traceerbaarheidssystemen van professionele exploitanten.

    Bij onderzoek van planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een plantenpaspoort vereist is, kan het nodig zijn gebruik te maken van certificeringsregelingen met betrekking tot bepaalde quarantaineorganismen en/of kwaliteitsorganismen waarvoor onderzoek op het veld tijdens het groeiseizoen onontbeerlijk is. Dit wordt mogelijk door de opneming van kwaliteitsorganismen in de plantgezondheidsverordening. Als certificeringsregelingen vereist zijn in het kader van de plantgezondheidsverordening, moeten de certificeringsregelingen worden gebruikt die zijn opgezet in het kader van de voorgestelde verordening betreffende teeltmateriaal. Dit moet voorkomen dat dubbele regelingen worden vastgesteld, wat voor professionele exploitanten tot dubbele kosten zou leiden.

    De plantenpaspoorten worden afgegeven door daartoe door de bevoegde autoriteiten gemachtigde geregistreerde exploitanten of, op hun verzoek, door de bevoegde autoriteiten. Wanneer voor plantaardig materiaal een plantenpaspoort uit hoofde van de plantgezondheidsverordening en een certificeringsetiket uit hoofde van de voorgestelde verordening betreffende teeltmateriaal vereist is, worden het plantenpaspoort en het certificeringsetiket gecombineerd in één enkel document. Hierdoor moeten dubbele kosten voor professionele exploitanten worden voorkomen, wanneer de betrokken documenten door de bevoegde autoriteiten worden afgegeven.

    Er zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot de machtiging van en het toezicht op professionele exploitanten die plantenpaspoorten afgeven alsmede voor het onderzoek van het betrokken plantaardig materiaal, om te waarborgen dat het materiaal voldoet aan alle bepalingen van de verordening.

    Er zijn eveneens voorschriften opgenomen met betrekking tot de machtiging van en het toezicht op producenten van houten verpakkingsmateriaal die een merkteken aanbrengen op dat materiaal na de behandeling ervan overeenkomstig internationale norm nr. 15 voor fytosanitaire maatregelen, "Regulation of wood packaging material in international trade".

    Het voorstel introduceert voor de uitvoer van plantaardig materiaal uit een lidstaat die niet de lidstaat van oorsprong is, een pre-exportcertificaat. Dit certificaat komt in de plaats van de door de lidstaten overeengekomen informele leidraad die momenteel wordt gebruikt.

    Hoofdstuk VII: Maatregelen ter ondersteuning van de toepassing van de verordening

    Het voorstel voorziet in het opzetten van een elektronisch systeem voor kennisgeving en rapportage.

    Hoofdstuk VIII: Slotbepalingen

    In het voorstel wordt voorzien dat de Commissie zal worden bijgestaan door een nieuw permanent comité, dat de huidige comités voor de voedselketen, dier- en plantgezondheid en teeltmateriaal (in plaats van het bestaande Permanent Plantenziektekundig Comité) zal omvatten.

    Het voorstel voorziet in wijzigingen van de verordening tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, die naar verwachting vóór het onderhavige wetgevingsvoorstel zal worden vastgesteld. Bij die wijzigingen gaat het onder meer om de mogelijkheid voor de EU tot medefinanciering van maatregelen met betrekking tot prioritaire quarantaineorganismen (een categorie van plaagorganismen die in het onderhavige voorstel in het leven wordt geroepen) en om compensatie van de exploitanten voor de gederfde waarde van het plantaardig materiaal dat is vernietigd als onderdeel van de maatregelen tot uitroeiing van prioritaire quarantaineorganismen.

    Dit voorstel beoogt de intrekking van zes zogeheten bestrijdingsrichtlijnen betreffende de beheersing van bepaalde quarantaineorganismen (aardappelwratschimmel, aardappelcysteaaltje, aardappelbruinrot, aardappelringrot, anjerbladroller en San José-schildluis) waarvan bekend is dat ze in de EU voorkomen. Dergelijke handelingen zullen in de toekomst worden vastgesteld als afgeleide handelingen uit hoofde van de voorgestelde verordening en niet als medebeslissingsbesluiten. De richtlijnen inzake plaagorganismen bij aardappelen zullen worden vervangen door afgeleide handelingen uit hoofde van de thans voorgestelde verordening, zonder inhoudelijke wijziging. De richtlijnen inzake anjerbladroller en San José-schildluis zullen niet worden vervangen.

    4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    De financiële bepalingen en de kredieten voor de tenuitvoerlegging van de verordening tot en met 31 december 2020 zullen worden gepresenteerd in het verwachte voorstel voor een verordening tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal. Het onderhavige voorstel houdt geen uitgaven in die niet worden bestreken door het financieel memorandum bij het voorstel voor die verordening en vergt geen extra personele middelen.

    2013/0141 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[10],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's[11],

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)       In Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen[12] is een plantgezondheidsregeling neergelegd.

    (2)       Op 21 november 2008 heeft de Raad de Commissie verzocht om een evaluatie van die plantgezondheidsregeling[13].

    (3)       Gelet op de resultaten van die evaluatie en de ervaring die is opgedaan met de toepassing van Richtlijn 2000/29/EG, dient die richtlijn te worden vervangen. Met het oog op de uniforme toepassing van de nieuwe voorschriften dient de handeling tot vervanging van die richtlijn de vorm te krijgen van een verordening.

    (4)       Plantgezondheid is van groot belang voor de productie van planten, de openbare en particuliere groene ruimten, de natuurlijke ecosystemen, de ecosysteemdiensten en de biodiversiteit in de Unie. De gezondheid van planten wordt bedreigd door voor planten en plantaardige producten schadelijke soorten, hierna "plaagorganismen" genoemd. Ter bestrijding van deze bedreiging dienen maatregelen te worden vastgesteld om de fytosanitaire risico's van die plaagorganismen in kaart te brengen en tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.

    (5)       De noodzaak van dergelijke maatregelen wordt reeds lang onderkend. Zij vormen het voorwerp van internationale overeenkomsten en verdragen, waaronder het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (IPCC), dat op 6 december 1951 is gesloten in het kader van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO), en de nieuwe herziene tekst ervan die door de FAO-conferentie op haar 29e zitting in november 1997 is goedgekeurd. De Europese Unie is partij bij het IPPC.

    (6)       Er is gebleken dat het voor de vaststelling van het toepassingsgebied van deze verordening van belang is rekening te houden met biogeografische factoren, om te voorkomen dat niet op het Europese grondgebied van de Unie voorkomende plaagorganismen zich naar dat grondgebied kunnen verspreiden. Bijgevolg moeten de niet-Europese grondgebieden (ultraperifere gebieden) van de lidstaten zoals bedoeld in artikel 355, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden uitgesloten van het territoriale toepassingsgebied van deze verordening. Die grondgebieden moeten worden opgenomen in een lijst. Wanneer de status van een dergelijk grondgebied of een gebied zoals bedoeld in artikel 355, lid 2, VWEU wordt gewijzigd overeenkomstig artikel 355, lid 6, VWEU, moet die lijst eveneens worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat het territoriale toepassingsgebied van deze verordening beperkt blijft tot het Europese deel van het grondgebied van de Unie. Verwijzingen naar derde landen moeten ook als verwijzingen naar de in die lijst opgenomen gebieden worden beschouwd.

    (7)       Richtlijn 2000/29/EG bevat voorschriften inzake de door de bevoegde autoriteiten uit te voeren officiële controles met betrekking tot de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen. Deze voorschriften zijn thans vastgesteld bij Verordening (EU) nr. …/…. betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid, teeltmateriaal en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, 1829/2003, 1831/2003, 1/2005, 396/2005, 834/2007, 1099/2009, 1069/2009, 1107/2009, Verordeningen (EU) nr. 1151/2012, [….]/2013 [Office of Publications, please insert number of Regulation laying down provisions for the management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal welfare, and relating to plant health and plant reproductive material], en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG, 2008/120/EG en 2009/128/EG (verordening officiële controles)[14] [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls and, in the footnote, the reference to the Official Journal] en dienen daarom geen deel uit te maken van deze verordening.

    (8)       Er moeten criteria worden geformuleerd aan de hand waarvan kan worden bepaald voor welke plaagorganismen voor het gehele grondgebied van de Unie bestrijdingsmaatregelen moeten worden vastgesteld. Dergelijke plaagorganismen worden aangeduid als "EU-quarantaineorganismen". Er moeten ook criteria worden geformuleerd om te bepalen voor welke plaagorganismen enkel voor een of meer delen van dat grondgebied bestrijdingsmaatregelen moeten worden vastgesteld. Dergelijke plaagorganismen worden aangeduid als beschermdgebiedquarantaine­organismen, kortweg "BG-quarantaineorganismen".

    (9)       Om ervoor te zorgen dat de inspanningen voor de bestrijding van EU-quarantaineorganismen worden gericht op de plaagorganismen waarvan de economische, sociale of milieugevolgen voor het grondgebied van de Unie als geheel buitengewoon ernstig zijn, dient een beperkte lijst van dergelijke plaagorganismen, hierna "prioritaire quarantaineorganismen" genoemd, te worden opgesteld.

    (10)     Het is wenselijk te voorzien in vrijstellingen van het verbod op het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van EU-quarantaineorganismen voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling en tentoonstellingen.

    (11)     Om ervoor te zorgen dat in geval van de aanwezigheid van een EU-quarantaineorganisme doeltreffende en tijdige actie wordt ondernomen, moeten voor het publiek, de professionele exploitanten en de lidstaten kennisgevingsverplichtingen gelden.

    (12)     Wanneer deze kennisgevingsverplichtingen betekenen dat persoonsgegevens van natuurlijke of rechtspersonen aan de bevoegde autoriteiten moeten worden meegedeeld, kan dit een beperking betekenen van artikel 8 (bescherming van persoonsgegevens) van het Handvest van de grondrechten. Deze beperking zou echter noodzakelijk en evenredig zijn ter verwezenlijking van de doelstelling van algemeen belang van deze verordening.

    (13)     Een professionele exploitant die constateert dat een EU-quarantaineorganisme voorkomt bij een plant die of een plantaardig product of ander materiaal dat zich onder zijn beheer bevindt of heeft bevonden, dient verplicht te zijn alle maatregelen te nemen die hij passend acht met het oog op het elimineren van het plaagorganisme, het uit de handel nemen of het terugroepen van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen, en het informeren van de bevoegde autoriteit, andere personen in de handelsketen en het publiek.

    (14)     De lidstaten dienen alle noodzakelijke maatregelen te nemen voor de uitroeiing van EU-quarantaineorganismen wanneer die op hun grondgebied worden aangetroffen. Het is wenselijk vast te stellen welke maatregelen de lidstaten in dat geval kunnen treffen en op grond van welke beginselen zij moeten beslissen welke maatregelen moeten worden genomen. Deze maatregelen moeten ook betrekking hebben op de instelling van beperkingsgebieden, bestaande uit een besmette zone en een bufferzone.

    (15)     In sommige gevallen moeten de lidstaten maatregelen instellen voor de uitroeiing van quarantaineorganismen bij planten in privéruimten, omdat plaagorganismen enkel met succes kunnen worden uitgeroeid indien alle bronnen van besmetting worden verwijderd. Daartoe dienen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten recht op toegang tot die ruimten te hebben. Dit kan een beperking betekenen van artikel 7 (eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven) en artikel 17 (recht op eigendom) van het Handvest van de grondrechten. Deze beperking is noodzakelijk en evenredig ter verwezenlijking van de doelstelling van algemeen belang van de regeling, voor zover de lidstaten ervoor zorgen dat het verlies van particuliere eigendom tijdig op billijke wijze wordt vergoed.

    (16)     Vroegtijdige opsporing van de aanwezigheid van plaagorganismen is van het grootste belang voor tijdige en doeltreffende uitroeiing. De lidstaten dienen derhalve onderzoek te verrichten naar de aanwezigheid van EU-quarantaineorganismen in gebieden waar deze plaagorganismen voor zover bekend niet voorkwamen. Gezien het aantal EU-quarantaineorganismen en de voor dat onderzoek benodigde tijd en middelen dienen de lidstaten meerjarige onderzoekprogramma's op te stellen.

    (17)     De Commissie dient de bevoegdheid te krijgen om maatregelen vast te stellen in geval van vermoeden of bevestiging van de aanwezigheid van specifieke EU-quarantaineorganismen, met name voor de uitroeiing en inperking ervan en met het oog op het instellen van beperkingsgebieden, onderzoek, noodplannen, simulatieoefeningen en uitroeiingsplannen met betrekking tot die plaagorganismen.

    (18)     Met het oog op snel en doeltreffend optreden tegen plaagorganismen die weliswaar geen EU-quarantaineorganismen zijn maar die volgens de lidstaten mogelijk voldoen aan de voorwaarden voor opneming in de lijst van EU-quarantaineorganismen, moet worden voorzien in de mogelijkheid dat de lidstaten maatregelen nemen ingeval zij constateren dat een dergelijk plaagorganisme voorkomt. Dit moet ook gelden voor de Commissie.

    (19)     Onder bepaalde voorwaarden moet het de lidstaten worden toegestaan strengere uitroeiingsmaatregelen vast te stellen dan is vereist uit hoofde van de EU-wetgeving.

    (20)     Voor prioritaire quarantaineorganismen dienen bijzondere bepalingen te gelden, met name wat betreft de voorlichting van het publiek, onderzoeken, noodplannen, uitroeiingsplannen en medefinanciering van maatregelen door de Unie.

    (21)     Quarantaineorganismen die voorkomen op het grondgebied van de Unie maar afwezig zijn in specifieke delen van dat grondgebied die zijn aangewezen als "beschermde gebieden", en waarvan de aanwezigheid alleen voor die beschermde gebieden onaanvaardbare economische, sociale of milieugevolgen zou hebben, moeten specifiek worden geïdentificeerd en in een lijst van "BG-quarantaineorganismen" worden opgenomen. Het binnenbrengen, het verplaatsen en het introduceren van BG-quarantaineorganismen in de betrokken beschermde gebieden moeten worden verboden.

    (22)     Er moeten voorschriften worden vastgesteld betreffende de erkenning, de wijziging of de intrekking van de erkenning van beschermde gebieden, de onderzoeksverplichtingen voor beschermde gebieden, en de te nemen maatregelen ingeval in de betrokken beschermde gebieden BG-quarantaineorganismen worden aangetroffen. Wordt de aanwezigheid van een BG-quarantaineorganisme in de betrokken beschermde gebieden vastgesteld, dan moeten voor de wijziging en de intrekking van die beschermde gebieden strikte voorschriften worden toegepast.

    (23)     Een plaagorganisme dat geen EU-quarantaineorganisme is, moet worden aangeduid als "EU-kwaliteitsorganisme" wanneer dat plaagorganisme hoofdzakelijk wordt overgedragen door specifieke voor opplant bestemde planten, de aanwezigheid ervan op die voor opplant bestemde planten onaanvaardbare economische gevolgen heeft wat betreft het voorgenomen gebruik van die planten en het in de lijst is opgenomen als EU-kwaliteitsorganisme. Om de aanwezigheid van dergelijke plaagorganismen te beperken, moet het binnenbrengen daarvan op of het verplaatsen daarvan binnen het grondgebied van de Unie via de betrokken voor opplant bestemde planten worden verboden, tenzij in deze lijst anders wordt bepaald.

    (24)     Bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen leveren een onaanvaardbaar fytosanitair risico op door de waarschijnlijkheid dat zij gastheer zijn voor een EU-quarantaineorganisme. Voor sommige hiervan zijn wel aanvaardbare risicobeperkende maatregelen beschikbaar, voor andere daarentegen niet. Afhankelijk van de beschikbaarheid van aanvaardbare risicobeperkende maatregelen, moet het binnenbrengen ervan op en het verplaatsen ervan binnen het grondgebied van de Unie hetzij worden verboden hetzij aan bijzondere eisen worden gekoppeld. Er moet een lijst worden opgesteld van die planten, plantaardige producten en andere materialen.

    (25)     Er dient te worden voorzien in uitzonderingen op de verbodsbepalingen of bijzondere eisen ten aanzien van het binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen op het grondgebied van de Unie. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om bepaalde maatregelen van derde landen te erkennen als gelijkwaardig aan de eisen voor het verplaatsen van de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen binnen het grondgebied van de Unie.

    (26)     Deze verbodsbepalingen of eisen mogen evenwel noch toepassing vinden op kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten en andere materialen, met uitzondering van voor opplant bestemde planten, voor niet-commerciële en niet-professionele doeleinden, noch op het binnenbrengen en verplaatsen van planten, plantaardige producten en andere materialen in grensgebieden. Zij mogen evenmin toepassing vinden op het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van planten, plantaardige producten en andere materialen voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling en tentoonstellingen. Er moeten passende waarborgen worden vastgesteld en er moet informatie aan de betrokkenen worden verstrekt.

    (27)     Voor planten, plantaardige producten en andere materialen in doorvoer moet worden voorzien in een uitzondering op de voorschriften van de Unie voor het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie.

    (28)     Het internationale handelsverkeer van voor opplant bestemde planten waarmee weinig fytosanitaire ervaring is opgedaan, kan gepaard gaan met ernstige risico's van vestiging van quarantaineorganismen waarvoor ingevolge deze verordening geen maatregelen zijn vastgesteld. Met het oog op snel en doeltreffend optreden tegen recentelijk ontdekte risico's in verband met voor opplant bestemde planten waarvoor geen permanente eisen of verbodsbepalingen gelden, maar die voor dergelijke permanente maatregelen in aanmerking kunnen komen, moet de Commissie over de mogelijkheid beschikken om tijdelijk maatregelen vast te stellen overeenkomstig het voorzorgsbeginsel.

    (29)     Er moeten ten aanzien van het binnenbrengen en verplaatsen in beschermde gebieden van planten, plantaardige producten en andere materialen die een onaanvaardbaar fytosanitair risico zouden inhouden door de waarschijnlijkheid dat zij gastheer zijn voor het betrokken BG-quarantaineorganisme, verbodsbepalingen en bijzondere eisen worden vastgesteld die vergelijkbaar zijn met die welke voor het grondgebied van de Unie zijn vastgesteld.

    (30)     Er moeten algemene eisen worden vastgesteld ten aanzien van de vervoermiddelen en het verpakkingsmateriaal van planten, plantaardige producten en andere materialen om te garanderen dat zij vrij zijn van quarantaineorganismen.

    (31)     De lidstaten moeten quarantainestations aanwijzen. Er moeten voorschriften worden vastgesteld betreffende de aanwijzing en de werking van en het toezicht op die quarantainestations alsmede betreffende de vrijgave van planten, plantaardige producten of andere materialen uit die stations. Wanneer deze voorschriften ook inhouden dat lijsten van personeelsleden en bezoekers die de stations betreden worden bijgehouden, kan dit een beperking betekenen van artikel 8 (bescherming van persoonsgegevens) van het Handvest van de grondrechten. Deze beperking zou echter noodzakelijk en evenredig zijn ter verwezenlijking van de doelstelling van algemeen belang van deze verordening.

    (32)     Voor zover een door de Unie met een derde land gesloten bilaterale overeenkomst of de wetgeving van een derde land zulks voorschrijft, moeten planten, plantaardige producten en andere materialen die van het grondgebied van de Unie naar het betrokken derde land worden verplaatst, aan die voorschriften voldoen.

    (33)     Wanneer er met betrekking tot bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen die van het grondgebied van de Unie naar derde landen worden verplaatst, geen door de Unie met een derde land gesloten bilaterale fytosanitaire overeenkomst en ook geen fytosanitaire wetgeving van een derde land van toepassing is, moet de derde landen bescherming tegen EU-quarantaineorganismen worden verleend vanwege de erkende schadelijke aard ervan, behalve wanneer een EU-quarantaineorganisme, voor zover officieel bekend, voorkomt in het betrokken derde land en niet onder officieel toezicht staat, of wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het EU-quarantaineorganisme niet aan de criteria voldoet om in het betrokken derde land te worden aangemerkt als quarantaineorganisme.

    (34)     Met het oog op de doeltreffende tenuitvoerlegging van deze verordening moeten de professionele exploitanten op wie de verplichtingen van deze verordening van toepassing zijn, worden ingeschreven in door de lidstaten op te zetten registers. Om de administratieve lasten te verlichten, moeten in die registers ook de professionele exploitanten worden ingeschreven die vallen binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. …/…. betreffende .…[15] [Office of Publications to insert number, title and, in a footnote, the OJ reference for the Regulation on plant reproductive material].

    (35)     Professionele exploitanten die op verschillende locaties over bedrijfsruimten beschikken, dient de mogelijkheid te worden gegeven om zich voor elk van die bedrijfsruimten afzonderlijk te registreren.

    (36)     Om het opsporen van de bron van een besmetting met een quarantaineorganisme te vergemakkelijken, dient te worden voorgeschreven dat de professionele exploitanten gegevens bijhouden van de planten, plantaardige producten en andere materialen die hun door andere professionele exploitanten worden geleverd en die zij aan andere professionele exploitanten leveren. Gezien de latentietijd van sommige quarantaineorganismen en de tijd die nodig is voor het opsporen van de bron van besmetting, moeten de bijgehouden gegevens gedurende drie jaar worden bewaard.

    (37)     Professionele exploitanten moeten ook beschikken over systemen en procedures met behulp waarvan de verplaatsingen van hun planten, plantaardige producten en andere materialen binnen hun eigen bedrijfsruimten kunnen worden nagegaan.

    (38)     Er moet een fytosanitair certificaat verplicht worden gesteld voor het binnenbrengen uit derde landen op het grondgebied van de Unie en in beschermde gebieden van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen. Omwille van de duidelijkheid moet er een lijst van die planten, plantaardige producten en andere materialen worden vastgesteld.

    (39)     Die fytosanitaire certificaten dienen te voldoen aan de eisen van het IPPC en uit de certificaten moet blijken dat wordt voldaan aan de ingevolge deze verordening vastgestelde eisen en maatregelen. Met het oog op de geloofwaardigheid van de fytosanitaire certificaten moeten voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de voorwaarden voor de geldigheid en intrekking ervan.

    (40)     Verplaatsingen van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen binnen het grondgebied van de Unie en naar en binnen beschermde gebieden mogen alleen worden toegestaan indien die planten, plantaardige producten en andere materialen vergezeld gaan van een plantenpaspoort waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de ingevolge de bepalingen van deze verordening vastgestelde eisen en maatregelen. Omwille van de duidelijkheid moet er een lijst van die planten, plantaardige producten en andere materialen worden vastgesteld.

    (41)     Het is niet wenselijk plantenpaspoorten verplicht te stellen voor voor eindgebruikers bestemde planten, plantaardige producten en andere materialen.

    (42)     Met het oog op de geloofwaardigheid van de plantenpaspoorten moeten voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de inhoud ervan.

    (43)     Plantenpaspoorten dienen in het algemeen te worden afgegeven door de professionele exploitant. Wanneer de professionele exploitanten niet over de middelen beschikken om plantenpaspoorten af te geven, moet de mogelijkheid bestaan dat plantenpaspoorten op hun verzoek door de bevoegde autoriteiten worden afgegeven.

    (44)     Er moeten voorschriften worden vastgesteld voor de afgifte van plantenpaspoorten, het voor afgifte vereiste onderzoek, de machtiging van en het toezicht op de professionele exploitanten die plantenpaspoorten afgeven, de verplichtingen van de gemachtigde exploitanten en de intrekking van die machtiging.

    (45)     Om de lasten voor de gemachtigde exploitanten te verlichten, moet het voor afgifte van de plantenpaspoorten vereiste onderzoek in voorkomend geval worden gecombineerd met het onderzoek dat is vereist op grond van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications to insert number of Regulation on plant reproductive material law].

    (46)     Gemachtigde exploitanten moeten over de nodige kennis met betrekking tot plaagorganismen beschikken.

    (47)     Het is mogelijk dat bepaalde exploitanten een beheersplan voor fytosanitaire risico's willen opstellen, dat garandeert en bevestigt dat zij in hoge mate deskundig zijn ten aanzien van en zich bewust zijn van de fytosanitaire risico's met betrekking tot kritieke onderdelen van hun beroepsactiviteiten, en dat specifieke, met de bevoegde autoriteiten overeengekomen controleregelingen rechtvaardigt. Er moeten met betrekking tot de inhoud van deze plannen voorschriften van de Unie worden vastgesteld.

    (48)     Het is wenselijk te voorzien in de vervanging van plantenpaspoorten en van fytosanitaire certificaten.

    (49)     In geval van niet-naleving van de voorschriften van de Unie moeten de plantenpaspoorten worden ingetrokken, ongeldig worden gemaakt en omwille van de traceerbaarheid worden bewaard.

    (50)     Op grond van internationale norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen moet houten verpakkingsmateriaal worden voorzien van een specifiek merkteken, aangebracht door naar behoren gemachtigde en gecontroleerde professionele exploitanten. Bij deze verordening moeten het model en de inhoud van dat merkteken worden vastgelegd en voorschriften worden vastgesteld voor de machtiging van en het toezicht op de professionele exploitanten op het grondgebied van de Unie die dat merkteken aanbrengen.

    (51)     Voor zover een derde land zulks voorschrijft, dienen de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen die van het grondgebied van de Unie naar dat derde land worden verplaatst, vergezeld te gaan van een fytosanitair certificaat voor uitvoer of wederuitvoer. Overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het IPPC moeten die certificaten door de bevoegde autoriteiten worden afgegeven met inachtneming van de inhoud van de modelcertificaten voor uitvoer en wederuitvoer van het IPPC.

    (52)     Wanneer planten, plantaardige producten of andere materialen via meer dan één lidstaat worden verplaatst alvorens naar een derde land te worden uitgevoerd, is het van belang dat de lidstaat waar de planten, plantaardige producten of andere materialen zijn geproduceerd of verwerkt, informatie uitwisselt met de lidstaat van afgifte van het fytosanitaire certificaat voor uitvoer. Deze uitwisseling van informatie is van belang om te kunnen aantonen dat wordt voldaan aan de voorschriften van het derde land. Er moet derhalve een geharmoniseerd "pre-exportcertificaat" worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de uitwisseling van die informatie op uniforme wijze plaatsvindt.

    (53)     De Commissie moet een elektronisch systeem opzetten voor de overeenkomstig deze verordening vereiste kennisgevingen.

    (54)     Om ervoor te zorgen dat de uitzonderingen voor EU-quarantaineorganismen die voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling of tentoonstellingen worden gebruikt, worden toegepast op een wijze die geen enkel fytosanitair risico voor het grondgebied van de Unie of delen daarvan oplevert, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften inzake de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie met betrekking tot het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van de betrokken plaagorganismen, de respectieve beoordelingen en machtigingen, en de monitoring van de naleving, de maatregelen in geval van niet-naleving en de kennisgeving ervan.

    (55)     Met het oog op een doeltreffend systeem van kennisgevingen moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften inzake de kennisgevingsverplichtingen met betrekking tot de vermoedelijke aanwezigheid van bepaalde EU-quarantaineorganismen die nog niet officieel is bevestigd.

    (56)     Om rekening te houden met de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen inzake onderzoeken naar de aanwezigheid van plaagorganismen, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot wijziging of aanvulling van de onderdelen die moeten worden bestreken door de meerjarige onderzoekprogramma's.

    (57)     Met het oog op de doeltreffende werking van simulatieoefeningen moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften inzake de frequentie, inhoud, vorm en andere bepalingen inzake simulatieoefeningen.

    (58)     Om ervoor te zorgen dat beschermde gebieden op betrouwbare wijze worden vastgesteld en functioneren, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften inzake de onderzoeken die moeten worden verricht met het oog op de erkenning van beschermde gebieden en met betrekking tot de vraag of de beschermde gebieden voldoen aan de respectieve eisen.

    (59)     Met het oog op een evenredige en beperkte toepassing van de vrijstellingen met betrekking tot het verplaatsen van planten, plantaardige producten of andere materialen naar of binnen grensgebieden, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften inzake de maximale breedte van de grensgebieden van de derde landen en van de lidstaten, de maximale afstand waarover de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen binnen de grensgebieden van de derde landen en van de lidstaten mogen worden verplaatst, en de procedures voor het verlenen van toestemming voor het binnenbrengen en verplaatsen van planten, plantaardige producten en andere materialen in de grensgebieden van de lidstaten.

    (60)     Ter vermijding van fytosanitaire risico's tijdens de doorvoer van planten, plantaardige producten of andere materialen moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot vaststelling van de inhoud van een verklaring inzake het vervoer van planten, plantaardige producten of andere materialen over het grondgebied van de Unie met het oog op de verplaatsing naar een derde land.

    (61)     Om ervoor te zorgen dat de registratie van professionele exploitanten evenredig is aan de doelstelling van bestrijding van een fytosanitair risico, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot vaststelling van categorieën professionele exploitanten die worden vrijgesteld van de verplichting tot inschrijving in een register en van de voorwaarden daarvoor.

    (62)     Met het oog op de geloofwaardigheid van de fytosanitaire certificaten van derde landen die geen partij zijn bij het IPPC moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot aanvulling van de voorwaarden voor de aanvaarding van fytosanitaire certificaten uit die derde landen.

    (63)     Om de fytosanitaire risico's van binnen het grondgebied van de Unie verplaatste planten, plantaardige producten of andere materialen zo veel mogelijk te beperken, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot vaststelling van de bovengrens voor kleine hoeveelheden van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen waarvoor geen plantenpaspoort wordt vereist.

    (64)     Met het oog op de betrouwbaarheid van onderzoeken van planten, plantaardige producten en andere materialen die worden uitgevoerd voor de afgifte van plantenpaspoorten, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften inzake visuele onderzoeken, het nemen van monsters en het uitvoeren van tests en het gebruik van certificeringsregelingen.

    (65)     Om de geloofwaardigheid van plantenpaspoorten te verbeteren, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot vaststelling van de kwalificatie-eisen waaraan de professionele exploitanten moeten voldoen om te worden gemachtigd tot het afgeven van plantenpaspoorten.

    (66)     Om de reikwijdte en de bruikbaarheid van het beheersplan voor fytosanitaire risico's te vergroten, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot aanvulling of wijziging van de onderdelen die door dit plan worden bestreken.

    (67)     Om rekening te houden met de ontwikkeling van internationale normen, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften inzake verklaringen voor goederen van specifieke aard, met uitzondering van houten verpakkingsmateriaal, waarvoor een specifieke verklaring van overeenstemming met de voorschriften van deze verordening zou moeten worden afgegeven.

    (68)     Met het oog op de bruikbaarheid en de betrouwbaarheid van officiële verklaringen en pre-exportcertificaten moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot vaststelling van de inhoud van officiële verklaringen, inzake de machtiging van en het toezicht op de professionele exploitanten die die verklaringen afgeven, en inzake de inhoud van het pre-exportcertificaat.

    (69)     Met het oog op de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen en op de aansluiting op een besluit van de Europese Raad ingevolge artikel 355, lid 6, VWEU, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot wijziging van de bijlagen bij deze verordening.

    (70)     Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden passende raadplegingen houdt, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

    (71)     Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend met betrekking tot de vaststelling van een lijst van de EU-quarantaineorganismen, de vaststelling van een lijst van de prioritaire quarantaineorganismen, de vaststelling van maatregelen tegen specifieke EU-quarantaineorganismen, de vaststelling van tijdelijke maatregelen in verband met de fytosanitaire risico's van plaagorganismen die voorlopig worden aangemerkt als EU-quarantaineorganismen, de erkenning van de beschermde gebieden die zijn erkend in overeenstemming met artikel 2, lid 1, onder h), eerste alinea, van Richtlijn 2000/29/EG en de vaststelling van een lijst van de respectieve BG-quarantaineorganismen, de wijziging of intrekking van beschermde gebieden, de wijziging van de lijst van die beschermde gebieden, de opstelling van een lijst van de EU-kwaliteitsorganismen en de betrokken voor opplant bestemde planten, de opstelling van een lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvan het binnenbrengen op en verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie moet worden verboden, alsmede van de betrokken derde landen, de opstelling van een lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen en de eisen voor het binnenbrengen daarvan op en het verplaatsen daarvan binnen het grondgebied van de Unie, de vaststelling van door derde landen gestelde eisen die gelijkwaardig zijn aan de eisen voor het verplaatsen van planten, plantaardige producten of andere materialen binnen het grondgebied van de Unie, de vaststelling van specifieke voorwaarden of maatregelen betreffende het binnenbrengen van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen in grensgebieden van de lidstaten, de vaststelling van tijdelijke maatregelen met betrekking tot het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van voor opplant bestemde planten uit derde landen, de vaststelling van een lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvan het binnenbrengen en verplaatsen in bepaalde beschermde gebieden moet worden verboden, de opstelling van een lijst van de eisen voor het binnenbrengen en verplaatsen van planten, plantaardige producten en andere materialen in bepaalde beschermde gebieden, de opstelling van een lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen, en de respectieve derde landen van oorsprong of verzending, waarvoor een fytosanitair certificaat is vereist voor het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie, de opstelling van een lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen, en de respectieve derde landen van oorsprong of verzending, waarvoor een fytosanitair certificaat is vereist voor het binnenbrengen in bepaalde beschermde gebieden vanuit die derde landen, de opstelling van een lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een plantenpaspoort is vereist voor het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie, de vaststelling van een lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een plantenpaspoort is vereist voor het binnenbrengen in bepaalde beschermde gebieden, en de vaststelling van de vorm van het plantenpaspoort. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[16].

