Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006R1896

Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure

PB L 399 van 30/12/2006, p. 1–32 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 14/07/2017

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1896/oj

30.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 399/1


VERORDENING (EG) Nr. 1896/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 12 december 2006

tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name artikel 61, punt c),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Gemeenschap heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te handhaven en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen is gewaarborgd. Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging daarvan neemt de Gemeenschap onder meer de voor de goede werking van de interne markt benodigde maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen.

(2)

Overeenkomstig artikel 65, punt c), van het Verdrag omvatten deze maatregelen maatregelen tot afschaffing van hinderpalen voor de goede werking van burgerrechtelijke procedures, zonodig door bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende bepalingen van burgerlijke rechtsvordering.

(3)

De Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 heeft de Raad en de Commissie verzocht nieuwe wetgeving uit te werken betreffende kwesties die een soepele justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter bevorderen, en heeft in deze context uitdrukkelijk betalingsbevelen genoemd.

(4)

Op 30 november 2000 heeft de Raad een gezamenlijk programma van de Commissie en de Raad aangenomen betreffende maatregelen voor de uitvoering van het beginsel van weder zijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (3). Dit programma voorziet in de mogelijkheid om in de Gemeenschap een specifieke, eenvormige of geharmoniseerde procedure in te voeren om op bepaalde gebieden, waaronder dat van de niet-betwiste schuldvorderingen, een rechterlijke beslissing te verkrijgen. Een volgende stap werd gezet met het door de Raad op 5 november 2004 goedgekeurde Haags Programma, dat ertoe oproept voortvarend verder te werken aan het Europees betalingsbevel.

(5)

Op 20 december 2002 heeft de Commissie een Groenboek betreffende een Europese procedure inzake betalingsbevelen en maatregelen ter vereenvoudiging en bespoediging van de procesvoering over geringe vorderingen aangenomen. Het groenboek heeft een raadpleging op gang gebracht over de mogelijke doelstellingen en kenmerken van een eenvormige of geharmoniseerde Europese procedure voor de invordering van niet-betwiste schuldvorderingen.

(6)

De snelle en efficiënte invordering van openstaande schulden die niet het voorwerp van een juridisch geschil zijn, is van het grootste belang voor het bedrijfsleven in de Europese Unie aangezien betalingsachterstanden een belangrijke oorzaak zijn van insolventie die het voortbestaan van bedrijven, vooral kleine en middelgrote bedrijven, in gevaar brengt en tot een groot verlies aan banen leidt.

(7)

Hoewel alle lidstaten de kwestie van de invordering van het grote aantal niet-betwiste schuldvorderingen proberen aan te pakken, waarbij de meeste lidstaten een vereenvoudigde betalingsbevelprocedure uitwerken, verschilt zowel de inhoud van de nationale wetgeving als de doeltreffendheid van de interne procedures aanzienlijk. Bovendien zijn acties op grond van de huidige regelgeving in grensoverschrijdende zaak vaak niet-ontvankelijk of in de praktijk niet haalbaar.

(8)

De daaruit voortvloeiende belemmeringen voor de toegang tot efficiënte verhaalmogelijkheden in grensoverschrijdende zaken en de verstoring van de mededinging binnen de interne markt ten gevolge van de ongelijke procedurele middelen die de schuldeisers in de verschillende lidstaten ter beschikking staan, vragen om communautaire wetgeving die schuldeisers en schuldenaren in de gehele Europese Unie gelijke concurrentievoorwaarden waarborgt.

(9)

Doel van deze verordening is de beslechting van een geschil in grensoverschrijdende zaken met betrekking tot niet-betwiste geldvorderingen te vereenvoudigen, te versnellen en goedkoper te maken door een Europese betalingsbevelprocedure in te voeren, en het vrije verkeer van Europese betalingsbevelen tussen de lidstaten te bewerkstelligen door minimumnormen te stellen waarvan de naleving tot gevolg heeft dat in de lidstaat van tenuitvoerlegging voorafgaand aan de erkenning en de tenuitvoerlegging geen intermediaire procedure hoeft te worden ingeleid.

(10)

De bij deze verordening ingevoerde procedure is een aanvullend en facultatief instrument voor de eiser, die vrijelijk gebruik kan blijven maken van de procedures uit het nationale recht. Deze verordening strekt derhalve noch tot vervanging, noch tot harmonisatie van de bestaande mogelijkheden naar nationaal recht voor de inning van niet-betwiste schuldvorderingen.

(11)

In het kader van de procedure moet voor de communicatie tussen de rechterlijke instantie en de partijen zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van standaardformulieren, teneinde de afhandeling ervan te vergemakkelijken en het gebruik van automatische gegevensverwerking mogelijk te maken.

(12)

De lidstaten moeten, wanneer zij besluiten welke gerechten bevoegd zijn om een Europees betalingsbevel uit te vaardigen, naar behoren rekening houden met de noodzaak de toegang tot het recht te waarborgen.

(13)

Een eiser die een verzoek om een Europees betalingsbevel indient, is gehouden de gegevens te verstrekken die voldoende duidelijk maken wat de vordering inhoudt en op welke gronden deze berust, zodat de verweerder goed geïnformeerd kan beslissen of hij de vordering al dan niet wil betwisten.

