Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R0466

    Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie van 8 maart 2001 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (Voor de EER relevante tekst.)

    PB L 77 van 16/03/2001, p. 1–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 28/02/2007; opgeheven door 32006R1881

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/466/oj

    32001R0466

    Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie van 8 maart 2001 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (Voor de EER relevante tekst.)

    Publicatieblad Nr. L 077 van 16/03/2001 blz. 0001 - 0013


    Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie

    van 8 maart 2001

    tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen(1), en met name op artikel 2, lid 3,

    Na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Verordening (EEG) nr. 315/93 bepaalt dat er maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen moeten worden gesteld met het oog op de bescherming van de volksgezondheid. Deze maximumgehalten moeten worden vastgesteld in de vorm van een niet-exhaustieve communautaire lijst die gehalten voor eenzelfde verontreiniging in verschillende levensmiddelen kan bevatten. De toe te passen methoden voor monsterneming en analyse kunnen worden gespecificeerd.

    (2) Verordening (EG) nr. 194/97 van de Commissie van 31 januari 1997 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen(2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1566/1999(3), is een aantal keren aanzienlijk gewijzigd. Aangezien verdere wijzigingen vereist zijn, moet de tekst duidelijkheidshalve herschreven worden.

    (3) Met het oog op de bescherming van de volksgezondheid is het van essentieel belang dat deze verontreinigingen worden beperkt tot gehalten die toxicologisch aanvaardbaar zijn. Verdere beperkingen van verontreinigingen moeten worden gerealiseerd wanneer zij door middel van goede productie- of landbouwpraktijken tot stand kunnen worden gebracht, teneinde tot een betere bescherming van de volksgezondheid te komen, in het bijzonder voor kwetsbare bevolkingsgroepen.

    (4) Vanwege verschillen in de wetgevingen van lidstaten inzake de maximumgehalten aan verontreinigingen in bepaalde levensmiddelen en de concurrentievervalsing die daarvan het gevolg kan zijn, moeten op communautair niveau maatregelen worden genomen om de eenheid van de markt te vrijwaren, met inachtneming echter van het proportionaliteitsbeginsel.

    (5) De lidstaten moeten passende toezichtmaatregelen vaststellen in verband met de aanwezigheid van verontreinigingen in levensmiddelen.

    (6) Tot op dit moment stelt de communautaire wetgeving geen maximumgehalten aan verontreinigingen in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters vast die vallen onder Richtlijn 91/321/EEG van de Commissie(4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/50/EG(5), en Richtlijn 96/5/EG(6), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/39/EG(7). Na overleg met het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding dienen er zo snel mogelijk specifieke maximumgehalten voor dergelijke levensmiddelen te worden vastgesteld. Tot dat moment dienen de in deze verordening vastgestelde maximumgehalten ook voor die levensmiddelen te gelden, voorzover er op nationaal niveau geen strengere norm van toepassing is.

    (7) Voedselingrediënten voor de productie van samengestelde levensmiddelen dienen voordat zij aan het desbetreffende samengestelde levensmiddel worden toegevoegd te voldoen aan de maximumgehalten in deze verordening om verdunning te voorkomen.

    (8) Groenten zijn de voornaamste bron voor de menselijke inname van nitraten. In zijn advies van 22 september 1995 geeft het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding aan dat de normale inname van nitraten in de regel ruim onder de aanvaardbare dagelijkse dosis ligt. Het beveelt desalniettemin aan de inspanningen ter verlaging van de blootstelling aan nitraten via voedsel en water voort te zetten aangezien nitraten in nitrieten en nitrosaminen kunnen worden omgezet, en dringt erop aan goede landbouwpraktijken vast te stellen om zo laag mogelijke nitraatgehalten te garanderen. Het Comité benadrukt dat de bezorgdheid over de aanwezigheid van nitraten geen belemmering hoeft te vormen voor een grotere groenteconsumptie, aangezien groenten een essentiële voedingsfunctie hebben en een belangrijke rol spelen bij gezondheidsbescherming.