    (72)     De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de EU-quarantaineorganismen, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de in bijlage I, deel A, bij Richtlijn 2000/29/EG en in bijlage II, deel A, rubriek I, bij die richtlijn opgenomen plaagorganismen moet bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen worden aangebracht, voor de wijziging van de wetenschappelijke naam van een plaagorganisme, wanneer een dergelijke wijziging gerechtvaardigd is op basis van de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis, voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de beschermde gebieden en de respectieve BG-quarantaineorganismen, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de in overeenstemming met artikel 2, lid 1, onder h), eerste alinea, van Richtlijn 2000/29/EG erkende beschermde gebieden en de in bijlage I, deel B, en in bijlage II, deel B, bij Richtlijn 2000/29/EG opgenomen BG-quarantaineorganismen moet bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen worden aangebracht, voor de wijziging en intrekking van de beschermde gebieden, voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de EU-kwaliteitsorganismen, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de plaagorganismen moet bevatten die zijn opgenomen in bepaalde richtlijnen inzake de productie en het in de handel brengen van zaad en teeltmateriaal, zonder dat daarin enige wijzigingen worden aangebracht, voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvan het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie zijn verboden, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de planten, plantaardige producten en andere materialen, en de betrokken verbodsbepalingen en derde landen, zoals vermeld in bijlage III, deel A, bij Richtlijn 2000/29/EG, met de bijbehorende codes van de gecombineerde nomenclatuur (GN), moet bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen worden aangebracht, voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvan aan het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie bijzondere eisen moeten worden gesteld, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de planten, plantaardige producten en andere materialen, en de betrokken eisen en derde landen, zoals vermeld in bijlage IV, deel A, bij Richtlijn 2000/29/EG, met de bijbehorende codes van de gecombineerde nomenclatuur (GN), moet bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen worden aangebracht, voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvan het binnenbrengen in bepaalde beschermde gebieden moet worden verboden, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de planten, plantaardige producten en andere materialen, en de betrokken verbodsbepalingen en derde landen, zoals vermeld in bijlage III, deel B, bij Richtlijn 2000/29/EG, met de bijbehorende codes van de gecombineerde nomenclatuur (GN), moet bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen worden aangebracht, voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvan aan het binnenbrengen en verplaatsen in bepaalde beschermde gebieden bijzondere eisen worden gesteld, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de planten, plantaardige producten en andere materialen, en de eisen, zoals vermeld in bijlage IV, deel B, bij Richtlijn 2000/29/EG, met de bijbehorende codes van de gecombineerde nomenclatuur (GN), moet bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen worden aangebracht, voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen, en de respectieve derde landen van oorsprong of verzending, waarvoor een fytosanitair certificaat is vereist voor het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de in bijlage V, deel B, punt I, bij Richtlijn 2000/29/EG opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen moet bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen worden aangebracht, voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen, en de respectieve derde landen van oorsprong of verzending, waarvoor een fytosanitair certificaat is vereist voor het binnenbrengen in bepaalde beschermde gebieden, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de in bijlage V, deel B, punt II, bij Richtlijn 2000/29/EG opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen moet bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen worden aangebracht, voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een plantenpaspoort is vereist voor het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de in bijlage V, deel A, punt I, bij Richtlijn 2000/29/EG opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen moet bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen worden aangebracht, en voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een plantenpaspoort is vereist voor het binnenbrengen in bepaalde beschermde gebieden, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de in bijlage V, deel A, punt II, bij Richtlijn 2000/29/EG opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen moet bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen worden aangebracht.

    (73)     Bij Richtlijn 74/647/EEG van de Raad van 9 december 1974 betreffende de bestrijding van de anjerbladroller[17] en Richtlijn 69/466/EEG van de Raad van 8 december 1969 betreffende de bestrijding van de San José-schildluis[18] zijn maatregelen vastgelegd betreffende de bestrijding van de respectieve plaagorganismen. Na de inwerkingtreding van deze richtlijnen hebben de betrokken plaagorganismen zich wijd verspreid over het gehele grondgebied van de Unie, zodat het niet langer mogelijk is die in te perken. Deze richtlijnen moeten daarom worden ingetrokken.

    (74)     Richtlijn 69/464/EEG van de Raad van 8 december 1969 betreffende de bestrijding van de wratziekte[19], Richtlijn 93/85/EEG van de Raad van 4 oktober 1993 betreffende de bestrijding van aardappelringrot[20], Richtlijn 98/57/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.[21] en Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van 11 juni 2007 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van Richtlijn 69/465/EG[22] moeten worden ingetrokken, aangezien overeenkomstig de bepalingen van deze verordening nieuwe maatregelen met betrekking tot de betrokken plaagorganismen moeten worden vastgesteld. Gelet op de tijd en middelen die nodig zijn voor de vaststelling van dergelijke nieuwe maatregelen, moeten die handelingen uiterlijk in 2021 worden ingetrokken.

    (75)     Verordening (EU) nr. …/2013 betreffende ……[23] [Office of Publications, please insert number and title of Regulation laying down provisions for the management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal welfare, and relating to plant health and plant reproductive material and, in the footnote, the reference to the Official Journal] bepaalt dat subsidies voor maatregelen tegen plaagorganismen kunnen worden verleend wanneer die maatregelen betrekking hebben op bepaalde plaagorganismen die zijn opgenomen in de bijlagen bij Richtlijn 2000/29/EG of op bepaalde plaagorganismen die weliswaar niet in die bijlagen zijn opgenomen, maar waarvoor tijdelijke maatregelen van de Unie zijn vastgesteld. Bij de onderhavige verordening wordt de categorie van de prioritaire quarantaineorganismen ingevoerd. Het is passend dat sommige maatregelen van de lidstaten op het gebied van prioritaire quarantaineorganismen in aanmerking kunnen komen voor subsidies van de Unie, onder meer compensatie van professionele exploitanten voor de waarde van planten, plantaardige producten en andere materialen die worden vernietigd in het kader van de in de onderhavige verordening vastgestelde uitroeiingsmaatregelen. Verordening (EU) nr. XXX/2013 moet daarom worden gewijzigd.

    (76)     Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het waarborgen van een geharmoniseerde aanpak ten aanzien van beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de gevolgen, de complexiteit en het grensoverschrijdende en internationale karakter ervan, beter door de Unie kan worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

    (77)     Deze verordening brengt voor kleine en middelgrote ondernemingen geen onevenredig grote administratieve lasten of economische gevolgen mee. In het kader van deze verordening is op basis van raadpleging van de belanghebbenden zo veel mogelijk rekening gehouden met de bijzondere situatie van kleine en middelgrote ondernemingen. Gezien de beleidsdoelstelling(en) om de gezondheid van planten te beschermen, is een mogelijke universele vrijstelling voor micro-ondernemingen, waarbij het om de meeste ondernemingen gaat, niet in overweging genomen.

    (78)     Deze verordening eerbiedigt het IPPC, de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (de SPS-overeenkomst) en de in het kader hiervan vastgestelde richtsnoeren.

    (79)     Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, met name de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, het recht op eigendom, de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap en de vrijheid van kunsten en wetenschappen. De lidstaten moeten deze verordening overeenkomstig die rechten en beginselen toepassen,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Hoofdstuk I Voorwerp, toepassingsgebied en definities

    Artikel 1 Voorwerp en toepassingsgebied

    1.           Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld voor de bepaling van de fytosanitaire risico's van elk(e) soort, stam of biotype van ziekteverwekkende agentia, dieren of parasitaire planten die of dat schadelijk is voor planten of plantaardige producten (hierna "plaagorganismen" genoemd) alsmede maatregelen om die risico's tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.

    2.           Voor de toepassing van deze verordening worden verwijzingen naar derde landen als verwijzingen naar derde landen en de in bijlage I opgenomen gebieden beschouwd.

    Voor de toepassing van deze verordening worden verwijzingen naar het grondgebied van de Unie als verwijzingen naar het grondgebied van de Unie zonder de in bijlage I opgenomen gebieden beschouwd.

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I om te verzekeren dat het toepassingsgebied van deze verordening beperkt is tot het Europese deel van het grondgebied van de Unie. Deze wijziging houdt in:

    (a) hetzij dat een of meer in artikel 355, lid 1, van het Verdrag genoemde gebieden aan bijlage I worden toegevoegd;

    (b) hetzij dat een of meer in artikel 355, lid 2, van het Verdrag genoemde gebieden uit bijlage I worden geschrapt.

    Artikel 2 Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1)           "planten": levende planten en de volgende levende delen van planten:

    a)      zaden in botanische zin, met uitzondering van niet voor opplant bestemde zaden;

    b)      vruchten in botanische zin;

    c)      groenten;

    d)      wortelknollen, stengelknollen, knollen, bollen, wortelstokken, wortels, onderstammen, stolonen;

    e)      scheuten, stengels, uitlopers;

    f)       snijbloemen;

    g)      takken met loof;

    h)      gevelde bomen die nog van loof zijn voorzien;

    i)       bladeren, loof;

    j)       plantenweefselculturen, met inbegrip van celculturen, kiemplasma, meristemen, chimere klonen, microvermeerderd materiaal;

    k)      levend pollen;

    l)       knoppen, oculatiehout, stekken, enten, entelingen;

    2)           "plantaardige producten": producten van plantaardige oorsprong die niet zijn bewerkt of die een eenvoudige bewerking hebben ondergaan, voor zover het geen planten betreft;

    Tenzij anders bepaald, wordt hout alleen als een "plantaardig product" beschouwd indien het geen bewerking heeft ondergaan waardoor de fytosanitaire risico's zijn geëlimineerd, en het voldoet aan een of meer van de volgende criteria:

    a)      het heeft geheel of gedeeltelijk zijn natuurlijke ronde oppervlak, met of zonder schors, behouden;

    b)      het heeft zijn natuurlijke ronde oppervlak niet behouden door zagen, snijden of kloven;

    c)      het heeft de vorm van plakjes, spanen, deeltjes, zaagsel, resten, schaafsel of afval van hout, en het heeft geen bewerking ondergaan waarbij gebruik is gemaakt van lijm, hitte of druk dan wel een combinatie daarvan om pellets, briketten, plaathout of spaanplaat te produceren;

    d)      het wordt gebruikt of is bestemd om te worden gebruikt als verpakkingsmateriaal of stuwmateriaal, ongeacht of het al dan niet werkelijk wordt gebruikt voor het vervoer van goederen;

    3)           "voor opplant bestemde planten": planten die volledige planten kunnen voortbrengen en daarvoor bestemd zijn, en die moeten worden uitgeplant, opnieuw worden geplant of geplant blijven;

    4)           "ander materiaal": elk materiaal of voorwerp, met uitzondering van planten of plantaardige producten, dat drager of verspreider van een plaagorganisme kan zijn, met inbegrip van grond of groeimedium;

    5)           "bevoegde autoriteit": een bevoegde autoriteit in de zin van artikel 2, lid 5, van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls];

    6)           "partij": een aantal eenheden van één product, voor fytosanitaire doeleinden identificeerbaar door zijn homogene samenstelling en oorsprong, die deel uitmaken van een zending;

    7)           "professionele exploitant": elke publiekrechtelijke of privaatrechtelijke persoon die zich beroepshalve bezighoudt met een of meer van de volgende activiteiten met betrekking tot planten, plantaardige producten en andere materialen:

    a)      planten;

    b)      telen;

    c)      produceren;

    d)      binnenbrengen op, verplaatsen binnen en verplaatsen naar een plaats buiten het grondgebied van de Unie;

    e)      op de markt aanbieden;

    8)           "eindgebruiker": elke persoon die handelt voor andere dan handels-, bedrijfs- of beroepsdoeleinden en die voor eigen gebruik planten of plantaardige producten verwerft;

    9)           "test": een officieel onderzoek, anders dan een visueel onderzoek, om te bepalen of plaagorganismen voorkomen of om plaagorganismen te identificeren;

    10)         "behandeling": een procedure voor het doden, inactiveren of verwijderen van plaagorganismen dan wel voor het steriliseren of devitaliseren daarvan.

    Hoofdstuk II Quarantaineorganismen

    Afdeling 1 QUARANTAINEORGANISMEN

    Artikel 3 Definitie van quarantaineorganismen

    Een plaagorganisme wordt met betrekking tot een afgebakend gebied aangeduid als "quarantaineorganisme" indien het voldoet aan de volgende voorwaarden:

    a)           de identiteit van het plaagorganisme is vastgesteld, in de zin van bijlage II, deel 1, punt 1;

    b)           het plaagorganisme komt in dat gebied niet voor, in de zin van bijlage II, deel 1, punt 2, onder a), of is, wanneer het er wel voorkomt, enkel op beperkte schaal binnen dat gebied verbreid, in de zin van bijlage II, deel 1; punt 2, onder b) en c);

    c)           het plaagorganisme heeft het vermogen dat gebied binnen te dringen, zijn aanwezigheid in dat gebied na het binnendringen voor de nabije toekomst te bestendigen (hierna "zich vestigen" genoemd) en zich binnen dat gebied dan wel, wanneer het er reeds voorkomt, in die delen van het gebied waar het op beperkte schaal is verbreid te verspreiden, in de zin van bijlage II, deel 1, punt 3;

    d)           het binnendringen, de vestiging en de verspreiding van het plaagorganisme in de zin van bijlage II, deel 1, punt 4, zouden onaanvaardbare economische, sociale of milieugevolgen hebben voor dat gebied dan wel, wanneer het er reeds voorkomt, voor die delen van het gebied waar het op beperkte schaal is verbreid; en

    e)           er zijn uitvoerbare en doeltreffende maatregelen beschikbaar om het binnendringen, de vestiging of de verspreiding van het plaagorganisme binnen dat gebied te voorkomen en de fytosanitaire risico's en effecten ervan te beperken.

    Afdeling 2 EU-quarantaineorganismen

    Artikel 4 Definitie van EU-quarantaineorganismen

    Een quarantaineorganisme wordt aangeduid als EU-quarantaineorganisme indien het bij het afgebakende gebied zoals bedoeld in de aanhef van artikel 3 om het grondgebied van de Unie gaat en het quarantaineorganisme is opgenomen in de lijst zoals bedoeld in artikel 5, lid 2.

    Artikel 5 Verbod op binnenbrengen en verplaatsen van EU-quarantaineorganismen

    1.           Er mogen geen EU-quarantaineorganismen worden binnengebracht op of worden verplaatst binnen het grondgebied van de Unie.

    Er mogen geen opzettelijke handelingen plaatsvinden die ertoe kunnen bijdragen dat een EU-quarantaineorganisme op het grondgebied van de Unie wordt binnengebracht en zich aldaar vestigt en verspreidt.

    2.           De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling een lijst op van de plaagorganismen die met betrekking tot het grondgebied van de Unie voldoen aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 3, onder b), c) en d), hierna "lijst van de EU-quarantaineorganismen" genoemd.

    Deze lijst omvat de plaagorganismen die zijn opgenomen in bijlage I, deel A, bij Richtlijn 2000/29/EG en bijlage II, deel A, rubriek I, bij die richtlijn.

    Plaagorganismen die inheems zijn in een deel van het grondgebied van de Unie, omdat zij aldaar van nature voorkomen of omdat zij van buiten het grondgebied van de Unie zijn binnengebracht, worden op deze lijst aangeduid als plaagorganismen waarvan bekend is dat zij op het grondgebied van de Unie voorkomen.

    Plaagorganismen die niet inheems zijn in een deel van het grondgebied van de Unie, worden op deze lijst aangeduid als plaagorganismen waarvan niet bekend is dat zij op het grondgebied van de Unie voorkomen.

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    3.           De Commissie wijzigt de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandeling, wanneer uit een evaluatie blijkt dat een niet in die handeling opgenomen plaagorganisme met betrekking tot het grondgebied van de Unie aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 3, onder b), c) en d), voldoet of een in die handeling opgenomen plaagorganisme niet langer aan één of meer van deze voorwaarden voldoet. In het eerstbedoelde geval voegt zij het betrokken plaagorganisme toe aan de in lid 2 bedoelde lijst, in het laatstbedoelde geval schrapt zij het betrokken plaagorganisme uit die lijst.

    De Commissie stelt die evaluatie ter beschikking van de lidstaten.

    De uitvoeringshandelingen tot wijziging van de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandeling worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Deze procedure is ook van toepassing op de intrekking of vervanging van de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandeling.

    4.           De Commissie wijzigt de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandeling door de wetenschappelijke naam van een plaagorganisme te wijzigen, wanneer een dergelijke wijziging wordt gerechtvaardigd door de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis.

    Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    Artikel 6 Prioritaire quarantaineorganismen

    1.           Een EU-quarantaineorganisme is een "prioritair quarantaineorganisme" indien het voldoet aan de volgende voorwaarden:

    a)      het voldoet, wat het grondgebied van de Unie betreft, aan de voorwaarde van bijlage II, deel 1, punt 2, onder a) of b);

    b)      het heeft mogelijk buitengewoon ernstige economische, sociale of milieugevolgen voor het grondgebied van de Unie, zoals beschreven in bijlage II, deel 2;

    c)      het is opgenomen in de lijst in overeenstemming met lid 2.

    2.           De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling een lijst van de prioritaire quarantaineorganismen en eventuele wijzigingen daarvan op, hierna "lijst van de prioritaire quarantaineorganismen" genoemd.

    Wanneer uit een evaluatie blijkt dat een EU-quarantaineorganisme aan de voorwaarden zoals bedoeld in lid 1 voldoet of een plaagorganisme niet langer aan één of meer van deze voorwaarden voldoet, wijzigt de Commissie de in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandeling door het betrokken plaagorganisme toe te voegen aan of te schrappen uit die lijst.

    De Commissie stelt die evaluatie ter beschikking van de lidstaten.

    Het aantal prioritaire quarantaineorganismen mag niet meer bedragen dan 10 % van het aantal overeenkomstig artikel 5, leden 2 en 3, in de lijst opgenomen EU-quarantaineorganismen. Wanneer het aantal prioritaire quarantaineorganismen meer bedraagt dan 10 % van het aantal overeenkomstig artikel 5, leden 2 en 3, in de lijst opgenomen EU-quarantaineorganismen, wijzigt de Commissie de in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandeling door het aantal plaagorganismen op die lijst op grond van hun potentiële economische, sociale of milieugevolgen zoals beschreven in bijlage II, deel 2, dienovereenkomstig aan te passen.

    Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met een ernstig fytosanitair risico, stelt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 99, lid 4, onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast waarbij EU-quarantaineorganismen in de lijst van de prioritaire quarantaineorganismen worden opgenomen.

    Artikel 7 Wijziging van bijlage II, deel 1 en deel 2

    1.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage II, deel 1, betreffende de criteria om te bepalen welke plaagorganismen als quarantaineorganismen moeten worden aangemerkt, wat betreft de identiteit van het plaagorganisme, de aanwezigheid ervan, het vermogen ervan tot binnendringen, vestiging en verspreiding, en de potentiële economische, sociale en milieugevolgen ervan, rekening houdend met de ontwikkeling van de technische en wetenschappelijke kennis.

    2.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage II, deel 2, betreffende de criteria om te bepalen welke EU-quarantaineorganismen als prioritaire quarantaineorganismen moeten worden aangemerkt, wat betreft de potentiële economische, sociale en milieugevolgen ervan, rekening houdend met de ontwikkeling van de technische en wetenschappelijke kennis.

    Artikel 8 EU-quarantaineorganismen die voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling of tentoonstellingen worden gebruikt

    1.           In afwijking van artikel 5, lid 1, mogen de lidstaten op verzoek toestemming verlenen voor het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen hun grondgebied van EU-quarantaineorganismen voor gebruik voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling of tentoonstellingen, wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    a)      het binnenbrengen, het verplaatsen en het gebruik van het betrokken plaagorganisme leiden niet ertoe dat dit plaagorganisme zich op het grondgebied van de Unie vestigt of verspreidt indien passende beperkingen worden opgelegd;

    b)      er bestaan geschikte opslagvoorzieningen waarin dat plaagorganisme moet worden bewaard en geschikte quarantainestations zoals bedoeld in artikel 56, waarin dat plaagorganisme moet worden gebruikt;

    c)      het personeel dat de werkzaamheden in verband met dat plaagorganisme moet uitvoeren, beschikt over de passende wetenschappelijke en technische kwalificaties.

    2.           De bevoegde autoriteit beoordeelt het risico van vestiging en verspreiding van het betrokken plaagorganisme zoals bedoeld in lid 1, onder a), aan de hand van de identiteit, de biologische eigenschappen en de middelen van verspreiding van het plaagorganisme, de beoogde werkzaamheden, de interactie met het milieu en andere relevante factoren in verband met het aan het plaagorganisme verbonden risico.

    Zij beoordeelt de in lid 1, onder b), bedoelde opslagvoorzieningen waarin het plaagorganisme moet worden bewaard en de in lid 1, onder c), bedoelde wetenschappelijke en technische kwalificaties van het personeel dat de werkzaamheden in verband met het plaagorganisme moet uitvoeren.

    Op basis van deze beoordelingen verleent de bevoegde autoriteit toestemming voor het binnenbrengen op of het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van het plaagorganisme, indien aan de in lid 1 vermelde voorwaarden wordt voldaan.

    3.           De toestemming wordt verleend onder de volgende voorwaarden:

    a)      het plaagorganisme moet worden bewaard in opslagvoorzieningen die door de bevoegde autoriteiten geschikt zijn bevonden en die in de toestemming worden vermeld;

    b)      de werkzaamheden in verband met het plaagorganisme moeten worden uitgevoerd in een quarantainestation dat overeenkomstig artikel 56 door de bevoegde autoriteit is aangewezen en dat in de toestemming wordt vermeld;

    c)      de werkzaamheden in verband met het plaagorganisme moeten worden uitgevoerd door personeel waarvan de wetenschappelijke en technische kwalificaties door de bevoegde autoriteit passend worden geacht en in de toestemming worden vermeld;

    d)      het plaagorganisme moet vergezeld gaan van de toestemming wanneer het wordt binnengebracht op of verplaatst binnen het grondgebied van de Unie.

    4.           De toestemming geldt enkel voor de voor de betrokken werkzaamheden passende hoeveelheid die de capaciteit van het aangewezen quarantainestation niet te boven gaat.

    De toestemming vermeldt de beperkingen die noodzakelijk zijn om het risico van vestiging en verspreiding van het betrokken EU-quarantaineorganisme op passende wijze te verkleinen.

    5.           De bevoegde autoriteit monitort de naleving van de in lid 3 bedoelde voorwaarden en de in lid 4 bedoelde restrictie en beperkingen, en neemt de nodige maatregelen ingeval die voorwaarden, die restrictie of die beperkingen niet worden nageleefd. In voorkomend geval kan zij de in lid 1 bedoelde toestemming intrekken.

    6.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot vastlegging van uitvoerige voorschriften betreffende:

    a)      de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie over het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van de betrokken plaagorganismen;

    b)      de in lid 2 bedoelde beoordelingen en toestemming; en

    c)      de monitoring van de naleving, de maatregelen in geval van niet-naleving en de kennisgeving daarvan zoals bedoeld in lid 5.

    Artikel 9 Kennisgeving van EU-quarantaineorganismen aan bevoegde autoriteiten

    1.           Eenieder die constateert dat een EU-quarantaineorganisme voorkomt of die gegronde redenen heeft om te vermoeden dat een dergelijk plaagorganisme voorkomt, moet de bevoegde autoriteit daarvan binnen tien kalenderdagen schriftelijk in kennis stellen.

    2.           Op verzoek van de bevoegde autoriteit verstrekt de in lid 1 bedoelde persoon die autoriteit de gegevens met betrekking tot de aanwezigheid van dit plaagorganisme waarover hij of zij beschikt.

    Artikel 10 Maatregelen in geval van vermoeden van aanwezigheid van EU-quarantaineorganisme

    Wanneer een bevoegde autoriteit vermoedt dat een EU-quarantaineorganisme voorkomt op een deel van het grondgebied van de betreffende lidstaat waar dit plaagorganisme voor zover bekend tot dusver niet voorkwam, neemt zij onmiddellijk alle maatregelen die noodzakelijk zijn om officieel te bevestigen of dit plaagorganisme al dan niet voorkomt.

    Artikel 11 Kennisgeving van EU-quarantaineorganismen aan Commissie en overige lidstaten

    1.           Een lidstaat stuurt de Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem een kennisgeving wanneer zich een van de volgende gevallen voordoet:

    a)      zijn bevoegde autoriteit heeft een diagnose ontvangen van een officieel laboratorium zoals bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert the number of the Regulation on Official Controls], waarbij wordt bevestigd (hierna "officieel bevestigd" genoemd) dat op zijn grondgebied een EU-quarantaineorganisme voorkomt dat voor zover bekend in die lidstaat niet voorkomt;

    b)      zijn bevoegde autoriteit heeft officieel bevestigd dat een EU-quarantaineorganisme voorkomt op een deel van zijn grondgebied waar het tot dusver niet voorkwam;

    c)      zijn bevoegde autoriteit heeft officieel bevestigd dat op zijn grondgebied een EU-quarantaineorganisme voorkomt in een zending planten, plantaardige producten of andere materialen die is binnengebracht op, die bestemd was om te worden binnengebracht op of die is verplaatst binnen het grondgebied van de Unie.

    2.           De in lid 1 bedoelde kennisgevingen moeten worden verstuurd binnen drie werkdagen na de datum waarop de bevoegde autoriteit de aanwezigheid van het desbetreffende EU-quarantaineorganisme officieel heeft bevestigd.

    3.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin wordt bepaald dat de in lid 1 bedoelde kennisgevingsverplichtingen ook gelden voor het nog niet officieel bevestigde vermoeden dat bepaalde EU-quarantaineorganismen voorkomen. In deze gedelegeerde handelingen kan ook worden bepaald binnen welke termijn die kennisgevingen moeten worden verstuurd.

    Artikel 12 Door bevoegde autoriteiten aan professionele exploitanten verstrekte informatie over EU-quarantaineorganismen

    Wanneer een van de gevallen zoals bedoeld in artikel 11, lid 1, zich voordoet, ziet de betrokken bevoegde autoriteit erop toe dat de professionele exploitanten wier planten, plantaardige producten of andere materialen mogelijk zijn aangetast, onmiddellijk op de hoogte worden gebracht van de aanwezigheid van het betrokken EU-quarantaineorganisme.

    Artikel 13 Door bevoegde autoriteiten aan publiek verstrekte informatie over prioritaire quarantaineorganismen

    Wanneer een van de gevallen zoals bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a) of b), zich met betrekking tot een prioritair quarantaineorganisme voordoet, dient de bevoegde autoriteit het publiek te informeren over de door haar genomen en te nemen maatregelen en in voorkomend geval over de door bepaalde professionele exploitanten of andere personen te nemen maatregelen.

    Artikel 14 Kennisgeving van onmiddellijke gevaren

    1.           Wanneer een lidstaat beschikt over aanwijzingen waaruit blijkt dat er onmiddellijk gevaar dreigt dat een EU-quarantaineorganisme binnendringt op het grondgebied van de Unie of een deel daarvan waar het tot dusver nog niet voorkomt, stelt hij de Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk schriftelijk van die aanwijzingen in kennis.

    2.           De professionele exploitanten stellen de bevoegde autoriteiten onmiddellijk in kennis van alle aanwijzingen waarover zij beschikken met betrekking tot een in lid 1 bedoeld onmiddellijk gevaar door een EU-quarantaineorganisme.

    Artikel 15 Onmiddellijk door professionele exploitanten te nemen maatregelen

    1.           Wanneer een professionele exploitant constateert dat een EU-quarantaineorganisme voorkomt bij planten, plantaardige producten of andere materialen die zich onder zijn beheer bevinden, neemt hij onmiddellijk, na de betrokken bevoegde autoriteit te hebben geïnformeerd en geraadpleegd, de fytosanitaire maatregelen die noodzakelijk zijn om dat plaagorganisme bij de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen en in voorkomend geval in zijn bedrijfsruimten te elimineren en de verspreiding ervan te voorkomen.

    Die professionele exploitant informeert onmiddellijk, na de betrokken bevoegde autoriteit te hebben geïnformeerd en geraadpleegd, de personen in de handelsketen van wie hij deze planten, plantaardige producten of andere materialen heeft verkregen.

    Die bevoegde autoriteit ziet er in voorkomend geval op toe dat de betrokken professionele exploitant de planten, plantaardige producten en andere materialen waarbij het plaagorganisme kan voorkomen, uit de handel neemt.

    2.           Wanneer de planten, plantaardige producten of andere materialen zoals bedoeld in lid 1 zich niet langer onder het beheer van de betrokken professionele exploitant bevinden, informeert deze onmiddellijk, na de betrokken bevoegde autoriteit te hebben geïnformeerd en geraadpleegd, de personen in de handelsketen van wie hij deze planten, plantaardige producten of andere materialen heeft verkregen en de personen in de handelsketen aan wie hij deze planten, plantaardige producten en andere materialen heeft geleverd, over de aanwezigheid van het plaagorganisme.

    3.           De bevoegde autoriteit ziet er in voorkomend geval op toe dat de betrokken professionele exploitant de planten, plantaardige producten en andere materialen waarbij het plaagorganisme kan voorkomen terugroept en, ingeval de planten, plantaardige producten en andere materialen de eindgebruikers mogelijk reeds hebben bereikt, bij hen terughaalt.

    4.           In de in lid 1 of lid 2 bedoelde gevallen verstrekt de betrokken professionele exploitant de betrokken bevoegde autoriteit alle voor het publiek relevante informatie. Deze autoriteit informeert het publiek ingeval maatregelen moeten worden genomen met betrekking tot de planten, plantaardige producten of andere materialen waarbij het betreffende plaagorganisme kan voorkomen.

    Artikel 16 Uitroeiing van EU-quarantaineorganismen

    1.           Wanneer officieel bevestigd wordt dat een EU-quarantaineorganisme voorkomt, neemt de bevoegde autoriteit onmiddellijk alle maatregelen die noodzakelijk zijn om dit plaagorganisme in het betrokken gebied te elimineren en de verspreiding ervan buiten dat gebied te voorkomen (hierna "uitroeien" genoemd). Deze maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig bijlage IV inzake maatregelen en beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen.

    2.           Wanneer de aanwezigheid van het betrokken EU-quarantaineorganisme mogelijk verband houdt met verplaatsingen van planten, plantaardige producten of andere materialen, gaat de bevoegde autoriteit na wat de oorzaak van de aanwezigheid van het plaagorganisme is en of het zich als gevolg van die verplaatsingen naar andere planten, plantaardige producten of andere materialen kan hebben verspreid.

    3.           Wanneer de in lid 1 bedoelde maatregelen betrekking hebben op het binnenbrengen op of op het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van planten, plantaardige producten en andere materialen, stelt de betrokken lidstaat de Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk in kennis van deze maatregelen.

    4.           Privéterreinen van burgers zijn niet uitgesloten van de in lid 1 bedoelde maatregelen en de in lid 2 bedoelde onderzoeken.

    Artikel 17 Instelling van beperkingsgebieden

    1.           Na de officiële bevestiging zoals bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a), stelt de bevoegde autoriteit onmiddellijk een gebied in waar de in dat artikel bedoelde maatregelen moeten worden genomen (hierna "beperkingsgebied" genoemd).

    Het beperkingsgebied bestaat uit een besmette zone zoals bedoeld in lid 2 en een bufferzone zoals bedoeld in lid 3.

    2.           De besmette zone omvat:

    a)      alle planten waarvan bekend is dat zij zijn besmet met het betrokken plaagorganisme;

    b)      alle planten die tekenen of symptomen vertonen die duiden op een mogelijke besmetting met dat plaagorganisme;

    c)      alle andere planten die mogelijk met dat plaagorganisme besmet zijn, omdat zij gevoelig zijn voor dat plaagorganisme en zich in de nabijheid van besmette planten hebben bevonden of omdat zij, voor zover bekend, uit dezelfde productie als besmette planten stammen of uit besmette planten verkregen zijn.

    3.           De bufferzone grenst aan de besmette zone en omsluit deze.

    De omvang ervan is evenredig aan het risico dat het betrokken plaagorganisme zich op natuurlijke wijze of als gevolg van menselijke activiteiten in de besmette zone en de omgeving daarvan buiten de besmette zone verspreidt, en wordt vastgelegd in overeenstemming met de beginselen die zijn vermeld in bijlage IV, deel 2, inzake maatregelen en beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen.

    Wanneer het risico van verspreiding van het plaagorganisme buiten de besmette zone evenwel door natuurlijke of kunstmatige barrières voldoende wordt beperkt, behoeft geen bufferzone te worden ingesteld.

    4.           Wanneer de bevoegde autoriteit na een eerste evaluatie en in het licht van de aard van het betrokken plaagorganisme en de locatie waar het is aangetroffen, concludeert dat het plaagorganisme onmiddellijk kan worden geëlimineerd, kan zij in afwijking van lid 1 besluiten geen beperkingsgebied in te stellen.

    In dat geval voert zij een onderzoek uit om te bepalen of nog meer planten of plantaardige producten zijn besmet. Op basis van dat onderzoek stelt de bevoegde autoriteit vast of er een beperkingsgebied moet worden ingesteld. De betrokken bevoegde autoriteit stelt de Commissie en de overige lidstaten in kennis van de conclusies van dat onderzoek.

    5.           Wanneer het overeenkomstig de leden 2 en 3 noodzakelijk is dat een beperkingsgebied zich tot op het grondgebied van een andere lidstaat uitstrekt, neemt de lidstaat waar het betrokken plaagorganisme is aangetroffen, onmiddellijk contact op met de lidstaat tot op het grondgebied waarvan het beperkingsgebied zich moet uitstrekken, teneinde die lidstaat in staat te stellen alle passende maatregelen zoals bedoeld in de leden 1 tot en met 4 te nemen.

    6.           De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten uiterlijk op 31 maart van elk jaar in kennis van het aantal en de locatie van de ingestelde beperkingsgebieden, de betrokken plaagorganismen en de gedurende het voorgaande jaar genomen bijbehorende maatregelen.

    Artikel 18 Onderzoeken met betrekking tot en wijzigingen van beperkingsgebieden, en opheffing van beperkingen

    1.           De bevoegde autoriteiten onderzoeken jaarlijks voor elk beperkingsgebied de ontwikkelingen met betrekking tot de aanwezigheid van het betrokken plaagorganisme.

    Deze onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen betreffende onderzoeken zoals bedoeld in artikel 21, leden 1 en 2.

    2.           Wanneer een bevoegde autoriteit na afloop van een jaarlijks onderzoek vaststelt dat het betrokken plaagorganisme in de bufferzone voorkomt, stelt de betrokken lidstaat de Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk hiervan in kennis, met de vermelding dat het plaagorganisme in een bufferzone is aangetroffen.

    3.           De bevoegde autoriteiten wijzigen in voorkomend geval op basis van de resultaten van de in lid 1 bedoelde onderzoeken de grenzen van de besmette zones, bufferzones en beperkingsgebieden.