(14)

In dat verband is de eiser er tevens toe gehouden een beschrijving van het bewijs ter staving van de betrokken schuldvordering bij te voegen. Het standaardformulier zal een zo volledig mogelijke lijst bevatten van de soorten bewijsstukken die gewoonlijk ter staving van geldvorderingen worden overgelegd.

(15)

Indiening van een verzoek om een Europees betalingsbevel impliceert de betaling van toepasselijke gerechtskosten.

(16)

Het gerecht toetst het verzoek, met inbegrip van de bevoegdheid en de beschrijving van het bewijs, op basis van de informatie in het aanvraagformulier. Aldus zou het gerecht de gronden van de vordering prima facie kunnen onderzoeken en onder meer kennelijk ongegronde of niet-ontvankelijke vorderingen kunnen uitsluiten. Deze toetsing behoeft niet door een rechter te worden uitgevoerd.

(17)

Tegen de afwijzing van een verzoek staan geen rechtsmiddelen open. Dit belet echter niet een eventuele herziening van de afwijzende beslissing op hetzelfde rechtsniveau in overeenstemming met het nationale recht.

(18)

In het Europese betalingsbevel moet de verweerder ervan in kennis worden gesteld dat hij ofwel het vastgestelde bedrag aan de eiser kan betalen, ofwel binnen een termijn van dertig dagen een verweerschrift kan indienen indien hij de vordering wenst te betwisten. Naast de volledige informatie over de vordering, die door de eiser wordt verstrekt, moet de verweerder op de hoogte worden gebracht van de juridische betekenis van het Europese betalingsbevel en met name van de gevolgen van het niet betwisten van de vordering.

(19)

Wegens verschillen tussen de lidstaten in de regels van burgerlijk procesrecht, en met name de voorschriften inzake de betekening en kennisgeving van stukken, moet een specifieke en gedetailleerde definitie van de minimumnormen worden opgesteld die in het kader van het Europese betalingsbevel van toepassing dienen te zijn. Voor de betekening of kennisgeving van een Europees betalingsbevel dient met name een methode waarbij wordt uitgegaan van een juridische fictie ten aanzien van de naleving van deze minimumnormen, niet als voldoende te worden beschouwd.

(20)

Alle in de artikelen 13 en 14 vermelde wijzen van betekening en kennisgeving zijn gebaseerd op volledige zekerheid (artikel 13) of op een zeer hoge mate van waarschijnlijkheid (artikel 14) dat het betekende document de geadresseerde heeft bereikt.

(21)

Persoonlijke betekening of kennisgeving aan anderen dan de verweerder zelf, overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder a) en b), mag alleen worden geacht aan de vereisten van die bepalingen te voldoen indien deze personen het Europees betalingsbevel daadwerkelijk in ontvangst hebben genomen.

(22)

Artikel 15 dient van toepassing te zijn in situaties waarin de verweerder zichzelf niet voor het gerecht kan vertegenwoordigen, zoals in het geval van een rechtspersoon, en wanneer van rechtswege is bepaald door wie hij wordt vertegenwoordigd, en in situaties waarin de verweerder een ander, met name een advocaat, heeft gemachtigd hem in de specifieke gerechtelijke procedure te vertegenwoordigen.

(23)

De verweerder kan zijn verweerschrift indienen door middel van het standaardformulier in deze verordening. De gerechten nemen evenwel andere schriftelijke vormen van verweer in aanmerking als het verweer duidelijk tot uitdrukking wordt gebracht.

(24)

Een tijdig ingediend verweerschrift moet een einde maken aan de Europese betalingsbevelprocedure en moet de zaak automatisch doen overgaan naar een gewone civielrechtelijke procedure, tenzij de eiser uitdrukkelijk heeft verzocht om de procedure in dat geval stop te zetten. Het concept „gewoon civielrechtelijke procedure” wordt niet in de zin van het nationaal recht uitgelegd.

(25)

Na het verstrijken van de termijn voor indiening van een verweerschrift heeft de verweerder heeft in bepaalde uitzonderlijke gevallen het recht om heroverweging van het Europees betalingsbevel te verzoeken. Heroverweging in uitzonderingsgevallen houdt niet in dat de verweerder nogmaals de mogelijkheid krijgt verweer te voeren tegen de vordering. Tijdens de heroverwegingsprocedure mag de gegrondheid van de vordering niet verder worden getoetst dan de gronden die voortvloeien uit de door de verweerder aangevoerde uitzonderlijke omstandigheden. De overige uitzonderlijke omstandigheden zouden onder meer kunnen omvatten de situatie dat het Europees betalingsbevel gebaseerd was op verkeerde informatie in het aanvraagformulier.

(26)

De gerechtskosten van artikel 25 hebben geen betrekking op, bij voorbeeld, advocatenhonoraria of de kosten van betekening of kennisgeving van stukken door een andere instantie dan een gerecht.

