EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011D0695

2011/695/: Besluit van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures Voor de EER relevante tekst

PB L 275 van 20/10/2011, p. 29–37 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2011/695/oj

20.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 275/29


BESLUIT VAN DE VOORZITTER VAN DE EUROPESE COMMISSIE

van 13 oktober 2011

betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/695/EU)

DE VOORZITTER VAN DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte,

Gezien het Reglement van orde van de Commissie (1), en met name artikel 22,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het stelsel voor de handhaving van het mededingingsrecht dat is ingesteld bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna „het Verdrag” genoemd) onderzoekt de Commissie zaken en neemt zij beslissingen door middel van administratieve besluiten, welke zijn onderworpen aan rechterlijke toetsing door het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna „het Hof van Justitie” genoemd).

(2)

De Commissie dient haar mededingingsprocedures eerlijk, onpartijdig en objectief te voeren en dient de inachtneming van de procedurele rechten van de betrokken partijen te garanderen, zoals die zijn uiteengezet in Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (2), Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de EG-concentratieverordening) (3), Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (4) en Verordening (EG) nr. 802/2004 van de Commissie van 7 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (5), alsmede in de betreffende rechtspraak van het Hof van Justitie. Met name is het recht van de betrokken partijen om te worden gehoord voordat een voor hen ongunstig individueel besluit wordt vastgesteld, een grondrecht van het recht van de Europese Unie dat wordt erkend in het Handvest van de grondrechten, met name artikel 41 (6).

(3)

Om een daadwerkelijke uitoefening te garanderen van de procedurele rechten van de betrokken partijen, van andere betrokkenen in de zin van artikel 11, onder b), van Verordening (EG) nr. 802/2004 (hierna „andere betrokkenen” genoemd), van klagers in de zin van artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 (hierna „klagers” genoemd) en van andere personen dan de in de artikelen 5 en 11 van Verordening (EG) nr. 773/2004 bedoelde personen en derden in de zin van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 802/2004 (hierna „derden” genoemd) die bij mededingingsprocedures zijn betrokken, dient de verantwoordelijkheid voor het beschermen van de inachtneming van die rechten te worden toevertrouwd aan een onafhankelijke persoon met ervaring in mededingingsaangelegenheden, die de noodzakelijke integriteit bezit om bij te dragen tot de objectiviteit, transparantie en doeltreffendheid van die procedures.

(4)

Met het oog hierop heeft de Commissie in 1982 de functie van raadadviseur-auditeur in het leven geroepen en deze functie herzien bij Besluit 94/810/EGKS, EG van de Commissie van 12 december 1994 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in mededingingsprocedures voor de Commissie (7) en Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (8). Thans dient de rol van de raadadviseur-auditeur te worden verduidelijkt en verder versterkt en dient het mandaat van de raadadviseur-auditeur te worden aangepast in het licht van de ontwikkelingen in het mededingingsrecht van de Unie.

(5)

De functie van raadadviseur-auditeur wordt over het algemeen gezien als een belangrijke bijdrage tot de mededingingsprocedures voor de Commissie dankzij de onafhankelijkheid en deskundigheid van de raadadviseur-auditeurs in deze procedures. Om de onafhankelijkheid van de raadadviseur-auditeur ten opzichte van het directoraat-generaal Concurrentie te blijven waarborgen, dient de raadadviseur-auditeur administratief rechtstreeks te ressorteren onder het lid van de Commissie dat in het bijzonder met het mededingingsbeleid is belast.

(6)

De raadadviseur-auditeur dient te worden aangesteld overeenkomstig de regels van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie. Volgens deze regels kunnen ook kandidaten die geen ambtenaar van de Commissie zijn, in aanmerking worden genomen. De transparantie met betrekking tot de aanstelling, beëindiging van het mandaat of overplaatsing van de raadadviseur-auditeur dient te worden verzekerd.

(7)

De Commissie kan één of meer raadadviseur-auditeurs aanstellen en dient hun ondersteunende medewerkers ter beschikking te stellen. Wanneer de raadadviseur-auditeur meent dat zich bij de uitoefening van zijn functie een belangenconflict aandient, dient hij zijn bemoeienis met de zaak te staken. Indien de raadadviseur-auditeur verhinderd is, dienen zijn taken door een andere raadadviseur-auditeur te worden overgenomen.

(8)

De raadadviseur-auditeur dient te handelen als een onafhankelijke arbiter die kwesties tracht op te lossen die van invloed zijn op de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van de betrokken partijen, andere betrokkenen, klagers of belanghebbende derden in gevallen waarin die kwesties niet konden worden opgelost via voorafgaande contacten met de met het voeren van mededingingprocedures belaste diensten van de Commissie, die deze procedurele rechten in acht moeten nemen.

(9)

Het mandaat van de raadadviseur-auditeur in mededingingsprocedures dient in mededingingsprocedures op zodanige wijze te worden geregeld dat de daadwerkelijke uitoefening van procedurele rechten gedurende de gehele procedure voor de Commissie op grond van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag en op grond van Verordening (EG) nr. 139/2004 gewaarborgd blijft, met name wat betreft het recht te worden gehoord.