    4.           De bevoegde autoriteiten kunnen besluiten een beperkingsgebied op te heffen en de betreffende uitroeiingsmaatregelen te beëindigen, mits in het kader van de in lid 1 bedoelde onderzoeken is gebleken dat het betrokken plaagorganisme gedurende een voldoende lange periode niet in dat beperkingsgebied is aangetroffen.

    5.           De betrokken bevoegde autoriteit houdt bij haar besluit over de wijzigingen zoals bedoeld in lid 3 of de opheffing van het beperkingsgebied zoals bedoeld in lid 4 minimaal rekening met de biologische eigenschappen van het plaagorganisme en de betrokken vector, de aanwezigheid van gastheerplanten, de bioklimatologische omstandigheden en de kans van slagen van de uitroeiingsmaatregelen.

    Artikel 19 Verslagen over overeenkomstig artikelen 16, 17 en 18 genomen maatregelen

    De lidstaten stellen een verslag op over de overeenkomstig de artikelen 16, 17 en 18 genomen maatregelen.

    Wanneer deze maatregelen door een lidstaat zijn genomen in een gebied aan de grens met een andere lidstaat, wordt het verslag bij laatstbedoelde lidstaat ingediend.

    Het verslag wordt op verzoek aan de Commissie en de overige lidstaten voorgelegd.

    Artikel 20 Wijziging van bijlage IV

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage IV, deel 1, betreffende maatregelen voor het beheer van de risico's van quarantaineorganismen, wat betreft maatregelen voor de preventie en eliminatie van de besmetting van gekweekte en in het wild levende planten, op zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen gerichte maatregelen, maatregelen met betrekking tot andere verplaatsingroutes van quarantaineorganismen, en tot wijziging van deel 2 van die bijlage inzake beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen, wat betreft beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen, rekening houdend met de ontwikkeling van de technische en wetenschappelijke kennis.

    Artikel 21 Onderzoeken met betrekking tot EU-quarantaineorganismen en plaagorganismen die voorlopig als EU-quarantaineorganismen worden aangemerkt

    1.           De lidstaten voeren voor welbepaalde perioden onderzoeken uit om na te gaan of EU-quarantaineorganismen voorkomen en of er tekenen of symptomen van de aanwezigheid van plaagorganismen zijn die overeenkomstig bijlage II, deel 3, voorlopig als EU-quarantaineorganismen moeten worden aangemerkt; zij doen dit voor alle gebieden waar die plaagorganismen voor zover bekend niet voorkomen.

    2.           Die onderzoeken omvatten ten minste visuele onderzoeken door de bevoegde autoriteit en in voorkomend geval het nemen van monsters en het uitvoeren van tests. Zij moeten zijn gebaseerd op deugdelijke wetenschappelijke en technische beginselen, en moeten worden uitgevoerd op gepaste tijdstippen wat de mogelijkheid tot het opsporen van het betrokken plaagorganisme betreft.

    Bij die onderzoeken wordt rekening gehouden met de wetenschappelijke en technische gegevens en met alle andere relevante informatie betreffende de aanwezigheid van het betrokken plaagorganisme.

    3.           De lidstaten brengen elk jaar vóór 30 april aan de Commissie en de overige lidstaten verslag uit over de resultaten van de in lid 1 bedoelde onderzoeken die in het voorgaande jaar zijn uitgevoerd.

    Artikel 22 Meerjarige onderzoekprogramma's en verzameling van gegevens

    1.           De lidstaten stellen meerjarenprogramma's op met een beschrijving van de inhoud van de overeenkomstig artikel 21 uit te voeren onderzoeken. Deze programma's regelen de verzameling en registratie van de wetenschappelijke en technische gegevens en de andere informatie zoals bedoeld in artikel 21, lid 2, tweede alinea.

    Deze programma's specificeren de volgende onderdelen: de specifieke doelstelling van elk onderzoek, de geografische omvang en het tijdschema, de plaagorganismen, planten en goederen die het voorwerp ervan zijn, de onderzoekmethode en het kwaliteitsbeheer met inbegrip van een beschrijving van de procedures voor visuele onderzoek, het nemen van monsters en het uitvoeren van tests en de technische onderbouwing daarvan, de tijdstippen, de frequentie en het aantal geplande visuele onderzoeken, monsters en tests, de methoden van registratie van de verzamelde informatie en de verslaglegging ervan.

    De looptijd van de meerjarenprogramma's bedraagt vijf tot zeven jaar.

    2.           De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten in kennis van hun meerjarige onderzoekprogramma's zodra zij zijn opgesteld.

    3.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging of aanvulling van de in lid 1 bedoelde onderdelen die moeten worden bestreken door de meerjarige onderzoekprogramma's.

    Artikel 23 Onderzoeken met betrekking tot prioritaire quarantaineorganismen

    1.           De lidstaten voeren jaarlijks voor elk prioritair quarantaineorganisme een afzonderlijk onderzoek uit overeenkomstig artikel 21, lid 1. Die onderzoeken omvatten een voldoende groot, op de betrokken plaagorganismen afgestemd aantal visuele onderzoeken, monsters en tests, teneinde die plaagorganismen met een hoge mate van waarschijnlijkheid tijdig te kunnen opsporen.

    2.           De lidstaten brengen elk jaar vóór 30 april aan de Commissie en de overige lidstaten verslag uit over de resultaten van de in lid 1 bedoelde onderzoeken die in het voorgaande jaar zijn uitgevoerd.

    Artikel 24 Noodplannen voor prioritaire quarantaineorganismen

    1.           Elke lidstaat stelt voor ieder prioritair quarantaineorganisme dat in staat is zijn grondgebied of een deel daarvan binnen te dringen en zich aldaar te vestigen, een afzonderlijk plan op, dat hij regelmatig bijwerkt, met informatie over de besluitvormingsprocessen, procedures en protocollen die moeten worden toegepast en de middelen die beschikbaar moeten worden gesteld, wanneer wordt vermoed of bevestigd dat het betrokken plaagorganisme voorkomt (hierna "noodplan" genoemd).

    2.           Het noodplan bevat de volgende informatie:

    a)      de taken en verantwoordelijkheden van de instanties die, wanneer wordt vermoed of bevestigd dat het betrokken prioritair quarantaineorganisme voorkomt, betrokken zijn bij de uitvoering van het plan, de hiërarchische opbouw en de procedures voor coördinatie van de maatregelen die worden genomen door de bevoegde autoriteiten, andere openbare autoriteiten zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation of Official Controls], de betrokken gemachtigde instanties of natuurlijke personen zoals bedoeld in artikel 25, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publication, please insert number of Regulation of Official Controls], laboratoria en professionele exploitanten, in voorkomend geval met inbegrip van de coördinatie met aangrenzende lidstaten en aangrenzende derde landen;

    b)      de toegang van de bevoegde autoriteiten tot de bedrijfsruimten van professionele exploitanten en, indien nodig, van natuurlijke personen, alsmede tot laboratoria, uitrusting, personeel, externe expertise en middelen die nodig zijn voor de snelle en doeltreffende uitroeiing of, in voorkomend geval, inperking van het betrokken prioritair quarantaineorganisme;

    c)      de te nemen maatregelen met betrekking tot het verstrekken van informatie aan de Commissie, de overige lidstaten, de betrokken professionele exploitanten en het publiek over de aanwezigheid van het betrokken prioritair quarantaineorganisme en de maatregelen voor de bestrijding daarvan, wanneer wordt vermoed of officieel wordt bevestigd dat het betrokken plaagorganisme voorkomt;

    d)      de regelingen voor het vastleggen van bevindingen over de aanwezigheid van het betrokken prioritair quarantaineorganisme;

    e)      de beschikbare evaluaties zoals bedoeld in artikel 6, lid 2, en de eventuele evaluatie van de lidstaat met betrekking tot het risico van het betrokken prioritair quarantaineorganisme voor zijn grondgebied;

    f)       de risicobeheersmaatregelen die moeten worden uitgevoerd met betrekking tot het betrokken prioritair quarantaineorganisme, overeenkomstig bijlage IV, deel 1, en de te volgen procedures;

    g)      de beginselen voor de geografische afbakening van de beperkingsgebieden;

    h)      de protocollen met een beschrijving van de methoden voor visuele onderzoeken, het nemen van monsters en het uitvoeren van laboratoriumtests; en

    i)       de beginselen inzake de opleiding van het personeel van de bevoegde autoriteiten.

    In voorkomend geval wordt de informatie bedoeld onder a) tot en met i) verstrekt in de vorm van een handleiding.

    3.           De lidstaten stellen binnen één jaar na de datum van opneming van het betrokken plaagorganisme in de lijst van prioritaire quarantaineorganismen een noodplan op voor het betrokken prioritair quarantaineorganisme.

    De lidstaten gaan op gezette tijden over tot evaluatie en in voorkomend geval actualisering van hun noodplannen.

    4.           De lidstaten doen hun noodplannen op verzoek aan de Commissie en de overige lidstaten toekomen.

    Artikel 25 Simulatieoefeningen

    1.           De lidstaten voeren met betrekking tot de uitvoering van de noodplannen simulatieoefeningen uit waarvan de frequentie wordt vastgesteld aan de hand van de biologische eigenschappen van het betrokken prioritair quarantaineorganisme en het daaraan verbonden fytosanitaire risico.

    Deze oefeningen vinden voor alle betrokken prioritaire quarantaineorganismen plaats binnen een redelijke termijn.

    2.           Voor prioritaire quarantaineorganismen waarvan de aanwezigheid in een lidstaat gevolgen voor de aangrenzende lidstaten zou kunnen hebben, worden de simulatieoefeningen door de betrokken lidstaten gezamenlijk uitgevoerd op basis van hun respectieve noodplannen.

    In voorkomend geval voeren de lidstaten deze simulatieoefeningen samen met aangrenzende derde landen uit.

    3.           De lidstaten stellen op verzoek een verslag over de resultaten van elke simulatieoefening ter beschikking van de Commissie en de overige lidstaten.

    4.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake:

    a)      de frequentie, de inhoud en de vorm van de simulatieoefeningen;

    b)      simulatieoefeningen voor meer dan één prioritair quarantaineorganisme;

    c)      de samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en derde landen;

    d)      de inhoud van de in lid 3 bedoelde verslagen over de simulatieoefeningen.

    Artikel 26 Uitroeiingsplannen voor prioritaire quarantaineorganismen

    1.           Wanneer overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), officieel bevestigd wordt dat een prioritair quarantaineorganisme op het grondgebied van een lidstaat voorkomt, stelt de bevoegde autoriteit onmiddellijk een plan vast met maatregelen voor de uitroeiing van het betrokken plaagorganisme overeenkomstig artikelen 16, 17 en 18, en een tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen. Dat plan wordt aangeduid als "uitroeiingsplan".

    Het uitroeiingsplan bevat een beschrijving van de opzet en de organisatie van de uit te voeren onderzoeken en legt het aantal visuele onderzoeken, te nemen monsters en uit te voeren laboratoriumtests vast.

    2.           De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten op verzoek in kennis van de uitroeiingsplannen en dienen jaarlijks een verslag in over de overeenkomstig de artikelen 16, 17 en 18 in het kader van de betrokken uitroeiingsplannen genomen maatregelen.

    Artikel 27 Maatregelen van Unie ter bestrijding van specifieke EU-quarantaineorganismen

    1.           De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vaststellen ter bestrijding van specifieke EU-quarantaineorganismen. Bij deze maatregelen wordt specifiek voor het betrokken plaagorganisme c.q. elk van de betrokken plaagorganismen uitvoering gegeven aan een of meer van de volgende bepalingen:

    a)      artikel 10 betreffende maatregelen in geval van vermoeden van aanwezigheid van EU-quarantaineorganisme;

    b)      artikel 15 betreffende onmiddellijk door professionele exploitanten te nemen maatregelen;

    c)      artikel 16 betreffende uitroeiing van EU-quarantaineorganismen;

    d)      artikel 17 betreffende instelling van beperkingsgebieden;

    e)      artikel 18 betreffende onderzoeken met betrekking tot en wijzigingen van beperkingsgebieden, en opheffing van beperkingen;

    f)       artikel 21 betreffende onderzoeken met betrekking tot EU-quarantaineorganismen en plaagorganismen die voorlopig als EU-quarantaineorganismen moeten worden aangemerkt;

    g)      artikel 23 betreffende onderzoeken met betrekking tot prioritaire quarantaineorganismen, wat het aantal visuele onderzoeken, monsters en tests voor bepaalde prioritaire quarantaineorganismen betreft;

    h)      artikel 24 betreffende noodplannen voor prioritaire quarantaineorganismen;

    i)       artikel 25 betreffende simulatieoefeningen;

    j)       artikel 26 betreffende uitroeiingsplannen voor prioritaire quarantaine­organismen.

    Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    2.           Wanneer de Commissie op basis van de in artikel 18 bedoelde onderzoeken of van andere gegevens met betrekking tot een beperkingsgebied tot de conclusie komt dat uitroeiing van het betrokken EU-quarantaineorganisme niet mogelijk is, kan zij in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen vaststellen, waarbij maatregelen worden vastgelegd die enkel ten doel hebben de verspreiding van die plaagorganismen buiten de betrokken gebieden te voorkomen. Het voorkomen van die verspreiding wordt aangeduid als "inperking".

    3.           Wanneer de Commissie tot de conclusie komt dat voor de bescherming van het gedeelte van het grondgebied van de Unie waar het betrokken EU-quarantaineorganisme niet voorkomt, preventiemaatregelen op plaatsen buiten beperkingsgebieden noodzakelijk zijn, kan zij in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen vaststellen waarbij dergelijke maatregelen worden vastgelegd.

    4.           De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig bijlage IV inzake maatregelen en beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke risico's van de betrokken EU-quarantaineorganismen en de noodzaak van geharmoniseerde uitvoering van de noodzakelijke risicobeperkende maatregelen op het niveau van de Unie.

    5.           Bij de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen kan worden bepaald dat de door de lidstaten genomen maatregelen zoals bedoeld in lid 1, onder a) tot en met j), moeten worden ingetrokken of gewijzigd. Zolang de Commissie geen maatregel heeft vastgesteld, kan de lidstaat de door hem genomen maatregelen handhaven.

    6.           Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 99, lid 4, voor de aanpak van een ernstig fytosanitair risico onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

    7.           De lidstaten stellen door middel van het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem de Commissie en de overige lidstaten in kennis van eventuele gevallen van niet-naleving door professionele exploitanten van de op grond van dit artikel vastgestelde maatregelen.

    Artikel 28 Maatregelen van lidstaten met betrekking tot plaagorganismen die niet zijn opgenomen in lijst van EU-quarantaineorganismen

    1.           Wanneer officieel wordt bevestigd dat op het grondgebied van een lidstaat een plaagorganisme voorkomt dat niet is opgenomen in de lijst van EU-quarantaineorganismen en de betrokken bevoegde autoriteit van oordeel is dat dit plaagorganisme mogelijk voldoet aan de voorwaarden voor opneming in de lijst van EU-quarantaineorganismen, onderzoekt zij onmiddellijk of dat plaagorganisme voldoet aan de criteria van bijlage II, deel 3, subdeel 1. Wanneer zij concludeert dat aan die criteria wordt voldaan, neemt zij onmiddellijk uitroeiingsmaatregelen overeenkomstig bijlage IV inzake maatregelen en beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen De artikelen 16 tot en met 19 zijn van toepassing.

    Wanneer een bevoegde autoriteit vermoedt dat op het grondgebied van haar lidstaat een plaagorganisme voorkomt dat voldoet aan de in de eerste alinea bedoelde criteria, is artikel 10 van overeenkomstige toepassing.

    2.           Nadat de in lid 1 bedoelde maatregelen zijn vastgesteld, onderzoekt de lidstaat of het betrokken plaagorganisme, wat het grondgebied van de Unie betreft, voldoet aan de in bijlage II, deel 1, vermelde criteria voor quarantaineorganismen.

    3.           De betrokken lidstaat stelt de Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk in kennis van de aanwezigheid van dat plaagorganisme, het in lid 1 bedoelde onderzoek, de maatregelen die zijn genomen en de gegevens op grond waarvan deze maatregelen gerechtvaardigd zijn.

    Hij stelt de Commissie binnen 24 maanden na de officiële bevestiging van de aanwezigheid van het plaagorganisme in kennis van de resultaten van het in lid 2 bedoelde onderzoek.

    Van de aanwezigheid van het betrokken plaagorganisme wordt kennisgegeven via het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem.

    Artikel 29 Maatregelen van Unie met betrekking tot plaagorganismen die niet zijn opgenomen in lijst van EU-quarantaineorganismen

    1.           Wanneer de Commissie de in artikel 28, lid 3, eerste alinea, bedoelde kennisgeving ontvangt of over andere aanwijzingen beschikt dat een niet in de lijst van EU-quarantaineorganismen opgenomen plaagorganisme op het grondgebied van de Unie voorkomt dan wel dat er onmiddellijk gevaar dreigt dat een dergelijk plaagorganisme het grondgebied van de Unie binnendringt, en zij van oordeel is dat dit plaagorganisme mogelijk voldoet aan de voorwaarden voor opneming in die lijst, onderzoekt zij onmiddellijk of dit plaagorganisme, wat het grondgebied van de Unie betreft, voldoet aan de criteria van bijlage II, deel 3, subdeel 2.

    Wanneer zij concludeert dat aan die criteria wordt voldaan, stelt zij onmiddellijk door middel van uitvoeringshandelingen tijdelijke maatregelen vast met betrekking tot de aan dit plaagorganisme verbonden fytosanitaire risico's. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    Bij deze maatregelen wordt specifiek voor elk van de betrokken plaagorganismen uitvoering gegeven aan een of meer van de bepalingen bedoeld in artikel 27, lid 1, onder a) tot en met f).

    2.           Wanneer de Commissie op basis van de in de artikelen 18 en 21 bedoelde onderzoeken of van andere aanwijzingen tot de conclusie komt dat uitroeiing van het betrokken plaagorganisme in bepaalde beperkingsgebieden niet mogelijk is, kunnen bij de in lid 1, tweede alinea, bedoelde uitvoeringshandelingen maatregelen worden vastgelegd die enkel ten doel hebben dit plaagorganisme in te perken.

    3.           Wanneer de Commissie tot de conclusie komt dat voor de bescherming van het gedeelte van het grondgebied van de Unie waar het betrokken plaagorganisme niet voorkomt, preventiemaatregelen op plaatsen buiten beperkingsgebieden noodzakelijk zijn, kunnen bij de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen dergelijke maatregelen worden vastgelegd.

    4.           De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig bijlage IV, deel 1, inzake maatregelen voor het beheer van de risico's van quarantaineorganismen en deel 2 van die bijlage inzake beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke risico's van de betrokken plaagorganismen en de noodzaak van geharmoniseerde uitvoering van de noodzakelijke risicobeperkende maatregelen op het niveau van de Unie.

    5.           Bij de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen kan worden bepaald dat de door de lidstaten op grond van artikel 28 genomen maatregelen moeten worden ingetrokken of gewijzigd. Zolang de Commissie geen maatregel heeft vastgesteld, kan de lidstaat de door hem genomen maatregelen handhaven.

    6.           Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 99, lid 4, voor de aanpak van een ernstig fytosanitair risico onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

    7.           De lidstaten stellen door middel van het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem de Commissie en de overige lidstaten in kennis van eventuele gevallen van niet-naleving door professionele exploitanten van de op grond van dit artikel vastgestelde maatregelen.

    Artikel 30 Wijziging van bijlage II, deel 3

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage II, deel 3, betreffende de criteria waaraan de plaagorganismen overeenkomstig de artikelen 28 en 29 moeten voldoen, wat betreft de criteria inzake de identiteit van het plaagorganisme, de aanwezigheid ervan, de waarschijnlijkheid van het binnendringen, de vestiging en de verspreiding ervan, en de potentiële economische, sociale en milieugevolgen ervan, rekening houdend met de ontwikkeling van de technische en wetenschappelijke kennis.

    Artikel 31 Vaststelling van strengere voorschriften door lidstaten

    1.           De lidstaten kunnen op hun grondgebied strengere maatregelen toepassen dan de op grond van artikel 27, leden 1, 2 en 3, en artikel 29, leden 1, 2 en 3, vastgestelde maatregelen, voor zover die maatregelen worden gerechtvaardigd door de doelstelling van fytosanitaire bescherming en in overeenstemming zijn met bijlage IV, deel 2, inzake maatregelen en beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen.

    Deze maatregelen mogen er niet in bestaan noch ertoe leiden dat het binnenbrengen op of het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van planten, plantaardige producten en andere materialen wordt verboden of beperkt anders dan uit hoofde van de artikelen 40 tot en met 54 en 67 tot en met 96.

    2.           De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk in kennis van de door hen overeenkomstig lid 1 vastgestelde maatregelen.

    De lidstaten dienen op verzoek bij de Commissie en de overige lidstaten jaarlijks een verslag in over de overeenkomstig lid 1 genomen maatregelen.

    Afdeling 3 BG-quarantaineorganismen

    Artikel 32 Erkenning van beschermde gebieden

    1.           Wanneer een quarantaineorganisme wel voorkomt op het grondgebied van de Unie, maar niet in de betrokken lidstaat, en het geen EU-quarantaineorganisme betreft, kan de Commissie, op verzoek van de betrokken lidstaat overeenkomstig lid 4, het grondgebied van die lidstaat overeenkomstig lid 3 erkennen als beschermd gebied.

    Dit geldt eveneens voor een gedeelte van het grondgebied van een lidstaat wanneer een dergelijk quarantaineorganisme daar niet voorkomt.

    Een dergelijk quarantaineorganisme wordt aangeduid als "BG-quarantaineorganisme".

    2.           Er mogen geen BG-quarantaineorganismen worden binnengebracht in of worden verplaatst binnen het betrokken beschermde gebied.

    Niemand mag door opzettelijke handelingen ertoe bijdragen dat het betrokken BG-quarantaineorganisme in een beschermd gebied wordt binnengebracht en zich daar vestigt en verspreidt.

    3.           De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling een lijst van de beschermde gebieden en de betrokken BG-quarantaineorganismen op. Die lijst omvat de beschermde gebieden die zijn erkend in overeenstemming met artikel 2, lid 1, onder h), eerste alinea, van Richtlijn 2000/29/EG en de respectieve plaagorganismen die zijn opgenomen in bijlage I, deel B, en bijlage II, deel B, bij die richtlijn. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    Wanneer is voldaan aan de in lid 1 vermelde voorwaarden, kan de Commissie door wijziging van de in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandeling andere beschermde gebieden erkennen. Een dergelijke wijziging wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Deze procedure is ook van toepassing op de intrekking of vervanging van de in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandeling.

    Wanneer artikel 35 van toepassing is, wordt een uitvoeringshandeling vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    4.           De betrokken lidstaat dient tezamen met het in lid 1 bedoelde verzoek de volgende documenten in:

    a)      een beschrijving van de grenzen van het betrokken beschermde gebied, met inbegrip van kaarten; en

    b)      de onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat het betrokken quarantaineorganisme gedurende de laatste drie jaar voor de indiening van het verzoek niet in het betrokken gebied is voorgekomen.

    Die onderzoeken moeten zijn uitgevoerd op gepaste tijdstippen en met gepaste intensiteit wat de mogelijkheid tot het opsporen van het betrokken quarantaineorganisme betreft. Zij moeten zijn gebaseerd op deugdelijke wetenschappelijke en technische beginselen.

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot vastlegging van uitvoerige voorschriften voor met het oog op de erkenning van beschermde gebieden uit te voeren onderzoeken.

    Artikel 33 Algemene verplichtingen in verband met beschermde gebieden

    1.           Met betrekking tot een beschermd gebied zijn de in de volgende artikelen vastgestelde verplichtingen van overeenkomstige toepassing op BG-quarantaineorganismen:

    a)      de artikelen 9 tot en met 12 betreffende bevestiging, kennisgeving en informatieverstrekking wat aanwezigheid van EU-quarantaineorganismen betreft;

    b)      artikel 15 betreffende onmiddellijk door professionele exploitanten te nemen maatregelen;

    c)      de artikelen 16, 17 en 18 betreffende uitroeiing van EU-quarantaineorganismen, instelling en wijziging van beperkingsgebieden en in die beperkingsgebieden te verrichten onderzoeken.

    2.           Planten, plantaardige producten of andere materialen die afkomstig zijn uit een beperkingsgebied dat overeenkomstig artikel 17 in een beschermd gebied voor een BG-quarantaineorganisme is vastgesteld, mogen niet naar of binnen een voor dat BG-quarantaineorganisme vastgesteld beschermd gebied worden verplaatst. Wanneer die planten, plantaardige producten of andere materialen buiten het betrokken beschermde gebied worden gebracht, moeten zij op zodanige wijze worden verpakt en verplaatst dat er geen risico van verspreiding van het respectieve BG-quarantaineorganisme binnen dat beschermde gebied is.

    3.           De Commissie en de overige lidstaten worden onmiddellijk in kennis gesteld van de binnen een beschermd gebied ingestelde beperkingsgebieden en de overeenkomstig de artikelen 16, 17 en 18 in die beperkingsgebieden genomen uitroeiingsmaatregelen.

    Artikel 34 Onderzoeken met betrekking tot BG-quarantaineorganismen

    1.           De bevoegde autoriteit voert jaarlijks voor elk beschermd gebied een onderzoek uit naar de aanwezigheid van het betrokken BG-quarantaineorganisme. Die onderzoeken worden uitgevoerd op gepaste tijdstippen en met gepaste intensiteit wat de mogelijkheid tot het opsporen van het betrokken BG-quarantaineorganisme betreft. Zij moeten gebaseerd zijn op deugdelijke wetenschappelijke en technische beginselen.

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot vastlegging van uitvoerige voorschriften voor dergelijke onderzoeken die moeten worden uitgevoerd om vast te stellen of de beschermde gebieden nog steeds voldoen aan de voorwaarden van artikel 32, lid 1.

    2.           De lidstaten stellen elk jaar uiterlijk op 30 april de Commissie en de overige lidstaten in kennis van de resultaten van de in lid 1 bedoelde onderzoeken die in het voorgaande jaar zijn uitgevoerd.

    Artikel 35 Wijziging en intrekking van beschermde gebieden

    1.           De Commissie kan op verzoek van de lidstaat waarvan het grondgebied wordt geraakt, de omvang van het beschermde gebied wijzigen.

    Ingeval de Commissie het beschermde gebied wijzigt, stelt de betrokken lidstaat de Commissie, de overige lidstaten en, via internet, de professionele exploitanten van die wijziging van het beschermde gebied in kennis, onder overlegging van de desbetreffende kaarten.

    Ingeval die wijziging betrekking heeft op de uitbreiding van een beschermd gebied, zijn de artikelen 32, 33 en 34 van toepassing.

    2.           Op verzoek van de in lid 1 bedoelde lidstaat trekt de Commissie de erkenning van een beschermd gebied in of verkleint zij de omvang ervan.

    3.           De Commissie trekt de erkenning van een beschermd gebied in wanneer de in artikel 34 bedoelde onderzoeken niet overeenkomstig dat artikel zijn uitgevoerd.

    4.           De Commissie trekt de erkenning van een beschermd gebied in wanneer het betreffende BG-quarantaineorganisme in dat gebied is aangetroffen en aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    a)      er is binnen drie maanden na de bevestiging van de aanwezigheid van het betrokken plaagorganisme geen beperkingsgebied overeenkomstig artikel 33, lid 1, aangewezen;

    b)      de op grond van artikel 33, lid 1, in een beperkingsgebied genomen uitroeiingsmaatregelen hebben binnen 24 maanden na de bevestiging van de aanwezigheid van het betrokken plaagorganisme niet het gewenste effect gehad;

    c)      uit de gegevens waarover de Commissie beschikt blijkt dat er, wat betreft de toepassing van de in de artikelen 16, 17 en 18 bedoelde maatregelen op grond van artikel 33, lid 1, onder c), sprake is geweest van nalatig handelen met betrekking tot de aanwezigheid van het betreffende plaagorganisme in het betrokken beschermde gebied.

    Hoofdstuk III EU-kwaliteitsorganismen

    Artikel 36 Definitie van EU-kwaliteitsorganismen

    Een plaagorganisme wordt aangeduid als "EU-kwaliteitsorganisme" indien het voldoet aan de volgende voorwaarden en is opgenomen in de lijst zoals bedoeld in artikel 37:

    a)           de identiteit van het plaagorganisme is vastgesteld in overeenstemming met bijlage II, deel 4, punt 1;

    b)           het plaagorganisme komt voor op het grondgebied van de Unie;

    c)           het plaagorganisme is geen EU-quarantaineorganisme;

    d)           het plaagorganisme wordt hoofdzakelijk overgedragen door specifieke voor opplant bestemde planten, overeenkomstig bijlage II, deel 4 punt 2;

    e)           de aanwezigheid van het plaagorganisme op die voor opplant bestemde planten heeft onaanvaardbare economische gevolgen wat betreft het voorgenomen gebruik van die voor opplant bestemde planten, overeenkomstig bijlage II, deel 4, punt 3;

    f)            er zijn uitvoerbare en doeltreffende maatregelen beschikbaar om de aanwezigheid van het plaagorganisme op de betrokken voor opplant bestemde planten te voorkomen.

    Artikel 37 Verbod op binnenbrengen en verplaatsen van EU-kwaliteitsorganismen op voor opplant bestemde planten

    1.           Er mogen geen EU-kwaliteitsorganismen op de voor opplant bestemde planten waardoor zij worden overgedragen, zoals genoemd in de in lid 2 bedoelde lijst, worden binnengebracht op of worden verplaatst binnen het grondgebied van de Unie.

    2.           De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling een lijst op van de EU-kwaliteitsorganismen en de specifieke voor opplant bestemde planten zoals bedoeld in artikel 36, onder d), in voorkomend geval met vermelding van de in lid 4 bedoelde categorieën en de in lid 5 bedoelde drempels.

    Die lijst omvat de plaagorganismen en de respectieve voor opplant bestemde planten die worden vermeld in de volgende handelingen:

    a)      bijlage II, deel A, rubriek II, bij Richtlijn 2000/29/EG;

    b)      bijlage I, punten 3 en 6, alsmede bijlage II, punt 3, bij Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen[24];

    c)      de bijlage bij Richtlijn 93/48/EEG van de Commissie van 23 juni 1993 tot vaststelling van het schema met de voorwaarden waaraan fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt en teeltmateriaal daarvan krachtens Richtlijn 92/34/EEG van de Raad moeten voldoen[25];

    d)      de bijlage bij Richtlijn 93/49/EEG van de Commissie van 23 juni 1993 tot vaststelling van het schema met de voorwaarden waaraan siergewassen en teeltmateriaal daarvan krachtens Richtlijn 91/682/EEG van de Raad moeten voldoen[26];

    e)      bijlage II, punt b), bij Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad[27];

    f)       bijlage I, punt 6, en bijlage II, punt B, bij Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen[28];

    g)      bijlage I, punt 4, en bijlage II, punt 5, bij Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen[29].

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    3.           De Commissie wijzigt de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandeling, wanneer uit een evaluatie blijkt dat een niet in deze handeling opgenomen plaagorganisme voldoet aan de voorwaarden van artikel 36, een in deze handeling opgenomen plaagorganisme niet langer voldoet aan één of meer van die voorwaarden, of die lijst wat betreft de in lid 4 bedoelde categorieën of de in lid 5 bedoelde drempels moet worden gewijzigd.

    De Commissie stelt die evaluatie ter beschikking van de lidstaten.

    4.           Wanneer aan de voorwaarde van artikel 36, onder e), alleen wordt voldaan voor één of meer van de categorieën bedoeld in artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on plant reproductive material law], moet in de in lid 1 bedoelde lijst bij de vermelding van deze categorieën worden aangegeven dat het in lid 1 neergelegde verbod op het binnenbrengen en verplaatsen alleen voor deze categorieën geldt.

    5.           Wanneer aan de voorwaarde van artikel 36, onder e), alleen wordt voldaan indien het betrokken plaagorganisme boven een bepaalde drempel voorkomt, moet in de in lid 1 bedoelde lijst bij de vermelding van deze drempel worden aangegeven dat het in lid 1 neergelegde verbod op het binnenbrengen en verplaatsen alleen boven deze drempel geldt.

    Er wordt alleen een drempel vastgesteld indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

    a)      het is door middel van door de professionele exploitant getroffen maatregelen mogelijk ervoor te zorgen dat de aanwezigheid van het EU-kwaliteitsorganisme op die voor opplant bestemde planten die drempel niet overschrijdt; en

    b)      het is mogelijk na te gaan of die drempel in partijen van die voor opplant bestemde planten niet wordt overschreden.

    De in bijlage IV, deel 2, genoemde beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen zijn van toepassing.

    6.           Voor wijzigingen van de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandeling die nodig zijn met het oog op aanpassing aan de wijziging van de wetenschappelijke naam van een plaagorganisme, geldt de in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    Alle andere wijzigingen van de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandeling worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Deze procedure is ook van toepassing op de intrekking of vervanging van de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandeling.

    Artikel 38 Wijziging van bijlage II, deel 4

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage II, deel 4, betreffende de criteria om te bepalen welke plaagorganismen als EU-kwaliteitsorganismen moeten worden aangemerkt, wat betreft de criteria inzake de identiteit van het plaagorganisme, de relevantie ervan, de waarschijnlijkheid van de verspreiding ervan, en de potentiële economische, sociale en milieugevolgen ervan, rekening houdend met de ontwikkeling van de technische en wetenschappelijke kennis.

    Artikel 39 EU-kwaliteitsorganismen die voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling of tentoonstellingen worden gebruikt

    Het verbod van artikel 37 geldt niet voor EU-kwaliteitsorganismen die op de betrokken voor opplant bestemde planten voorkomen en die voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling of tentoonstellingen worden gebruikt.

    Hoofdstuk IV Maatregelen betreffende planten, plantaardige producten en andere materialen

    Afdeling 1 Maatregelen met betrekking tot het gehele grondgebied van de Unie

    Artikel 40 Verbod op binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen op grondgebied van Unie

    1.           De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast die een lijst bevat van de in bijlage III, deel A, bij Richtlijn 2000/29/EG vermelde planten, plantaardige producten en andere materialen, verbodsbepalingen en betrokken derde landen.