(27)

Een Europees betalingsbevel dat is uitgevaardigd in een lidstaat en dat uitvoerbaar is, moet voor de tenuitvoerlegging worden beschouwd als een bevel dat is uitgevaardigd in de lidstaat waar om tenuitvoerlegging wordt verzocht. Op grond van het wederzijdse vertrouwen in de rechtspleging in de lidstaten rechtvaardigt de vaststelling door een gerecht van één lidstaat dat alle voorwaarden voor de uitvaardiging van een Europees betalingsbevel vervuld zijn, zodat het betalingsbevel in alle andere lidstaten ten uitvoer kan worden gelegd, zonder rechterlijke toetsing in de lidstaat van tenuitvoerlegging aan de juiste toepassing van de procedurele minimumnormen. Onverminderd de bepalingen van deze verordening, en met name onverminderd de in artikel 22, leden 1 en 2, en artikel 23 vastgestelde minimumnormen, dient de tenuitvoerlegging van het Europees betalingsbevel beheerst te blijven door het nationale recht.

(28)

Voor de berekening van de termijnen geldt Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (4). De verweerder moet hiervan in kennis worden gesteld, alsmede van het feit dat de feestdagen van de lidstaat waar het gerecht zich bevindt voor de berekening in aanmerking worden genomen.

(29)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de instelling van een uniforme, snelle en efficiënte procedure voor de inning van niet-betwiste geldvorderingen in de ganse Europese Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van de verordening beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(30)

De voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5).

(31)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland schriftelijk kenbaar gemaakt dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en de toepassing van deze verordening.

(32)

Denemarken neemt overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gevoegd bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet deel aan de aanneming van deze verordening, zodat deze niet verbindend, noch van toepassing op Denemarken is,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

1.   Deze verordening heeft ten doel:

a)

de beslechting van een geschil in grensoverschrijdende zaken met betrekking tot niet-betwiste geldvorderingen te vereenvoudigen, te versnellen en goedkoper te maken door een Europese betalingsbevelprocedure in te voeren;

en

b)

het vrije verkeer van Europese betalingsbevelen tussen de lidstaten te bewerkstelligen door minimumnormen te stellen waarvan de naleving tot gevolg heeft dat in de lidstaat van tenuitvoerlegging voorafgaand aan de erkenning en de tenuitvoerlegging geen intermediaire procedure hoeft te worden ingeleid.

2.   Deze verordening belet geenszins dat een eiser een vordering in de zin van artikel 4 geldend maakt met behulp van een andere procedure waarin het recht van een lidstaat of het Gemeenschapsrecht voorziet.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.   Deze verordening is, in grensoverschrijdende zaken, van toepassing in burgerlijke en handelszaken, ongeacht de aard van het gerecht. Zij heeft in het bijzonder geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken en bestuursrechtelijke zaken, of op de aansprakelijkheid van de staat wegens handelingen of omissies bij de uitoefening van het staatsgezag („acta jure imperii”).

2.   Deze verordening is niet van toepassing op:

a)

de goederenrechtelijke gevolgen van huwelijken en soortgelijke relaties, testamenten en erfenissen;

b)

faillissement, surséance van betaling, procedures ter ontbinding van insolvente vennootschappen of andere rechtspersonen, gerechtelijke of faillissementsakkoorden en andere soortgelijke procedures;

c)

sociale zekerheid;

d)

vorderingen uit niet-contractuele verbintenissen, tenzij:

i)

zij voorwerp zijn van een overeenkomst tussen de partijen of er een schuldbekentenis is;

of

ii)

zij betrekking hebben op vaststaande schulden uit hoofde van gemeenschappelijke eigendom van goederen.

3.   Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „lidstaat” verstaan iedere lidstaat, behalve Denemarken.

Artikel 3

Grensoverschrijdende zaken

1.   In deze verordening wordt onder grensoverschrijdende zaak verstaan, een zaak waarin ten minste een van de partijen haar woonplaats of haar gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht.

2.   De woonplaats wordt bepaald overeenkomstig de artikelen 59 en 60 van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (6).

3.   Het grensoverschrijdende karakter van een zaak wordt bepaald naar het tijdstip waarop het verzoek om een Europees betalingsbevel overeenkomstig deze verordening bij het bevoegde gerecht wordt ingediend.

Artikel 4

Europese betalingsbevelprocedure

De Europese betalingsbevelprocedure wordt ingevoerd voor de inning van liquide geldvorderingen voor een specifiek bedrag, die opeisbaar zijn op het tijdstip waarop het verzoek om een Europees betalingsbevel wordt ingediend.

Artikel 5

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

„lidstaat van oorsprong”: de lidstaat waar een Europees betalingsbevel wordt uitgevaardigd;

2)

„lidstaat van tenuitvoerlegging”: de lidstaat waar om tenuitvoerlegging van een Europees betalingsbevel wordt gevraagd;

3)

„gerecht”: iedere instantie die in een lidstaat bevoegd is ten aanzien van een Europees betalingsbevel of aanverwante aangelegenheden;

4)

„gerecht van oorsprong”: het gerecht dat een Europese betalingsbevel uitvaardigt.

Artikel 6

Rechterlijke bevoegdheid

1.   Voor de toepassing van deze verordening wordt de rechterlijke bevoegdheid bepaald volgens de ter zake geldende regels van het Gemeenschapsrecht, en met name Verordening (EG) nr. 44/2001.