(10)

Om deze rol te versterken, dient de raadadviseur-auditeur te worden belast met de bescherming van de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van ondernemingen en ondernemersverenigingen in het kader van de onderzoeksbevoegdheden van de Commissie op grond van hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 1/2003 en op grond van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 139/2004, waarbij de Commissie de bevoegdheid wordt verleend om ondernemingen en ondernemersverenigingen geldboeten op te leggen. De raadadviseur-auditeur dient ook specifieke taken te krijgen tijdens de onderzoekfase ten aanzien van een beroep op de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en cliënt, het recht om zichzelf niet te belasten, termijnen voor het beantwoorden van besluiten waarbij op grond van artikel 18, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1/2003 inlichtingen worden verlangd, alsmede met betrekking tot het recht van ondernemingen en ondernemersverenigingen die het voorwerp uitmaken van een onderzoeksmaatregel van de Commissie op grond van hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 1/2003, om over hun procedurele positie te worden geïnformeerd, meer bepaald of ten aanzien van hen een onderzoek loopt en, zo ja, wat het voorwerp en het doel van dat onderzoek is. Bij het beoordelen van een beroep op het recht zichzelf niet te belasten, kan de raadadviseur-auditeur nagaan of ondernemingen kennelijk ongegrond een beroep op bescherming doen, zulks louter als vertragingsmanoeuvre.

(11)

De raadadviseur-auditeur dient in staat te zijn een geschil beslechtende rol te vervullen bij een beroep op de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en cliënt met betrekking tot een document. Daartoe zal de raadadviseur-auditeur, indien de onderneming of ondernemersvereniging die zich hierop beroept, daarmee instemt, de mogelijkheid krijgen het betrokken document te onderzoeken en een passende aanbeveling te doen, onder verwijzing naar de toepasselijke rechtspraak van het Hof van Justitie.

(12)

De raadadviseur-auditeur dient tot taak te krijgen een besluit te nemen over de vraag of een derde heeft aangetoond voldoende belang te hebben om te worden gehoord. Consumentenverenigingen die verzoeken te worden gehoord, dienen over het algemeen te worden geacht voldoende belang te hebben wanneer de procedure betrekking heeft op producten of diensten voor eindgebruikers dan wel op producten of diensten die een rechtstreeks onderdeel vormen van dergelijke producten of diensten.

(13)

De raadadviseur-auditeur dient te beslissen of klagers en belanghebbende derden tot de zitting worden toegelaten, rekening houdende met de bijdrage die dezen kunnen leveren tot het verduidelijken van de relevante feiten van de zaak.

(14)

Het recht van de betrokken partijen om te worden gehoord voordat een eindbesluit wordt genomen dat hun belangen ongunstig beïnvloedt, wordt gegarandeerd via hun recht om schriftelijk te antwoorden op het voorlopige standpunt van de Commissie, zoals dat is uiteengezet in de mededeling van punten van bezwaar, en hun recht om, indien zij daarom verzoeken, hun argumenten nader toe te lichten tijdens de hoorzitting. Om deze rechten daadwerkelijk te kunnen uitoefenen, hebben partijen tot wie een mededeling van punten van bezwaar is gericht, recht op toegang tot het onderzoeksdossier van de Commissie.

(15)

Ter waarborging van de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van verdediging van partijen tot wie een mededeling van punten van bezwaar is gericht, dient de raadadviseur-auditeur tot taak te hebben ervoor te zorgen dat geschillen tussen de partijen en het directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie over de toegang tot het dossier of over de bescherming van zakengeheimen en anderszins vertrouwelijke informatie worden beslecht. In uitzonderlijke omstandigheden kan de raadadviseur-auditeur de termijn waarbinnen een adressaat van een mededeling van punten van bezwaar op die mededeling dient te reageren, opschorten totdat een geschil over de toegang tot het dossier is beslecht, indien de adressaat niet in staat zou zijn om binnen de toegestane termijn te antwoorden en indien een verlenging van de antwoordtermijn op dat tijdstip geen geschikte oplossing is.

(16)

Om de daadwerkelijke uitoefening van procedurele rechten te waarborgen, met inachtneming van het gerechtvaardigde belang van de vertrouwelijkheid, dient de raadadviseur-auditeur, in voorkomend geval, de mogelijkheid te hebben om specifieke maatregelen te gelasten met betrekking tot de toegang tot het dossier van de Commissie. Met name dient de raadadviseur-auditeur de bevoegdheid te hebben te besluiten dat de partij die om toegang tot het dossier verzoekt, beperkte toegang krijgt tot delen van het dossier, door bijvoorbeeld het aantal of de categorie personen die toegang krijgen, te beperken of door het gebruik van de gegevens waartoe toegang wordt verleend, te beperken.

(17)

De raadadviseur-auditeur dient tot taak te hebben een besluit te nemen over verzoeken om verlenging van de termijnen die zijn vastgesteld voor het beantwoorden van een mededeling van punten van bezwaar, van een aanvullende mededeling van punten van bezwaar of een „letter of facts”, dan wel van termijnen waarbinnen andere betrokkenen, klagers of belanghebbende derden opmerkingen kunnen maken, ingeval hierover geen overeenstemming tussen die persoon en het directoraat-generaal Concurrentie wordt bereikt.