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, van deze verordening bedoelde raadplegingsprocedure.

    In de bij die uitvoeringshandeling vastgestelde lijst worden de planten, plantaardige producten en andere materialen aangeduid met hun respectieve code overeenkomstig de indeling in de gecombineerde nomenclatuur zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief[30] (hierna "GN-code" genoemd).

    2.           Wanneer een plant, plantaardig product of ander materiaal van oorsprong uit of verzonden vanuit een derde land, door de waarschijnlijkheid gastheer te zijn voor een EU-quarantaineorganisme, een onaanvaardbaar fytosanitair risico oplevert en dit risico door toepassing van één of meer van de maatregelen genoemd in bijlage IV, deel 1, punten 2 en 3, inzake maatregelen en beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen niet tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie waar nodig de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling om daarin die plant, dat plantaardige product of dat andere materiaal en de betrokken derde landen op te nemen.

    Wanneer een in deze uitvoeringshandeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal geen onaanvaardbaar fytosanitair risico oplevert of weliswaar een dergelijk risico oplevert, maar dit risico door toepassing van één of meer van de maatregelen genoemd in bijlage IV, deel 1, punten 2 en 3, inzake maatregelen voor het beheer van de risico's en verplaatsingsroutes van quarantaineorganismen tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie waar nodig die uitvoeringshandeling.

    De vraag of dit fytosanitaire risico al dan niet aanvaardbaar is, wordt beoordeeld overeenkomstig de in bijlage IV, deel 2, vermelde beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen. In voorkomend geval wordt de vraag of dit fytosanitaire risico al dan niet aanvaardbaar is, beoordeeld ten aanzien van één of meer specifieke derde landen.

    Deze wijzigingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.

    Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 99, lid 4, voor de aanpak van een ernstig fytosanitair risico die wijzigingen vast bij onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen.

    3.           Een plant die of een plantaardig product of ander materiaal dat is opgenomen in de lijst van de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling mag niet vanuit het in die lijst gespecificeerde derde land op het grondgebied van de Unie worden binnengebracht.

    4.           De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer in strijd met lid 3 planten, plantaardige producten of andere materialen op het grondgebied van de Unie zijn binnengebracht.

    Het derde land waaruit de planten, plantaardige producten of andere materialen op het grondgebied van de Unie zijn binnengebracht, wordt hiervan eveneens in kennis gesteld.

    Artikel 41 Planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor bijzondere en gelijkwaardige eisen gelden

    1.           De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast die een lijst bevat van de in bijlage IV, deel A, bij Richtlijn 2000/29/EG vermelde planten, plantaardige producten en andere materialen, eisen en in voorkomend geval de betrokken derde landen.

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, van deze verordening bedoelde raadplegingsprocedure.

    In de bij die uitvoeringshandeling vastgestelde lijst worden die planten, plantaardige producten en andere materialen aangeduid met hun GN-code.

    2.           Wanneer een plant, plantaardig product of ander materiaal, door de waarschijnlijkheid gastheer te zijn voor een EU-quarantaineorganisme, een onaanvaardbaar fytosanitair risico oplevert en dit risico door toepassing van één of meer van de maatregelen genoemd in bijlage IV, deel 1, punten 2 en 3, inzake maatregelen en beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling om daarin die plant, dat plantaardige product of dat andere materiaal en de daarop toe te passen maatregelen op te nemen. Deze maatregelen en de in lid 1 bedoelde eisen worden hierna "bijzondere eisen" genoemd.

    Deze maatregelen kunnen worden genomen in de vorm van specifieke, overeenkomstig artikel 42, lid 1, vastgestelde eisen voor het binnenbrengen van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen op het grondgebied van de Unie, die gelijkwaardig zijn aan bijzondere eisen voor het verplaatsen van die planten, plantaardige producten of andere materialen binnen het grondgebied van de Unie (hierna "gelijkwaardige eisen" genoemd).

    Wanneer een in deze uitvoeringshandeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal geen onaanvaardbaar fytosanitair risico oplevert of weliswaar een dergelijk risico oplevert, maar dit risico door de bijzondere eisen niet tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie die uitvoeringshandeling.

    De vraag of dit fytosanitaire risico al dan niet aanvaardbaar is, wordt beoordeeld overeenkomstig de in bijlage IV, deel 2, vermelde beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen, en de maatregelen om dat risico tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen worden eveneens vastgesteld overeenkomstig die beginselen. In voorkomend geval wordt de vraag of dit fytosanitaire risico al dan niet aanvaardbaar is, beoordeeld ten aanzien van een of meer specifieke derde landen of delen daarvan en worden deze maatregelen eveneens vastgesteld ten aanzien van één of meer specifieke derde landen of delen daarvan.

    Deze wijzigingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.

    Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 99, lid 4, voor de aanpak van een ernstig fytosanitair risico onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

    3.           Een plant die of een plantaardig product of ander materiaal dat is opgenomen in de lijst van de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling mag enkel worden binnengebracht op of worden verplaatst binnen het grondgebied van de Unie indien aan de bijzondere eisen of gelijkwaardige eisen wordt voldaan.

    4.           De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer in strijd met lid 3 planten, plantaardige producten of andere materialen zijn binnengebracht op of verplaatst binnen het grondgebied van de Unie.

    In voorkomend geval wordt het derde land waaruit de planten, plantaardige producten of andere materialen op het grondgebied van de Unie zijn binnengebracht, hiervan eveneens in kennis gesteld.

    Artikel 42 Vaststelling van gelijkwaardige eisen

    1.           Gelijkwaardige eisen zoals bedoeld in artikel 41, lid 2, tweede alinea, worden op verzoek van een bepaald derde land door middel van een uitvoeringshandeling vastgesteld, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    a)      het betrokken derde land waarborgt, door de toepassing in het kader van zijn officiële controle van één of meer specifieke maatregelen, ten aanzien van de verplaatsing van de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen binnen het grondgebied van de Unie een niveau van fytosanitaire bescherming dat gelijkwaardig is aan de krachtens artikel 41, leden 1 en 2, vastgestelde bijzondere eisen;

    b)      het betrokken derde land toont de Commissie op objectieve wijze aan dat met de onder a) bedoelde specifieke maatregelen het aldaar bedoelde niveau van fytosanitaire bescherming wordt bereikt.

    2.           In voorkomend geval onderzoekt de Commissie in het betrokken derde land, overeenkomstig artikel 119 van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls], of aan de onder a) en b) bedoelde voorwaarden wordt voldaan.

    3.           De in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    Artikel 43 Aan reizigers, klanten van postdiensten en internetklanten te verstrekken informatie

    1.           De lidstaten en de ondernemers die internationaal vervoer verrichten stellen de reizigers, wat het binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen op het grondgebied van de Unie betreft, informatie beschikbaar over de op grond van artikel 40, lid 3, vastgestelde verbodsbepalingen, de op grond van artikel 41, lid 1, en artikel 42, lid 2, vastgestelde eisen en de op grond van artikel 70, lid 2, vastgestelde vrijstellingen.

    Die informatie wordt verstrekt in de vorm van posters of brochures, die eventueel ook via internet geraadpleegd kunnen worden.

    In zeehavens en op vliegvelden wordt die informatie de reizigers in de vorm van posters beschikbaar gesteld.

    De Commissie is bevoegd een uitvoeringshandeling met richtsnoeren voor die posters en brochures vast te stellen. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, van deze verordening bedoelde raadplegingsprocedure.

    2.           Postdiensten en professionele exploitanten die zich bezighouden met verkopen door middel van op afstand gesloten overeenkomsten, stellen hun klanten de in lid 1 bedoelde informatie beschikbaar via internet.

    3.           De lidstaten leggen de Commissie elk jaar een verslag voor met een overzicht van de overeenkomstig dit artikel verstrekte informatie.

    Artikel 44 Uitzonderingen op verbodsbepalingen en eisen voor grensgebieden

    1.           In afwijking van artikel 40, lid 3, en artikel 41, lid 3, mogen de lidstaten toestemming verlenen voor het binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen op het grondgebied van de Unie, indien de planten, plantaardige producten en andere materialen aan de volgende voorwaarden voldoen:

    a)      zij worden geteeld of geproduceerd in gebieden in derde landen die in de nabijheid van de grens met een lidstaat zijn gelegen (hierna "grensgebieden van derde landen" genoemd);

    b)      zij worden binnengebracht in gebieden in lidstaten die onmiddellijk aan de andere kant van die grens zijn gelegen (hierna "grensgebieden van lidstaten" genoemd);

    c)      zij worden in de betreffende grensgebieden van lidstaten op zodanige wijze verwerkt dat er geen elk fytosanitair risico meer bestaat;

    d)      zij leveren geen enkel risico van verspreiding van quarantaineorganismen op wanneer zij binnen het grensgebied worden verplaatst.

    Die planten, plantaardige producten en andere materialen worden uitsluitend naar en binnen de grensgebieden van lidstaten verplaatst, onder officieel toezicht van de bevoegde autoriteit.

    2.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake:

    a)      de maximale breedte van de grensgebieden van derde landen en van de grensgebieden van lidstaten, waar nodig specifiek voor bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen;

    b)      de maximale afstand waarover de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen binnen de grensgebieden van derde landen en de grensgebieden van lidstaten mogen worden verplaatst; en

    c)      de procedures voor het verlenen van toestemming voor het binnenbrengen in en verplaatsen binnen de grensgebieden van lidstaten van de in lid 1 bedoelde planten, plantaardige producten en andere materialen.

    Deze gebieden moeten breed genoeg zijn om te waarborgen dat het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van die planten, plantaardige producten en andere materialen geen fytosanitair risico voor het grondgebied van de Unie of delen daarvan oplevert.

    3.           De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen specifieke voorwaarden of maatregelen vaststellen met betrekking tot het binnenbrengen van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen in de grensgebieden van lidstaten en met betrekking tot specifieke derde landen, waarop dit artikel van toepassing is.

    Deze handelingen worden vastgesteld overeenkomstig bijlage IV, deel 1, inzake maatregelen voor het beheer van de risico's van quarantaineorganismen en deel 2 van die bijlage inzake beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen, rekening houdend met de wetenschappelijke en technische ontwikkelingen.

    Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld en in voorkomend geval ingetrokken of vervangen overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    4.           De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer in strijd met de leden 1 en 2 planten, plantaardige producten of andere materialen zijn binnengebracht in of verplaatst binnen de in die leden bedoelde grensgebieden.

    Het derde land waaruit de planten, plantaardige producten of andere materialen in het betrokken grensgebied zijn binnengebracht, wordt hiervan eveneens in kennis gesteld.

    Artikel 45 Uitzonderingen op verbodsbepalingen en eisen voor fytosanitair veilige doorvoer

    1.           In afwijking van artikel 40, lid 3, en artikel 41, lid 3, mogen de lidstaten toestemming verlenen voor het binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen op het grondgebied van de Unie en voor het doorvoeren daarvan over het grondgebied van de Unie naar een derde land (hierna "fytosanitair veilige doorvoer" genoemd), wanneer die planten, plantaardige producten en andere materialen aan de volgende voorwaarden voldoen:

    a)      zij gaan vergezeld van een ondertekende verklaring van de professionele exploitant die die planten, plantaardige producten en andere materialen onder zijn beheer heeft, waarin wordt bevestigd dat die planten, plantaardige producten en andere materialen zich in fytosanitair veilige doorvoer bevinden;

    b)      zij worden op zodanige wijze verpakt en vervoerd dat er bij het binnenbrengen ervan op en het doorvoeren ervan over het grondgebied van de Unie geen risico van verspreiding van EU-quarantaineorganismen bestaat;

    c)      zij worden onder officieel toezicht van de betrokken bevoegde autoriteiten binnengebracht op het grondgebied van de Unie, doorgevoerd over het grondgebied van de Unie en onmiddellijk weer naar een plaats buiten het grondgebied van de Unie verplaatst.

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar die planten, plantaardige producten of andere materialen worden binnengebracht op of voor het eerst worden verplaatst binnen het grondgebied van de Unie, informeert de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten waardoor die planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden doorgevoerd alvorens zij naar een plaats buiten het grondgebied van de Unie worden verplaatst.

    2.           Wanneer de op grond van artikel 27, leden 1 en 2, en artikel 29, leden 1 en 2, vastgestelde handelingen zulks bepalen, is dit artikel van overeenkomstige toepassing.

    3.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin de inhoud van de in lid 1, onder a), bedoelde verklaring wordt weergegeven.

    4.           De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen specificaties vaststellen voor de vorm van de in lid 1, onder a), bedoelde verklaring. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    5.           De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer in strijd met lid 1 planten, plantaardige producten of andere materialen zijn binnengebracht op of verplaatst binnen het in dat lid bedoelde grondgebied van de Unie.

    Het derde land waaruit de planten, plantaardige producten of andere materialen op het grondgebied van de Unie zijn binnengebracht, wordt hiervan eveneens in kennis gesteld.

    Artikel 46 Planten, plantaardige producten en andere materialen die voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling en tentoonstellingen worden gebruikt

    1.           In afwijking van artikel 40, lid 3, en artikel 41, lid 3, mogen de lidstaten op verzoek toestemming verlenen voor het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen hun grondgebied van planten, plantaardige producten en andere materialen die voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling en tentoonstellingen worden gebruikt, wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    a)      de aanwezigheid van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen levert geen onaanvaardbaar risico van verspreiding van een EU-quarantaineorganisme op wanneer passende beperkingen worden opgelegd;

    b)      er bestaan geschikte opslagvoorzieningen waarin die planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden bewaard en geschikte quarantainestations zoals bedoeld in artikel 56, waarin die planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden gebruikt;

    c)      het personeel dat de werkzaamheden in verband met die planten, plantaardige producten of andere materialen moet uitvoeren, beschikt over de passende wetenschappelijke en technische kwalificaties.

    2.           De bevoegde autoriteit beoordeelt het risico van verspreiding van EU-quarantaineorganismen door de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen zoals bedoeld in lid 1, onder a), aan de hand van de identiteit, de biologische eigenschappen en de middelen van verspreiding van de betrokken EU-quarantaineorganismen, de beoogde werkzaamheden, de interactie met het milieu en andere relevante factoren in verband met het aan die planten, plantaardige producten of andere materialen verbonden risico.

    Zij beoordeelt de in lid 1, onder b), bedoelde opslagvoorzieningen waarin die planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden bewaard en de in lid 1, onder c), bedoelde wetenschappelijke en technische kwalificaties van het personeel dat de werkzaamheden in verband met die planten, plantaardige producten of andere materialen moet uitvoeren.

    Op basis van deze beoordelingen verleent de bevoegde autoriteit toestemming voor het binnenbrengen op of het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van die planten, plantaardige producten of andere materialen, wanneer aan de in lid 1 vermelde voorwaarden wordt voldaan.

    3.           De toestemming wordt verleend onder de volgende voorwaarden:

    a)      de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden bewaard in opslagvoorzieningen die door de bevoegde autoriteiten geschikt zijn bevonden en die in de toestemming worden vermeld;

    b)      de werkzaamheden in verband met die planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden uitgevoerd in een quarantainestation dat overeenkomstig artikel 56 door de bevoegde autoriteit is aangewezen en dat in de toestemming wordt vermeld;

    c)      de werkzaamheden in verband met die planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden uitgevoerd door personeel waarvan de wetenschappelijke en technische kwalificaties door de bevoegde autoriteit passend worden geacht en in de toestemming worden vermeld;

    d)      die planten, plantaardige producten of andere materialen moeten vergezeld gaan van de toestemming wanneer zij worden binnengebracht op of worden verplaatst binnen het grondgebied van de Unie.

    4.           De toestemming geldt enkel voor de voor de betrokken werkzaamheden passende hoeveelheid die de capaciteit van het aangewezen quarantainestation niet te boven gaat.

    De toestemming vermeldt de beperkingen die noodzakelijk zijn om het risico van verspreiding van de betrokken EU-quarantaineorganismen op passende wijze te verkleinen.

    5.           De bevoegde autoriteit monitort de naleving van de in lid 3 bedoelde voorwaarden en de in lid 4 bedoelde restrictie en beperkingen, en neemt de nodige maatregelen ingeval die voorwaarden, die restrictie of die beperkingen niet worden nageleefd.

    6.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot vastlegging van uitvoerige voorschriften betreffende:

    a)      de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie over het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen;

    b)      de in lid 2 bedoelde beoordelingen en toestemming; en

    c)      de monitoring van de naleving, de maatregelen in geval van niet-naleving en de kennisgeving daarvan zoals bedoeld in lid 5.

    7.           De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer in strijd met de leden 1 tot en met 4 planten, plantaardige producten of andere materialen zijn binnengebracht op of verplaatst binnen het grondgebied van de Unie.

    In voorkomend geval wordt in die kennisgevingen eveneens aangegeven welke maatregelen door de lidstaten met betrekking tot de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen zijn genomen en of het na de uitvoering van die maatregelen is toegestaan om die planten, plantaardige producten en andere materialen binnen te brengen op of te verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie.

    In voorkomend geval wordt het derde land waaruit de planten, plantaardige producten of andere materialen op het grondgebied van de Unie zijn binnengebracht, hiervan eveneens in kennis gesteld.

    De lidstaten leggen de Commissie elk jaar een verslag voor met een overzicht van de relevante informatie over de op grond van lid 1 verleende toestemmingen en de resultaten van de in lid 5 bedoelde monitoring.

    Artikel 47 Tijdelijke maatregelen met betrekking tot voor opplant bestemde planten

    1.           De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen tijdelijke maatregelen vaststellen met betrekking tot het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van voor opplant bestemde planten uit derde landen, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    a)      er is weinig tot geen fytosanitaire ervaring opgedaan met de handel in de betrokken voor opplant bestemde planten die afkomstig zijn uit of worden verzonden vanuit het betrokken derde land;

    b)      er heeft geen beoordeling plaatsgevonden van de fytosanitaire risico’s die de voor opplant bestemde planten uit het betrokken derde land voor het grondgebied van de Unie opleveren;

    c)      de voor opplant bestemde planten leveren waarschijnlijk fytosanitaire risico’s op die geen verband houden met of nog niet in verband kunnen worden gebracht met overeenkomstig artikel 5, leden 2 en 3, in de lijst opgenomen EU-quarantaineorganismen of plaagorganismen waarvoor overeenkomstig artikel 29 maatregelen zijn vastgesteld.

    Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld en in voorkomend geval ingetrokken of vervangen overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    2.           De tijdelijke maatregelen zoals bedoeld in lid 1 worden vastgesteld overeenkomstig bijlage III inzake de gegevens om vast te kunnen stellen welke voor opplant bestemde planten fytosanitaire risico's voor het grondgebied van de Unie opleveren en bijlage IV, deel 2, inzake beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen.

    Deze maatregelen behelzen, naar gelang het geval, een van de volgende onderdelen:

    a)      intensieve bemonstering van iedere partij op het grondgebied van de Unie binnengebrachte voor opplant bestemde planten op de plaats waar zij worden binnengebracht, en onderzoek van de monsters;

    b)      wanneer door intensieve bemonstering en intensief onderzoek bij het binnenbrengen van de betrokken voor opplant bestemde planten op het grondgebied van de Unie niet kan worden gewaarborgd dat er geen fytosanitair risico bestaat, de instelling van een quarantaineperiode om na te gaan of die voor opplant bestemde planten geen fytosanitair risico opleveren;

    c)      wanneer door intensieve bemonstering en intensief onderzoek bij het binnenbrengen van de betrokken voor opplant bestemde planten op het grondgebied van de Unie en door de instelling van een quarantaineperiode niet kan worden gewaarborgd dat er geen fytosanitair risico bestaat, een verbod op het binnenbrengen van die voor opplant bestemde planten op het grondgebied van de Unie.

    3.           De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn gedurende ten hoogste twee jaar van toepassing. Deze periode kan eenmalig worden verlengd met ten hoogste twee jaar.

    4.           Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 99, lid 4, voor de aanpak van een ernstig fytosanitair risico onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

    5.           In afwijking van de overeenkomstig lid 1 vastgestelde maatregelen is artikel 46 van toepassing op het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van voor opplant bestemde planten die voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling en tentoonstellingen worden gebruikt.

    6.           De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten ervan in kennis wanneer voor een plant, plantaardig product of ander materiaal de in lid 2, onder a) of b), bedoelde maatregelen gelden.

    De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten ervan in kennis wanneer na de uitvoering de in lid 2, onder a) of b), bedoelde maatregelen een plaagorganisme is aangetroffen dat waarschijnlijk nieuwe fytosanitaire risico's oplevert.

    De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer het binnenbrengen van een plant, plantaardig product of ander materiaal op het grondgebied van de Unie is geweigerd of het verplaatsen daarvan binnen het grondgebied van de Unie is verboden omdat volgens de betrokken lidstaat het in lid 2, onder c), bedoelde verbod werd geschonden. In voorkomend geval wordt in die kennisgevingen aangegeven welke maatregelen door de lidstaten met betrekking tot de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen zijn genomen krachtens artikel 64, lid 3, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls].

    In voorkomend geval wordt het derde land waaruit de planten, plantaardige producten of andere materialen zijn verzonden met het oog op het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie, hiervan eveneens in kennis gesteld.

    Artikel 48 Wijziging van bijlage III

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage III inzake de gegevens om vast te kunnen stellen welke voor opplant bestemde planten fytosanitaire risico's voor het grondgebied van de Unie opleveren, wat betreft de eigenschappen en de oorsprong van die voor opplant bestemde planten, met het oog op aanpassing aan de ontwikkeling van de technische en wetenschappelijke kennis.

    Afdeling 2 Maatregelen met betrekking tot beschermde gebieden

    Artikel 49 Verbod op binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen in beschermde gebieden

    1.           De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast die een lijst bevat van de in bijlage III, deel B, bij Richtlijn 2000/29/EG vermelde planten, plantaardige producten en andere materialen, verbodsbepalingen en betrokken beschermde gebieden.

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, van deze verordening bedoelde raadplegingsprocedure.

    In de bij die uitvoeringshandeling vastgestelde lijst worden de planten, plantaardige producten en andere materialen aangeduid met hun GN-code.

    2.           Wanneer een plant, plantaardig product of ander materiaal afkomstig van buiten het betrokken beschermde gebied, door de waarschijnlijkheid gastheer te zijn voor een BG-quarantaineorganisme, een onaanvaardbaar fytosanitair risico oplevert en dit risico door toepassing van één of meer van de in bijlage IV, deel 1, punten 2 en 3, vermelde maatregelen voor het beheer van de risico's en verplaatsingsroutes van quarantaineorganismen niet tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie waar nodig de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling om daarin die plant, dat plantaardige product of dat andere materiaal en de betrokken beschermde gebieden op te nemen.

    Wanneer een in deze uitvoeringshandeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal geen onaanvaardbaar fytosanitair risico oplevert of weliswaar een dergelijk risico oplevert, maar dit risico door toepassing van één of meer van de in bijlage IV, deel 1, punten 2 en 3, vermelde maatregelen voor het beheer van de risico's en verplaatsingsroutes van quarantaineorganismen tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie die uitvoeringshandeling.

    Deze wijzigingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.

    De vraag of dit fytosanitaire risico al dan niet aanvaardbaar is, wordt beoordeeld overeenkomstig de in bijlage II, deel 2, vermelde beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen.

    3.           Een plant die of een plantaardig product of ander materiaal dat is opgenomen in de lijst van de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling, mag niet uit het betrokken derde land of deel van het grondgebied van de Unie in het respectieve beschermde gebied worden binnengebracht.

    4.           Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 99, lid 4, voor de aanpak van een ernstig fytosanitair risico onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

    5.           De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer in strijd met de ingevolge dit artikel vastgestelde verbodsbepalingen planten, plantaardige producten of andere materialen zijn binnengebracht in of verplaatst binnen het betrokken beschermde gebied.

    In voorkomend geval wordt het derde land waaruit de planten, plantaardige producten of andere materialen in het betrokken beschermde gebied zijn binnengebracht, hiervan eveneens in kennis gesteld.

    Artikel 50 Planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor bijzondere eisen voor beschermde gebieden gelden

    1.           De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast die een lijst bevat van de in bijlage IV, deel B, bij Richtlijn 2000/29/EG vermelde planten, plantaardige producten en andere materialen, betrokken beschermde gebieden en eisen.

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, van deze verordening bedoelde raadplegingsprocedure.

    In de bij die uitvoeringshandeling vastgestelde lijst worden de planten, plantaardige producten en andere materialen aangeduid met hun GN-code.

    2.           Wanneer een plant, plantaardig product of ander materiaal afkomstig van buiten het betrokken beschermde gebied, door de waarschijnlijkheid gastheer te zijn voor een BG-quarantaineorganisme, een onaanvaardbaar fytosanitair risico voor dat beschermde gebied oplevert en dit risico door toepassing van één of meer van de in bijlage IV, deel 1, punten 2 en 3, vermelde maatregelen voor het beheer van de risico's en verplaatsingsroutes van quarantaineorganismen tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling om daarin die plant, dat plantaardige product of dat andere materiaal en de daarop toe te passen maatregelen op te nemen. Deze maatregelen en de in lid 1 bedoelde eisen worden hierna "bijzondere eisen voor beschermde gebieden" genoemd.

    Wanneer een in deze uitvoeringshandeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal geen onaanvaardbaar fytosanitair risico voor het betrokken beschermde gebied oplevert of weliswaar een dergelijk risico oplevert, maar dit risico door de bijzondere eisen voor beschermde gebieden niet tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie die uitvoeringshandeling.

    Deze wijzigingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.

    De vraag of dit fytosanitaire risico al dan niet aanvaardbaar is, wordt beoordeeld overeenkomstig de in bijlage II, deel 2, vermelde beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen, en de maatregelen om dat risico tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen worden eveneens vastgesteld overeenkomstig die beginselen.

    Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 99, lid 4, voor de aanpak van een ernstig fytosanitair risico onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

    3.           Een plant die of een plantaardig product of ander materiaal dat is opgenomen in de lijst van de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling mag enkel worden binnengebracht in of worden verplaatst binnen het betrokken beschermde gebied indien aan de bijzondere eisen voor beschermde gebieden wordt voldaan.

    4.           De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer in strijd met de ingevolge dit artikel vastgestelde maatregelen planten, plantaardige producten of andere materialen zijn binnengebracht in of zijn verplaatst binnen het betrokken beschermde gebied.

    In voorkomend geval wordt het derde land waaruit de planten, plantaardige producten of andere materialen op het grondgebied van de Unie zijn binnengebracht, hiervan eveneens in kennis gesteld.

    Artikel 51 Aan reizigers, klanten van postdiensten en internetklanten te verstrekken informatie wat beschermde gebieden betreft

    Artikel 43 betreffende aan reizigers, klanten van postdiensten en internetklanten te verstrekken informatie is van overeenkomstige toepassing op het binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen uit derde landen in beschermde gebieden.

    Artikel 52 Uitzonderingen op verbodsbepalingen en eisen voor grensgebieden wat beschermde gebieden betreft

    Artikel 44 betreffende uitzonderingen op de verbodsbepalingen en eisen voor grensgebieden is van overeenkomstige toepassing op de krachtens artikel 49, leden 1 en 2, en artikel 50, leden 1 en 2, in de lijst opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen wat beschermde gebieden betreft die grenzen aan grensgebieden van derde landen.

    Artikel 53 Uitzonderingen op verbodsbepalingen en eisen voor fytosanitair veilige doorvoer wat beschermde gebieden betreft

    Artikel 45 betreffende uitzonderingen op de verbodsbepalingen en eisen voor fytosanitair veilige doorvoer is van overeenkomstige toepassing op de krachtens artikel 49, leden 1 en 2, en artikel 50, leden 1 en 2, in de lijst opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen wat de fytosanitair veilige doorvoer door beschermde gebieden betreft.

    Artikel 54 Planten, plantaardige producten en andere materialen die voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling en tentoonstellingen worden gebruikt wat beschermde gebieden betreft

    In afwijking van de verbodsbepalingen en eisen van artikel 49, lid 3, en artikel 50, lid 3, is artikel 46 van toepassing op de krachtens artikel 49, leden 1 en 2, en artikel 50, leden 1 en 2, in de lijst opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen wat betreft het binnenbrengen in en verplaatsen binnen beschermde gebieden van planten, plantaardige producten en andere materialen die voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling en tentoonstellingen worden gebruikt.

    Afdeling 3 Andere maatregelen met betrekking tot planten, plantaardige producten en andere materialen

    Artikel 55 Algemene eisen voor verpakkingen en voertuigen

    1.           Verpakkingsmateriaal dat wordt gebruikt voor planten, plantaardige producten of andere materialen zoals bedoeld in de overeenkomstig artikel 27, leden 1 en 2, artikel 29, leden 1 en 2, artikel 40, lid 1, artikel 41, leden 1 en 2, artikel 47, lid 1, artikel 49, lid 1, en artikel 50, lid 1, vastgestelde uitvoeringshandelingen en die worden verplaatst naar of binnen het grondgebied van de Unie, moet vrij van EU-quarantaineorganismen zijn.

    Hetzelfde geldt voor de voertuigen waarmee die planten, plantaardige producten en andere materialen worden vervoerd.

    2.           Het in lid 1 bedoelde verpakkingsmateriaal, met uitzondering van houten verpakkingsmateriaal, dekt de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen op zodanige wijze af dat er gedurende het verplaatsen ervan naar of binnen het grondgebied van de Unie geen risico van verspreiding van EU-quarantaineorganismen bestaat.

    De in lid 1 bedoelde voertuigen worden in voorkomend geval op zodanige wijze afgedekt of gesloten dat er gedurende het verplaatsen ervan naar of binnen het grondgebied van de Unie geen risico van verspreiding van EU-quarantaineorganismen bestaat.

    3.           De leden 1 en 2 gelden wat de respectieve BG-quarantaineorganismen betreft ook voor beschermde gebieden.

    Artikel 56 Aanwijzing van quarantainestations

    1.           De lidstaten wijzen op hun grondgebied quarantainestations voor planten, plantaardige producten, andere materialen en plaagorganismen aan of verlenen toestemming voor het gebruik van in andere lidstaten aangewezen quarantainestations, mits die stations voldoen aan de in lid 2 vastgestelde eisen.

    De bevoegde autoriteit kan daarnaast op verzoek een installatie als quarantainestation aanwijzen, mits die installatie voldoet aan de in lid 2 vastgestelde eisen.

    2.           Quarantainestations moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

    a)      zij bieden voorzieningen voor de fysieke isolatie van de planten, plantaardige producten en andere materialen die in quarantaine moeten worden gehouden en waarborgen dat het zonder toestemming van de bevoegde autoriteit niet mogelijk is toegang tot die planten, plantaardige producten en andere materialen te verkrijgen of ze uit die stations te verwijderen;

    b)      wanneer de in de quarantainestations uitgevoerde werkzaamheden betrekking hebben op planten, plantaardige producten of andere materialen, bieden zij passende teelt- of incubatieomstandigheden die gunstig zijn voor de ontwikkeling van tekenen en symptomen van de aanwezigheid van quarantaineorganismen op die planten, plantaardige producten en andere materialen;

    c)      de oppervlakken ervan bestaan uit glad en ondoordringbaar materiaal dat doeltreffende reiniging en ontsmetting mogelijk maakt;

    d)      de oppervlakken ervan zijn slijtvast en bestand tegen aantasting door insecten en andere geleedpotigen;

    e)      er zijn irrigatie-, riolerings- en ventilatiesystemen aanwezig die uitsluiten dat quarantaineorganismen kunnen worden overgedragen of ontsnappen;

    f)       er zijn systemen aanwezig voor de sterilisatie, ontsmetting of destructie van besmette planten, plantaardige producten en andere materialen, afval en uitrusting voordat deze uit de stations worden verwijderd;

    g)      er zijn beschermende kleding en overschoenen voorhanden;

    h)      er zijn in voorkomend geval systemen voor de ontsmetting van personeelsleden en bezoekers bij het verlaten van het station voorhanden;

    i)       er is een beschrijving voorhanden van de taken van die stations en de voorwaarden waaronder die taken moeten worden uitgevoerd;

    j)       zij beschikken over voldoende personeel met de juiste kwalificaties, opleiding en ervaring.

    3.           De lidstaten zenden de Commissie en de overige lidstaten op verzoek een lijst van de op hun grondgebied aangewezen quarantainestations toe.

    Artikel 57 Werking van quarantainestations

    1.           De voor het quarantainestation verantwoordelijke persoon controleert het station en de directe omgeving van het station op de aanwezigheid van quarantaineorganismen.

    Wanneer een dergelijk plaagorganisme wordt aangetroffen, neemt de voor het betrokken quarantainestation verantwoordelijke persoon passende maatregelen. Hij of zij stelt de bevoegde autoriteit in kennis van de aanwezigheid van dat plaagorganisme en van de genomen maatregelen.

    2.           De voor het quarantainestation verantwoordelijke persoon ziet erop toe dat personeelsleden en bezoekers beschermende kleding en overschoenen dragen en zo nodig bij het verlaten van het station worden ontsmet.

    3.           De voor het quarantainestation verantwoordelijke persoon houdt gegevens bij over:

    a)      het tewerkgestelde personeel;

    b)      de bezoekers die toegang krijgen tot het station;

    c)      de planten, plantaardige producten en andere materialen die in het station worden gebracht en die het station verlaten;

    d)      de plaats van oorsprong van deze planten, plantaardige producten en andere materialen;

    e)      opmerkingen over de aanwezigheid van plaagorganismen op deze planten, plantaardige producten en andere materialen.

    Deze gegevens worden gedurende drie jaar bewaard.

    Artikel 58 Toezicht op quarantainestations en intrekking van aanwijzing

    1.           De bevoegde autoriteit voert ten minste eenmaal per jaar audits of inspecties bij de quarantainestations uit om na te gaan of die stations voldoen aan de voorwaarden van artikel 56, lid 2, en artikel 57.

    2.           De bevoegde autoriteit trekt de in artikel 56, lid 1, bedoelde aanwijzing onmiddellijk in wanneer:

    a)      uit een audit of inspectie blijkt dat het quarantainestation niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 56, lid 2, of artikel 57;

    b)      de voor het quarantainestation verantwoordelijke persoon niet tijdig passende corrigerende maatregelen treft.