2.   Wanneer de vordering evenwel betrekking heeft op een overeenkomst gesloten door een persoon, de consument, voor een gebruik dat als niet-bedrijfsmatig of niet-beroepsmatig kan worden beschouwd, en de consument de verweerder is, zijn de gerechten van de lidstaat waar de verweerder woonplaats heeft in de zin van artikel 59 van Verordening (EG) nr. 44/2001, bij uitsluiting bevoegd.

Artikel 7

Verzoek om een Europees betalingsbevel

1.   Het verzoek om een Europees betalingsbevel wordt ingediend door middel van het standaardformulier A van bijlage I.

2.   Het verzoek vermeldt:

a)

naam en adres van de partijen en, in voorkomend geval, van hun vertegenwoordigers, alsmede de gegevens van het gerecht waarbij het verzoek wordt ingediend;

b)

het bedrag van de schuldvordering, met inbegrip van de hoofdsom en, in voorkomend geval, de rente, de contractuele boetes en de kosten;

c)

in geval rente over de schuldvordering wordt geëist, de rentevoet en de termijn waarvoor rente wordt gevorderd, tenzij volgens het recht van de lidstaat van oorsprong de hoofdsom automatisch met de wettelijke rente wordt vermeerderd;

d)

de grondslag van de rechtsvordering, waaronder een beschrijving van de elementen waarmee de schuldvordering en, in voorkomend geval, de geëiste rente worden gestaafd;

e)

een beschrijving van het bewijs tot staving van de schuldvordering;

f)

de gronden voor de rechterlijke bevoegdheid;

en

g)

het grensoverschrijdende karakter van de zaak in de zin van artikel 3.

3.   In het verzoek verklaart de eiser dat de verstrekte inlichtingen naar zijn weten waarheidsgetrouw zijn, en erkent hij dat het opzettelijk afleggen van een valse verklaring aanleiding kan geven tot passende sancties naar het recht van de lidstaat van oorsprong.

4.   In een bijlage bij het verzoek kan de eiser aan het gerecht aangeven dat hij bezwaar maakt tegen een overgang naar een gewone procedure in de zin van artikel 17 in geval van verweer door de verweerder. De eiser kan dit ook in een later stadium doen, doch in elk geval voordat het betalingsbevel wordt uitgevaardigd.

5.   Het verzoek wordt ingediend op papieren drager of via elk ander communicatiemiddel, inclusief langs elektronische weg, dat door de lidstaat van oorsprong wordt aanvaard en dat bij het gerecht van oorsprong beschikbaar is.

6.   Het verzoek wordt door de eiser of, in voorkomend geval, door zijn vertegenwoordiger ondertekend. Een overeenkomstig lid 5 langs elektronische weg ingediend verzoek wordt ondertekend overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (7). De elektronische handtekening wordt in de lidstaat van oorsprong erkend zonder dat verdere voorwaarden worden gesteld.

Een dergelijke elektronische handtekening is evenwel niet vereist indien en voorzover er een alternatief elektronisch communicatiesysteem bij het gerecht van de lidstaat van oorsprong bestaat dat voor een bepaalde groep tevoren geregistreerde erkende gebruikers beschikbaar is en waarmee die gebruikers op een veilige manier kunnen worden geïdentificeerd. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van dergelijke communicatiesystemen.

Artikel 8

Behandeling van het verzoek

Het gerecht waarbij een verzoek om een Europees betalingsbevel is ingediend, onderzoekt zo spoedig mogelijk op basis van het aanvraagformulier of de in de artikelen 2, 3, 4, 6 en 7 gestelde eisen vervuld zijn en of de vordering gegrond lijkt. Dit onderzoek kan via een geautomatiseerde procedure worden uitgevoerd.

Artikel 9

Aanvulling en correctie

1.   Indien niet is voldaan aan de in artikel 7 gestelde eisen en tenzij de vordering kennelijk ongegrond of het verzoek niet-ontvankelijk is, biedt het gerecht de eiser de gelegenheid het verzoek aan te vullen of te corrigeren. Het gerecht gebruikt daartoe het standaardformulier B van bijlage II.

2.   Wanneer het gerecht de eiser vraagt zijn verzoek aan te vullen of te corrigeren, geeft het aan welke termijn het in de gegeven omstandigheden passend acht. Het gerecht kan deze termijn naar eigen goeddunken verlengen.

Artikel 10

Wijziging van het verzoek

1.   Indien het verzoek slechts voor een deel aan de in artikel 8 gestelde eisen beantwoordt, stelt het gerecht de eiser daarvan in kennis met behulp van het standaardformulier C van bijlage III. De eiser wordt verzocht een voorstel voor een Europees betalingsbevel voor het door het gerecht gespecificeerde bedrag te aanvaarden of te weigeren en wordt in kennis gesteld van de gevolgen van zijn besluit. De eiser antwoordt door standaardformulier C dat hem door het gerecht is toegezonden, terug te sturen binnen een door het gerecht overeenkomstig artikel 9, lid 2, gestelde termijn.

2.   Indien de eiser het voorstel van het gerecht aanvaardt, vaardigt het gerecht overeenkomstig artikel 12 een Europees betalingsbevel uit voor het door de eiser aanvaarde deel van het verzoek. De gevolgen met betrekking tot het resterende deel van het verzoek worden beheerst door het nationale recht.