    (9) Specifieke maatregelen voor een betere controle op de herkomst van nitraten in combinatie met goede landbouwpraktijken zouden kunnen bijdragen tot een verlaging van de nitraatgehaltes in groenten. Ook klimatologische omstandigheden beïnvloeden evenwel de nitraatgehalten in bepaalde groentesoorten. Er zouden dan ook verschillende maximumgehalten voor nitraten in groenten moeten worden vastgesteld afhankelijk van het jaargetijde. De klimatologische omstandigheden variëren sterk tussen de verschillende gebieden in de Gemeenschap. Daarom zou het de lidstaten gedurende een overgangsperiode toegestaan moeten worden om de op hun grondgebied verbouwde en voor consumptie bestemde sla en spinazie met nitraatgehalten hoger dan die welke zijn vastgesteld in de punten 1.1 en 1.3 van bijlage I in de handel te brengen, op voorwaarde dat de aanwezige hoeveelheden uit volksgezondheidsoogpunt aanvaardbaar zijn.

    (10) De producenten van sla en spinazie in lidstaten die de hierboven bedoelde toestemming hebben gegeven, dienen hun productiemethoden geleidelijk te wijzigen door het toepassen van de op nationaal niveau aanbevolen goede landbouwpraktijken, om aan het eind van de overgangsperiode te voldoen aan de maximumgehalten die op communautair niveau zijn vastgesteld. Er dienen zo snel mogelijk gemeenschappelijke waarden te worden vastgesteld.

    (11) De gehalten voor sla en spinazie moeten vóór 1 januari 2002 herzien en, indien mogelijk, verlaagd worden. Deze herziening stoelt op controles door de lidstaten en de toepassing van goede landbouwpraktijken om de maximumgehalten op het laagste niveau vast te stellen dat redelijkerwijs haalbaar is.

    (12) Bij de controles van nitraatgehalten in sla en spinazie en de toepassing van goede landbouwpraktijken worden middelen gebruikt die evenredig zijn met het beoogde doel en de verkregen controleresultaten, en wordt in het bijzonder rekening gehouden met de risico's en de opgedane ervaring. De toepassing van goede landbouwpraktijken in een aantal lidstaten wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Het is daarom belangrijk dat de lidstaten elkaar elk jaar de resultaten van hun controles meedelen en verslag uitbrengen over de genomen maatregelen en de geboekte vooruitgang in verband met de toepassing van goede landbouwpraktijken voor het verlagen van nitraatgehalten, en dat er elk jaar met de lidstaten over deze verslagen van gedachten wordt gewisseld.

    (13) Het maximumgehalte voor vollegrondssla is lager dan voor onder glas gekweekte sla en bij gebrek aan een nauwkeurige etikettering moet voor een efficiënte controle het maximumgehalte voor vollegrondssla ook gelden voor onder glas gekweekte sla.

    (14) Aflatoxinen zijn door sommige Aspergillussoorten afgescheiden mycotoxinen die zich tijdens de opslag bij hoge temperaturen en een hoge vochtigheid ontwikkelen. Het zijn genotoxisch carcinogene stoffen die in talrijke levensmiddelen kunnen voorkomen. Voor dergelijke stoffen bestaat geen drempel waaronder geen enkel schadelijk effect wordt waargenomen. Derhalve kan er geen toelaatbare dagelijkse inname worden vastgesteld. Bij de huidige stand van wetenschap en techniek en met de verbeteringen van de productie- en opslagmethoden is het niet mogelijk om de ontwikkeling van deze schimmels en, bijgevolg, de aanwezigheid van aflatoxinen in levensmiddelen geheel te voorkomen. De maximumgehalten moeten derhalve op het laagste niveau worden vastgesteld dat redelijkerwijs haalbaar is.