    Artikel 59 Vrijgave van planten, plantaardige producten en andere materialen uit quarantainestations

    1.           Planten, plantaardige producten en andere materialen mogen de quarantainestations enkel met toestemming van de bevoegde autoriteiten verlaten, indien is bevestigd dat zij vrij zijn van EU-quarantaineorganismen of, in voorkomend geval, BG-quarantaineorganismen.

    2.           De bevoegde autoriteiten kunnen enkel toestemming verlenen voor het verplaatsen van planten, plantaardige producten en andere materialen van het ene quarantainestation naar het andere of naar elke andere locatie indien maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat zich geen EU-quarantaineorganismen of, in voorkomend geval, BG-quarantaineorganismen in het betrokken gebied kunnen verspreiden.

    Artikel 60 Verplaatsing naar plaats buiten grondgebied van Unie

    1.           Wanneer op de verplaatsing van een plant, plantaardig product of ander materiaal naar een plaats buiten de Unie een met een derde land gesloten fytosanitaire overeenkomst van toepassing is, geschiedt die verplaatsing in overeenstemming met deze overeenkomst.

    2.           Wanneer op de verplaatsing van een plant, plantaardig product of ander materiaal naar een plaats buiten de Unie geen met een derde land gesloten fytosanitaire overeenkomst van toepassing is, geschiedt die verplaatsing in overeenstemming met de fytosanitaire voorschriften van het derde land waarnaar die plant of dat plantaardige product of andere materiaal moet worden verplaatst.

    3.           Wanneer op de verplaatsing van een plant, plantaardig product of ander materiaal naar een plaats buiten de Unie noch een met een derde land gesloten fytosanitaire overeenkomst noch de fytosanitaire voorschriften van het derde land waarnaar die plant of dat plantaardige product of andere materiaal moet worden verplaatst van toepassing zijn, gelden de eisen voor het verplaatsen van planten, plantaardige producten en andere materialen binnen het grondgebied van de Unie die zijn vermeld in de in artikel 41, leden 1 en 2, bedoelde lijst.

    Deze eisen gelden evenwel niet wanneer zij een plaagorganisme betreffen dat voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

    a)      het betrokken derde land erkent dat het plaagorganisme op zijn grondgebied voorkomt en niet onder officieel toezicht staat;

    b)      er kan redelijkerwijs worden aangenomen dat het plaagorganisme ten aanzien van het grondgebied van het betrokken derde land niet als een quarantaineorganisme moet worden aangemerkt.

    Hoofdstuk V Registratie van professionele exploitanten en traceerbaarheid

    Artikel 61 Officieel register van professionele exploitanten

    1.           De bevoegde autoriteit houdt een register bij van de professionele exploitanten die de in de tweede alinea vermelde werkzaamheden op het grondgebied van de betrokken lidstaat verrichten en die in een van de volgende categorieën vallen:

    a)      zij zijn professionele exploitanten van wie de werkzaamheden betrekking hebben op planten, plantaardige producten of andere materialen die worden geregeld door middel van een uitvoeringshandeling bedoeld in artikel 27, leden 1, 2, of 3, artikel 29, leden 1, 2 of 3, artikel 40, lid 1, artikel 41, leden 1 of 2, artikel 47, lid 1, artikel 49, lid 1, of artikel 50, lid 1, dan wel vallen onder de bepalingen van artikel 43, leden 1 of 2, artikel 44, lid 1, artikel 45, lid 1, of de artikelen 51, 52 of 53;

    b)      zij zijn professionele exploitanten in de zin van artikel 3, lid 6, van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on plant reproductive material law].

    Dit lid is van toepassing op de volgende werkzaamheden:

    a)      planten;

    b)      telen;

    c)      produceren;

    d)      binnenbrengen op het grondgebied van de Unie;

    e)      verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie;

    f)       verplaatsen naar een plaats buiten het grondgebied van de Unie;

    g)      produceren en/of op de markt aanbieden in de zin van artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on plant reproductive material law];

    h)      verkopen door middel van op afstand gesloten overeenkomsten.

    Dit register wordt hierna aangeduid als "het register". De overeenkomstig de eerste alinea, onder a) en b), geregistreerde professionele exploitanten worden hierna aangeduid als "geregistreerde exploitanten".

    2.           Een professionele exploitant kan meer dan één keer worden ingeschreven in het register van een bevoegde autoriteit, op voorwaarde dat de registratie telkens een andere bedrijfsruimte, andere collectieve opslagplaats of ander verzendingscentrum in de zin van artikel 62, lid 2, onder d), betreft. Voor elk van die registraties geldt de procedure van artikel 62.

    3.           Lid 1 is niet van toepassing op een professionele exploitant die in een of meer van de volgende categorieën valt:

    a)      hij levert de eindgebruikers uitsluitend planten, plantaardige producten en andere materialen in, in verhouding tot de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen, kleine hoeveelheden anders dan via verkopen door middel van op afstand gesloten overeenkomsten;

    b)      zijn professionele werkzaamheden betreffende planten, plantaardige producten en andere materialen beperken zich tot het vervoer van dergelijke planten, plantaardige producten en andere materialen voor een andere professionele exploitant;

    c)      zijn professionele werkzaamheden betreffen uitsluitend het vervoer van allerhande voorwerpen waarvoor houten verpakkingsmateriaal wordt gebruikt.

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake:

    a)      andere categorieën professionele exploitanten die moeten worden vrijgesteld van de toepassing van lid 1, wanneer die registratie onevenredig veel administratieve lasten voor hen zou meebrengen in vergelijking met het aan hun professionele werkzaamheden verbonden fytosanitaire risico, en/of

    b)      specifieke eisen voor de registratie van bepaalde categorieën professionele exploitanten, en/of

    c)      de bovengrens voor de kleine hoeveelheden bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen zoals bedoeld in de eerste alinea, onder a).

    Artikel 62 Registratieprocedure

    1.           De professionele exploitanten die onder artikel 61, lid 1, eerste alinea, onder a) of b), vallen, dienen bij de bevoegde autoriteiten een aanvraag in tot inschrijving in het register.

    2.           In die aanvraag worden de volgende gegevens vermeld:

    a)      naam, adres en contactgegevens van de professionele exploitant;

    b)      een verklaring waarin de professionele exploitant te kennen geeft dat hij voornemens is elk van de in artikel 61, lid 1, bedoelde werkzaamheden betreffende planten, plantaardige producten en andere materialen te verrichten;

    c)      een verklaring waarin de professionele exploitant te kennen geeft dat hij voornemens is elk van de volgende handelingen te verrichten;

    (i)      de afgifte van plantenpaspoorten voor planten, plantaardige producten en andere materialen, overeenkomstig artikel 79, lid 1;

    ii)       het aanbrengen van het merkteken op houten verpakkingsmateriaal, zoals bedoeld in artikel 91, lid 1;

    iii)      de afgifte van enige andere verklaring, zoals bedoeld in artikel 93, lid 1;

    iv)      de afgifte van officiële etiketten voor teeltmateriaal, overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on plant reproductive material];

    d)      adres van de bedrijfsruimten, collectieve opslagplaatsen en verzendingscentra die de professionele exploitant in de betrokken lidstaat gebruikt voor het verrichten van de in artikel 61, lid 1, bedoelde werkzaamheden, met het oog op de registratie;

    e)      de geslachten en soorten van de planten en plantaardige producten en, in voorkomend geval, de aard van de andere materialen, waarop de werkzaamheden van de professionele exploitant betrekking hebben.

    3.           De bevoegde autoriteiten gaan over tot registratie van een professionele exploitant wanneer de registratieaanvraag de in lid 2 bedoelde gegevens bevat.

    4.           De geregistreerde professionele exploitanten dienen in voorkomend geval een verzoek in tot actualisering van de in lid 2, onder a), d) en e), bedoelde gegevens en de in lid 2, onder b) en c), bedoelde verklaringen.

    5.           Wanneer de bevoegde autoriteit constateert dat de geregistreerde exploitant de in artikel 61, lid 1, vermelde werkzaamheden niet langer verricht of een aanvraag heeft ingediend die niet langer aan de voorschriften van lid 2 voldoet, verzoekt zij de exploitant om onmiddellijk of binnen een bepaalde termijn aan die voorschriften te voldoen.

    Indien de geregistreerde exploitant niet binnen de door de bevoegde autoriteit gestelde termijn aan die voorschriften voldoet, trekt de bevoegde autoriteit de registratie van die exploitant in.

    Artikel 63 Inhoud van register

    Het register bevat de in artikel 62, lid 2, onder a), b), d) en e), bedoelde gegevens alsmede:

    a)           het officiële registratienummer;

    b)           de tweelettercode volgens ISO-norm 3166-1-alpha-2[31] voor de lidstaat waar de professionele exploitant is geregistreerd;

    c)           een vermelding of de professionele exploitant bevoegd is elk van de in artikel 62, lid 2, onder c), bedoelde handelingen te verrichten.

    Artikel 64 Beschikbaarheid van gegevens uit officiële registers

    1.           De lidstaat die het register bijhoudt, stelt de daarin opgenomen gegevens op verzoek ter beschikking van de overige lidstaten of de Commissie.

    2.           De lidstaat die het register bijhoudt, stelt de in artikel 63 bedoelde gegevens, met uitzondering van die bedoeld in artikel 62, lid 2, onder d) en e), op verzoek ter beschikking van elke professionele exploitant.

    Artikel 65 Traceerbaarheid

    1.           Een professionele exploitant aan wie planten, plantaardige producten of andere materialen worden geleverd waarvoor krachtens artikel 40, lid 1, artikel 41, leden 1 en 2, artikel 44, leden 1 en 3, artikel 45, lid 1, artikel 46, leden 1 en 3, artikel 47, lid 1, artikel 49, leden 1 en 2, artikel 50, leden 1 en 2, en de artikelen 52, 53 en 54 verbodsbepalingen, eisen of voorwaarden gelden, houdt voor elke geleverde plant of elk geleverd plantaardig product of ander materiaal aantekeningen bij aan de hand waarvan hij kan nagaan welke professionele exploitanten deze aan hem hebben geleverd.

    2.           Een professionele exploitant die planten, plantaardige producten of andere materialen levert waarvoor krachtens artikel 40, lid 1, artikel 41, leden 1 en 2, artikel 44, leden 1 en 3, artikel 45, lid 1, artikel 46, leden 1 en 3, artikel 47, lid 1, artikel 49, leden 1 en 2, artikel 50, leden 1 en 2, en de artikelen 52, 53 en 54 verbodsbepalingen, eisen of voorwaarden gelden, houdt gegevens bij aan de hand waarvan hij voor elke geleverde plant of elk geleverd plantaardig product of ander materiaal kan nagaan aan welke professionele exploitanten hij deze heeft geleverd.

    3.           De professionele exploitanten bewaren de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens gedurende drie jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de betrokken plant of het betrokken plantaardig product of ander materiaal aan of door hen werd geleverd.

    4.           Op verzoek zenden zij de gegevens uit de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens toe aan de bevoegde autoriteiten.

    5.           De leden 1 tot en met 4 gelden niet voor de in artikel 61, lid 3, onder b), bedoelde professionele exploitanten.

    Artikel 66 Verplaatsingen van planten, plantaardige producten en andere materialen binnen bedrijfsruimten van professionele exploitant

    1.           De professionele exploitanten beschikken over traceerbaarheidssystemen en ‑procedures waarmee zij de verplaatsingen van hun planten, plantaardige producten en andere materialen binnen hun eigen bedrijfsruimten kunnen volgen.

    De eerste alinea geldt niet voor de in artikel 61, lid 3, onder b), bedoelde professionele exploitanten.

    2.           De aan de hand van de in lid 1 bedoelde systemen en procedures vastgestelde informatie over de verplaatsingen van planten, plantaardige producten en andere materialen binnen deze bedrijfsruimten wordt op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteit gesteld.

    Hoofdstuk VI Certificering van planten, plantaardige producten en andere materialen

    Afdeling 1 Vereiste fytosanitaire certificaten voor binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen op grondgebied van Unie

    Artikel 67 Fytosanitair certificaat voor binnenbrengen op grondgebied van Unie

    1.           Een fytosanitair certificaat voor het binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen op het grondgebied van de Unie is een door een derde land afgegeven document dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 71, de inhoud bevat als beschreven in bijlage V, deel A, of, waar van toepassing, bijlage V, deel B, en bevestigt dat de desbetreffende planten, plantaardige producten of andere materialen aan de volgende eisen voldoen:

    a)      zij zijn vrij van EU-quarantaineorganismen;

    b)      zij voldoen aan de bepalingen van artikel 37, lid 1, met betrekking tot de aanwezigheid van EU-kwaliteitsorganismen op voor opplant bestemde planten;

    c)      zij voldoen aan de eisen bedoeld in artikel 41, leden 1 en 2;

    d)      zij voldoen, waar van toepassing, aan de voorschriften die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 27, leden 1 en 2, en artikel 29, lid 1;

    2.           Waar van toepassing wordt in het fytosanitair certificaat onder de rubriek "Aanvullende verklaring", overeenkomstig de krachtens artikel 41, leden 1 en 2, en artikel 50, leden 1 en 2, vastgestelde uitvoeringshandelingen, vermeld aan welke bijzondere eis wordt voldaan, indien er verschillende keuzemogelijkheden zijn. Deze vermelding bevat een verwijzing naar de desbetreffende keuzemogelijkheid die in die handelingen is voorzien.

    3.           Waar van toepassing wordt in het fytosanitair certificaat vermeld dat de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen voldoen aan fytosanitaire maatregelen die krachtens artikel 42 worden erkend als gelijkwaardig aan de eisen van de uitvoeringshandeling die krachtens artikel 41, lid 2, is vastgesteld.

    4.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de delen A en B van bijlage V, om deze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische ontwikkelingen en de ontwikkeling van internationale normen.

    Artikel 68 Planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor fytosanitair certificaat vereist is

    1.           De Commissie stelt middels een uitvoeringshandeling een lijst op van de planten, plantaardige producten en andere materialen, en de respectieve derde landen van oorsprong of verzending, waarvoor een fytosanitair certificaat vereist is voor het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie.

    Die lijst omvat:

    a)      de planten, plantaardige producten en andere materialen die zijn opgenomen in bijlage V, deel B, punt I, bij Richtlijn 2000/29/EG;

    b)      planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor maatregelen zijn vastgesteld krachtens artikel 27, lid 1, en artikel 29, lid 1, betreffende het binnenbrengen ervan op het grondgebied van de Unie;

    c)      zaden die in een lijst zijn opgenomen krachtens artikel 37, lid 2;

    d)      planten, plantaardige producten en andere materialen die in een lijst zijn opgenomen krachtens artikel 41, leden 1 en 2.

    De punten a) tot en met d) zijn evenwel niet van toepassing wanneer de krachtens artikel 27, lid 1, artikel 29, lid 1, of artikel 41, leden 1 en 2, vastgestelde handeling een bewijs van naleving verplicht stelt in de vorm van een officieel merkteken zoals bedoeld in artikel 91, lid 1, of een andere officiële verklaring zoals bedoeld in artikel 93, lid 1.

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    2.           De Commissie wijzigt de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling in de volgende gevallen:

    a)      wanneer een in die uitvoeringshandeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal niet voldoet aan de voorwaarden van lid 1, onder b), c) of d);

    b)      wanneer een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal voldoet aan de voorwaarden van lid 1, onder b), c) of d).

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    3.           De Commissie kan de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling wijzigen overeenkomstig de beginselen van bijlage IV, deel 2, indien het risico bestaat dat een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal gastheer is voor een EU‑quarantaineorganisme, of indien dat risico voor een in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal niet langer bestaat.

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    4.           In afwijking van de leden 1, 2 en 3 is geen fytosanitair certificaat vereist voor de planten, plantaardige producten of andere materialen die vallen onder de artikelen 44, 45, 46 en 70.

    Artikel 69 Planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor fytosanitair certificaat vereist is voor binnenbrengen in beschermd gebied

    1.           De Commissie stelt middels een uitvoeringshandeling een lijst op van de planten, plantaardige producten en andere materialen, en de respectieve derde landen van oorsprong of verzending, waarvoor, naast de in artikel 68, leden 1, 2 en 3, bedoelde gevallen, een fytosanitair certificaat vereist is voor het binnenbrengen uit die derde landen in bepaalde beschermde gebieden.

    Die lijst omvat:

    a)      de planten, plantaardige producten en andere materialen die zijn opgenomen in bijlage V, deel B, punt II, bij Richtlijn 2000/29/EG;

    b)      planten, plantaardige producten en andere materialen die in een lijst zijn opgenomen krachtens artikel 50, leden 1 en 2.

    De punten a) en b) zijn evenwel niet van toepassing wanneer de krachtens artikel 50, lid 1 of 2, vastgestelde handeling een bewijs van naleving verplicht stelt in de vorm van een officieel merkteken zoals bedoeld in artikel 91, lid 1, of een andere officiële verklaring zoals bedoeld in artikel 93, lid 1.

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    2.           De Commissie wijzigt de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling in de volgende gevallen:

    a)      wanneer een in die uitvoeringshandeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal niet voldoet aan lid 1, onder b);

    b)      wanneer een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal voldoet aan lid 1, onder b).

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    3.           De Commissie kan de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling wijzigen overeenkomstig de beginselen van bijlage IV, deel 2, indien het risico bestaat dat een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal gastheer is voor het respectieve BG‑quarantaineorganisme, of indien dat risico voor een in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal niet langer bestaat.

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    4.           In afwijking van de leden 1, 2 en 3 is geen fytosanitair certificaat vereist voor de planten, plantaardige producten of andere materialen die vallen onder de artikelen 52, 53, 54 en 70.

    Artikel 70 Uitzonderingen voor reizigersbagage, klanten van postdiensten en internetklanten

    1.           Kleine hoeveelheden van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen uit een derde land kunnen onder de volgende voorwaarden worden vrijgesteld van het voorschrift van een fytosanitair certificaat zoals bedoeld in artikel 68, lid 1, en artikel 69, lid 1:

    a)      zij worden op het grondgebied van de Unie binnengebracht als onderdeel van de persoonlijke bagage van reizigers, als zendingen na verkopen aan eindgebruikers door middel van op afstand gesloten overeenkomsten (hierna: "internetklanten" genoemd), of als zendingen die door de postdiensten aan eindgebruikers worden geleverd;

    b)      zij zijn niet bestemd voor professioneel of commercieel gebruik;

    c)      zij zijn krachtens lid 2 in een lijst opgenomen.

    Die vrijstelling is niet van toepassing op voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden.

    2.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen een lijst op van de in lid 1 bedoelde planten, plantaardige producten en andere materialen en de betrokken derde landen en stelt, waar van toepassing, de maximumhoeveelheid vast van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor de vrijstelling van dat lid en in voorkomend geval een of meer van de risicobeheersmaatregelen overeenkomstig bijlage IV, deel 1, gelden.

    Die lijst en de desbetreffende maximumhoeveelheid en, waar van toepassing, de risicobeheersmaatregelen, worden vastgesteld op basis van het fytosanitaire risico van kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten en andere materialen, aan de hand van de criteria van bijlage IV, deel 2.

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    Artikel 71 Voorwaarden waaraan fytosanitair certificaat moet voldoen

    1.           De bevoegde autoriteit aanvaardt een fytosanitair certificaat bij planten, plantaardige producten of andere materialen die worden binnengebracht vanuit een derde land, uitsluitend als de inhoud van dat certificaat voldoet aan bijlage V, deel A. Wanneer de planten, plantaardige producten of andere materialen worden binnengebracht vanuit een derde land waaruit zij niet afkomstig zijn, aanvaardt de bevoegde autoriteit uitsluitend een fytosanitair certificaat dat voldoet aan bijlage V, deel B.

    Zij aanvaardt dat fytosanitaire certificaat niet als de in artikel 67, lid 2, bedoelde aanvullende verklaring, waar van toepassing, ontbreekt of niet correct is opgesteld en als de in artikel 67, lid 3, bedoelde verklaring, waar van toepassing, ontbreekt.

    2.           De bevoegde instantie aanvaardt een fytosanitair certificaat uitsluitend als het aan de volgende eisen voldoet:

    a)      het wordt afgegeven in ten minste een van de officiële talen van de Unie;

    b)      het is gericht aan de Unie of een van haar lidstaten;

    c)      het is afgegeven binnen 14 dagen vóór de datum waarop de planten, plantaardige producten of andere materialen waarop het betrekking heeft, het derde land waarin het is afgegeven, hebben verlaten.

    3.           In het geval van een derde land dat partij is bij het IPPC, aanvaardt de bevoegde autoriteit uitsluitend de fytosanitaire certificaten die door de officiële plantenziektekundige dienst van dat derde land zijn afgegeven of die onder zijn verantwoordelijkheid zijn afgegeven door een functionaris die technisch gekwalificeerd is en daartoe door die officiële plantenziektekundige dienst naar behoren is gemachtigd .

    4.           In het geval van een derde land dat geen partij is bij het IPPC, aanvaardt de bevoegde autoriteit uitsluitend de fytosanitaire certificaten die door de volgens de nationale voorschriften van dat derde land bevoegde autoriteiten zijn afgegeven en waarvan kennisgeving is gedaan aan de Commissie. De Commissie informeert de lidstaten en de exploitanten over de ontvangen kennisgevingen via het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem krachtens artikel 131, onder a), van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls].

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen, in aanvulling op de in de eerste alinea bedoelde voorwaarden voor aanvaarding, zodat de betrouwbaarheid van die certificaten gewaarborgd is.

    5.           Elektronische fytosanitaire certificaten worden uitsluitend aanvaard als zij worden ingediend via, of in een elektronische uitwisseling met, het geautomatiseerde informatiemanagementsysteem zoals bedoeld in artikel 130 van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls].

    Artikel 72 Ongeldigmaking van fytosanitair certificaat

    1.           Wanneer overeenkomstig artikel 67, leden 1, 2 en 3, een fytosanitair certificaat is afgegeven en de betrokken bevoegde autoriteit concludeert dat niet aan de in artikel 71 bedoelde voorwaarden wordt voldaan, maakt zij dat fytosanitaire certificaat ongeldig en zorgt zij ervoor dat het de desbetreffende planten, plantaardige producten of andere materialen niet meer vergezelt. In dat geval neemt de bevoegde autoriteit ten aanzien van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen een van de maatregelen zoals bedoeld in artikel 64, lid 3, van Verordening (EU) nr. …/.... [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls].

    2.           Indien een fytosanitair certificaat overeenkomstig lid 1 ongeldig is gemaakt, stellen de lidstaten de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis via het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem.

    Het derde land dat dit fytosanitaire certificaat had afgegeven, wordt eveneens hiervan in kennis gesteld.

    Afdeling 2 Plantenpaspoorten die vereist zijn voor verplaatsen van planten, plantaardige producten en andere materialen binnen grondgebied van Unie

    Artikel 73 Plantenpaspoorten

    Een plantenpaspoort is een officieel etiket voor het verplaatsen van planten, plantaardige producten en andere materialen binnen het grondgebied van de Unie en, waar van toepassing, naar en binnen beschermde gebieden, dat bevestigt dat aan alle eisen van artikel 80 en, voor het verplaatsen naar beschermde gebieden, artikel 81 wordt voldaan en de inhoud en vorm heeft als beschreven in artikel 78.

    Artikel 74 Planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor plantenpaspoort vereist is voor verplaatsen binnen grondgebied van Unie

    1.           De Commissie stelt middels een uitvoeringshandeling een lijst op van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een plantenpaspoort vereist is voor het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie.

    Die lijst omvat:

    a)      alle voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden;

    b)      de planten, plantaardige producten en andere materialen die zijn opgenomen in bijlage V, deel A, punt I, bij Richtlijn 2000/29/EG;

    c)      planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor maatregelen zijn vastgesteld krachtens artikel 27, lid 1, 2 of 3, of artikel 29, lid 1, 2 of 3, betreffende het verplaatsen ervan binnen het grondgebied van de Unie;

    d)      zaden die krachtens artikel 37, lid 2, in een lijst zijn opgenomen;

    e)      planten, plantaardige producten en andere materialen die krachtens artikel 41, leden 1 en 2, in een lijst zijn opgenomen.

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    2.           De Commissie wijzigt de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling in de volgende gevallen:

    a)      indien een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal voldoet aan lid 1, onder c), d) of e);

    b)      indien een in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal niet voldoet aan lid 1, onder c), d) of e);

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure.

    3.           De Commissie kan de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling overeenkomstig de beginselen van bijlage IV, deel 2, wijzigen indien het risico bestaat dat een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal gastheer is voor een EU-quarantaineorganisme, of indien dat risico voor een in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal niet langer bestaat.

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    4.           In afwijking van de leden 1, 2 en 3 is geen plantenpaspoort vereist voor de planten, plantaardige producten of andere materialen die onder de artikelen 44, 45, 46 en 70 vallen.

    Artikel 75 Planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor plantenpaspoort vereist is voor binnenbrengen en verplaatsen binnen beschermde gebieden

    1.           De Commissie stelt middels een uitvoeringshandeling een lijst op van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een plantenpaspoort vereist is voor het binnenbrengen in bepaalde beschermde gebieden.

    Die lijst omvat:

    a)      de planten, plantaardige producten en andere materialen die zijn opgenomen in bijlage V, deel A, punt II, bij Richtlijn 2000/29/EG;

    b)      andere planten, plantaardige producten en andere materialen die krachtens artikel 50, lid 2, in een lijst zijn opgenomen.

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    2.           De Commissie kan de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling wijzigen in de volgende gevallen:

    a)      indien een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal voldoet aan lid 1, onder b);

    b)      indien een in die uitvoeringshandeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal niet voldoet aan lid 1, onder a) of b);

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    3.           De Commissie kan de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling en overeenkomstig de beginselen van bijlage IV, deel 2, wijzigen indien het risico bestaat dat een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal gastheer is voor het desbetreffende BG‑quarantaineorganisme of indien dat risico voor een in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal niet langer bestaat.

    Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    4.           In afwijking van de leden 1, 2 en 3 is geen plantenpaspoort vereist voor de planten, plantaardige producten of andere materialen die onder de artikelen 52, 53, 54 en 70 vallen.

    Artikel 76 Uitzondering voor eindgebruikers

    Er is geen plantenpaspoort vereist voor het verplaatsen van, in verhouding tot de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen, kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten en andere materialen naar een eindgebruiker.

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de bovengrens voor de kleine hoeveelheden van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen.

    Artikel 77 Uitzonderingen voor verplaatsingen binnen en tussen de bedrijfsruimten van professionele exploitant

    Er is geen plantenpaspoort vereist voor verplaatsingen van planten, plantaardige producten en andere materialen binnen en tussen de bedrijfsruimten van dezelfde professionele exploitant.

    Artikel 78 Inhoud en vorm van plantenpaspoort

    1.           Het plantenpaspoort heeft de vorm van een apart etiket dat wordt afgedrukt op een geschikt substraat, op voorwaarde dat het plantenpaspoort gescheiden wordt gehouden van andere informatie of andere etiketten die ook op dat substraat kunnen worden aangebracht.

    Het plantenpaspoort is duidelijk leesbaar en onuitwisbaar.

    2.           Het plantenpaspoort voor het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie bevat de in bijlage VI, deel A, beschreven gegevens.

    Het plantenpaspoort voor het binnenbrengen in en het verplaatsen binnen een beschermd gebied bevat de in bijlage VI, deel B, beschreven gegevens.

    3.           In het geval van voor opplant bestemde planten die zijn geproduceerd of op de markt worden aangeboden in de zin van artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on plant reproductive material law], als prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal in de zin van artikel 10 van die verordening, wordt het plantenpaspoort afzonderlijk opgenomen in het officiële etiket dat overeenkomstig artikel 22 van die verordening wordt geproduceerd of, waar van toepassing, in het basiscertificaat dat overeenkomstig artikel 122, lid 1, van die verordening wordt geproduceerd.

    Indien dit lid van toepassing is, bevat het plantenpaspoort voor het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie de in bijlage VI, deel C, beschreven gegevens.

    Indien dit lid van toepassing is, bevat het plantenpaspoort voor het binnenbrengen in en het verplaatsen binnen een beschermd gebied de in bijlage VI, deel D, beschreven gegevens.

    4.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage VI, delen A, B, C en D, om deze gegevens waar nodig aan te passen aan de wetenschappelijke en technische ontwikkelingen.

    5.           Binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen specificaties vast voor de vorm van het plantenpaspoort voor het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie en het plantenpaspoort voor het binnenbrengen in en het verplaatsen binnen een beschermd gebied, wat betreft de plantenpaspoorten zoals bedoeld in lid 2, eerste en tweede alinea, en in lid 3, tweede en derde alinea. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    Indien de aard van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen dit vereist, kunnen daarvoor bepaalde specificaties ten aanzien van de omvang worden vastgesteld.

    Artikel 79 Afgifte door gemachtigde professionele exploitanten en bevoegde autoriteiten

    1.           Plantenpaspoorten worden afgegeven door geregistreerde exploitanten (hierna "gemachtigde exploitanten" genoemd), die overeenkomstig artikel 84 door de bevoegde autoriteiten zijn gemachtigd om onder toezicht van de bevoegde autoriteiten plantenpaspoorten af te geven.

    De gemachtigde exploitanten geven uitsluitend plantenpaspoorten af voor de planten, plantaardige producten of andere materialen waarvoor zij verantwoordelijk zijn.

    2.           Plantenpaspoorten mogen echter door de bevoegde autoriteiten worden afgegeven indien een geregistreerde exploitant daarom verzoekt.

    3.           De gemachtigde exploitanten geven uitsluitend plantenpaspoorten af in de bedrijfsruimten, collectieve opslagplaatsen en verzendingscentra zoals bedoeld in artikel 62, lid 2, onder d).

    Artikel 80 Essentiële eisen voor plantenpaspoort voor verplaatsing binnen grondgebied van Unie

    Een plantenpaspoort voor verplaatsing binnen het grondgebied van de Unie wordt uitsluitend afgegeven voor planten, plantaardige producten of andere materialen die aan de volgende eisen voldoen:

    a)           zij zijn vrij van EU-quarantaineorganismen;

    b)           zij voldoen aan de bepalingen van artikel 37, lid 1, met betrekking tot de aanwezigheid van EU-kwaliteitsorganismen op voor opplant bestemde planten;

    c)           zij voldoen aan de eisen zoals bedoeld in artikel 41, leden 1 en 2;

    d)           zij voldoen, waar van toepassing, aan de maatregelen die zijn vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 27, leden 1 en 2, en artikel 29, leden 1 en 2; en

    e)           zij voldoen, waar van toepassing, aan de maatregelen die door de bevoegde autoriteiten zijn vastgesteld voor de uitroeiing van de EU-quarantaineorganismen krachtens artikel 16, lid 1, en de uitroeiing van plaagorganismen die krachtens artikel 28, lid 1, voorlopig als EU-quarantaineorganismen worden aangemerkt.

    Artikel 81 Essentiële eisen voor plantenpaspoort voor verplaatsing naar en binnen beschermd gebied

    1.           Een plantenpaspoort voor het binnenbrengen in en het verplaatsen binnen een beschermd gebied wordt uitsluitend afgegeven voor planten, plantaardige producten en andere materialen die voldoen aan alle eisen van artikel 80, en bovendien aan de volgende eisen:

    a)      zij zijn vrij van de betrokken BG-quarantaineorganismen; en

    b)      zij voldoen aan de eisen zoals bedoeld in artikel 50, leden 1 en 2;

    2.           Indien artikel 33, lid 2, van toepassing is, wordt geen plantenpaspoort zoals bedoeld in lid 1 afgegeven.

    Artikel 82 Onderzoeken voor plantenpaspoorten

    1.           Een plantenpaspoort mag uitsluitend worden afgegeven voor planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een grondig onderzoek overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 heeft aangetoond dat zij voldoen aan de eisen van artikel 80 en, waar van toepassing, van artikel 81.

    Planten, plantaardige producten en andere materialen mogen hetzij afzonderlijk hetzij aan de hand van representatieve monsters worden onderzocht. Het onderzoek heeft ook betrekking op het verpakkingsmateriaal van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen.

    2.           Het onderzoek wordt uitgevoerd door de gemachtigde exploitant of, waar van toepassing, krachtens artikel 79, lid 2, door de bevoegde autoriteiten.

    3.           Het onderzoek voldoet aan de volgende voorwaarden:

    a)      het wordt regelmatig uitgevoerd op daartoe geschikte tijdstippen, waarbij rekening wordt gehouden met de geldende risico's;

    b)      het wordt uitgevoerd in de bedrijfsruimten, collectieve opslagplaatsen en verzendingscentra zoals bedoeld in artikel 62, lid 2, onder d); en

    c)      het vindt plaats in de vorm van visuele onderzoeken en, in geval van een vermoeden van de aanwezigheid van een EU-quarantaineorganisme of, in het geval van een beschermd gebied, van het betrokken BG-quarantaineorganisme, door het nemen van monsters en het uitvoeren van tests.

    Dat onderzoek vindt plaats onverminderd specifieke onderzoeksvoorschriften of maatregelen die worden vastgesteld overeenkomstig artikel 27, leden 1, 2 of 3, artikel 29, leden 1, 2 of 3, artikel 41, leden 1 en 2, en artikel 50, leden 1 en 2.

    4.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen om gedetailleerde maatregelen vast te stellen betreffende visuele onderzoeken, het nemen van monsters en het uitvoeren van tests, alsmede de frequentie en de tijdstippen van de in de leden 1, 2 en 3, bedoelde onderzoeken met betrekking tot specifieke planten, plantaardige producten en andere materialen op basis van de specifieke fytosanitaire risico's die zij kunnen opleveren. Die onderzoeken hebben, in voorkomend geval, betrekking op bepaalde voor opplant bestemde planten in de categorieën zoals bedoeld in artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publications, please insert number of Regulation on the production and making available on the market of plant reproductive material), en worden, in voorkomend geval, uitgevoerd voor elk van de onderdelen van bijlage II, deel D, bij die verordening.