3.   Indien de eiser zijn antwoord niet toezendt binnen de door het gerecht gestelde termijn of het voorstel van het gerecht weigert, wordt het verzoek geheel afgewezen.

Artikel 11

Afwijzing van het verzoek

1.   Het gerecht wijst het verzoek af indien:

a)

de in de artikelen 2, 3, 4, 6 en 7 gestelde eisen niet vervuld zijn;

of

b)

de vordering kennelijk ongegrond is;

of

c)

de eiser zijn antwoord niet toezendt binnen de termijn die het gerecht overeenkomstig artikel 9, lid 2, heeft gesteld;

of

d)

de eiser zijn antwoord niet toezendt binnen de door het gerecht gestelde termijn of het voorstel van het gerecht weigert, overeenkomstig artikel 10.

De eiser wordt door middel van het standaardformulier D van bijlage IV in kennis gesteld van de redenen voor de afwijzing.

2.   Tegen de afwijzing van het verzoek staan geen rechtsmiddelen open.

3.   De afwijzing van het verzoek belet de eiser niet zijn vordering geldend te maken door middel van een nieuw verzoek om een Europees betalingsbevel of door middel van een andere procedure waarin het recht van een lidstaat voorziet.

Artikel 12

Uitvaardiging van een Europees betalingsbevel

1.   Indien de in artikel 8 genoemde voorwaarden vervuld zijn, vaardigt het gerecht door middel van het standaardformulier E van bijlage V zo spoedig mogelijk en normaliter binnen 30 dagen na de indiening van het verzoek een Europees betalingsbevel uit.

De termijn van 30 dagen omvat niet de tijd die de eiser nodig heeft om zijn verzoek aan te vullen, te corrigeren of te wijzigen.

2.   Het Europees betalingsbevel wordt uitgevaardigd samen met een afschrift van het verzoekformulier. Het bevat niet de door de eiser in de aanhangsels 1 en 2 bij formulier A verstrekte informatie.

3.   In het Europees betalingsbevel wordt de verweerder meegedeeld dat hij de volgende mogelijkheden heeft:

a)

het in het betalingsbevel vermelde bedrag aan de eiser te betalen;

of

b)

verweer tegen het bevel aan te tekenen door bij het gerecht van oorsprong een verweerschrift in te dienen, dat binnen 30 dagen nadat het bevel aan de verweerder is betekend of ter kennis gebracht wordt verzonden.

4.   In het Europees betalingsbevel wordt de verweerder ervan in kennis gesteld dat:

a)

het bevel uitsluitend op basis van de door de eiser verstrekte informatie is uitgevaardigd en niet door het gerecht is geverifieerd;

b)

het bevel uitvoerbaar wordt, tenzij overeenkomstig artikel 16 bij het gerecht een verweerschrift is ingediend;

c)

ingeval een verweerschrift wordt ingediend, de procedure voor de bevoegde gerechten van de lidstaat van oorsprong wordt voortgezet volgens het gewone burgerlijk procesrecht, tenzij de eiser uitdrukkelijk heeft verzocht de procedure in dat geval te staken.

5.   Het gerecht draagt er zorg voor dat het betalingsbevel overeenkomstig het nationale recht aan de verweerder betekend of ter kennis gebracht wordt volgens een methode die voldoet aan de minimumnormen van de artikelen 13, 14 en 15.

Artikel 13

Betekening of kennisgeving met bewijs van ontvangst door de verweerder

Het Europees betalingsbevel kan op een van de volgende wijzen aan de verweerder worden betekend of ter kennis gebracht, overeenkomstig het nationale recht van de staat waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht:

a)

door persoonlijke betekening of kennisgeving blijkend uit een door de verweerder ondertekende ontvangstbevestiging, met de datum van ontvangst;

b)

door persoonlijke betekening of kennisgeving blijkend uit een document ondertekend door de bevoegde persoon die de betekening of kennisgeving heeft verricht, en waarin wordt verklaard dat de verweerder het stuk in ontvangst heeft genomen of zonder wettige grond geweigerd heeft, en waarin de datum van betekening of kennisgeving is vermeld;

c)

door betekening of kennisgeving per post, blijkend uit een door de verweerder ondertekende en teruggezonden ontvangstbevestiging, met de datum van ontvangst;

d)

door betekening of kennisgeving langs elektronische weg, bijvoorbeeld door middel van een faxbericht of een elektronisch postbericht, blijkend uit een door de verweerder ondertekende en teruggezonden ontvangstbevestiging, met de datum van ontvangst.