(18)

De raadadviseur-auditeur dient bij te dragen tot het doelmatige verloop van hoorzittingen, door met name alle passende voorbereidende maatregelen te nemen, onder meer door tijdig vóór de hoorzitting een voorlopige lijst van deelnemers en een voorlopige agenda te verzenden.

(19)

De hoorzitting biedt de partijen tot wie de Commissie een mededeling van punten van bezwaar heeft gericht, en andere betrokkenen, de mogelijkheid hun recht om te worden gehoord, verder uit te oefenen doordat zij hun standpunt mondeling nader kunnen uiteenzetten voor de Commissie, die dient te worden vertegenwoordigd door het directoraat-generaal Concurrentie en door andere diensten die bijdragen aan de verdere uitwerking van een door de Commissie te nemen besluit. De hoorzitting dient een extra mogelijkheid te bieden om te verzekeren dat alle relevante feiten - ongeacht of die gunstig of ongunstig zijn voor de betrokken partijen, daaronder begrepen de feitelijke gegevens met betrekking tot de zwaarte (ernst) en de duur van de eventuele inbreuk - zo veel mogelijk worden opgehelderd. Ook dient de hoorzitting de partijen de mogelijkheid te bieden argumenten aan te voeren ten aanzien van omstandigheden die van belang kunnen zijn bij de eventuele oplegging van geldboeten.

(20)

Met het oog op een doelmatig verloop van hoorzittingen kan de raadadviseur-auditeur de partijen tot wie een mededeling van punten van bezwaar is gericht, andere betrokkenen, klagers, andere voor de hoorzitting uitgenodigde personen, de diensten van de Commissie en de autoriteiten van de lidstaten toestaan vragen te stellen tijdens de hoorzitting. De hoorzitting dient niet openbaar te zijn, zodat wordt verzekerd dat alle deelnemers zich vrij kunnen uitdrukken. Daarom dient de tijdens de hoorzitting vrijgegeven informatie niet te worden gebruikt voor andere doeleinden dan de gerechtelijke en/of administratieve procedures met het oog op de toepassing van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag. Wanneer zulks gerechtvaardigd is om zakengeheimen en anderszins vertrouwelijke informatie te beschermen, dient de raadadviseur-auditeur de mogelijkheid te hebben om personen tijdens een zitting met gesloten deuren te horen.

(21)

Partijen bij de procedure die toezeggingen (verbintenissen) aanbieden overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003, alsmede partijen die bereid zijn, overeenkomstig artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 773/2004, een schikkingsprocedure in kartelzaken te voeren, dienen de mogelijkheid te hebben om op de raadadviseur-auditeur een beroep te doen met betrekking tot de daadwerkelijke uitoefening van hun procedurele rechten.

(22)

De raadadviseur-auditeur dient verslag uit te brengen over de eerbiediging van de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten gedurende de gehele mededingingsprocedure. Bovendien dient de raadadviseur-auditeur, naast zijn taak om verslag te doen, ook opmerkingen te kunnen maken over het verdere verloop en de objectiviteit van de procedure, en aldus ertoe bij te dragen dat mededingingsprocedures worden afgesloten op basis van een gedegen beoordeling van alle relevante feiten.

(23)

Wanneer informatie over natuurlijke personen wordt vrijgegeven, dient de raadadviseur-auditeur met name rekening te houden met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (9).

(24)

Besluit 2001/462/EG, EGKS dient te worden ingetrokken,

BESLUIT:

HOOFDSTUK 1

ROL, AANSTELLING EN TAKEN VAN DE RAADADVISEUR-AUDITEUR

Artikel 1

De raadadviseur-auditeur

1.   Er zijn één of meer raadadviseur-auditeurs voor mededingingsprocedures, van wie de bevoegdheden en taken in het onderhavige besluit zijn vastgelegd.

2.   De raadadviseur-auditeur waarborgt de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten tijdens de gehele duur van de mededingingsprocedures voor de Commissie voor de toepassing van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag en Verordening (EG) nr. 139/2004 (hierna „mededingingsprocedures” genoemd).

Artikel 2

Aanstelling, beëindiging van het mandaat en plaatsvervanging

1.   De Commissie stelt de raadadviseur-auditeur aan. Het aanstellingsbesluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Onderbreking of beëindiging van het mandaat of overplaatsing van de raadadviseur-auditeur geschiedt bij een met redenen omkleed besluit van de Commissie. Dat besluit wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

2.   De raadadviseur-auditeur ressorteert administratief rechtstreeks onder het lid van de Commissie dat in het bijzonder met het mededingingsbeleid is belast (hierna „het bevoegde lid van de Commissie” genoemd).

3.   Wanneer de raadadviseur-auditeur verhinderd is, worden zijn taken door een andere raadadviseur-auditeur overgenomen. Indien geen van de raadadviseur-auditeurs in staat is zijn taken uit te oefenen, wijst het bevoegde lid van de Commissie, in voorkomend geval na raadpleging van de raadadviseur-auditeur, een andere bevoegde ambtenaar van de Commissie aan die niet bij de desbetreffende zaak is betrokken, om de taken van de raadadviseur-auditeur uit te oefenen.

4.   In het geval van daadwerkelijke of potentiële belangenconflicten staakt de raadadviseur-auditeur zijn bemoeienis met een zaak. Lid 3 is van toepassing.