    Wanneer de Commissie een dergelijke gedelegeerde handeling voor specifieke voor opplant bestemde planten vaststelt en die voor opplant bestemde planten vallen onder certificeringsregelingen krachtens artikel 20, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please insert number of Regulation on the production and making available on the market of plant reproductive material], worden de desbetreffende onderzoeken gecombineerd in één certificeringsregeling.

    Bij de vaststelling van deze gedelegeerde handelingen houdt de Commissie rekening met de technische en wetenschappelijke kennis en ontwikkelingen.

    Artikel 83 Aanbrengen van plantenpaspoorten

    Plantenpaspoorten worden door de gemachtigde exploitanten of, waar van toepassing krachtens artikel 79, lid 2, door de bevoegde autoriteiten, aangebracht op elke partij planten, plantaardige producten of andere materialen voordat zij krachtens artikel 74 worden verplaatst binnen het grondgebied van de Unie of krachtens artikel 75 worden verplaatst naar of binnen een beschermd gebied. Wanneer dergelijke planten, plantaardige producten of andere materialen in een verpakking, bundel of container worden verplaatst, wordt het plantenpaspoort aangebracht op deze verpakking, bundel of container.

    Artikel 84 Machtiging van professionele exploitanten tot afgeven van plantenpaspoorten

    1.           De bevoegde autoriteit verleent een professionele exploitant een machtiging voor de afgifte van plantenpaspoorten (hierna "machtiging tot het afgeven van plantenpaspoorten" genoemd) indien die professionele exploitant voldoet aan de volgende voorwaarden:

    a)      hij beschikt over de nodige kennis om de in artikel 82 bedoelde onderzoeken uit te voeren met betrekking tot EU-quarantaineorganismen, BG‑quarantaineorganismen en EU-kwaliteitsorganismen die de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen kunnen aantasten, en met betrekking tot de tekenen van de aanwezigheid van die plaagorganismen en de daardoor veroorzaakte symptomen, de middelen om de aanwezigheid en verspreiding van die plaagorganismen te voorkomen en de middelen om ze uit te roeien;

    b)      hij beschikt over systemen en procedures waarmee hij kan voldoen aan zijn verplichtingen betreffende de traceerbaarheid krachtens de artikelen 65 en 66.

    2.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen om eisen inzake kwalificatie vast te stellen die professionele exploitanten moeten naleven om te voldoen aan de voorwaarden van lid 1, onder a).

    Artikel 85 Verplichtingen van gemachtigde exploitanten

    1.           Wanneer een gemachtigde exploitant een plantenpaspoort wil afgeven, bepaalt en monitort hij de punten van het productieproces en de punten met betrekking tot het verplaatsen van planten, plantaardige producten en andere materialen door hem die essentieel zijn voor de naleving van de voorschriften die zijn vastgesteld krachtens artikel 27, leden 1, 2 en 3, artikel 29, leden 1, 2 en 3, artikel 37, lid 1, artikel 41, lid 3, de artikelen 80 en 82, en, waar van toepassing, artikel 33, lid 2, artikel 50, lid 3, en artikel 81.

    Hij houdt gegevens bij over de vaststelling en monitoring van deze punten.

    2.           De in lid 1 bedoelde gemachtigde exploitant biedt een passende opleiding aan zijn personeel dat betrokken is bij de in artikel 82 bedoelde onderzoeken, om ervoor te zorgen dat het over de nodige kennis beschikt om die onderzoeken uit te voeren.

    Artikel 86 Beheersplannen voor fytosanitaire risico's

    1.           De bevoegde autoriteit kan, naar gelang het geval, beheersplannen voor fytosanitaire risico's van gemachtigde exploitanten goedkeuren, met een beschrijving van de maatregelen die deze exploitanten hebben genomen om te voldoen aan de in verplichtingen van artikel 85, lid 1.

    2.           Het beheersplan voor fytosanitaire risico's omvat, eventueel in de vorm van een handleiding, ten minste de volgende gegevens:

    a)      de op grond van artikel 62, lid 2, verplichte informatie over de registratie van de gemachtigde exploitant;

    b)      de op grond van artikel 65, lid 3, en artikel 66, lid 1, verplichte informatie over de traceerbaarheid van planten, plantaardige producten en andere materialen;

    c)      een beschrijving van de productieprocessen van de gemachtigde exploitant en van zijn activiteiten wat betreft het verplaatsen en de verkoop van planten, plantaardige producten en andere materialen;

    d)      een analyse van de in artikel 85, lid 1, bedoelde kritieke punten en de maatregelen die de gemachtigde exploitant heeft genomen om de fytosanitaire risico's die met deze kritieke punten verband houden, te verzachten;

    e)      de bestaande procedures en maatregelen die zijn voorzien in geval van een vermoeden of de vaststelling van de aanwezigheid van quarantaineorganismen, de registratie van dat vermoeden of die vaststelling en de registratie van de genomen maatregelen;

    f)       de taken en verantwoordelijkheden van het personeel dat betrokken is bij de kennisgevingen zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, de onderzoeken zoals bedoeld in artikel 82, lid 1, en de afgifte van plantenpaspoorten krachtens artikel 79, lid 1, artikel 88, leden 1 en 2, en artikel 89;

    g)      de opleiding van het in punt f bedoelde personeel.

    3.           De Commission is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarbij de in lid 2 bedoelde gegevens worden gewijzigd.

    Artikel 87 Intrekking van machtiging

    1.           Indien de bevoegde autoriteit constateert dat een gemachtigde exploitant niet voldoet aan artikel 82, leden 1, 2, 3 of 4, of artikel 84, lid 1, of dat een plant, plantaardig product of ander materiaal waarvoor die professionele exploitant een plantenpaspoort heeft afgegeven, niet voldoet aan artikel 80 of, waar van toepassing, artikel 81, neemt die autoriteit onmiddellijk de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de niet‑naleving van die bepalingen wordt beëindigd.

    2.           Indien de bevoegde autoriteit overeenkomstig lid 1 andere maatregelen dan de intrekking van de machtiging tot het afgeven van plantenpaspoorten heeft genomen maar de niet-naleving toch blijft bestaan, trekt die autoriteit die machtiging onmiddellijk in.

    Artikel 88 Vervanging van plantenpaspoort

    1.           Een gemachtigde exploitant die een partij planten, plantaardige producten of andere materialen heeft ontvangen waarvoor een plantenpaspoort is afgegeven, of de bevoegde autoriteit die op verzoek van een professionele exploitant optreedt, kan een nieuw plantenpaspoort afgeven voor die partij ter vervanging van het plantenpaspoort dat oorspronkelijk voor die partij werd afgegeven, mits aan de voorwaarden van lid 3 wordt voldaan.

    2.           Indien een partij planten, plantaardige producten of andere materialen waarvoor een plantenpaspoort is afgegeven, in twee of meer partijen wordt verdeeld, geeft de gemachtigde exploitant die verantwoordelijk is voor deze nieuwe partijen of de bevoegde autoriteit die op verzoek van een professionele exploitant optreedt, een plantenpaspoort af voor elke nieuwe partij die bij de verdeling is ontstaan, mits aan de voorwaarden van lid 3 wordt voldaan. Die plantenpaspoorten vervangen het plantenpaspoort dat voor de oorspronkelijke partij werd afgegeven.

    Indien twee partijen voor elk waarvan een plantenpaspoort is afgegeven, worden samengevoegd tot één partij, geeft de gemachtigde exploitant die verantwoordelijk is voor die nieuwe partij of de bevoegde autoriteit die op verzoek van een professionele exploitant optreedt, een plantenpaspoort af voor die partij. Dat plantenpaspoort vervangt het plantenpaspoort dat voor de oorspronkelijke partijen werd afgegeven, mits aan de voorwaarden van lid 3 wordt voldaan.

    3.           Een plantenpaspoort, zoals bepaald in de leden 1 en 2, mag uitsluitend onder de volgende voorwaarden worden afgegeven:

    a)      de identiteit van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen wordt gewaarborgd; en

    b)      de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen voldoen nog steeds aan de eisen van de artikelen 80 en 81.

    4.           Indien een plantenpaspoort krachtens lid 1 of 2 wordt afgegeven, is het onderzoek van artikel 82, lid 1, niet vereist.

    5.           Na de vervanging van een plantenpaspoort zoals bedoeld in de leden 1 en 2, bewaart de betrokken gemachtigde exploitant het vervangen plantenpaspoort voor een periode van drie jaar.

    Indien een plantenpaspoort wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit ter vervanging van een plantenpaspoort, bewaart de professionele exploitant op wiens verzoek het wordt afgegeven, het vervangen plantenpaspoort voor een periode van drie jaar.

    Artikel 89 Plantenpaspoorten ter vervanging van fytosanitaire certificaten

    1.           Wanneer een plant, plantaardig product of ander materiaal vanuit een derde land op het grondgebied van de Unie wordt binnengebracht en voor het verplaatsen daarvan binnen het grondgebied van de Unie een plantenpaspoort vereist is krachtens de uitvoeringshandelingen zoals bedoeld in artikel 74, lid 1, en artikel 75, lid 1, kan in afwijking van artikel 82 een dergelijk paspoort worden afgegeven indien de controles krachtens artikel 47, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls] betreffende het binnenbrengen van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen naar behoren zijn uitgevoerd.

    2.           Na de afgifte van een plantenpaspoort zoals bedoeld in lid 1 bewaart de gemachtigde exploitant die dat plantenpaspoort heeft afgegeven, waar van toepassing, het fytosanitaire certificaat voor een periode van drie jaar.

    Indien artikel 95, lid 2, onder c), van toepassing is, wordt dat fytosanitaire certificaat vervangen door een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift ervan.

    Artikel 90 Verplichting om plantenpaspoort te verwijderen

    1.           De professionele exploitant die een partij planten, plantaardige producten of andere materialen onder zijn beheer heeft, verwijdert het plantenpaspoort van die partij indien hij constateert dat niet aan een van de eisen van de artikelen 78 tot en met 82, artikel 84 of artikel 85 wordt voldaan.

    De professionele exploitant maakt dat plantenpaspoort ongeldig door daarop een duidelijk zichtbare en onuitwisbare schuine rode streep aan te brengen.

    2.           Indien de professionele exploitant niet aan lid 1 voldoet, verwijderen de bevoegde autoriteiten het plantenpaspoort van de betrokken partij en maken zij dat plantenpaspoort ongeldig door daarop een duidelijk zichtbare en onuitwisbare schuine rode streep aan te brengen.

    3.           Indien de leden 1 en 2 van toepassing zijn, bewaart de betrokken professionele exploitant het ongeldig gemaakte plantenpaspoort voor een periode van drie jaar.

    4.           Indien de leden 1 en 2 van toepassing zijn, stelt de betrokken professionele exploitant de gemachtigde exploitant of de bevoegde autoriteit die het ongeldig gemaakte plantenpaspoort heeft afgegeven, daarvan in kennis.

    5.           Indien een plantenpaspoort overeenkomstig lid 2 is verwijderd en ongeldig is gemaakt, stellen de lidstaten de Commissie en de overige lidstaten daarvan via het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem in kennis.

    Afdeling 3 Overige verklaringen

    Artikel 91 Aanbrengen van merkteken op houten verpakkingsmateriaal

    1.           Het merkteken dat bewijst dat houten verpakkingsmateriaal is behandeld tegen EU-quarantaineorganismen en BG-quarantaineorganismen volgens een methode die is vastgesteld krachtens artikel 27, lid 1 of 2, artikel 29, lid 1 of 2, artikel 41, lid 1 of 2, of artikel 50, lid 1 of 2, bevat de in bijlage VII vermelde gegevens.

    2.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage VII om dat merkteken aan te passen aan de ontwikkeling van internationale normen.

    3.           Het merkteken wordt uitsluitend aangebracht door een professionele exploitant die overeenkomstig artikel 92 is gemachtigd.

    4.           De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de specificaties vast voor de vorm van het in lid 1 bedoelde merkteken. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    Artikel 92 Machtiging van en toezicht op professionele exploitanten die merkteken op houten verpakkingsmateriaal aanbrengen op grondgebied van Unie

    1.           Een machtiging tot het aanbrengen van het merkteken zoals bedoeld in artikel 91, lid 3, wordt onder de volgende voorwaarden aan een geregistreerde exploitant verleend:

    a)      hij beschikt over de benodigde kennis voor het uitvoeren van de behandeling van het houten verpakkingsmateriaal die vereist is krachtens de in artikel 91, lid 1, bedoelde handelingen;

    b)      hij beschikt over de nodige installaties voor het uitvoeren van die behandeling (hierna: "behandelingsinstallaties" genoemd).

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de voorschriften voor machtiging te wijzigen, indien de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis daartoe aanleiding geeft.

    De machtiging wordt op aanvraag door de bevoegde autoriteit verleend.

    2.           In afwijking van lid 1 kan de in dat lid bedoelde machtiging worden verleend met betrekking tot het merken van houten verpakkingsmateriaal dat volledig uit behandeld hout bestaat, indien de geregistreerde exploitant voldoet aan de volgende voorwaarden:

    a)      hij gebruikt uitsluitend hout van behandelingsinstallaties die worden geëxploiteerd door een krachtens lid 1 gemachtigde geregistreerde exploitant;

    b)      hij zorgt ervoor dat het hout dat voor dat doel wordt gebruikt, kan worden getraceerd naar die behandelingsinstallaties;

    c)      waar van toepassing krachtens artikel 27, leden 1 en 2, artikel 29, leden 1 en 2, artikel 41, leden 1 en 2, en artikel 50, leden 1 en 2, gebruikt hij uitsluitend hout zoals bedoeld onder a), dat vergezeld gaat van een plantenpaspoort.

    3.           De bevoegde autoriteit houdt toezicht op de professionele exploitanten die zijn gemachtigd krachtens lid 1, om te controleren en ervoor te zorgen dat zij houten verpakkingsmateriaal overeenkomstig artikel 91, lid 1, behandelen en van een merkteken voorzien en dat zij voldoen aan de voorwaarden van de leden 1 en 2.

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de voorschriften van dit lid aan te vullen wat betreft het toezicht van de bevoegde autoriteit op de professionele exploitanten.

    4.           Wanneer de bevoegde autoriteit constateert dat een professionele exploitant niet aan de voorschriften van de leden 1, 2 of 3 voldoet, neemt die autoriteit onmiddellijk de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de niet-naleving van die bepalingen wordt beëindigd.

    Indien de bevoegde autoriteit andere maatregelen dan de intrekking van de in lid 1 bedoelde machtiging heeft genomen maar de niet-naleving toch blijft bestaan, trekt die autoriteit de in lid 1 bedoelde machtiging onmiddellijk in.

    Artikel 93 Andere verklaringen dan het merkteken van houten verpakkingsmateriaal

    1.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin wordt vastgelegd welke gegevens moeten worden opgenomen in de officiële verklaringen die specifiek zijn voor planten, plantaardige producten of andere materialen, uitgezonderd houten verpakkingsmateriaal, die volgens de toepasselijke internationale normen zijn vereist als bewijs van de uitvoering van maatregelen die zijn vastgesteld krachtens artikel 27, leden 1 of 2, of artikel 29, leden 1 of 2, artikel 41, leden 1 of 2, of artikel 50, leden 1 of 2.

    2.           Deze gedelegeerde handelingen kunnen tevens voorschriften bevatten met betrekking tot een of meer van de volgende aspecten:

    a)      de machtiging van professionele exploitanten tot de afgifte van de in lid 1 bedoelde officiële verklaringen;

    b)      het toezicht van de bevoegde autoriteit op de professionele exploitanten die zijn gemachtigd zoals bedoeld onder a);

    c)      de intrekking van deze machtiging zoals bedoeld onder a).

    3.           De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de specificaties voor de vorm van de in lid 1 bedoelde verklaringen vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    Afdeling 4 Uitvoer van planten, plantaardige producten en andere materialen uit grondgebied van Unie

    Artikel 94 Fytosanitair certificaat voor uitvoer

    1.           Wanneer voor de uitvoer van planten, plantaardige producten of andere materialen uit het grondgebied van de Unie naar een derde land volgens de voorschriften van dat derde land een fytosanitair certificaat (hierna: "fytosanitair certificaat voor uitvoer" genoemd) vereist is, wordt dat certificaat afgegeven door de bevoegde autoriteit op verzoek van de professionele exploitant die de uit te voeren planten, plantaardige producten of andere materialen onder zijn beheer heeft.

    2.           Het fytosanitair certificaat voor uitvoer wordt afgegeven op voorwaarde dat de beschikbare informatie voldoende aantoont dat aan de voorschriften van het betrokken derde land wordt voldaan. Deze informatie kan, waar van toepassing, afkomstig zijn uit een of meer van de volgende gegevens:

    a)      een plantenpaspoort zoals bedoeld in artikel 73 dat de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen vergezelt;

    b)      het merkteken van houten verpakkingsmateriaal zoals bedoeld in artikel 91, lid 1, of de verklaring zoals bedoeld in artikel 93, lid 1;

    c)      de informatie in het pre-exportcertificaat zoals bedoeld in artikel 96;

    d)      officiële informatie in het fytosanitair certificaat zoals bedoeld in artikel 67, indien de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen uit een derde land zijn binnengebracht op het grondgebied van de Unie;

    e)      officiële inspecties, het nemen van monsters van en het uitvoeren van tests op de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen.

    3.           Het fytosanitair certificaat voor uitvoer bevat de gegevens zoals beschreven in bijlage VIII, deel A.

    4.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage VIII, deel A, om dit aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang en de ontwikkeling van internationale normen.

    5.           De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de specificaties voor de vorm van het in lid 1 bedoelde fytosanitaire certificaat vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    6.           Elektronische fytosanitaire certificaten voor uitvoer zijn uitsluitend geldig indien zij zijn verstrekt via, of in een elektronische uitwisseling met, het geautomatiseerde informatiemanagementsysteem zoals bedoeld in artikel 130 van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls].

    Artikel 95 Fytosanitair certificaat voor wederuitvoer

    1.           Indien planten, plantaardige producten of andere materialen afkomstig zijn uit een derde land en vanuit dit, of een ander, derde land zijn binnengebracht op het grondgebied van de Unie, kan in plaats van een fytosanitair certificaat voor uitvoer een fytosanitair certificaat voor wederuitvoer worden afgegeven.

    Het fytosanitair certificaat voor wederuitvoer wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit op verzoek van de professionele exploitant die de uit te voeren planten, plantaardige producten of andere materialen onder zijn beheer heeft.

    2.           Het fytosanitair certificaat voor wederuitvoer wordt onder de volgende voorwaarden afgegeven:

    a)      de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen zijn niet geteeld, geproduceerd of verwerkt in de lidstaat van waaruit zij naar het betrokken derde land worden uitgevoerd;

    b)      de betrokken planten, plantaardige producten of ander materialen zijn niet blootgesteld aan een risico van besmetting met quarantaineorganismen die als zodanig door het derde land van bestemming in een lijst zijn opgenomen, tijdens de opslag in de lidstaat van waaruit zij naar dat derde land moeten worden uitgevoerd;

    c)      indien beschikbaar, wordt het fytosanitair certificaat dat de planten, plantaardige producten of andere materialen uit het derde land van oorsprong vergezelt, of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, aan het fytosanitair certificaat voor wederuitvoer gehecht.

    3.           De bepalingen van artikel 94, lid 2, inzake informatie die voldoende aantoont dat wordt voldaan aan de voorschriften van het betrokken derde land, zijn van overeenkomstige toepassing.

    4.           Het fytosanitair certificaat voor wederuitvoer bevat de gegevens zoals beschreven in bijlage VIII, deel B.

    5.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage VIII, deel B, om dit aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang en de ontwikkeling van internationale normen.

    6.           De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de specificaties voor de vorm van het in lid 1 bedoelde fytosanitair certificaat vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    7.           Elektronische fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer zijn uitsluitend geldig indien zij zijn verstrekt via, of in een elektronische uitwisseling met, het geautomatiseerde informatiemanagementsysteem zoals bedoeld in artikel 130 van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls].

    Artikel 96 Pre-exportcertificaten

    1.           De lidstaat van waaruit de planten, plantaardige producten en andere materialen zoals bedoeld in artikel 94, lid 1, worden uitgevoerd en de lidstaat waarin de planten, plantaardige producten en andere materialen zijn geteeld, geproduceerd of verwerkt, wisselen de informatie uit die nodig is om het fytosanitair certificaat voor uitvoer onmiddellijk te kunnen afgeven.

    2.           De in lid 1 bedoelde uitwisseling van informatie vindt plaats door middel van een geharmoniseerd document (hierna "pre-exportcertificaat" genoemd), waarin de lidstaat waarin de planten, plantaardige producten en andere materialen zijn geteeld, geproduceerd of verwerkt, bevestigt dat die planten, plantaardige producten of andere materialen voldoen aan specifieke fytosanitaire voorschriften met betrekking tot een of meer van de volgende aspecten:

    a)      de afwezigheid van bepaalde plaagorganismen bij de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen;

    b)      de oorsprong van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen;

    c)      de fytosanitaire procedures die zijn toegepast bij de productie of verwerking van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen.

    3.           Het pre-exportcertificaat wordt op verzoek van de professionele exploitant afgegeven door de lidstaat waarin de planten, plantaardige producten of andere materialen zijn geteeld, geproduceerd of verwerkt, zolang die planten, plantaardige producten of andere materialen zich in de bedrijfsruimten van de betrokken professionele exploitant bevinden.

    4.           Het pre-exportcertificaat vergezelt de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen tijdens hun verplaatsing binnen het grondgebied van de Unie, tenzij de informatie die het bevat langs elektronische weg tussen de betrokken lidstaten wordt uitgewisseld.

    5.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de inhoud van het pre-exportcertificaat vast te stellen.

    6.           De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de specificaties voor de vorm van het pre-exportcertificaat vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    Hoofdstuk VII Ondersteunende maatregelen van Commissie

    Artikel 97 Invoering van een elektronisch kennisgevingssysteem

    1.           De Commissie voert een elektronische systeem in voor het indienen van kennisgevingen door de lidstaten.

    Dat systeem staat in verbinding en is compatibel met het geautomatiseerde informatiemanagementsysteem zoals bedoeld in artikel 130, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls].

    2.           Indien de kennisgeving betrekking heeft op de aanwezigheid van een plaagorganisme bij planten, plantaardige producten of andere materialen die worden binnengebracht of officieel worden aangeboden om te worden binnengebracht op het grondgebied van de Unie, dan wel worden verplaatst binnen het grondgebied van de Unie, bevat de in lid 1 bedoelde kennisgeving een verwijzing naar de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen, de aard van de niet-naleving en de getroffen maatregelen.

    Indien de kennisgeving betrekking heeft op de aanwezigheid van een plaagorganisme op het grondgebied van een lidstaat, dat zich niet bevindt op planten, plantaardige producten of andere materialen die worden binnengebracht of officieel worden aangeboden om te worden binnengebracht op het grondgebied van de Unie, dan wel worden verplaatst binnen het grondgebied van de Unie, bevat de in lid 1 bedoelde kennisgeving een verwijzing naar de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen, de naam van het plaagorganisme, de locatie en de gps-coördinaten van die aanwezigheid, en de getroffen maatregelen.

    Hoofdstuk VIII Slotbepalingen

    Artikel 98 Uitoefening van bevoegdheidsdelegatie

    1.           De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2.           De in artikel 1, lid 2, artikel 7, leden 1 en 2, artikel 8, lid 6, artikel 11, lid 3, artikel 20, artikel 22, lid 3, artikel 25, lid 4, artikel 30, artikel 32, lid 4, artikel 34, lid 1, artikel 38, artikel 44, lid 2, artikel 45, lid 3, artikel 46, lid 6, artikel 48, artikel 61, lid 3, artikel 67, lid 4, artikel 71, lid 4, artikel 76, artikel 78, lid 4, artikel 82, lid 4, artikel 84, lid 2, artikel 86, lid 3, artikel 91, lid 2, artikel 92, leden 1 en 3, artikel 93, lid 1, artikel 94, lid 4, artikel 95, lid 5, en artikel 96, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

    3.           Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 1, lid 2, artikel 7, leden 1 en 2, artikel 8, lid 6, artikel 11, lid 3, artikel 20, artikel 22, lid 3, artikel 25, lid 4, artikel 30, artikel 32, lid 4, artikel 34, lid 1, artikel 38, artikel 44, lid 2, artikel 45, lid 3, artikel 46, lid 6, artikel 48, artikel 61, lid 3, artikel 67, lid 4, artikel 71, lid 4, artikel 76, artikel 78, lid 4, artikel 82, lid 4, artikel 84, lid 2, artikel 86, lid 3, artikel 91, lid 2, artikel 92, leden 1 en 3, artikel 93, lid 1, artikel 94, lid 4, artikel 95, lid 5, en artikel 96, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4.           Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    5.           Een overeenkomstig artikel 1, lid 2, artikel 7, leden 1 en 2, artikel 8, lid 6, artikel 11, lid 3, artikel 20, artikel 22, lid 3, artikel 25, lid 4, artikel 30, artikel 32, lid 4, artikel 34, lid 1, artikel 38, artikel 44, lid 2, artikel 45, lid 3, artikel 46, lid 6, artikel 48, artikel 61, lid 3, artikel 67, lid 4, artikel 71, lid 4, artikel 76, artikel 78, lid 4, artikel 82, lid 4, artikel 84, lid 2, artikel 86, lid 3, artikel 91, lid 2, artikel 92, leden 1 en 3, artikel 93, lid 1, artikel 94, lid 4, artikel 95, lid 5, en artikel 96, lid 5, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 99 Comitéprocedure

    1.           De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders. Dit is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.

    3.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.

    4.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 van die verordening, van toepassing.

    Artikel 100 Sancties

    De lidstaten stellen de voorschriften vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [Office of Publications, please insert date of application of this Regulation] in kennis van die voorschriften en delen haar eventuele latere wijzigingen onmiddellijk mee.

    Artikel 101 Intrekkingen

    1.           Richtlijn 2000/29/EG wordt ingetrokken.

    De volgende handelingen worden eveneens ingetrokken:

    a)      Richtlijn 69/464/EEG;

    b)      Richtlijn 69/466/EEG;

    c)      Richtlijn 74/647/EEG;

    d)      Richtlijn 93/85/EEG;

    e)      Richtlijn 98/57/EEG;

    f)       Richtlijn 2007/33/EG.

    2.           Verwijzingen naar deze ingetrokken handelingen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IX.

    Artikel 102 Wijziging van Verordening (EU) nr. […]/2013 [Office of Publications, please insert number of Regulation laying down provisions for the management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal welfare, and relating to plant health and plant reproductive material]

    Verordening nr. (EU) [….]/2013 [Office of Publications, please insert number of Regulation laying down provisions for the management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal welfare, and relating to plant health and plant reproductive material] wordt als volgt gewijzigd:

    1)           Artikel 1, onder e), wordt vervangen door:

    "e)     betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten;"

    2)           Artikel 17, lid 1, onder a), b), en c), wordt vervangen door:

    "a)     maatregelen om een plaagorganisme in een besmet gebied uit te roeien, genomen door de bevoegde autoriteiten krachtens artikel 16, lid 1, artikel 27, lid 1, of artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) nr. […]/[…] van het Europees Parlement en de Raad [betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten]*;

    b)      maatregelen om een prioritair quarantaineorganisme in te perken dat krachtens artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. […]/[…]* in een lijst is opgenomen en waartegen krachtens artikel 27, lid 2, of artikel 29, lid 2, van die verordening inperkingsmaatregelen van de Unie zijn genomen, in een besmet gebied waar dat prioritaire quarantaineorganisme niet kan worden uitgeroeid, indien die maatregelen essentieel zijn om het grondgebied van de Unie tegen verdere verspreiding van dit prioritaire quarantaineorganisme te beschermen. Als vastgesteld is dat het plaagorganisme in de bufferzone rondom dat besmette gebied aanwezig is, betreffen die maatregelen de uitroeiing van het plaagorganisme in die bufferzone;

    c)      preventieve maatregelen tegen de verspreiding van een prioritair quarantaineorganisme dat krachtens artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. […]/[…]* in een lijst is opgenomen en waartegen krachtens artikel 27, lid 3, of artikel 29, lid 3, van die verordening maatregelen van de Unie zijn genomen, indien die maatregelen essentieel zijn om het grondgebied van de Unie tegen verdere verspreiding van dit prioritaire quarantaineorganisme te beschermen.

    *          PB L … van ……., blz. …" [Office of Publications, please insert this footnote, referring to the present Regulation, in Regulation (EU) No [.…]/2013 laying down provisions for the management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal welfare, and relating to plant health and plant reproductive material]

    3)           Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

    a)      De punten a) en b) van de eerste alinea worden vervangen door:

    "a)     zij betreffen EU-quarantaineorganismen die, voor zover bekend, niet op het grondgebied van de Unie voorkomen en die krachtens artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. […]/[…]* in een lijst zijn opgenomen;

    b)      zij betreffen prioritaire quarantaineorganismen die krachtens artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. […]/[…]* in een lijst zijn opgenomen;

    c)       zij betreffen plaagorganismen die niet als EU-quarantaineorganismen in een lijst zijn opgenomen en die vallen onder een maatregel die de Commissie krachtens artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) nr. […]/[…]* heeft vastgesteld.

    *          PB L … van ……., blz. …" [Office of Publications, please insert this footnote, referring to the present Regulation, in Regulation (EU) No [.…]/2013 laying down provisions for the management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal welfare, and relating to plant health and plant reproductive material]

    b)      De tweede alinea wordt vervangen door:

    "Als de maatregelen aan de voorwaarde van punt c) van de eerste alinea voldoen, mag de subsidie niet betrekking hebben op kosten die zijn gemaakt na het verstrijken van de maatregel die de Commissie krachtens artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) nr. […]/[…]* heeft vastgesteld.

    *          PB L … van ……., blz. …" [Office of Publications, please insert this footnote, referring to the present Regulation, in Regulation (EU) No [.…]/2013 laying down provisions for the management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal welfare, and relating to plant health and plant reproductive material]

    4)           Artikel 19, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

    a)      Na punt c) wordt het volgende punt c bis) ingevoegd:

    "c bis)   door de lidstaten gemaakte kosten voor de compensatie van de exploitanten zoals bedoeld in artikel 2, lid 7, onder a), b) en c), van Verordening (EU) nr. […]/[…]* voor de waarde van de vernietigde planten, plantaardige producten of andere materialen die vallen onder de in artikel 16 van die verordening bedoelde maatregelen, wat betreft prioritaire quarantaineorganismen die krachtens artikel 6, lid 2, van die verordening in een lijst zijn opgenomen;

    *          PB L … van ……., blz. …" [Office of Publications, please insert this footnote, referring to the present Regulation, in Regulation (EU) No [.…]/2013 laying down provisions for the management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal welfare, and relating to plant health and plant reproductive material]

    b)      Punt d) wordt vervangen door:

    "d)     in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen en rekening houdend met de toegevoegde waarde van de maatregelen voor de Unie: kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van andere dan de dan onder a) tot en met c bis), bedoelde maatregelen die noodzakelijk blijken, op voorwaarde dat die maatregelen vermeld zijn in het in artikel 35, lid 3, bedoelde financieringsbesluit."

    c)      De volgende tweede alinea wordt toegevoegd:

    "Voor de toepassing van punt c bis van de eerste alinea bedraagt de compensatie niet meer dan de marktwaarde van de planten, plantaardige producten of andere materialen onmiddellijk voordat zij werden vernietigd en wordt de eventuele restwaarde van de compensatie afgetrokken."

    5)           Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

    a)      De punten a) en b) van de eerste alinea worden vervangen door:

    "a)     zij betreffen EU-quarantaineorganismen die, voor zover bekend, niet op het grondgebied van de Unie voorkomen en die krachtens artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. […]/[…]* in een lijst zijn opgenomen;

    b)      zij betreffen prioritaire quarantaineorganismen die krachtens artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. […]/[…]* in een lijst zijn opgenomen;

    c)       zij betreffen plaagorganismen die niet als EU-quarantaineorganismen in een lijst zijn opgenomen en die vallen onder een maatregel die de Commissie krachtens artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) nr. […]/[…]* heeft vastgesteld.

    *          PB L … van ……., blz. …" [Office of Publications, please insert this footnote, referring to the present Regulation, in Regulation (EU) No [.…]/2013 laying down provisions for the management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal welfare, and relating to plant health and plant reproductive material]

    b)      De derde alinea wordt vervangen door:

    "Als de maatregelen aan de voorwaarde van punt c) van de eerste alinea voldoen, mag de subsidie niet betrekking hebben op kosten die zijn gemaakt na het verstrijken van de maatregel die de Commissie krachtens artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) nr. […]/[…]* heeft vastgesteld.

    *          PB L … van ……., blz. …" [Office of Publications, please insert this footnote, referring to the present Regulation, in Regulation (EU) No [.…]/2013 laying down provisions for the management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal welfare, and relating to plant health and plant reproductive material]

    Artikel 103 Inwerkingtreding en toepassing

    1.           Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van [Office of Publications, please insert date counting 36 months from the entry into force].

    2.           Artikel 97, lid 2, is van toepassing met ingang van de datum waarop de systemen zoals bedoeld in artikel 97, lid 1, worden ingevoerd.

    3.           De in artikel 101, lid 1, onder a), d), e) en f), bedoelde handelingen worden ingetrokken op 31 december 2021. In geval van strijdigheid tussen de bepalingen van die handelingen en de bepalingen van deze verordening hebben de bepalingen van deze verordening voorrang.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

    De voorzitter                                                  De voorzitter

    BIJLAGE I

    Gebieden waarvoor voor de toepassing van deze verordening verwijzingen naar derde landen moeten worden gelezen als verwijzingen naar derde landen en naar deze gebieden, en waarvoor verwijzingen naar het grondgebied van de Unie moeten worden gelezen als verwijzingen naar het grondgebied van de Unie zonder deze gebieden, zoals bedoeld in artikel 1, lid 2

    De gebieden:

    1.           Guadeloupe

    2.           Frans-Guyana

    3.           Martinique

    4.           Réunion

    5.           Sint-Maarten

    6.           Mayotte

    7.           Ceuta

    8.           Melilla

    9.           De Canarische eilanden

    BIJLAGE II

    Criteria voor de kwalificatie van plaagorganismen naar gelang het risico voor het grondgebied van de Unie

    Deel 1 Criteria om te bepalen welke plaagorganismen als quarantaineorganismen moeten worden aangemerkt, zoals bedoeld in artikel 3, artikel 7, lid 1, en artikel 28, lid 2

    1)           Identiteit van het plaagorganisme

    De taxonomische identiteit van het plaagorganisme moet duidelijk worden omschreven dan wel er moet zijn aangetoond dat het plaagorganisme consistente symptomen vertoont en overdraagbaar is.