    (15) Inspanningen om de productie-, oogst- en opslagmethoden te verbeteren teneinde de ontwikkeling van schimmels terug te dringen, moeten worden aangemoedigd. De groep aflatoxinen omvat verschillende verbindingen waarvan de aanwezigheid in levensmiddelen en de toxiciteit variëren en aflatoxine B1 is veruit de giftigste verbinding. Om veiligheidsredenen is het noodzakelijk zowel het totaalgehalte aan aflatoxinen van levensmiddelen (verbindingen B1, B2, G1 en G2) als het gehalte aan aflatoxine B1 te beperken. Aflatoxine M1 is een stofwisselingsproduct van aflatoxine B1 en komt voor in melk en melkproducten van dieren die besmet voer hebben gegeten. Hoewel aflatoxine M1 als een minder gevaarlijke genotoxisch carcinogene stof wordt beschouwd dan aflatoxine B1, moet de aanwezigheid ervan in melk en melkproducten voor menselijke consumptie, en in het bijzonder voor peuters, worden voorkomen.

    (16) Het is bekend dat de sorteer- en andere fysische behandelingsmethoden een verlaging van het aflatoxinegehalte in aardnoten, noten en gedroogd fruit mogelijk maken. Teneinde de gevolgen voor de handel tot een minimum te beperken, verdient het dan ook de voorkeur hogere aflatoxinegehalten toe te staan voor die producten welke niet voor directe menselijke consumptie of als ingrediënt in levensmiddelen zijn bestemd. In deze gevallen wordt bij het vaststellen van de maximumgehalten voor aflatoxinen rekening gehouden met zowel de bekende mogelijke effecten van de hierboven vermelde behandelingswijzen op respectievelijk aardnoten, noten en gedroogd fruit als de vereiste dat deze producten die voor directe menselijke consumptie of als ingrediënt in levensmiddelen zijn bestemd na behandeling voldoen aan de desbetreffende maximumgehalten. Voor granen kan niet worden uitgesloten dat sorteer- en andere fysische behandelingsmethoden het aflatoxinegehalte verlagen. Om de daadwerkelijke effectiviteit van deze methoden te kunnen controleren en om voor onverwerkte granen, eventueel, specifieke maximumgehalten vast te stellen, gelden voor een beperkte periode de maximumgehalten in bijlage I uitsluitend voor granen en bij de verwerking daarvan verkregen producten die voor directe menselijke consumptie of als ingrediënt in levensmiddelen zijn bestemd. Bij ontstentenis van gegevens die het vaststellen van een specifiek maximumgehalte voor onverwerkte granen, na een bepaalde periode, rechtvaardigen, gelden de maximumgehalten voor granen en de bij de verwerking daarvan verkregen producten die bestemd zijn voor directe menselijke consumptie of als ingrediënt in levensmiddelen ook voor de onverwerkte granen.

    (17) Teneinde de naleving van de verschillende maximumgehalten voor de bedoelde producten effectief te kunnen controleren, is het nodig de precieze bestemming ervan te kennen door middel van een goed etiketteringssysteem. Het in de handel brengen van producten met een te hoog aflatoxinegehalte in onverwerkte vorm, na menging met andere levensmiddelen of als een ingrediënt in andere levensmiddelen is niet toegestaan. Artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 315/93 bepaalt dat de lidstaten hun nationale bepalingen betreffende de maximumgehalten van aflatoxinen in bepaalde levensmiddelen waarvoor geen communautaire bepalingen zijn aangenomen, mogen handhaven.

    (18) De inname van lood kan een ernstig gevaar voor de volksgezondheid opleveren. Lood kan tot een verminderde cognitieve ontwikkeling en intellectuele prestaties bij kinderen en tot een verhoogde bloeddruk en hart- en vaatziekten bij volwassenen leiden. In de afgelopen tien jaar zijn de gehalten in levensmiddelen aanzienlijk afgenomen doordat er naar aanleiding van de toegenomen onderkenning van het volksgezondheidsprobleem op de ontstaansbron gerichte inspanningen zijn ondernomen ter verlaging van de emissie van lood en er verbeteringen zijn aangebracht in de kwaliteitsborging van chemische analysemethoden. In zijn advies van 19 juni 1992 concludeerde het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding dat het gemiddelde loodgehalte in levensmiddelen blijkbaar geen reden tot alarm is, maar dat er evenwel op lange termijn werk gemaakt zou moeten worden van een verdere vermindering van het gemiddelde loodgehalte in levensmiddelen in het algemeen. De maximumgehalten moeten dan ook worden vastgesteld op het laagste niveau dat redelijkerwijs haalbaar is.