Artikel 14

Betekening of kennisgeving zonder bewijs van ontvangst door de verweerder

1.   Het Europees betalingsbevel kan tevens op een van de volgende wijzen aan de verweerder worden betekend of ter kennis worden gebracht, overeenkomstig het nationale recht van de staat waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht:

a)

in persoon op het persoonlijke adres van de verweerder, aan een persoon die als huisgenoot van de verweerder dezelfde woonplaats heeft of aldaar in dienst is;

b)

wanneer de verweerder een zelfstandige of een rechtspersoon is, in persoon op het zakenadres van de verweerder, aan een persoon die bij de verweerder in dienst is;

c)

door deponering van het bevel in de brievenbus van de verweerder;

d)

door deponering van het bevel op het postkantoor of bij de bevoegde autoriteiten, en schriftelijke mededeling daarvan in de brievenbus van de verweerder, mits in de schriftelijke mededeling duidelijk wordt vermeld dat het om een gerechtelijk stuk gaat of dat deze schriftelijke mededeling rechtsgeldig is als betekening of kennisgeving en de toepasselijke termijnen doet ingaan;

e)

per post zonder bewijs overeenkomstig lid 3 indien de verweerder zijn adres in de lidstaat van oorsprong heeft;

f)

langs elektronische weg, blijkens een automatische aankomstbevestiging, op voorwaarde dat de verweerder vooraf uitdrukkelijk met deze wijze van betekening of kennisgeving heeft ingestemd.

2.   Voor de toepassing van deze verordening is betekening of kennisgeving overeenkomstig lid 1 niet toegestaan, indien het adres van de verweerder niet met zekerheid bekend is.

3.   Betekening of kennisgeving overeenkomstig lid 1, onder a), b), c) en d), blijkt uit:

a)

een document dat is ondertekend door de bevoegde persoon die de betekening of de kennisgeving heeft verricht, en waarin het volgende wordt vermeld:

i)

de wijze waarop de betekening of kennisgeving is geschied,

en

ii)

de datum van betekening of kennisgeving,

en

iii)

indien het bevel ter betekening of kennisgeving is aangeboden aan een andere persoon dan de verweerder, de naam van die persoon en zijn relatie tot de verweerder,

of

b)

voor de toepassing van lid 1, onder a) en b), een ontvangstbevestiging van de persoon aan wie de betekening of kennisgeving is gedaan.

Artikel 15

Betekening of kennisgeving aan een vertegenwoordiger

Betekening of kennisgeving overeenkomstig de artikelen 13 of 14 kan ook aan een vertegenwoordiger van de verweerder geschieden.

Artikel 16

Verweer tegen een Europees betalingsbevel

1.   De verweerder kan bij het gerecht van oorsprong een verweerschrift tegen het Europees betalingsbevel indienen door middel van het standaardformulier F van bijlage VI, dat hem samen met het Europees betalingsbevel wordt verstrekt.

2.   Het verweerschrift wordt toegezonden binnen 30 dagen nadat het betalingsbevel aan de verweerder is betekend of ter kennis is gebracht.

3.   In het verweerschrift vermeldt de verweerder dat hij de schuldvordering betwist, zonder gehouden te zijn te verklaren op welke gronden de betwisting berust.

4.   Het verweerschrift wordt ingediend op papieren drager of via elk ander communicatiemiddel, inclusief langs elektronische weg, dat in de lidstaat van oorsprong wordt aanvaard en dat bij het gerecht van oorsprong beschikbaar is.

5.   Het verweerschrift wordt door de verweerder of, in voorkomend geval, door zijn vertegenwoordiger ondertekend. Een overeenkomstig lid 4 langs elektronische weg ingediend verweerschrift wordt ondertekend overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 1999/93/EG. De elektronische handtekening wordt in de lidstaat van oorsprong erkend zonder dat verdere voorwaarden worden gesteld.

Deze elektronische handtekening is evenwel niet vereist indien en voorzover er een alternatief elektronisch communicatiesysteem bij het gerecht van de lidstaat van oorsprong bestaat dat voor een bepaalde groep tevoren geregistreerde erkende gebruikers beschikbaar is en waarmee die gebruikers op een veilige manier kunnen worden geïdentificeerd. De bedoelde communicatiesystemen worden door de lidstaten aan de Commissie ter kennis gebracht.

Artikel 17

Gevolgen van de indiening van een verweerschrift

1.   Indien binnen de in artikel 16, lid 2, gestelde termijn een verweerschrift is ingediend, wordt de procedure volgens het gewone burgerlijk procesrecht voortgezet voor de bevoegde gerechten van de lidstaat van oorsprong, tenzij de eiser, overeenkomstig artikel 7, lid 4, uitdrukkelijk heeft verzocht de procedure in dat geval te staken.

Indien de eiser zijn vordering door middel van de Europese betalingsbevelprocedure geldend heeft gemaakt, laat het nationaal recht zijn positie in de daaropvolgende gewone procedure onverlet.

2.   De overgang naar de gewone procedure in de zin van lid 1 wordt beheerst door het recht van de lidstaat van oorsprong.

3.   Aan de eiser wordt medegedeeld of de verweerder een verweerschrift heeft ingediend en of er naar een gewone procedure wordt overgegaan.

Artikel 18

Uitvoerbaarheid

1.   Indien binnen de in artikel 16, lid 2, gestelde termijn, met inachtneming van een redelijke tijdspanne met het oog op de aankomst van een verweerschrift, geen verweerschrift is ingediend, verklaart het gerecht van oorsprong het Europees betalingsbevel onverwijld uitvoerbaar door middel van het standaardformulier G van bijlage VII. Het gerecht van oorsprong verifieert de datum van betekening of kennisgeving.

2.   Onverminderd lid 1 worden de formele voorwaarden waaronder het bevel uitvoerbaar wordt, beheerst door het recht van de lidstaat van oorsprong.