    De taxonomische identiteit van het plaagorganisme moet worden vastgesteld op soortniveau dan wel op een hoger of lager taxonomisch niveau, indien dat taxonomische niveau wetenschappelijk geschikt is op basis van de virulentie, het gastheerbereik of de vectorrelaties van het plaagorganisme.

    2)           Aanwezigheid van het plaagorganisme op het betrokken grondgebied

    Een of meer van de volgende voorwaarden zijn van toepassing:

    a)      van het plaagorganisme is niet bekend dat het voorkomt op het betrokken grondgebied;

    b)      van het plaagorganisme is niet bekend dat het voorkomt op het betrokken grondgebied, behalve in een beperkt deel daarvan;

    c)      van het plaagorganisme is niet bekend dat het voorkomt op het betrokken grondgebied, met uitzondering van onregelmatige, geïsoleerde en zeldzame gevallen.

    Indien de onder b) of c) beschreven gevallen van toepassing zijn, wordt het plaagorganisme geacht in beperkte mate verspreid te zijn.

    3)           Vermogen tot binnendringen, vestiging en verspreiding van het plaagorganisme in het betrokken grondgebied

    a)      Vermogen tot binnendringen

    Het plaagorganisme wordt geacht het vermogen te hebben binnen te dringen in het betrokken grondgebied of, indien reeds aanwezig, in het deel van dat grondgebied waar het in beperkte mate verspreid is (hierna: "bedreigd gebied" genoemd), hetzij door natuurlijke verspreiding, hetzij indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    i)        het hangt, wat betreft planten, plantaardige producten en andere materialen die naar het betrokken grondgebied worden verplaatst, met deze planten, plantaardige producten en andere materialen samen in het grondgebied waaruit zij afkomstig zijn of vanwaar zij worden verplaatst naar het betrokken grondgebied;

    ii)       het overleeft tijdens vervoer of opslag;

    iii)      het kan worden doorgegeven aan een geschikte gastheer, zijnde plant, plantaardig product of ander materiaal, op het betrokken grondgebied.

    b)      Vermogen tot vestiging

    Het plaagorganisme wordt geacht het vermogen te hebben zijn aanwezigheid voor de nabije toekomst te bestendigen (hierna: "vestiging" genoemd) op het betrokken grondgebied of, indien reeds aanwezig, in het deel van dat grondgebied waar het in beperkte mate verspreid is, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    i)        er zijn gastheerplanten voor het plaagorganisme en, waar relevant, vectoren voor de overdracht van het plaagorganisme beschikbaar;

    ii)       de bepalende milieufactoren zijn gunstig voor het betrokken plaagorganisme en, indien van toepassing, voor de vector, waardoor het perioden van klimatologische stress kan overleven en zijn volledige levenscyclus kan doorlopen;

    iii)      de toegepaste teeltmethoden en bestrijdingsmaatregelen op dat grondgebied zijn gunstig;

    iv)      de overlevingsmethoden, de voortplantingsstrategie, het genetisch aanpassingsvermogen van het plaagorganisme en de minimale levensvatbare populatiegrootte ondersteunen de vestiging.

    c)      Vermogen tot verspreiding

    Het plaagorganisme wordt geacht het vermogen te hebben zich te verspreiden in het betrokken grondgebied of, indien reeds aanwezig, in het deel van dat grondgebied waar het in beperkte mate verspreid is, indien aan een of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    i)        de omgeving leent zich voor de natuurlijke verspreiding van het plaagorganisme;

    ii)       de barrières voor de natuurlijke verspreiding van het plaagorganisme zijn ontoereikend;

    iii)      het plaagorganisme kan zich via goederen of vervoermiddelen verplaatsen;

    iv)      er zijn gastheerplanten en, indien relevant, vectoren voor het plaagorganisme aanwezig;

    v)       er zijn geen of onvoldoende natuurlijke vijanden en antagonisten van het plaagorganisme aanwezig om het plaagorganisme te onderdrukken.

    4)           Mogelijke economische, sociale en milieugevolgen

    Het binnendringen, de vestiging en de verspreiding van het plaagorganisme in het betrokken grondgebied of, indien reeds aanwezig, in het deel van dat grondgebied waar het in beperkte mate verspreid is, heeft onaanvaardbare economische, sociale en/of milieugevolgen voor dat grondgebied, of het deel van dat grondgebied waar het in beperkte mate verspreid is, wat betreft een of meer van de volgende punten:

    a)      oogstverliezen qua rendement en kwaliteit;

    b)      kosten van bestrijdingsmaatregelen;

    c)      kosten van herplanting en verliezen doordat vervangende gewassen moeten worden geteeld;

    d)      effecten op bestaande productiewijzen;

    e)      effecten op bomen in straten, parken en openbaar en particulier groene ruimten;

    f)       effecten op inheemse planten, biodiversiteit en ecosysteemdiensten;

    g)      effecten op de vestiging, de verspreiding en de impact van andere plaagorganismen als gevolg van het vermogen van het betrokken plaagorganisme om als vector te fungeren voor andere plaagorganismen;

    h)      veranderingen in de productiekosten of inputeisen, met inbegrip van de bestrijdingskosten en de kosten van uitroeiing en inperking;

    i)       effecten op de winsten van producenten voor zover die voortvloeien uit veranderingen in de productiekosten, opbrengsten of prijsniveaus;

    j)       veranderingen in de binnen- of buitenlandse consumentenvraag naar een product als gevolg van kwaliteitsveranderingen;

    k)      effecten op de binnenlandse en exportmarkten en de betaalde prijzen, waaronder effecten op de toegang tot de exportmarkten en de waarschijnlijkheid van door handelspartners opgelegde fytosanitaire beperkingen;

    l)       middelen voor aanvullend onderzoek en advies;

    m)     milieu- en andere ongewenste effecten van bestrijdingsmaatregelen;

    n)      effecten op Natura 2000- en andere beschermde gebieden;

    o)      veranderingen in de ecologische processen en de structuur, de duurzaamheid of de processen van een ecosysteem, waaronder verdere effecten op plantensoorten, erosie, veranderingen in het grondwaterpeil, brandgevaar, voedingsstoffenkringloop;

    p)      kosten van milieuherstel;

    q)      effecten op de voedselzekerheid;

    r)       effecten op de werkgelegenheid;

    s)       effecten op de waterkwaliteit, recreatie, toerisme, begrazing, jacht en visserij.

    Met betrekking tot de punten a) tot en met g) wordt rekening gehouden met de rechtstreekse effecten op gastheerplanten in het bedreigde gebied. Deze effecten moeten worden beoordeeld met inachtneming van het bereik van de gastheersoorten, en aan de hand van de aard, de hoeveelheid en de frequentie van de aan die gastheersoorten veroorzaakte schade.

    Met betrekking tot de punten h) tot en met s) moet rekening worden gehouden met indirecte effecten binnen en buiten het bedreigde gebied.

    Deel 2 Criteria om te bepalen welke EU-quarantaineorganismen als prioritaire quarantaineorganismen moeten worden aangemerkt, zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 2

    Een EU-quarantaineorganisme wordt geacht zeer ernstige economische, sociale en milieugevolgen te hebben voor het grondgebied van de Unie, indien het binnendringen, de vestiging en de verspreiding voldoen aan een of meer van de volgende punten:

    a)           Economische effecten: het plaagorganisme is in staat grote schade aan gewassen te veroorzaken in de zin van directe en indirecte effecten zoals beschreven in deel I, punt 4, met een totale jaarlijkse productiewaarde voor het grondgebied van de Unie van ten minste 1 miljard EUR.

    b)           Sociale effecten: het plaagorganisme is in staat een of meer van de volgende effecten te veroorzaken:

    i)       een aanzienlijke daling van de werkgelegenheid in de betrokken landbouw-, tuinbouw- of bosbouwsector;

    ii)       risico's voor de voedselzekerheid of voedselveiligheid;

    iii)      het verdwijnen van of de permanente grootschalige beschadiging van de belangrijkste boomsoorten die op het grondgebied van de Unie groeien of worden gekweekt.

    c)           Milieugevolgen: het plaagorganisme is in staat een of meer van de volgende effecten te veroorzaken:

    i)       effecten op de soorten en habitats die in een lijst zijn opgenomen krachtens Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna[32], en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand[33];

    ii)       ernstige en permanente verhogingen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de betrokken gewassen.

    Deel 3 Criteria voor een eerste beoordeling om te bepalen welke plaagorganismen voorlopig moeten worden aangemerkt als EU-quarantaineorganismen waarvoor tijdelijke maatregelen zoals bedoeld in artikel 21, lid 1, artikel 28, lid 1, artikel 29, lid 1, en artikel 30 moeten worden vastgesteld

    Subdeel 1 Criteria voor een eerste beoordeling om te bepalen welke plaagorganismen voorlopig moeten worden aangemerkt als EU-quarantaineorganismen waarvoor tijdelijke maatregelen zoals bedoeld in artikel 28, lid 1, moeten worden vastgesteld

    1)           Identiteit van het plaagorganisme

    Het plaagorganisme moet voldoen aan het criterium gedefinieerd in deel 1, punt 1.

    2)           Aanwezigheid van het plaagorganisme op het grondgebied van de lidstaat

    Van het plaagorganisme is niet bekend dat het al eerder is voorgekomen op het grondgebied van een lidstaat. Op basis van de informatie waarover die lidstaat beschikt, is van het plaagorganisme ook niet bekend dat het al eerder is voorgekomen op het grondgebied van de Unie, of wordt het geacht te voldoen aan de voorwaarden van deel 1, punt 2, onder b) of c), wat het grondgebied van de Unie betreft.

    3)           Waarschijnlijkheid van de vestiging en de verspreiding van het plaagorganisme op het grondgebied van de Unie of het specifieke deel / de specifieke delen van het grondgebied van de Unie waar het niet voorkomt

    Op basis van de informatie waarover de lidstaat beschikt, voldoet het plaagorganisme aan de criteria van deel 1, punt 3, onder b) en c), wat zijn grondgebied betreft en, voor zover de lidstaat dit kan beoordelen, het grondgebied van de Unie.

    4)           Mogelijke economische, sociale en milieugevolgen van het plaagorganisme

    Op basis van de informatie waarover de lidstaat beschikt, heeft het plaagorganisme onaanvaardbare economische, sociale en/of milieugevolgen ten aanzien van zijn grondgebied en, voor zover de lidstaat dit kan beoordelen, het grondgebied van de Unie, indien het zich zou vestigen en zich zou verspreiden op dat grondgebied, wat betreft een of meer van de gebieden omschreven in deel 1, punt 4.

    Deze gevolgen omvatten ten minste een of meer van de directe effecten die worden genoemd in deel 1, punt 4, onder a) tot en met g).

    Subdeel 2 Criteria voor een eerste beoordeling om te bepalen welke plaagorganismen voorlopig moeten worden aangemerkt als EU-quarantaineorganismen waarvoor tijdelijke maatregelen zoals bedoeld in artikel 29, lid 1, moeten worden vastgesteld

    1)           Identiteit van het plaagorganisme

    Het plaagorganisme moet voldoen aan het criterium gedefinieerd in deel 1, punt 1.

    2)           Aanwezigheid van het plaagorganisme op het grondgebied van de Unie

    Van het plaagorganisme is niet bekend dat het al eerder is voorgekomen op het grondgebied van de Unie of het wordt geacht te voldoen aan de voorwaarden van deel 1, punt 2, onder b) of c), wat het grondgebied van de Unie betreft.

    3)           Waarschijnlijkheid van de vestiging en de verspreiding van het plaagorganisme op het grondgebied van de Unie of het specifieke deel / de specifieke delen van het grondgebied van de Unie waar het niet voorkomt

    Op basis van de informatie waarover de Unie beschikt, voldoet het plaagorganisme aan de criteria omschreven in deel 1, punt 3, onder b) en c), wat het grondgebied van de Unie betreft.

    4)           Mogelijke economische, sociale en milieugevolgen van het plaagorganisme

    Op basis van de informatie waarover de Unie beschikt, heeft het plaagorganisme onaanvaardbare economische, sociale en/of milieugevolgen ten aanzien van haar grondgebied, indien het zich zou vestigen en zich zou verspreiden op dat grondgebied, wat betreft een of meer van de gebieden omschreven in deel 1, punt 4.

    Deze gevolgen omvatten ten minste een of meer van de directe effecten die worden genoemd in deel 1, punt 4, onder a) tot en met g).

    Deel 4 Criteria om te bepalen welke plaagorganismen als EU-kwaliteitsorganismen moeten worden aangemerkt, zoals bedoeld in de artikelen 36 en 38

    1)           Identiteit van het plaagorganisme

    Het plaagorganisme moet voldoen aan het criterium gedefinieerd in deel 1, punt 1.

    2)           Waarschijnlijkheid van de verspreiding van het plaagorganisme op het grondgebied van de Unie

    Voor de beoordeling van de verspreiding van het plaagorganisme wordt ervan uitgegaan dat die voornamelijk plaatsvindt via specifieke voor opplant bestemde planten, in plaats van langs natuurlijke weg of via verplaatsingen van plantaardige producten of andere materialen.

    Die beoordeling omvat, naar gelang van het geval, de volgende aspecten:

    a)      het aantal levenscycli van het plaagorganisme op de betrokken gastheerplanten;

    b)      de biologie, epidemiologie en de overleving van het plaagorganisme;

    c)      mogelijke natuurlijke, door menselijk toedoen ontstane of andere routes voor de overdracht van het plaagorganisme op de betrokken gastheerplant en de efficiëntie van de route, waaronder de mechanismen en het tempo van verspreiding;

    d)      secundaire besmetting en overdracht van het plaagorganisme van de betrokken gastheerplant op andere planten en vice versa;

    e)      klimatologische factoren;

    f)       culturele gebruiken vóór en na de oogst;

    g)      bodemsoorten;

    h)      gevoeligheid van de betrokken gastheerplant en relevante stadia van gastheerplanten;

    i)       aanwezigheid van vectoren voor het plaagorganisme;

    j)       aanwezigheid van natuurlijke vijanden en antagonisten van het plaagorganisme;

    k)      aanwezigheid van andere gastheerplanten die gevoelig zijn voor het plaagorganisme;

    l)       prevalentie van het plaagorganisme op het grondgebied van de Unie

    m)     beoogd gebruik van de planten.

    3)           Mogelijke economische, sociale en milieugevolgen van het plaagorganisme

    Besmettingen van de voor opplant bestemde planten zoals bedoeld in punt 2 met het plaagorganisme heeft onaanvaardbare economische gevolgen voor het beoogde gebruik van die planten met betrekking tot een of meer van de volgende punten:

    a)      oogstverliezen qua rendement en kwaliteit;

    b)      extra kosten van bestrijdingsmaatregelen;

    c)      extra kosten van het oogsten en sorteren,

    d)      kosten van herplanting;

    e)      verliezen doordat vervangende gewassen moeten worden geteeld;

    f)       effecten op bestaande productiewijzen;

    g)      effecten op andere gastheerplanten op de plaats van productie;

    h)      effecten op de vestiging, de verspreiding en de impact van andere plaagorganismen als gevolg van het vermogen van het betrokken plaagorganisme om als vector te fungeren voor die andere plaagorganismen;

    i)       effecten op de productiekosten of inputeisen, met inbegrip van de bestrijdingskosten en de kosten van uitroeiing en inperking;

    j)       effecten op de winsten van producenten voor zover die voortvloeien uit veranderingen in de productiekosten, opbrengsten of prijsniveaus;

    k)      veranderingen in de binnen- of buitenlandse consumentenvraag naar een product als gevolg van kwaliteitsveranderingen;

    l)       effecten op de binnenlandse en exportmarkten en de betaalde prijzen;

    m)     effecten op de werkgelegenheid.

    Met betrekking tot de punten a) tot en met h) wordt rekening gehouden met de rechtstreekse effecten op gastheerplanten in het bedreigde gebied. Deze effecten worden beoordeeld aan de hand van de aard, de hoeveelheid en de frequentie van de desbetreffende schade.

    Met betrekking tot de punten i) tot en met m) moet rekening worden gehouden met indirecte effecten binnen en buiten het bedreigde gebied.

    BIJLAGE III

    Gegevens om vast te kunnen stellen welke voor opplant bestemde planten fytosanitaire risico's voor het grondgebied van de Unie opleveren, zoals bedoeld in artikel 47, lid 2, en artikel 48

    Voor opplant bestemde planten uit derde landen worden geacht vermoedelijk fytosanitaire risico's voor het grondgebied van de Unie op te leveren, zoals bedoeld in artikel 47, lid 1, indien deze voor opplant bestemde planten voldoen aan ten minste drie van de volgende voorwaarden, waaronder ten minste een van de voorwaarden van punt 1, onder a), b) en c):

    1)           Kenmerken van de voor opplant bestemde planten

    a)      Zij behoren tot een plantengeslacht dat of een plantenfamilie die gewoonlijk bekendstaat als gastheer voor plaagorganismen die op het grondgebied van de Unie of in derde landen als quarantaineorganismen gereglementeerd zijn.

    b)      Zij behoren tot een plantengeslacht dat of een plantenfamilie die gewoonlijk bekendstaat als gastheer voor polyfage plaagorganismen, of van monofage plaagorganismen waarvan bekend is dat zij een aanzienlijke impact hebben op plantensoorten die worden geteeld op het grondgebied van de Unie en die van groot economisch, sociaal en ecologisch belang zijn voor het grondgebied van de Unie.

    c)      Zij behoren tot een plantengeslacht dat of een plantenfamilie waarvan bekend is dat zij gewoonlijk drager zijn van plaagorganismen zonder tekenen en symptomen van die plaagorganismen te vertonen, of althans met een latentieperiode van ten minste drie maanden voordat die tekenen of symptomen zichtbaar worden, wat betekent dat de aanwezigheid van plaagorganisme op die voor opplant bestemde planten waarschijnlijk wordt gemist bij officiële controles bij het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie waarbij geen monsters worden genomen of tests worden uitgevoerd noch quarantaineprocedures worden toegepast.

    d)      Zij worden in de vollegrond geteeld in de derde landen van oorsprong.

    e)      Zij worden vóór of tijdens het vervoer niet behandeld met generieke gewasbeschermingsmiddelen.

    f)       Zij worden niet onderworpen aan officiële uitvoercontroles en certificering in het derde land van oorsprong.

    g)      Zij worden niet vervoerd in een gesloten container of verpakking, of indien zij op zodanige wijze worden vervoerd, kunnen de zendingen vanwege hun omvang niet worden geopend in gesloten ruimten voor officiële controles bij het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie.

    2)           Oorsprong van de opplant bestemde planten

    a)      Zij komen uit of worden verplaatst vanuit een derde land waaruit frequente kennisgevingen van onderscheppingen van quarantaineorganismen die niet krachtens artikel 5, lid 2, in een lijst zijn opgenomen, afkomstig zijn.

    b)      Zij komen uit of worden verplaatst vanuit een derde land dat geen lid is van het IPPC.

    BIJLAGE IV

    Maatregelen en beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen

    Deel 1 Maatregelen voor het beheer van de risico's van quarantaineorganismen als bedoeld in artikel 16, lid 1, artikel 20, artikel 24, lid 2, artikel 27, lid 4, artikel 28, lid 1, artikel 29, lid 4, artikel 40, lid 2, artikel 41, lid 2, artikel 44, lid 3, artikel 49, lid 2, en artikel 50, lid 2

    Het beheer van de risico's van quarantaineorganismen moet, naar gelang van het geval, bestaan uit een of meer van de volgende maatregelen:

    1)           Maatregelen voor preventie en eliminatie van de besmetting van gekweekte en in het wild levende planten

    a)      beperkingen met betrekking tot de identiteit, de aard, de oorsprong, de afstamming, de herkomst en de productiegeschiedenis van gekweekte planten;

    b)      beperkingen van de teelt, de oogst en het gebruik van planten;

    c)      beperkingen op het gebruik van plantaardige producten, bedrijfsruimten, land, water, bodem, groeimedia, installaties, machines, uitrusting en andere materialen;

    d)      surveillance, visuele onderzoeken, het nemen van monsters en het uitvoeren van laboratoriumtests van planten, plantaardige producten, bedrijfsruimten, land, water, bodem, groeimedia, installaties, machines, uitrusting en andere materialen met het oog op de aanwezigheid van quarantaineorganismen;

    e)      surveillance van falende of gewijzigde effectiviteit van een resistente plantensoort of plantenras die samenhangt met een verandering in de samenstelling van het quarantaineorganisme of het biotype, het pathotype, het ras of de virulentiegroep ervan;

    f)       fysische, chemische en biologische behandeling van planten, plantaardige producten, bedrijfsruimten, land, water, bodem, groeimedia, installaties, machines, uitrusting en andere materialen, die besmet of mogelijk besmet zijn met quarantaineorganismen;

    g)      vernietiging van planten, plantaardige producten en andere materialen, die besmet of mogelijk besmet zijn met quarantaineorganismen of voor preventieve doeleinden;

    h)      verplichtingen inzake informatie, gegevensregistratie, communicatie en rapportage.

    Voor de toepassing van punt b) kunnen die maatregelen eisen omvatten met betrekking tot het testen van plantensoorten en plantenrassen op resistentie tegen het betrokken quarantaineorganisme en het opstellen van een lijst van plantensoorten en plantenrassen die resistent zijn gebleken tegen het betrokken quarantaineorganisme.

    Voor de toepassing van punt f) kunnen die maatregelen eisen omvatten met betrekking tot:

    a)      de registratie en de machtiging van en het officiële toezicht op de professionele exploitanten die de betrokken behandeling toepassen;

    b)      de afgifte van een fytosanitair certificaat, plantenpaspoort, etiket of andere officiële verklaring voor de behandelde planten, plantaardige producten of andere materialen en het aanbrengen van het in artikel 91, lid 1, bedoelde merkteken na het toepassen van de betrokken behandeling.

    2)           Op zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen gerichte maatregelen

    a)      beperkingen met betrekking tot de identiteit, de aard, de oorsprong, de herkomst, de afstamming, de productiemethode, de productiegeschiedenis en de traceerbaarheid van planten, plantaardige producten en andere materialen;

    b)      beperkingen op het binnenbrengen, het verplaatsen, het gebruik, de hantering, de verwerking, de verpakking, de opslag, de distributie en de bestemming van planten, plantaardige producten en andere materialen;

    c)      surveillance, visuele onderzoeken, het nemen van monsters, het uitvoeren van laboratoriumtests van planten, plantaardige producten en andere materialen met het oog op de aanwezigheid van quarantaineorganismen, onder meer door de toepassing van quarantaineprocedures;

    d)      fysische, chemische en biologische behandeling en, waar van toepassing, vernietiging van planten, plantaardige producten en andere materialen die besmet of mogelijk besmet zijn met quarantaineorganismen;

    e)      verplichtingen inzake informatie, gegevensregistratie, communicatie en rapportage.

    Voor de toepassing van de punten a) tot en met d) kunnen die maatregelen eisen omvatten met betrekking tot:

    a)      de afgifte van een fytosanitair certificaat, plantenpaspoort, etiket of andere officiële verklaring, met inbegrip van het aanbrengen van het in artikel 91, lid 1, bedoelde merkteken om aan te tonen dat wordt voldaan aan de bepalingen van punt a) tot en met d);

    b)      de registratie en de machtiging van en het officiële toezicht op de professionele exploitanten die de in punt d) bedoelde behandeling toepassen.

    3)           Maatregelen met betrekking tot andere verplaatsingsroutes van quarantaineorganismen dan zendingen van planten, plantaardige producten of andere materialen

    a)      beperkingen op het binnenbrengen en het verplaatsen van quarantaineorganismen als goederen;

    b)      surveillance, visuele onderzoeken, het nemen van monsters en het uitvoeren van laboratoriumtests en, waar van toepassing, de vernietiging van goederen besmet met quarantaineorganismen;

    c)      beperkingen ten aanzien van planten, plantaardige producten en andere materialen die door reizigers worden vervoerd;

    d)      surveillance, visuele onderzoeken, het nemen van monsters en het uitvoeren van laboratoriumtests en, waar van toepassing, de behandeling of vernietiging van planten, plantaardige producten en andere materialen die door reizigers worden vervoerd;

    e)      beperkingen op voertuigen, verpakkingen en andere materialen die worden gebruikt voor het vervoer van goederen;

    f)       surveillance, visuele onderzoeken, het nemen van monsters en het uitvoeren van laboratoriumtests en, waar van toepassing, de behandeling of vernietiging van voertuigen, verpakkingen en andere materialen die worden gebruikt voor het vervoer van goederen;

    g)      verplichtingen inzake informatie, gegevensregistratie, communicatie en rapportage.

    Deel 2 Beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen zoals bedoeld in artikel 16, lid 1, artikel 17, lid 2, artikel 27, lid 4, artikel 28, lid 1, artikel 29, lid 4, artikel 31, lid 1, artikel 37, lid 5, artikel 44, lid 3, artikel 47, lid 2, artikel 68, lid 3, artikel 69, lid 3, artikel 70, lid 2, artikel 74, lid 3, en artikel 75, lid 3

    Bij het beheer van de risico's van EU-quarantaineorganismen, BG-quarantaineorganismen en EU-kwaliteitsorganismen moeten de volgende beginselen in acht worden genomen:

    1)           Noodzaak

    Maatregelen om het risico van een plaagorganisme te beheren, mogen uitsluitend worden toegepast indien zij noodzakelijk zijn om het binnenbrengen, de vestiging en de verspreiding van dat plaagorganisme te voorkomen.

    2)           Evenredigheid

    Maatregelen om het risico van een plaagorganisme te beheren, moeten in verhouding staan tot het risico dat het betrokken plaagorganisme oplevert en het vereiste beschermingsniveau.

    3)           Minimale impact

    Bij maatregelen om het risico van een plaagorganisme te beheren, moet het gaan om de minst restrictieve maatregelen die beschikbaar zijn, die het internationale verkeer van personen, goederen en vervoermiddelen zo min mogelijk hinderen.

    4)           Non-discriminatie

    Maatregelen om het risico van een plaagorganisme te beheren, moeten niet zodanig worden toegepast dat zij neerkomen op een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie of een verkapte beperking, met name van de internationale handel. Zij moeten niet strenger zijn voor derde landen dan de maatregelen die op datzelfde plaagorganisme van toepassing zijn indien het aanwezig is binnen het grondgebied van de Unie, als derde landen kunnen aantonen dat zij dezelfde fytosanitaire status hebben en gelijke of gelijkwaardige fytosanitaire maatregelen toepassen.

    5)           Technische onderbouwing

    Maatregelen om het risico van een plaagorganisme te beheren, moeten technisch onderbouwd zijn met de conclusies die worden getrokken uit een passende risicoanalyse of, waar van toepassing, een ander vergelijkbaar onderzoek en een vergelijkbare beoordeling van de beschikbare wetenschappelijke informatie. Die maatregelen moeten rekening houden met en, waar van toepassing, worden gewijzigd of geschrapt om rekening te houden met een nieuwe of geactualiseerde risicoanalyse of relevante wetenschappelijke informatie.

    6)           Haalbaarheid

    Maatregelen om het risico van een plaagorganisme te beheren, moeten het mogelijk maken dat het doel van die maatregelen waarschijnlijk wordt bereikt.

    BIJLAGE V

    Inhoud van fytosanitaire certificaten voor het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie

    Deel A Fytosanitaire certificaten voor uitvoer zoals bedoeld in artikel 71, lid 1

    ___________________________________________________________________________

    Model van een fytosanitair certificaat

                                                                                                   Nr._________________________

    Plantenziektekundige dienst van______________________________________________

    AAN: De plantenziektekundige dienst(en) van____________________________________

    I. Beschrijving van de zending

    Naam en adres van de exporteur_____________________________________________

    Opgegeven naam en adres van de ontvanger:_____________________________________

    Aantal en omschrijving van de colli:___________________________________________

    Merktekens van de colli:__________________________________________________

    Plaats van oorsprong:____________________________________________________

    Opgegeven middel van vervoer:______________________________________________

    Opgegeven plaats van binnenkomst:___________________________________________

    Naam van product en opgegeven hoeveelheid:____________________________________

    Botanische naam van de planten:___________________________________________________

    Hierbij wordt verklaard dat de hierin omschreven planten, plantaardige producten of andere gereglementeerde artikelen volgens passende officiële procedures zijn onderzocht en/of getest en worden geacht vrij te zijn van de door de overeenkomstsluitende partij van invoer gespecificeerde quarantaineorganismen en te voldoen aan de geldende fytosanitaire voorschriften van de overeenkomstsluitende partij van invoer, met inbegrip van de voorschriften die van toepassing zijn op gereglementeerde niet‑quarantaineorganismen.

    Zij worden geacht vrijwel vrij van andere plaagorganismen te zijn.*

    II. Aanvullende verklaring

    [Hier tekst invoegen]

    III. Bestrijdings- en/of ontsmettingsbehandeling

    Datum ________ Behandeling ___________ Chemisch product (werkzame stof)____________

    Duur en temperatuur_____________________________________________________

    Concentratie__________________________________________________________

    Aanvullende informatie____________________________________________________

    ___________________________________________________________________________

                                                             Plaats van afgifte__________________________________

    (Dienststempel)_______                   Naam van de bevoegde functionaris____________________

                                                             Datum_____________________________________

                                                                                                          (Handtekening)

    ___________________________________________________________________________

    Met betrekking tot dit certificaat zijn ____________ (naam van de plantenziektekundige dienst) en zijn functionarissen of vertegenwoordigers niet financieel aansprakelijk.*

    * Facultatieve clausule.

    Deel B Fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer zoals bedoeld in artikel 71, lid 1

    ___________________________________________________________________________

    Model van een fytosanitair certificaat voor wederuitvoer

                                                                                                   Nr._________________________

    Plantenziektekundige dienst van_______________________(overeenkomstsluitende partij van wederuitvoer)

    AAN: Plantenziektekundige dienst van________________(overeenkomstsluitende partij(en) van invoer)

    I. Beschrijving van de zending

    Naam en adres van de exporteur_____________________________________________

    Opgegeven naam en adres van de ontvanger:_____________________________________

    Aantal en omschrijving van de colli:_________________________________________________

    Merktekens van de colli:__________________________________________________

    Plaats van oorsprong:____________________________________________________

    Opgegeven middel van vervoer:______________________________________________

    Opgegeven plaats van binnenkomst:___________________________________________

    Naam van product en opgegeven hoeveelheid:____________________________________

    Botanische naam van de planten:___________________________________________________

    Hierbij wordt verklaard dat de hierboven omschreven planten, plantaardige producten of andere gereglementeerde artikelen ________________ zijn ingevoerd in (overeenkomstsluitende partij van wederuitvoer)________________uit _________________(overeenkomstsluitende partij van oorsprong) begeleid door fytosanitair certificaat nr.__________________, waarvan

    * het origineel || ¨ || * een als eensluidend gewaarmerkt afschrift || ¨

    bij dit certificaat is gevoegd; dat zij

    *zijn verpakt || ¨ || * opnieuw zijn verpakt || ¨

    in

    * oorspronkelijke || ¨ || * nieuwe || ¨

    verpakking, dat zij op grond van

    *het originele fytosanitaire certificaat || ¨

    en

    *een aanvullende inspectie || ¨

    worden geacht te voldoen aan de geldende fytosanitaire voorschriften van de overeenkomstsluitende partij van invoer; en dat tijdens de opslag in ___________ (overeenkomstsluitende partij van wederuitvoer) de zending niet heeft blootgestaan aan het gevaar van besmetting of infectie.

    * juiste vakje aankruisen || ¨ ||

    II. Aanvullende verklaring

    [Hier tekst invoegen]

    III. Bestrijdings- en/of ontsmettingsbehandeling

    Datum ________ Behandeling ___________ Chemisch product (werkzame stof)______________

    Duur en temperatuur_____________________________________________________

    Concentratie__________________________________________________________

    Aanvullende informatie____________________________________________________

    ___________________________________________________________________________

                                                             Plaats van afgifte______________________________

    (Dienststempel)_______                   Naam van de bevoegde functionaris____________________

                                                             Datum__________________________________________

                                                                                                          (Handtekening)

    ___________________________________________________________________________

    Met betrekking tot dit certificaat zijn ____________ (naam van de plantenziektekundige dienst) en zijn functionarissen of vertegenwoordigers niet financieel aansprakelijk.*

    * Facultatieve clausule.

    BIJLAGE VI

    Plantenpaspoorten

    Deel A Plantenpaspoorten voor verplaatsing binnen het grondgebied van de Unie zoals bedoeld in artikel 78, lid 2, eerste alinea

    1)           Het plantenpaspoort voor verplaatsing binnen het grondgebied van de Unie moet de volgende gegevens bevatten:

    a)      in de linkerbovenhoek de woorden "Plantenpaspoort";

    b)      in de rechterbovenhoek de vlag van de Europese Unie;

    c)      de letter "A", gevolgd door de botanische naam van de betrokken plantensoort of het betrokken taxon, in geval van planten en plantaardige producten of, waar van toepassing, de naam van het betrokken materiaal;

    d)      de letter "B", gevolgd door de tweelettercode zoals bedoeld in artikel 63, onder b), voor de lidstaat waar de professionele exploitant die het plantenpaspoort afgeeft is geregistreerd, een koppelteken en het registratienummer van de betrokken professionele exploitant;

    e)      de letter "C", gevolgd door het partijnummer van de plant, het plantaardige product of het andere materiaal in kwestie;

    f)       de letter "D", eventueel gevolgd door de naam van het derde land van oorsprong of de tweelettercode zoals bedoeld in artikel 63, onder b), voor de lidstaat van oorsprong.

    2)           Het partijnummer zoals bedoeld in punt 1, onder e), kan worden vervangen door een verwijzing naar een op de partij aangebracht(e) uniek(e) streepjescode, hologram, chip of andere gegevensdrager met traceerbaarheidsdoeleinden.