    (19) Cadmium kan in het menselijk lichaam accumuleren en tot een verstoorde nierfunctie, beschadiging van het skelet en aantasting van de voortplantingsfunctie leiden. Niet uitgesloten kan worden dat cadmium potentieel kankerverwekkend is bij de mens. In zijn advies van 2 juni 1995 raadde het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding aan meer inspanningen te leveren om de blootstelling aan cadmium via de voeding te verminderen aangezien levensmiddelen de belangrijkste menselijke innamebron van cadmium zijn. De maximumgehalten moeten dan ook worden vastgesteld op het laagste niveau dat redelijkerwijs haalbaar is.

    (20) Methylkwik kan tot storingen in de normale ontwikkeling van de hersens van kinderen leiden en bij hogere waarden neurologische veranderingen bij volwassenen veroorzaken. Kwik verontreinigt met name vis en visserijproducten. Om de volksgezondheid te beschermen, heeft de Commissie in Beschikking 93/351/EEG(8) maximumgehalten aan kwik in vis en visserijproducten vastgesteld. Omwille van de doorzichtigheid dienen de desbetreffende maatregelen in de beschikking in deze verordening opgenomen en bijgewerkt te worden. De gehalten moeten worden vastgesteld op het laagste niveau dat redelijkerwijs haalbaar is, rekening houdende met het feit dat kwik om redenen van fysiologische aard in het weefsel van sommige soorten gemakkelijker wordt opgenomen dan in dat van andere.

    (21) 3-Monochloorpropaan-1,2-diol (3-MCPD) wordt gevormd bij de productie van levensmiddelen onder bepaalde omstandigheden. In het bijzonder kan het worden gevormd bij de behandeling van ruwe eiwitten met zoutzuur voor de productie van "gehydrolyseerd plantaardig eiwit", een smaakverbeterende stof die als ingrediënt in levensmiddelen wordt gebruikt. Door aanpassingen in de productieprocessen is de afgelopen jaren een aanzienlijke verlaging van 3-MCPD in de hierboven genoemde producten bereikt. Onlangs heeft een aantal lidstaten ook hoge concentraties van 3-MCPD in sommige monsters van sojasaus gemeld. Om de toepassing van goede productiepraktijken af te dwingen en de gezondheid van de consument te beschermen, moeten er maximumgehalten aan 3-MCPD worden vastgesteld. In zijn advies van 16 december 1994, dat werd bevestigd op 12 juni 1997, raadde het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding aan om 3-MCPD als een genotoxisch carcinogeen te beschouwen en dat er in levensmiddelen geen resten van 3-MCPD gedetecteerd mogen worden. Uit recentelijk verrichte toxicologische onderzoeken is gebleken dat de stof in vivo als een niet-genotoxisch carcinogeen functioneert.

    (22) De maximumgehalten aan 3-MCPD in bijlage I worden vastgesteld overeenkomstig het advies van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding. Het Comité zal de toxiciteit van 3-MCPD in het licht van de nieuwe studies opnieuw beoordelen. De juistheid van de maximale gehalten moet worden herzien zodra er een nieuw advies van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding beschikbaar is. De lidstaten wordt verzocht andere levensmiddelen op de aanwezigheid van 3-MCPD te onderzoeken, teneinde te overwegen of het noodzakelijk is maximumgehalten voor bijkomende levensmiddelen vast te stellen.

    (23) Elk maximumgehalte dat op het niveau van de Gemeenschap wordt vastgesteld, moet regelmatig worden herzien teneinde rekening te houden met de ontwikkeling van wetenschappelijke en technische kennis en verbeteringen in productie- of landbouwpraktijken met als doel te komen tot geleidelijk afnemende niveaus.

    (24) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor levensmiddelen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Wanneer de in bijlage I genoemde producten in het verkeer worden gebracht, mag hun gehalte aan verontreinigingen het in die bijlage vastgestelde gehalte niet overschrijden

    2. De maximumgehalten die in bijlage I zijn vastgesteld, gelden voor het eetbare gedeelte van de genoemde levensmiddelen.