3.   Het gerecht zendt het uitvoerbare Europees betalingsbevel aan de eiser.

Artikel 19

Afschaffing van het exequatur

Het Europees betalingsbevel dat in de lidstaat van oorsprong uitvoerbaar is geworden, wordt in de andere lidstaten erkend en ten uitvoer gelegd zonder dat een uitvoerbaarverklaring vereist is en zonder de mogelijkheid van verzet tegen de erkenning.

Artikel 20

Heroverweging in uitzonderingsgevallen

1.   De verweerder heeft het recht om, na het verstrijken van de in artikel 16, lid 2, gestelde termijn, het bevoegde gerecht van de lidstaat van oorsprong om heroverweging van het Europees betalingsbevel te verzoeken, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

i)

het betalingsbevel is op een van de in artikel 14 genoemde wijzen betekend of ter kennis gebracht;

en

ii)

de betekening of kennisgeving is buiten zijn schuld, niet zo tijdig geschied als met het oog op zijn verdediging nodig was,

of

b)

de verweerder de vordering niet heeft kunnen betwisten wegens overmacht of wegens buitengewone omstandigheden, buiten zijn schuld,

mits hij in beide gevallen onverwijld handelt.

2.   Na het verstrijken van de in artikel 16, lid 2 gestelde termijn, heeft de verweerder tevens het recht om het bevoegde gerecht in de lidstaat van oorsprong om heroverweging van het Europees betalingsbevel te verzoeken, indien het Europees betalingsbevel kennelijk ten onrechte is toegekend, gelet op de voorschriften van deze verordening, of vanwege andere uitzonderlijke omstandigheden.

3.   Indien het gerecht het verzoek van de verweerder weigert omdat geen van de in de leden 1 en 2 bedoelde heroverwegingsgronden van toepassing is, blijft het Europees betalingsbevel van kracht.

Indien het gerecht besluit dat heroverweging om een van de in de leden 1 en 2 bedoelde redenen gegrond is, is het Europees betalingsbevel nietig.

Artikel 21

Tenuitvoerlegging

1.   Onverminderd de bepalingen van deze verordening worden de tenuitvoerleggingsprocedures beheerst door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging.

Het Europees betalingsbevel dat uitvoerbaar is geworden, wordt onder dezelfde voorwaarden ten uitvoer gelegd als een uitvoerbare beslissing die in de lidstaat van tenuitvoerlegging is gegeven.

2.   Om tenuitvoerlegging in een andere lidstaat te verkrijgen, verstrekt de eiser aan de bevoegde tenuitvoerleggingsautoriteiten in die lidstaat de volgende stukken:

a)

een afschrift van het door het gerecht van oorsprong uitvoerbaar verklaarde Europees betalingsbevel, dat voldoet aan de voorwaarden om de echtheid ervan te kunnen vaststellen;

en

b)

indien nodig, een vertaling van het Europees betalingsbevel in de officiële taal van de lidstaat van tenuitvoerlegging of, in het geval dat er in die lidstaat verscheidene officiële talen bestaan, in de officiële taal of een van de officiële rechtstalen van de plaats van tenuitvoerlegging, overeenkomstig het recht van die lidstaat, of in een andere taal die de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft verklaard te aanvaarden. Elke lidstaat kan aangeven welke officiële talen van de instellingen van de Europese Unie die van zijn eigen taal verschillen, hij voor het Europees betalingsbevel aanvaardt. De vertaling wordt door een daartoe in een van de lidstaten bevoegde persoon als officiële vertaling gewaarmerkt.

3.   Van de eiser die in een lidstaat de tenuitvoerlegging verlangt van het in een andere lidstaat uitgevaardigd Europees betalingsbevel, mag geen zekerheid, borg of pand, in welke vorm ook, worden gevraagd op grond van het feit dat hij een buitenlandse onderdaan is of zijn woon- of verblijfplaats niet in de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft.

Artikel 22

Weigering van tenuitvoerlegging

1.   De tenuitvoerlegging wordt op verzoek van de verweerder door het bevoegde gerecht in de lidstaat van tenuitvoerlegging geweigerd, indien het Europees betalingsbevel onverenigbaar is met een in een lidstaat of in een derde land gegeven eerdere beslissing of eerder bevel, op voorwaarde dat:

a)

de eerdere beslissing of het eerdere bevel tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust;

en

b)

de eerdere beslissing of het eerdere bevel aan de voorwaarden voor erkenning in de lidstaat van tenuitvoerlegging voldoet;

en

c)

de onverenigbaarheid in de gerechtelijke procedure in de lidstaat van oorsprong niet als verweer had kunnen worden aangevoerd.

2.   De tenuitvoerlegging wordt desgevraagd tevens geweigerd, indien en voor zover de verweerder het in het Europees betalingsbevel vastgestelde bedrag aan de eiser heeft betaald.