Artikel 3

Werkwijze

1.   Bij de uitoefening van zijn taken handelt de raadadviseur-auditeur onafhankelijk.

2.   Bij de uitoefening van zijn taken houdt de raadadviseur-auditeur rekening met de noodzaak van een daadwerkelijke toepassing van de mededingingsregels in overeenstemming met de geldende wetgeving van de Unie en de beginselen die door het Hof van Justitie zijn geformuleerd.

3.   Bij de uitoefening van zijn taken heeft de raadadviseur-auditeur toegang tot alle dossiers met betrekking tot mededingingsprocedures voor de Commissie op grond van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag en op grond van Verordening (EG) nr. 139/2004.

4.   De raadadviseur-auditeur wordt door de directeur die binnen het directoraat-generaal Concurrentie voor het onderzoek van de zaak verantwoordelijk is (hierna „de verantwoordelijke directeur” genoemd), van het verloop van de procedure op de hoogte gehouden.

5.   De raadadviseur-auditeur kan over elke aangelegenheid die in het kader van een mededingingsprocedure van de Commissie aan de orde komt, opmerkingen indienen bij het bevoegde lid van de Commissie.

6.   Indien de raadadviseur-auditeur aan het bevoegde lid van de Commissie met redenen omklede aanbevelingen doet of besluiten neemt overeenkomstig het onderhavige besluit, verschaft hij de verantwoordelijke directeur en de Juridische Dienst van de Commissie een afschrift van die documenten.

7.   Iedere kwestie die verband houdt met de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van de betrokken partijen, van andere betrokkenen in de zin van artikel 11, onder b), van Verordening (EG) nr. 802/2004 (hierna „andere betrokkenen” genoemd), van klagers in de zin van artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 (hierna „klagers” genoemd) en van belanghebbende derden in de zin van artikel 5 van het onderhavige besluit die bij dit soort procedures betrokken zijn, wordt door deze personen eerst aan de orde gesteld bij het directoraat-generaal Concurrentie. Indien de kwestie niet wordt opgelost, kan deze voor een onafhankelijke toetsing naar de raadadviseur-auditeur worden verwezen. Verzoeken met betrekking tot een maatregel waarvoor een termijn geldt, moeten tijdig, binnen de oorspronkelijke termijn, worden gedaan.

HOOFDSTUK 2

DE ONDERZOEKSFASE

Artikel 4

Procedurele rechten tijdens de onderzoeksfase

1.   De raadadviseur-auditeur waarborgt de daadwerkelijke uitoefening van procedurele rechten in het kader van de uitoefening van de onderzoeksbevoegdheden van de Commissie op grond van hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 1/2003 en in procedures die kunnen leiden tot het opleggen van geldboeten op grond van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 139/2004.

2.   Onverminderd artikel 3, lid 7, heeft de raadadviseur-auditeur met name de volgende taken:

a)

de raadadviseur-auditeur kan door ondernemingen of ondernemersverenigingen worden verzocht stellingen te onderzoeken dat een document dat de Commissie verlangt op grond van haar bevoegdheden krachtens de artikelen 18, 20 en 21 van Verordening (EG) nr. 1/2003, tijdens inspecties op grond van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 139/2004 of in het kader van onderzoeksmaatregelen in procedures die kunnen leiden tot het opleggen van geldboeten op grond van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 139/2004 en dat voor de Commissie werd achtergehouden, valt onder de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en cliënt in de zin van de rechtspraak van het Hof van Justitie. De raadadviseur-auditeur kan deze kwestie alleen in onderzoek nemen indien de onderneming of ondernemersvereniging die de stelling aanvoert, erin toestemt dat de raadadviseur-auditeur de gegevens inziet waarvan wordt gesteld dat deze onder de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en cliënt vallen, alsmede daarmee verband houdende documenten die de raadadviseur-auditeur noodzakelijk acht voor zijn onderzoek. Zonder de potentieel onder het vertrouwelijkheidsbeginsel vallende inhoud van de informatie te onthullen, deelt de raadadviseur-auditeur de verantwoordelijke directeur en de betrokken onderneming of ondernemersvereniging zijn voorlopige standpunt mede, en kan hij passende stappen ondernemen om tot een wederzijds aanvaarbare oplossing te komen. Wanneer geen oplossing wordt bereikt, kan de raadadviseur-auditeur een met redenen omklede aanbeveling aan het bevoegde lid van de Commissie doen, zonder de potentieel onder het vertrouwelijkheidsbeginsel vallende inhoud van het document te onthullen. De partij die stelt dat het onder het vertrouwelijkheidsbeginsel vallende inhoud betreft, ontvangt een afschrift van deze aanbeveling;

b)

wanneer de adressaat van een verzoek om inlichtingen op grond van artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 weigert te antwoorden op een vraag in dat verzoek, zich daarbij beroepend op het recht om zichzelf niet te belasten, zoals dat in de rechtspraak van het Hof van Justitie is geformuleerd, kan deze, tijdig na de ontvangst van dat verzoek, de kwestie aan de raadadviseur-auditeur voorleggen. In voorkomend geval, en rekening houdende met de noodzaak om procedures niet nodeloos te vertragen, kan de raadadviseur-auditeur een met redenen omklede aanbeveling doen over de vraag of het recht om zichzelf niet te belasten van toepassing is, en kan hij de verantwoordelijke directeur in kennis stellen van de bereikte conclusies, die in aanmerking dienen te worden genomen ingeval vervolgens een besluit op grond van artikel 18, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1/2003 wordt vastgesteld. De adressaat van dat verzoek ontvangt een afschrift van deze met redenen omklede aanbeveling;