    3. Voor bemonstering en analyse moeten de in bijlage I vastgestelde methoden worden gebruikt.

    Artikel 2

    1. Voor gedroogde, verdunde, verwerkte of uit verschillende ingrediënten bestaande producten, andere dan die genoemd in artikel 4, lid 1, geldt het maximumgehalte dat in bijlage I is vastgesteld, rekening houdende met respectievelijk

    a) veranderingen in de concentratie van de verontreiniging als gevolg van het drogen of verdunnen van deze producten,

    b) veranderingen in de concentratie van de verontreiniging als gevolg van het verwerken van deze producten,

    c) de relatieve hoeveelheden van de ingrediënten in het product en

    d) de analytische bepalingsgrens.

    De eerste alinea geldt voorzover geen specifieke maximumgehalten voor gedroogde, verdunde, verwerkte of samengestelde producten zijn vastgesteld.

    2. De maximumgehalten die in bijlage I worden vastgesteld, gelden ook voor levensmiddelen voor zuigelingen en peuters die onder de Richtlijnen 91/321/EEG en 96/5/EG vallen, voorzover door de nationale wetgeving geen strenger niveau voor de desbetreffende levensmiddelen is vastgesteld, rekening houdende met de veranderingen in de concentratie van de verontreiniging als gevolg van droging, verdunning of verwerking, respectievelijk de relatieve concentraties van de ingrediënten in het product. Uiterlijk op 5 april 2004 zullen specifieke maximumgehalten voor verontreinigingen in de desbetreffende levensmiddelen worden vastgesteld.

    3. Onverminderd artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 3, is het verboden producten die niet voldoen aan de in bijlage I vastgestelde maximumgehalten te gebruiken als ingrediënt bij de vervaardiging van samengestelde levensmiddelen.

    Artikel 3

    1. De lidstaten kunnen, als dit verantwoord is, voorlopig het in het verkeer brengen toestaan van op hun grondgebied geproduceerde en voor verbruik op hun grondgebied bestemde sla en spinazie waarvan het nitraatgehalte hoger is dan de in bijlage I, punten 1.1 en 1.3, vastgestelde waarden, mits goede landbouwpraktijken ten uitvoer worden gelegd om geleidelijk een situatie te bereiken waarin de in deze verordening voorgeschreven gehalten worden nageleefd.

    De lidstaten informeren de overige lidstaten en de Commissie ieder jaar over de uitvoering die aan de eerste alinea is gegeven.

    2. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 30 juni van elk jaar in kennis van de resultaten van hun controles en brengen verslag uit over de genomen maatregelen en de gemaakte vooruitgang met betrekking tot de toepassing en de verbetering van goede landbouwpraktijken om het nitraatgehalte in sla en spinazie te verlagen. Deze informatie bevat ook de gegevens waarop de goede landbouwpraktijken zijn gebaseerd.

    3. De lidstaten die lid 1 niet toepassen, verrichten controles op het nitraatgehalte in sla en spinazie en passen goede landbouwpraktijken toe met gebruikmaking van middelen die in verhouding staan tot het nagestreefde doel en de in het verleden verkregen resultaten, waarbij vooral rekening wordt gehouden met de risico's en de opgedane ervaring.

    Artikel 4

    1. De maximale gehalten voor aflatoxinen voor de in bijlage I, punten 2.1.1.1 en 2.1.2.1, genoemde producten gelden ook voor de bij de verwerking daarvan verkregen producten, voorzover voor die verwerkte producten geen specifieke maximumgehalten zijn vastgesteld.

    2. Wat de aflatoxinegehalten in de in bijlage I, punt 2.1, vermelde producten betreft, is het verboden:

    a) producten die voldoen aan de in bijlage I vastgestelde maximumgehalten, te mengen met producten die niet aan deze maximumgehalten voldoen, of producten die bedoeld zijn om onderworpen te worden aan sortering of waarop andere fysische behandelingen zullen worden toegepast, te mengen met producten die bestemd zijn voor rechtstreekse menselijke consumptie of om te worden gebruikt als ingrediënt bij de vervaardiging van levensmiddelen;

    b) producten die niet aan de in bijlage I, punten 2.1.1.1, 2.1.2.1 en 2.1.3, vastgestelde maximumgehalten voldoen, te gebruiken als ingrediënt voor de vervaardiging van andere levensmiddelen;

    c) verontreinigingen uit de producten te verwijderen door middel van chemische behandelingen.