    Deel B Plantenpaspoorten voor verplaatsing naar en binnen beschermde gebieden zoals bedoeld in artikel 78, lid 2, tweede alinea

    1)           Het plantenpaspoort voor verplaatsing naar en binnen beschermde gebieden de volgende gegevens bevatten:

    a)      in de linkerbovenhoek de woorden "Plantenpaspoort ─ BG";

    b)      direct onder die woorden de wetenschappelijke benaming(en) van het (de) betrokken BG-quarantaineorganisme(n);

    c)      in de rechterbovenhoek de vlag van de Europese Unie;

    d)      de letter "A", gevolgd door de botanische naam van de betrokken plantensoort of het betrokken taxon, in geval van planten en plantaardige producten of, waar van toepassing, de naam van het betrokken materiaal;

    e)      de letter "B", gevolgd door de tweelettercode zoals bedoeld in artikel 63, onder b), voor de lidstaat waar de professionele exploitant die het plantenpaspoort afgeeft is ingeschreven, een koppelteken en het registratienummer van de betrokken professionele exploitant;

    f)       de letter "C", gevolgd door het partijnummer van de plant, het plantaardige product of het andere materiaal in kwestie;

    g)      de letter "D", eventueel gevolgd door de naam van het derde land van oorsprong of de tweelettercode zoals bedoeld in artikel 63, onder b), voor de lidstaat van oorsprong.

    2)           Het partijnummer zoals bedoeld in punt 1, onder f), kan worden vervangen door een verwijzing naar een op de partij aangebracht(e) uniek(e) streepjescode, hologram, chip of andere gegevensdrager met traceerbaarheidsdoeleinden.

    Deel C Plantenpaspoorten voor verplaatsing binnen het grondgebied van de Unie, in combinatie met een certificeringsetiket, zoals bedoeld in artikel 78, lid 3, tweede alinea

    1)           Het plantenpaspoort voor verplaatsing binnen het grondgebied van de Unie, gecombineerd in een gezamenlijk etiket met het officiële etiket zoals bedoeld in artikel 19 van Verordening (EU) nr. ..../.... [Office of Publications, please insert number of Regulation on plant reproductive material law], of het in artikel 122 van die verordening bedoelde basiscertificaat, moet de volgende gegevens bevatten:

    a)      in de linkerbovenhoek van het gezamenlijke etiket de woorden "Plantenpaspoort";

    b)      in de rechterbovenhoek van het gezamenlijke etiket de vlag van de Europese Unie.

    Het plantenpaspoort wordt op het gezamenlijke etiket direct boven en met dezelfde breedte als dat officiële etiket of, waar van toepassing, dat basiscertificaat aangebracht.

    Indien punt c), d), e) of f) zoals bedoeld in deel A, punt 1, niet op dat officiële etiket of, waar van toepassing, dat basiscertificaat wordt vermeld, moet dat punt worden opgenomen in het plantenpaspoort zoals bedoeld in de eerste alinea.

    2)           Deel A, punt 2, is van overeenkomstige toepassing.

    Deel D Plantenpaspoorten voor verplaatsing naar en binnen beschermde gebieden, in combinatie met een certificeringsetiket, zoals bedoeld in artikel 78, lid 3, derde alinea

    1)           Het plantenpaspoort voor verplaatsing naar en binnen beschermde gebieden, gecombineerd in een gezamenlijk etiket met het officiële etiket zoals bedoeld in artikel 19 van Verordening (EU) nr. ..../.... [Office of Publications, please insert number of Regulation on plant reproductive material law], of het in artikel 122 van die verordening bedoelde basiscertificaat, moet de volgende gegevens bevatten:

    a)      in de linkerbovenhoek van het gezamenlijke etiket de woorden "Plantenpaspoort ─ BG";

    b)      direct onder die woorden de wetenschappelijke benaming(en) van het (de) betrokken BG-quarantaineorganisme(n);

    c)      in de rechterbovenhoek van het gezamenlijke etiket de vlag van de Europese Unie.

    Het plantenpaspoort wordt op het gezamenlijke etiket direct boven en met dezelfde breedte als dat officiële etiket of, waar van toepassing, dat basiscertificaat aangebracht.

    Indien punt d), e), f) of g) zoals bedoeld in deel B, punt 1, niet op dat officiële etiket of, waar van toepassing, dat basiscertificaat wordt vermeld, moet dat punt worden opgenomen in het plantenpaspoort zoals bedoeld in de eerste alinea.

    2)           Deel B, punt 2, is van overeenkomstige toepassing.

    BIJLAGE VII

    Merkteken voor houten verpakkingsmateriaal zoals bedoeld in artikel 91, lid 1

    Het merkteken dat krachtens artikel 91, lid 1, wordt aangebracht op houten verpakkingsmateriaal, moet de volgende gegevens bevatten:

    a)           aan de linkerzijde het logo van het IPPC;

    b)           aan de rechterzijde de tweelettercode zoals bedoeld in artikel 63, onder b), voor de lidstaat waar de professionele exploitant die dat merkteken aanbrengt is geregistreerd, een koppelteken, het registratienummer van de betrokken professionele exploitant en de letters "HT".

    Binnen de randen van het merkteken wordt geen andere informatie opgenomen.

    Het merkteken mag niet handgetekend zijn.

    BIJLAGE VIII

    Inhoud van fytosanitaire certificaten voor uitvoer en wederuitvoer zoals bedoeld in artikel 94, lid 3, en artikel 95, lid 4

    Deel A Fytosanitaire certificaten voor uitvoer zoals bedoeld in artikel 94, lid 3

    1)           Het fytosanitaire certificaat voor verplaatsing naar een plaats buiten het grondgebied van de Unie met het oog op uitvoer naar een derde land moet de volgende gegevens bevatten:

    a)      de woorden "Fytosanitair certificaat", gevolgd door:

    i)        de letters "EU";

    ii)       de tweelettercode zoals bedoeld in artikel 63, onder b), voor de lidstaat waar de professionele exploitant die verzoekt om afgifte van het fytosanitaire certificaat voor uitvoer geregistreerd is;

    iii)      een schuine streep;

    iv)      een unieke identificatiecode voor het certificaat bestaande uit cijfers of een combinatie van letters en cijfers, waarbij de letters, voor zover van toepassing, de provincie en het district aanduiden van de lidstaat waar het certificaat wordt afgegeven;

    b)      de woorden "Naam en adres van de exporteur", gevolgd door de naam en het adres van de geregistreerde exploitant die verzoekt om afgifte van het fytosanitaire certificaat voor uitvoer;

    c)      de woorden "Opgegeven naam en adres van de ontvanger", gevolgd door de opgegeven naam en het adres van de ontvanger;

    d)      de woorden "Plantenziektekundige dienst van", gevolgd door de naam van de lidstaat waarvan de plantenziektekundige dienst het certificaat afgeeft, en vervolgens de woorden "aan de plantenziektekundige dienst(en) van", gevolgd door de naam of, voor zover van toepassing, namen van het land of, voor zover van toepassing, de landen van bestemming;

    e)      de woorden "Plaats van oorsprong", gevolgd door de plaats van oorsprong van de planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending waarvoor het certificaat wordt afgegeven;

    f)       de woorden "Opgegeven middel van vervoer", gevolgd door het opgegeven middel van vervoer van die zending;

    g)      de woorden "Opgegeven plaats van binnenkomst", gevolgd door de opgegeven plaats van binnenkomst in het land van bestemming van die zending;

    h)      de woorden "Merktekens van de colli: aantal en omschrijving van de colli: Naam van product; botanische naam van de planten", gevolgd door het aantal en het soort colli in de zending;

    i)       de woorden "Opgegeven hoeveelheid", gevolgd door de hoeveelheid planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending, uitgedrukt in aantal of gewicht;

    j)       de woorden "Hierbij wordt verklaard dat de hierboven omschreven planten, plantaardige producten of andere gereglementeerde artikelen volgens passende officiële procedures zijn onderzocht en/of getest en worden geacht vrij te zijn van de door de overeenkomstsluitende partij van invoer gespecificeerde quarantaineorganismen en te voldoen aan de geldende fytosanitaire voorschriften van de overeenkomstsluitende partij van invoer, met inbegrip van de voorschriften die van toepassing zijn op gereglementeerde niet‑quarantaineorganismen. Zij worden geacht vrijwel vrij van andere plaagorganismen te zijn.";

    k)      de woorden "Aanvullende verklaring", gevolgd door de aanvullende verklaring zoals bedoeld in artikel 67, lid 2, en de vermelding zoals bedoeld in artikel 67, lid 3, en eventuele verdere relevante fytosanitaire informatie over de zending. Als er niet voldoende ruimte is voor de volledige "aanvullende verklaring", dan mag daarvoor de achterzijde van het formulier worden gebruikt;

    l)       de woorden "Bestrijdings- en/of ontsmettingsbehandeling";

    m)     het woord "Behandeling", gevolgd door de behandeling die op die de zending is toegepast;

    n)      de woorden "Chemisch product (werkzame stof)", gevolgd door de werkzame stof van het chemische product dat voor de in punt m bedoelde behandeling werd gebruikt;

    o)      de woorden "Duur en temperatuur", gevolgd door de duur en, waar van toepassing, de temperatuur van die behandeling;

    p)      het woord "Concentratie", gevolgd door de concentratie van het chemische product die bij die behandeling werd bereikt;

    q)      het woord "Datum", gevolgd door de datum waarop die behandeling werd toegepast;

    r)       de woorden "Aanvullende informatie", gevolgd door eventuele aanvullende informatie die de bevoegde autoriteit in het certificaat wil verschaffen;

    s)       de woorden "Plaats van afgifte", gevolgd door de plaats van afgifte van het fytosanitair certificaat;

    t)       het woord "Datum", gevolgd door de datum van afgifte van het fytosanitaire certificaat;

    u)      de woorden "Naam en handtekening van de bevoegde functionaris", gevolgd door de naam en de handtekening van de functionaris die het fytosanitaire certificaat afgeeft en ondertekent;

    v)      het woord "Dienststempel", gevolgd door het officiële stempel van de bevoegde autoriteit die het fytosanitair certificaat afgeeft.

    2)           Het te gebruiken papier bevat het reliëfzegel van de bevoegde autoriteit die het certificaat ondertekent.

    Deel B Fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer zoals bedoeld in artikel 95, lid 4

    1)           Het fytosanitaire certificaat voor verplaatsing naar een plaats buiten het grondgebied van de Unie met het oog op wederuitvoer naar een derde land bevat de volgende gegevens:

    a)      de woorden "Fytosanitair certificaat voor wederuitvoer", gevolgd door:

    i)        de letters "EU";

    ii)       de tweelettercode zoals bedoeld in artikel 63, onder b), voor de lidstaat waar de professionele exploitant die verzoekt om afgifte van het fytosanitaire certificaat voor wederuitvoer geregistreerd is;

    iii)      een schuine streep;

    iv)      een unieke identificatiecode voor het certificaat bestaande uit cijfers of een combinatie van letters en cijfers, waarbij de letters, voor zover van toepassing, de provincie en het district aanduiden van de lidstaat waar het certificaat wordt afgegeven;

    b)      de woorden "Naam en adres van de exporteur", gevolgd door de naam en het adres van de geregistreerde exploitant die verzoekt om afgifte van het fytosanitaire certificaat voor wederuitvoer;

    c)      de woorden "Opgegeven naam en adres van de ontvanger", gevolgd door de opgegeven naam en het adres van de ontvanger;

    d)      de woorden "Plantenziektekundige dienst van", gevolgd door de naam van de lidstaat waarvan de plantenziektekundige dienst het certificaat afgeeft, en vervolgens de woorden "aan de plantenziektekundige dienst(en) van", gevolgd door de naam of, voor zover van toepassing, namen van het land of, voor zover van toepassing, de landen van bestemming;

    e)      de woorden "Plaats van oorsprong", gevolgd door de plaats van oorsprong van de planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending waarvoor het certificaat wordt afgegeven;

    f)       de woorden "Opgegeven middel van vervoer", gevolgd door het opgegeven middel van vervoer van die zending;

    g)      de woorden "Opgegeven plaats van binnenkomst", gevolgd door de opgegeven plaats van binnenkomst in het land van bestemming van die zending;

    h)      de woorden "Merktekens van de colli: aantal en omschrijving van de colli; naam van product; botanische naam van de planten", gevolgd door het aantal en het soort colli in de zending;

    i)       de woorden "Opgegeven hoeveelheid", gevolgd door de hoeveelheid planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending, uitgedrukt in aantal of gewicht;

    j)       de volgende tekst:

    "Hierbij wordt verklaard:

    – dat de hierin omschreven planten of plantaardige producten zijn ingevoerd in …….……… (land van wederuitvoer) uit ………………. (land van oorsprong) begeleid door fytosanitair certificaat nr. ……………….

    ¨ || *waarvan het origineel || ¨ || *een als eensluidend gewaarmerkt afschrift bij dit certificaat is gevoegd,

    – dat zij zijn

    ¨ || *verpakt || ¨ || *opnieuw verpakt

    in

    ¨ || *de oorspronkelijke verpakking || ¨ || *in een nieuwe verpakking,

    – dat op grond van het

    ¨ || *oorspronkelijke fytosanitaire certificaat

    en

    ¨ || *een aanvullende inspectie

    de zending geacht wordt in overeenstemming te zijn met de fytosanitaire bepalingen die in het land van invoer gelden, en

    – dat de zending gedurende de opslag in ……………… (land van wederuitvoer) niet aan het risico van besmetting of infectie heeft blootgestaan .

    *        Aankruisen wat van toepassing is",

    waarin de gevraagde informatie moet worden ingevuld en moet worden aangekruist wat van toepassing is;

    k)      de woorden "Aanvullende verklaring", gevolgd door de aanvullende verklaring zoals bedoeld in artikel 67, lid 2, en de vermelding zoals bedoeld in artikel 67, lid 3, en eventuele verdere relevante fytosanitaire informatie over de zending. Als er niet voldoende ruimte is voor de volledige "aanvullende verklaring", dan mag daarvoor de achterzijde van het formulier worden gebruikt;

    l)       de woorden "Bestrijdings- en/of ontsmettingsbehandeling";

    m)     het woord "Behandeling", gevolgd door de behandeling die op die de zending is toegepast;

    n)      de woorden "Chemisch product (werkzame stof)", gevolgd door de werkzame stof van het chemische product dat voor de in punt m bedoelde behandeling werd gebruikt;

    o)      de woorden "Duur en temperatuur", gevolgd door de duur en, waar van toepassing, de temperatuur van die behandeling;

    p)      het woord "Concentratie", gevolgd door de concentratie van het chemische product die bij die behandeling werd bereikt;

    q)      het woord "Datum", gevolgd door de datum waarop die behandeling werd toegepast;

    r)       de woorden "Aanvullende informatie", gevolgd door eventuele aanvullende informatie die de bevoegde autoriteit in het certificaat wil verschaffen;

    s)       de woorden "Plaats van afgifte", gevolgd door de plaats van afgifte van het fytosanitair certificaat;

    t)       het woord "Datum", gevolgd door de datum van afgifte van het fytosanitaire certificaat;

    u)      de woorden "Naam en handtekening van de bevoegde functionaris", gevolgd door de naam en de handtekening van de functionaris die het fytosanitaire certificaat afgeeft en ondertekent;

    v)      het woord "Dienststempel", gevolgd door het officiële stempel van de bevoegde autoriteit die het fytosanitair certificaat afgeeft.

    2)           Het te gebruiken papier bevat het reliëfzegel van de bevoegde autoriteit die het certificaat ondertekent.

    BIJLAGE IX

    Transponeringstabel

    Richtlijn 69/464/EEG van de Raad || De onderhavige verordening || Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls]

    Artikel 1 || Artikel 27, lid 1 || ─

    Artikel 2 || Artikel 27, lid 1, onder d) || ─

    Artikelen 3, 4 en 5 || Artikel 27, lid 1, onder c) || ─

    Artikel 6 || Artikel 27, lid 1, onder e) || ─

    Artikel 7 || ─ || ─

    Artikel 8 || Artikel 8 || ─

    Artikel 9 || Artikel 31, lid 1 || ─

    Artikelen 10 en 11 || Artikel 27, lid 1, onder c) || ─

    Artikelen 12 en 13 || ─ || ─

    Richtlijn 93/85/EEG van de Raad || De onderhavige verordening || Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls]

    Artikel 1 || Artikel 27, lid 1 || ─

    Artikel 2 || Artikel 27, lid 1, onder f) || ─

    Artikel 3 || Artikel 9 || ─

    Artikelen 4 tot en met 8 || Artikel 27, lid 1), onder a), b) en c) || ─

    Artikel 9 || ─ || ─

    Artikel 10 || Artikel 8 || ─

    Artikel 11 || Artikel 31, lid 1 || ─

    Artikel 12 || Artikel 27, lid 1 || ─

    Artikelen 13 tot en met 15 || ─ || ─

    Bijlagen I tot en met V || Artikel 27, lid 1 || ─

    Richtlijn 98/57/EG van de Raad || De onderhavige verordening || Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls]

    Artikel 1 || Artikel 27, lid 1 || ─

    Artikel 2 || Artikel 27, lid 1, onder f) || ─

    Artikel 3 || Artikel 9 || ─

    Artikel 4 tot en met 7 || Artikel 27, lid 1), onder a), b) en c) || ─

    Artikel 8 || ─ || ─

    Artikel 9 || Artikel 8 || ─

    Artikel 10 || Artikel 31, lid 1 || ─

    Artikel 11 || Artikel 27, lid 1 || ─

    Artikelen 12 tot en met 14 || ─ || ─

    Bijlage I tot en met VII || Artikel 27, lid 1 || ─

    Richtlijn 2007/33/EG van de Raad || De onderhavige verordening || Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls]

    Artikel 1 || Artikel 27, lid 1 || ─

    Artikelen 2 en 3 || Artikel 27, leden 1 en 2 || ─

    Artikelen 4 tot en met 8 || Artikel 27, lid 1, onder f) || ─

    Artikelen 9 tot en met 13 || Artikel 27, leden 1 en 2 || ─

    Artikel 14 || Artikel 8 || ─

    Artikel 15 || Artikel 31, lid 1 || ─

    Artikel 16 || Artikel 27, lid 1 || ─

    Artikel 17 || Artikel 99 || ─

    Artikelen 18 tot en met 20 || ─ || ─

    Bijlage I tot en met IV || Artikel 27, lid 1 || ─

    Richtlijn 2000/29/EG van de Raad || De onderhavige verordening || Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls]

    Artikel 1, leden 1, 2 en 3 || Artikel 1 || ─

    Artikel 1, lid 4 || ─ || Artikel 3

    Artikel 1, leden 5 en 6 || ─ || ─

    Artikel 2, lid 1, onder a) || Artikel 2, lid 1 || ─

    Artikel 2, lid 1, onder b) || Artikel 2, lid 2 || ─

    Artikel 2, lid 1, onder c) || ─ || ─

    Artikel 2, lid 1, onder d) || Artikel 2, lid 3 || ─

    Artikel 2, lid 1, onder e) || Artikel 1, lid 1 || ─

    Artikel 2, lid 1, onder f). || Artikel 73 || ─

    Artikel 2, lid 1, onder g) || ─ || Artikelen 3, 25 en 36

    Artikel 2, lid 1, onder h) || Artikelen 32 tot en met 35 || ─

    Artikel 2, lid 1, onder i), eerste alinea || Artikel 71 || Artikel 4

    Artikel 2, lid 1, onder i), tweede alinea || ─ || Artikelen 4 en 19

    Artikel 2, lid 1, onder i), derde alinea || ─ || Artikel 129

    Artikel 2, lid 1, onder j) || ─ || Artikel 2, lid 28

    Artikel 2, lid 1, onder k) || ─ || Artikel 3

    Artikel 2, lid 1, onder l) || ─ || Artikel 3

    Artikel 2, lid 1, onder m) || ─ || Artikel 3

    Artikel 2, lid 1, onder n) || ─ || Artikel 3

    Artikel 2, lid 1, onder o) || Artikel 2, lid 6 || ─

    Artikel 2, lid 1, onder p) || ─ || Artikel 2, lid 26

    Artikel 2, lid 1, onder q) || ─ || ─

    Artikel 2, lid 1, onder r) || ─ || Artikel 2, lid 48

    Artikel 2, lid 2 || Artikel 2, lid 2, tweede alinea || ─

    Artikel 3, lid 1 || Artikel 5, lid 1 || ─

    Artikel 3, leden 2 en 3 || Artikel 5, lid 1, artikel 37, lid 1, en artikel 41, lid 3 || ─

    Artikel 3, lid 4 || ─ || ─

    Artikel 3, lid 5 || Artikel 32, lid 2, en artikel 50, lid 3 || ─

    Artikel 3, lid 6 || Artikel 5, lid 2, en artikel 32, lid 3 || ─

    Artikel 3, lid 7 || Artikel 5, lid 3, artikel 27, lid 1, en artikel 37, lid 1 || ─

    Artikel 3, leden 8 en 9 || Artikelen 8, 46 en 54 || ─

    Artikel 4, lid 1 || Artikel 40, lid 1 || ─

    Artikel 4, lid 2 || Artikel 49, lid 1 || ─

    Artikel 4, lid 3 || ─ || ─

    Artikel 4, lid 4 || ─ || ─

    Artikel 4, lid 5 || Artikelen 8, 46 en 54 || ─

    Artikel 4, lid 6 || Artikel 44 || ─

    Artikel 5, lid 1 || Artikel 40, lid 3 || ─

    Artikel 5, lid 2 || Artikel 49, lid 3 || ─

    Artikel 5, lid 3 || Artikel 40, lid 2, en artikel 49, lid 2 || ─

    Artikel 5, lid 4 || Artikelen 51 en 70 || ─

    Artikel 5, lid 5 || Artikelen 8, 46 en 54 || ─

    Artikel 5, lid 6 || Artikel 44 || ─

    Artikel 6, leden 1 tot en met 4 || Artikel 82, leden 1, 2 en 3 || ─

    Artikel 6, lid 5, eerste en tweede alinea || Artikel 82, leden 1, 2 en 3 || ─

    Artikel 6, lid 5, derde alinea || Artikelen 61 en 64 || ─

    Artikel 6, lid 5, vierde alinea || Artikel 10 || ─

    Artikel 6, lid 5, vijfde alinea || Artikel 76 || ─

    Artikel 6, lid 6 || Artikelen 61 en 65 || ─

    Artikel 6, lid 7 || Artikel 76 || ─

    Artikel 6, lid 8, eerste streepje || ─ || ─

    Artikel 6, lid 8, tweede streepje || Artikel 53 || ─

    Artikel 6, lid 8, derde streepje || Artikel 82, lid 4 || ─

    Artikel 6, lid 8, vierde streepje || Artikelen 62, 65 en 85 || ─

    Artikel 6, lid 8, vijfde streepje || ─ || ─

    Artikel 6, lid 8, zesde streepje || Artikel 76 || ─

    Artikel 6, lid 9 || Artikel 62 || ─

    Artikel 10, lid 1 || Artikel 78, lid 3, artikelen 80, 81 en 82 || ─

    Artikel 10, lid 2 || Artikelen 74, 75 en 76 || ─

    Artikel 10, lid 3 || Artikel 88 || ─

    Artikel 10, lid 4 || Artikel 82, lid 4 || ─

    Artikel 11, lid 1 || Artikel 82, lid 1 || ─

    Artikel 11, lid 2 || ─ || ─

    Artikel 11, lid 3 ||  ─ || Artikel 19, onder d)

    Artikel 11, lid 4 || Artikel 87 || ─

    Artikel 11, lid 5 || Artikel 87 || ─

    Artikel 12, lid 1 || ─ || Artikelen 43, 134, 135 en 136

    Artikel 12, lid 2 || Artikel 65, lid 3, artikel 88, lid 5, en artikel 90, lid 2 || Artikel 4, lid 1, onder g) en h)

    Artikel 12, lid 3 || ─ || Artikel 115

    Artikel 12, lid 4 || Artikel 41, lid 4, en artikel 90, leden 1 en 5 || Artikel 19, onder d), artikelen 103, 130, 134, 135 en 136

    Artikel 13, leden 1 en 2 || Artikel 71, lid 5 || Artikel 45 en artikel 89, lid 1, onder f)

    Artikel 13, leden 3 en 4 || ─ || ─

    Artikel 13 bis, lid 1 || ─ || Artikel 47

    Artikel 13 bis, lid 2 || ─ || Artikel 52

    Artikel 13 bis, lid 3 || Artikel 71 || ─

    Artikel 13 bis, lid 4 || Artikel 71 || ─

    Artikel 13 bis, lid 5 || ─ || Artikelen 50 en 52

    Artikel 13 ter, lid 1 || ─ || Artikel 63

    Artikel 13 ter, lid 2 || ─ || Artikel 49

    Artikel 13 ter, lid 3 || ─ || Artikel 46

    Artikel 13 ter, lid 4 || ─ || Artikel 46

    Artikel 13 ter, lid 5 || ─ || Artikel 46

    Artikel 13 ter, lid 6 || ─ || ─

    Artikel 13 quater, lid 1, onder a) || ─ || Artikel 55

    Artikel 13 quater, lid 1, onder b) || Artikel 61 || ─

    Artikel 13 quater, lid 1, onder c) || ─ || Artikelen 54, 55 en 56

    Artikel 13 quater, lid 2, onder a) || ─ || Artikel 47

    Artikel 13 quater, lid 2, onder b) || ─ || Artikel 51

    Artikel 13 quater, lid 2, onder c) || ─ || Artikel 51

    Artikel 13 quater, lid 2, onder d) || ─ || Artikel 51

    Artikel 13 quater, lid 2, onder e) || ─ || Artikelen 49, 50 en 51

    Artikel 13 quater, lid 2, onder f) || ─ || Artikel 47

    Artikel 13 quater, lid 3 || ─ || Artikelen 55 en 130

    Artikel 13 quater, lid 4 || ─ || Artikelen 55, 58 en 62

    Artikel 13 quater, lid 5 || ─ || ─

    Artikel 13 quater, lid 6 || Artikel 89 || ─

    Artikel 13 quater, lid 7 || Artikel 72 || Artikelen 134, 135 en 136

    Artikel 13 quater, lid 8 || Artikel 40, lid 4, artikel 41, lid 4, artikel 49, lid 5, artikel 50, lid 4, en artikel 97 || Artikel 130

    Artikel 13 quinquies, lid 1 || ─ || Artikelen 77 en 78

    Artikel 13 quinquies, lid 2 || ─ || Artikel 79

    Artikel 13 quinquies, lid 3 || ─ || Artikelen 79 en 83

    Artikel 13 quinquies, lid 4 || ─ || Artikel 80

    Artikel 13 quinquies, lid 5 || ─ || Artikelen 78 en 79

    Artikel 13 quinquies, lid 6 || ─ || ─

    Artikel 13 quinquies, lid 7 || ─ || ─

    Artikel 13 sexies || Artikelen 94 en 95 || ─

    Artikel 14 || Artikel 5, leden 3 en 4, artikel 32, lid 3, artikel 37, leden 2 en 3, artikel 40, lid 2, artikel 41, lid 2, artikel 49, lid 2, artikel 50, lid 2, artikel 68, leden 2 en 3, artikel 69, leden 2 en 3, artikel 74, leden 2 en 3, en artikel 75, leden 2 en 3 || ─

    Artikel 15, lid 1 || Artikel 41, lid 2, eerste alinea || ─

    Artikel 15, lid 2 || Artikel 41, lid 2, tweede alinea || ─

    Artikel 15, lid 3 || Artikel 67, lid 3 || ─

    Artikel 15, lid 4 || ─ || ─

    Artikel 16, lid 1 || Artikel 10, leden 1 en 2, en artikel 16 || ─

    Artikel 16, lid 2, eerste alinea || Artikel 28 || ─

    Artikel 16, lid 2, tweede alinea || Artikel 14, lid 1 || ─

    Artikel 16, lid 2, derde alinea || Artikel 14, lid 1 || ─

    Artikel 16, lid 2, vierde alinea || ─ || ─

    Artikel 16, lid 3 || Artikel 29 || ─

    Artikel 16, lid 4 || Artikel 27, lid 1, artikel 29, lid 1, en artikel 47, lid 1 || ─

    Artikel 16, lid 5 || Artikel 27, lid 6, artikel 29, lid 6, en artikel 47, lid 4 || ─

    Artikel 18 || Artikel 99 || ─

    Artikel 20 || ─ || ─

    Artikel 21, lid 1 || ─ || Artikel 115, leden 1 en 2

    Artikel 21, lid 2 || ─ || Artikel 115, lid 4

    Artikel 21, lid 3 || ─ || Artikel 115, leden 1 en 3

    Artikel 21, lid 4 || ─ || Artikel 115, leden 1 en 3

    Artikel 21, lid 5 || ─ || Artikelen 117 en 118

    Artikel 21, lid 6 || Artikel 97 || Artikel 130

    Artikel 21, lid 7 || ─ || ─

    Artikel 21, lid 8 || ─ || ─

    Artikel 22 || ─ || ─

    Artikel 23, lid 1 || ─ || ─

    Artikel 23, lid 2 || ─ || ─

    Artikel 23, lid 3 || Artikel 102 || ─

    Artikel 23, lid 4 || ─ || ─

    Artikel 23, lid 5, eerste alinea || ─ || ─

    Artikel 23, lid 5, tweede alinea || ─ || ─

    Artikel 23, lid 5, derde alinea || ─ || ─

    Artikel 23, lid 5, vierde alinea || ─ || ─

    Artikel 23, lid 5, vijfde alinea || ─ || ─

    Artikel 23, lid 6, eerste alinea || ─ || ─

    Artikel 23, lid 6, tweede alinea || ─ || ─

    Artikel 23, lid 6, derde alinea || ─ || ─

    Artikel 23, lid 6, vierde alinea || ─ || ─

    Artikel 23, lid 7 || ─ || ─

    Artikel 23, lid 8 || ─ || ─

    Artikel 23, lid 9 || ─ || ─

    Artikel 23, lid 10 || ─ || ─

    Artikel 24, lid 1 || ─ || ─

    Artikel 24, lid 2 || ─ || ─

    Artikel 24, lid 3 || ─ || ─

    Artikel 25 || ─ || ─

    Artikel 26 || ─ || ─

    Artikel 27 || ─ || Artikel 87, lid 2

    Artikel 27 bis || ─ || Artikelen 107 tot en met 110

    Artikel 28 || ─ || ─

    Artikel 29 || ─ || ─

    Bijlage I, deel A, afdeling I || Artikel 5, lid 2 || ─

    Bijlage I, deel A, afdeling II || Artikel 5, lid 2 || ─

    Bijlage I, deel B || Artikel 32, lid 3 || ─

    Bijlage II, deel A, afdeling I || Artikel 5, lid 2 || ─

    Bijlage II, deel A, afdeling II || Artikel 37, lid 2 || ─

    Bijlage II, deel B || Artikel 32, lid 3 || ─

    Bijlage III, deel A || Artikel 40, lid 1 || ─

    Bijlage III, deel B || Artikel 49, lid 1 || ─

    Bijlage IV, deel A || Artikel 41, lid 1 || ─

    Bijlage IV, deel B || Artikel 50, lid 1 || ─

    Bijlage V, deel A, punt I || Artikel 74, lid 1 || ─

    Bijlage V, deel A, punt II || Artikel 75, lid 1 || ─

    Bijlage V, deel B, punt I || Artikel 68, lid 1 || ─

    Bijlage V, deel B, punt II || Artikel 69, lid 1 || ─

    Bijlage VI || ─ || ─

    Bijlage VII || Bijlage VIII || ─

    Bijlage VIII || ─ || ─

    Bijlage VIII bis || ─ || ─

    Bijlage IX || ─ || ─

    [1]               PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

    [2]               http://ec.europa.eu/food/plant/plant_health_biosafety/rules/index_en.htm

    [3]               PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1.

    [4]               2906e zitting van de Raad van de Europese Unie (Economische en Financiële Zaken/Begroting), gehouden op 21 november 2008. Conclusies van de Raad over de herziening van de EU-plantgezondheidsregeling. Document nr. 104228.

    [5]               Waarbij rekening is gehouden met een eerdere evaluatie van de financiële aspecten van de regeling, die in 2008 is afgerond.

    [6]               Food Chain Evaluation Consortium (FCEC), bestaande uit Civic Consulting, Agra CEAS Consulting (projectleider), Van Dijk Management Consultants en Arcadia International.

    [7]               http://ec.europa.eu/food/plant/plant_health_biosafety/rules/index_en.htm

    [8]               Adviesgroep zaden, Adviesgroep katoen, Adviesgroep bloementeelt en sierplanten, Adviesgroep citrusvruchten, Adviesgroep aardappelen.

    [9]               http://ec.europa.eu/food/plant/plant_health_biosafety/rules/index_en.htm

    [10]             PB C [...] van [...], blz. [...].

    [11]             PB C [...] van [...], blz. [...].

    [12]             PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

    [13]             2906e zitting van de Raad van de Europese Unie (Economische en Financiële Zaken/Begroting), gehouden op 21 november 2008. Conclusies van Raad over de herziening van de EU-plantgezondheidsregeling. Document nr. 104228.

    [14]             PB L […] van […], blz. […].

    [15]             PB L […] van […], blz. […].

    [16]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

    [17]             PB L 352 van 28.12.1974, blz. 41.

    [18]             PB L 323 van 24.12.1969, blz. 5.

    [19]             PB L 323 van 24.12.1969, blz. 1.

    [20]             PB L 259 van 18.10.1993, blz. 1.

    [21]             PB L 235 van 21.8.1998, blz. 1.

    [22]             PB L 156 van 16.6.2007, blz. 12.

    [23]             PB L […] van […], blz. […].

    [24]             PB L 125 van 11.7.1966, blz. 2309.

    [25]             PB L 250 van 7.10.1993, blz. 1.

    [26]             PB L 250 van 7.10.1993, blz. 9.

    [27]             PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33.

    [28]             PB L 193 van 20.7.2002, blz. 60.

    [29]             PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74.

    [30]             PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

    [31]             ISO 3166-1:2006, Codes voor namen van landen en hun onderverdelingen - Deel 1: landnamen. Internationale Organisatie voor Normalisatie, Genève.

    [32]             PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

    [33]             PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7.

    Top