c)

wanneer de adressaat van een besluit waarbij op grond van artikel 18, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1/2003 inlichtingen worden verlangd, van mening is dat de gestelde antwoordtermijn te kort is, kan hij deze kwestie, tijdig vóór het verstrijken van de oorspronkelijk gestelde termijn, aan de raadadviseur-auditeur voorleggen. De raadadviseur-auditeur neemt een besluit of een verlenging van de termijn dient te worden toegestaan, rekening houdende met de omvang en complexiteit van het verzoek om inlichtingen en de behoeften van het onderzoek;

d)

ondernemingen of ondernemersverenigingen ten aanzien waarvan een onderzoeksmaatregel van de Commissie op grond van hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 1/2003 loopt, hebben het recht over hun procedurele positie te worden geïnformeerd, meer bepaald of ten aanzien van hen een onderzoek loopt en, zo ja, wat het voorwerp en het doel van dat onderzoek is. Indien een onderneming of ondernemersvereniging van mening is dat zij door het directoraat-generaal Concurrentie niet correct over haar procedurele positie is geïnformeerd, kan zij deze kwestie ter beslechting aan de raadadviseur-auditeur voorleggen. De raadadviseur-auditeur neemt een besluit waarin het directoraat-generaal Concurrentie wordt gelast de betrokken onderneming of ondernemersvereniging die het verzoek met betrekking tot haar procedurele positie heeft gedaan, te informeren. Dat besluit wordt de onderneming of ondernemersvereniging die het verzoek heeft gedaan, ter kennis gebracht.

HOOFDSTUK 3

VERZOEKEN OM TE WORDEN GEHOORD

Artikel 5

Belanghebbende derden

1.   Verzoeken om te worden gehoord van andere personen dan de in de artikelen 5 en 11 van Verordening (EG) nr. 773/2004 bedoelde personen en derden in de zin van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 802/2004 (hierna „derden” genoemd) worden gedaan overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 en artikel 16 van Verordening (EG) nr. 802/2004. Verzoeken worden schriftelijk ingediend en zetten uiteen wat het belang van de verzoeker is bij de uitkomst van de procedure.

2.   De raadadviseur-auditeur besluit, na raadpleging van de verantwoordelijke directeur, of derden dienen te worden gehoord. Bij de beoordeling of een derde kan aantonen dat hij voldoende belang heeft, houdt de raadadviseur-auditeur rekening met de vraag of en in welke mate de verzoeker voldoende geraakt wordt door de gedraging waarop de mededingingsprocedure betrekking heeft, dan wel of de verzoeker voldoet aan de voorwaarden van artikel 18, lid 4, van Verordening (EG) nr. 139/2004.

3.   Wanneer de raadadviseur-auditeur van oordeel is dat een verzoeker niet heeft kunnen aantonen dat hij voldoende belang heeft te worden gehoord, stelt hij de verzoeker schriftelijk in kennis van de redenen daarvoor. Een termijn wordt bepaald waarbinnen de verzoeker zijn standpunt schriftelijk kenbaar kan maken. Indien de verzoeker zijn standpunt schriftelijk kenbaar maakt binnen de door de raadadviseur-auditeur gestelde termijn en die schriftelijke opmerkingen niet tot een andere beoordeling leiden, wordt die conclusie vastgelegd in een met redenen omkleed besluit waarvan kennisgeving wordt gedaan aan de verzoeker.

4.   De raadadviseur-auditeur deelt de partijen bij mededingingsprocedures vanaf de inleiding van procedures op grond van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 of artikel 6, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 139/2004 de identiteit van de te horen belanghebbende derden mede, tenzij het vrijgeven van die informatie een persoon of onderneming aanzienlijke schade zou toebrengen.

Artikel 6

Recht op een hoorzitting; deelname van klagers en derden aan de hoorzitting

1.   Op verzoek van de partijen tot wie de Commissie een mededeling van punten van bezwaar heeft gericht of van andere betrokkenen, organiseert de raadadviseur-auditeur een hoorzitting zodat zij hun schriftelijke standpunten nader kunnen toelichten.

2.   De raadadviseur-auditeur kan, in voorkomend geval en na raadpleging van de verantwoordelijke directeur, besluiten om klagers en belanghebbende derden in de zin van artikel 5 in de gelegenheid te stellen hun standpunt kenbaar te maken op de hoorzitting van de partijen tot wie een mededeling van punten van bezwaar is gericht, mits dezen in hun schriftelijke opmerkingen hierom verzoeken. De raadadviseur-auditeur kan ook vertegenwoordigers van mededingingsautoriteiten uit derde landen uitnodigen om als waarnemers deel te nemen aan de hoorzittingen, in overeenstemming met overeenkomsten tussen de Unie en derde landen.