3.   In geen geval wordt in de lidstaat van tenuitvoerlegging de juistheid van het Europees betalingsbevel onderzocht.

Artikel 23

Opschorting of beperking van de tenuitvoerlegging

Indien de verweerder overeenkomstig artikel 20 om heroverweging heeft verzocht, kan het bevoegde gerecht in de lidstaat van tenuitvoerlegging, op verzoek van de verweerder:

a)

de tenuitvoerleggingsprocedure tot bewarende maatregelen beperken;

of

b)

de tenuitvoerlegging afhankelijk maken van het stellen van een door dit gerecht te bepalen zekerheid;

of

c)

in buitengewone omstandigheden de tenuitvoerleggingsprocedure opschorten.

Artikel 24

Vertegenwoordiging in rechte

Vertegenwoordiging door een advocaat of een andere beoefenaar van een juridisch beroep is niet verplicht

a)

voor de eiser bij het indienen van het verzoek om een Europees betalingsbevel;

b)

voor de verweerder ten aanzien van het verweerschrift tegen een Europees betalingsbevel.

Artikel 25

Gerechtskosten

1.   De totale gerechtskosten van de Europese betalingsbevelprocedure en van de gewone civielrechtelijke procedure die volgt op de indiening van een verweerschrift tegen het Europees betalingsbevel in een lidstaat, mogen niet hoger zijn dan de gerechtskosten van een gewone civielrechtelijke procedure waaraan in die lidstaat geen Europese betalingsbevelprocedure is voorafgegaan.

2.   Voor de toepassing van deze verordening omvatten de gerechtskosten de aan het gerecht te betalen vergoedingen en kosten, waarvan het bedrag overeenkomstig het nationale recht wordt vastgesteld.

Artikel 26

Verhouding tot het nationale procesrecht

Niet uitdrukkelijk in deze verordening geregelde procedurekwesties worden beheerst door het nationale recht.

Artikel 27

Verhouding tot Verordening (EG) nr. 1348/2000

Deze verordening laat onverlet de toepassing van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (8).

Artikel 28

Informatie over de kosten van betekening of kennisgeving en over de tenuitvoerlegging

De lidstaten werken samen om het publiek en de beroepskringen voor te lichten omtrent:

a)

de kosten van betekening of kennisgeving van stukken;

en

b)

de vraag welke instanties bevoegd zijn ten aanzien van tenuitvoerlegging voor de toepassing van de artikelen 21, 22 en 23,

meer bepaald via het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, dat is opgericht bij Beschikking 2001/470/EG van de Raad (9).

Artikel 29

Informatie over rechterlijke bevoegdheid, heroverwegingsprocedures, communicatiemiddelen en talen

1.   Uiterlijk 12 juni 2008 doen de lidstaten de Commissie mededeling van

a)

de gerechten die bevoegd zijn om een Europees betalingsbevel uit te vaardigen;

b)

de heroverwegingsprocedure en de bevoegde gerechten voor de toepassing van artikel 20;

c)

de voor de Europese betalingsbevelprocedure aanvaarde communicatiemiddelen waarover de gerechten beschikken;

d)

de uit hoofde van artikel 21, lid 2, onder b), aanvaarde talen.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van iedere wijziging van deze informatie.

2.   De Commissie maakt de overeenkomstig lid 1 meegedeelde informatie openbaar door bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie of door enig ander passend middel.

Artikel 30

Wijzigingen van de bijlagen

De in de bijlagen opgenomen standaardformulieren worden bijgewerkt of technisch aangepast volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure waarbij volledige overeenstemming met de bepalingen van deze verordening is gegarandeerd.

Artikel 31

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 75 van Verordening (EG) nr. 44/2001 ingestelde comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4 en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

3.   Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 32

Evaluatie

Uiterlijk op 12 december 2013 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een uitvoerig verslag in over de werking van de Europese betalingsbevelprocedure. Dat verslag bevat een evaluatie van de werking van de procedure en een uitvoerige effectbeoordeling voor elke lidstaat.

Daartoe en om te waarborgen dat naar behoren rekening wordt gehouden met de beste praktijken in de Europese Unie en dat deze de beginselen van betere wetgeving weerspiegelen, verstrekken de lidstaten de Commissie informatie over de grensoverschrijdende werking van het Europees betalingsbevel. Deze informatie heeft betrekking op de gerechtskosten, de duur van de procedure, de doelmatigheid, de gebruiksvriendelijkheid en de interne betalingsbevelprocedures van de lidstaten.

Dit verslag gaat zonodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze verordening.

Artikel 33

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 12 december 2008 met uitzondering van de artikelen 28, 29, 30 en 31, die met ingang van 12 juni 2008 van toepassing zijn.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Straatsburg, 12 december 2006.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES

Voor de Raad

De voorzitter

M. PEKKARINEN


(1)  PB C 221 van 8.9.2005, blz. 77.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 13 december 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 30 juni 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van het Europees Parlement van 25 oktober 2006. Besluit van de Raad van 11 december 2006.

(3)  PB C 12 van 15.1.2001, blz. 1.

(4)  PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.

(5)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(6)  PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2245/2004 van de Commissie (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 10).

(7)  PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12.

(8)  PB L 160 van 30.6.2000, blz. 37.

(9)  PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25.


BIJLAGE I

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image


BIJLAGE II

Image

Image


BIJLAGE III

Image

Image


BIJLAGE IV

Image

Image


BIJLAGE V

Image

Image

Image


BIJLAGE VI

Image

Image


BIJLAGE VII

Image

Image


Top