    3. Aardnoten, noten en gedroogde vruchten die niet voldoen aan de in bijlage I, punt 2.1.1.1, vastgestelde maximumgehalten aan aflatoxinen, en granen die niet voldoen aan de in bijlage I, punt 2.1.2.1, vastgestelde maximumgehalten, mogen in het verkeer worden gebracht op voorwaarde dat

    a) deze producten niet bestemd zijn voor rechtstreekse menselijke consumptie of om te worden gebruikt als ingrediënt bij de vervaardiging van levensmiddelen;

    b) ze voldoen aan de in bijlage I, punt 2.1.1.2, vastgestelde maximumgehalten voor aardnoten en aan de in bijlage I, punt 2.1.1.3, van vastgestelde maximumgehalten voor noten en gedroogde vruchten;

    c) ze ervoor bestemd zijn om achteraf te worden gesorteerd of te worden onderworpen aan andere fysische behandelingen, zodat na deze behandeling de in bijlage I, punten 2.1.1.1 en 2.1.2.1, vastgestelde maximumgehalten niet worden overschreden en de behandeling zelf geen andere schadelijke reststoffen doet ontstaan;

    d) ze een etiket hebben waarop duidelijk de bestemming staat aangegeven en dat de vermelding "Product dat verplicht moet worden gesorteerd of waarop verplicht andere fysische behandelingen moeten worden toegepast om het niveau van verontreiniging met aflatoxinen te verlagen, voordat het wordt bestemd voor menselijke consumptie of voor gebruik als ingrediënt bij de vervaardiging van levensmiddelen" bevat.

    Artikel 5

    1. Op basis van de resultaten van de door de lidstaten verrichte controles op de inachtneming van de in bijlage I, deel 1, van vastgestelde maximumgehalten, de verslagen met betrekking tot de toepassing en de verbetering van de goede landbouwpraktijken om de nitraatgehalten te verlagen en de evaluatie van de gegevens waarop de lidstaten hun goede landbouwpraktijken hebben gebaseerd, dient de Commissie om de vijf jaar, en voor het eerst vóór 1 januari 2002, de maximumgehalten opnieuw te bezien met als uiteindelijk doel het verlagen van die gehalten.

    2. Op basis van nieuwe wetenschappelijke gegevens en de resultaten van de door de lidstaten verrichte controles op de inachtneming van de in bijlage I, delen 3 en 4, vastgestelde maximumgehalten aan zware metalen en 3-MCPD, dient de Commissie om de vijf jaar en voor het eerst vóór 5 april 2003 de maximumgehalten opnieuw te bezien met als uiteindelijk doel het verzekeren van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de consumenten.

    Artikel 6

    Verordening (EG) nr. 194/97 wordt met ingang van 5 april 2002 ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de in bijlage II opgenomen concordantietabel.

    Artikel 7

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing vanaf 5 april 2002. Bijlage I, delen 3 (zware metalen) en 4 (3-MCPD), is niet van toepassing op producten die vóór deze datum wettelijk in de Gemeenschap in de handel zijn gebracht.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtsreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 8 maart 2001.

    Voor de Commissie

    David Byrne

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1.

    (2) PB L 31 van 1.2.1997, blz. 48.

    (3) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 17.

    (4) PB L 175 van 4.7.1991, blz. 35.

    (5) PB L 139, van 2.6.1999, blz. 29.

    (6) PB L 49 van 28.2.1996, blz. 17.

    (7) PB L 124 van 18.5.1999, blz. 8.

    (8) PB L 144 van 16.6.1993, blz. 23.

    BIJLAGE I

    MAXIMUMGEHALTEN AAN BEPAALDE VERONTREINIGINGEN IN LEVENSMIDDELEN

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE II

    CONCORDANTIETABEL

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Top