HOOFDSTUK 4

TOEGANG TOT HET DOSSIER, VERTROUWELIJKHEID EN ZAKENGEHEIMEN

Artikel 7

Toegang tot het dossier en toegang tot documenten en gegevens

1.   Wanneer een partij die van haar recht op toegang tot het dossier heeft gebruikgemaakt, redenen heeft om aan te nemen dat de Commissie documenten in haar bezit heeft die niet jegens deze partij zijn vrijgegeven, en dat deze documenten noodzakelijk zijn om het recht te worden gehoord naar behoren te kunnen uitoefenen, kan deze partij bij de raadadviseur-auditeur een met redenen omkleed verzoek indienen om toegang te krijgen tot deze documenten, onverminderd artikel 3, lid 7.

2.   Onverminderd artikel 3, lid 7, kunnen andere betrokkenen, klagers en belanghebbende derden in de zin van artikel 5 bij de raadadviseur-auditeur een met redenen omkleed verzoek indienen in de hierna genoemde omstandigheden:

a)

andere betrokkenen die redenen hebben om aan te nemen dat zij niet in kennis zijn gesteld van de bezwaren die, overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 802/2004, tot de aanmeldende partijen zijn gericht;

b)

een klager die door de Commissie in kennis is gesteld van haar voornemen om een klacht overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 af te wijzen en die redenen heeft om aan te nemen dat de Commissie documenten in haar bezit heeft die niet jegens deze partij zijn vrijgegeven, en dat deze documenten noodzakelijk zijn om het recht te worden gehoord naar behoren te kunnen uitoefenen, overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004;

c)

een klager die van mening is dat hij geen afschrift heeft ontvangen van de niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar in de zin van artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 of dat die niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar niet zodanig is geredigeerd dat hij in staat is om zijn rechten daadwerkelijk uit te oefenen, met uitzondering van gevallen waarin de schikkingsprocedure van toepassing is;

d)

een belanghebbende derde in de zin van artikel 5 van het onderhavige besluit die redenen heeft om aan te nemen dat hij niet, overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 en artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 802/2004, in kennis is gesteld van de aard en het onderwerp van een procedure. Hetzelfde geldt voor een klager die, in een zaak waarin de schikkingsprocedure van toepassing is, redenen heeft om aan te nemen dat hij niet overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 in kennis is gesteld van de aard en het onderwerp van de procedure.

3.   De raadadviseur-auditeur neemt een met redenen omkleed besluit over een verzoek dat op grond van lid 1 of lid 2 tot hem wordt gericht, en deelt dit besluit mede aan de persoon die het verzoek heeft gedaan, en aan iedere andere persoon die bij de procedure is betrokken.

Artikel 8

Zakengeheimen en anderszins vertrouwelijke informatie

1.   Wanneer de Commissie voornemens is informatie vrij te geven die zakengeheimen of anderszins vertrouwelijke informatie kan vormen voor een onderneming of een persoon, dienen die onderneming of persoon door het directoraat-generaal Concurrentie schriftelijk in kennis te worden gesteld van dit voornemen en van de redenen daarvoor. Een termijn wordt vastgesteld waarbinnen de betrokken onderneming of persoon schriftelijk opmerkingen kan maken.

2.   Wanneer de betrokken onderneming of persoon bezwaar maakt tegen het vrijgeven van de informatie, kan deze kwestie aan de raadadviseur-auditeur worden voorgelegd. Indien de raadadviseur-auditeur tot de conclusie komt dat de informatie kan worden vrijgegeven omdat deze geen zakengeheimen of anderszins vertrouwelijke informatie vormt of omdat er een hoger belang is bij het vrijgeven van die informatie, dient die conclusie te worden geformuleerd in een met redenen omkleed besluit waarvan kennisgeving wordt gedaan aan de betrokken onderneming of persoon. In dat besluit wordt vermeld vanaf welke datum de informatie wordt vrijgegeven. Dit mag niet eerder geschieden dan één week na de datum van kennisgeving.

3.   De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op het vrijgeven van informatie door bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4.   Wanneer zulks passend is om een evenwicht te bereiken tussen de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van verdediging van een partij en een rechtmatig belang van vertrouwelijkheid, kan de raadadviseur-auditeur besluiten dat delen van het dossier die onmisbaar zijn voor de uitoefening van de rechten van verdediging van die partij, op beperkte wijze toegankelijk worden gemaakt voor de partij die om toegang tot het dossier verzoekt, op nader door de raadadviseur-auditeur te bepalen concrete voorwaarden.

HOOFDSTUK 5

VERLENGING VAN TERMIJNEN

Artikel 9

Verzoeken om verlenging van termijnen

1.   Indien een adressaat van een mededeling van punten van bezwaar van mening is dat de voor het beantwoorden van die mededeling van punten van bezwaar gestelde termijn te kort is, kan deze om een verlenging van die termijn verzoeken door middel van een aan de verantwoordelijke directeur te richten met redenen omkleed verzoek. Dit verzoek moet tijdig worden gedaan vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn in procedures op grond van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag en ten minste vijf werkdagen vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn in procedures op grond van Verordening (EG) nr. 139/2004. Indien dat verzoek niet wordt gehonoreerd of indien de adressaat van de mededeling van punten van bezwaar die het verzoek doet, het niet eens is met de duur van de termijnverlenging, kan deze de kwestie vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn ter toetsing aan de raadadviseur-auditeur voorleggen. Nadat de raadadviseur-auditeur de verantwoordelijke directeur heeft gehoord, neemt hij een besluit over de vraag of een verlenging van de termijn noodzakelijk is om de adressaat van een mededeling van punten van bezwaar in staat te stellen om zijn recht te worden gehoord daadwerkelijk uit te oefenen, daarbij rekening houdend met de noodzaak om een nodeloze vertraging van de procedure te vermijden. In procedures op grond van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag neemt de raadadviseur-auditeur onder meer de volgende elementen in aanmerking:

a)

de omvang en de complexiteit van het dossier;

b)

de vraag of de adressaat van de mededeling van punten van bezwaar die het verzoek doet, voordien toegang tot de informatie heeft gehad;

c)

eventuele andere objectieve obstakels waarmee de adressaat van de mededeling van punten van bezwaar die het verzoek doet, wordt geconfronteerd om zijn opmerkingen te kunnen maken.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), kunnen het aantal inbreuken, de mogelijke duur van de inbreuk of inbreuken, de omvang van de documenten en het aantal ervan, en de omvang en de complexiteit van studies van deskundigen bij de beoordeling in aanmerking worden genomen.

2.   Indien andere betrokkenen, een klager of een belanghebbende derde in de zin van artikel 5 van mening zijn dat de termijn om hun standpunt kenbaar te maken, te kort is, kunnen dezen om een verlenging van die termijn verzoeken door tijdig vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn een met redenen omkleed verzoek aan de verantwoordelijke directeur te richten. Indien dat verzoek niet wordt gehonoreerd of indien de andere betrokkene, klager of belanghebbende derde het met dit besluit niet eens is, kan deze de kwestie ter toetsing aan de raadadviseur-auditeur voorleggen. Nadat de raadadviseur-auditeur de verantwoordelijke directeur heeft gehoord, neemt hij een besluit over de vraag of een verlenging van de termijn dient te worden toegestaan.

HOOFDSTUK 6

DE HOORZITTING

Artikel 10

Organisatie en functie

1.   De raadadviseur-auditeur organiseert en leidt de hoorzittingen als bedoeld in de uitvoeringsbepalingen van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag en van Verordening (EG) nr. 139/2004.

2.   De hoorzitting wordt door de raadadviseur-auditeur in volle onafhankelijkheid geleid.

3.   De raadadviseur-auditeur ziet toe op het goede verloop van de hoorzitting en draagt bij tot het objectieve karakter van de hoorzitting en van elk nadien te nemen besluit.

4.   De raadadviseur-auditeur zorgt ervoor dat de hoorzitting aan adressaten van de mededeling van punten van bezwaar, aan andere betrokkenen en aan klagers en belanghebbende derden in de zin van artikel 5 die de tot de hoorzitting zijn toegelaten, voldoende gelegenheid biedt om hun standpunten ten aanzien van de voorlopige bevindingen van de Commissie nader uiteen te zetten.

Artikel 11

Voorbereiding van de hoorzitting

1.   De raadadviseur-auditeur is belast met de voorbereiding van de hoorzitting en neemt in dat verband alle passende maatregelen. Met het oog op een goede voorbereiding van de hoorzitting kan de raadadviseur-auditeur, na raadpleging van de verantwoordelijke directeur, de voor de hoorzitting uitgenodigde personen vooraf een lijst verstrekken met vragen waarover zij verzocht worden hun standpunt kenbaar te maken. De raadadviseur-auditeur kan de voor de hoorzitting uitgenodigde personen ook de kernpunten van de discussie mededelen, met name rekening houdende met de feiten en kwesties die de adressaten van een mededeling van punten van bezwaar die om een hoorzitting hebben verzocht, aan de orde willen stellen.

2.   De raadadviseur-auditeur kan daartoe, na raadpleging van de verantwoordelijke directeur, ter voorbereiding van de eigenlijke hoorzitting een bijeenkomst met de voor de hoorzitting uitgenodigde partijen en, in voorkomend geval, de diensten van de Commissie beleggen.

3.   De raadadviseur-auditeur kan tevens verzoeken vooraf schriftelijk in kennis te worden gesteld van de hoofdlijnen van de verklaringen die de voor de hoorzitting uitgenodigde personen voornemens zijn af te leggen.

4.   De raadadviseur-auditeur kan voor alle voor de hoorzitting uitgenodigde personen een termijn vaststellen voor het indienen van een lijst van deelnemers die namens hen aanwezig zullen zijn. De raadadviseur-auditeur stelt deze lijst tijdig vóór de datum van de hoorzitting beschikbaar aan alle voor de hoorzitting uitgenodigde personen.

Artikel 12

Tijdschema en organisatie

1.   Na raadpleging van de verantwoordelijke directeur stelt de raadadviseur-auditeur de datum, duur en plaats van de hoorzitting vast. Wanneer om uitstel wordt verzocht, neemt de raadadviseur-auditeur een besluit over het al dan niet toestaan daarvan.

2.   De raadadviseur-auditeur neemt een besluit over de vraag of nieuwe stukken tijdens de hoorzitting kunnen worden toegelaten en welke personen namens een partij kunnen worden gehoord.

3.   De raadadviseur-auditeur kan de partijen tot wie een mededeling van punten van bezwaar is gericht, andere betrokkenen, klagers, andere op de hoorzitting uitgenodigde personen, de diensten van de Commissie en de autoriteiten van de lidstaten toestaan vragen te stellen tijdens de hoorzitting. Voor zover het, bij wijze van uitzondering, niet mogelijk blijkt een vraag geheel of ten dele tijdens de hoorzitting te beantwoorden, kan de raadadviseur-auditeur toestaan dat het antwoord binnen een gestelde termijn schriftelijk wordt gegeven. Dat schriftelijke antwoord wordt verspreid onder alle deelnemers aan de hoorzitting, tenzij de raadadviseur-auditeur anderszins beslist, om de rechten van verdediging van een adressaat van een mededeling van punten van bezwaar of om de zakengeheimen of anderszins vertrouwelijke informatie van een persoon te beschermen.

4.   Voor zover zulks, gelet op de noodzaak het recht om te worden gehoord te waarborgen, dienstig is, kan de raadadviseur-auditeur, na raadpleging van de verantwoordelijke directeur, de betrokken partijen, andere betrokkenen, klagers of belanghebbende derden in de zin van artikel 5 in de gelegenheid stellen na de hoorzitting nadere schriftelijke opmerkingen in te dienen. De raadadviseur-auditeur stelt een termijn vast waarbinnen dergelijke opmerkingen kunnen worden ingediend. De Commissie is niet verplicht na deze termijn ingekomen schriftelijke opmerkingen in aanmerking te nemen.

Artikel 13

Bescherming van zakengeheimen en vertrouwelijkheid tijdens de hoorzitting

Een ieder wordt in de regel gehoord in aanwezigheid van alle overige personen die zijn uitgenodigd om deel te nemen aan de hoorzitting. De raadadviseur-auditeur kan ook besluiten personen afzonderlijk tijdens een zitting met gesloten deuren te horen, gelet op hun rechtmatige belang bij de bescherming van hun zakengeheimen en anderszins vertrouwelijke informatie.

HOOFDSTUK 7

TUSSENTIJDS VERSLAG EN HET RECHT OPMERKINGEN TE MAKEN

Artikel 14

Tussentijds verslag en opmerkingen

1.   De raadadviseur-auditeur dient bij het bevoegde lid van de Commissie een tussentijds verslag in over de hoorzitting en over de conclusies die hij daaruit trekt met betrekking tot de eerbiediging van de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten. In dat verslag worden opmerkingen opgenomen over procedurekwesties, waaronder ten aanzien van het volgende:

a)

het vrijgeven van documenten en het verlenen van toegang tot het dossier;

b)

de termijnen voor het beantwoorden van de mededeling van punten van bezwaar;

c)

de inachtneming van het recht te worden gehoord;

d)

het correcte verloop van de hoorzitting.

Een afschrift van het verslag wordt verstrekt aan de directeur-generaal Concurrentie, de bevoegde directeur en de overige bevoegde diensten van de Commissie.

2.   Naast het in lid 1 bedoelde verslag kan de raadadviseur-auditeur ook opmerkingen maken over het verdere verloop en de onpartijdigheid van de procedure. Daarbij ziet de raadadviseur-auditeur met name erop toe dat bij de opstelling van ontwerp-besluiten van de Commissie naar behoren rekening wordt gehouden met alle relevante feiten, ongeacht of deze voor de betrokkenen gunstig dan wel ongunstig zijn, alsmede met de feitelijke gegevens die van belang zijn voor de zwaarte en de duur van een eventuele inbreuk. Die opmerkingen kunnen onder meer verband houden met de behoefte aan meer informatie, de intrekking van bepaalde punten van bezwaar, het formuleren van verdere punten van bezwaar, of suggesties voor verdere onderzoeksmaatregelen overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 1/2003.

De directeur-generaal Concurrentie, de verantwoordelijke directeur en de Juridische Dienst worden van die opmerkingen in kennis gesteld.

HOOFDSTUK 8

TOEZEGGINGEN EN SCHIKKINGEN

Artikel 15

Toezeggingen en schikkingen

1.   Partijen bij de procedure die overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 toezeggingen aanbieden om tegemoet te komen aan de bezwaren die de Commissie jegens hen heeft geformuleerd in haar voorlopige beoordeling, kunnen in elk stadium van de procedure van artikel 9 een beroep op de raadadviseur-auditeur doen om te verzekeren dat zij hun procedurele rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen.

2.   Partijen bij procedures in kartelzaken die, overeenkomstig artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 773/2004, gesprekken met het oog op een schikking aangaan, kunnen in elk stadium van de schikkingsprocedure een beroep op de raadadviseur-auditeur doen om te verzekeren dat zij hun procedurele rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen.

HOOFDSTUK 9

EINDVERSLAG

Artikel 16

Inhoud en toezending vóór de vaststelling van een besluit

1.   De raadadviseur-auditeur stelt, op grond van het aan het adviescomité voor te leggen ontwerp-besluit in de betrokken zaak, een schriftelijk eindverslag op in de zin van artikel 14, lid 1 over de eerbiediging van de daadwerkelijke uitoefening van procedurele rechten gedurende de gehele procedure. In dat verslag wordt ook nagegaan of het ontwerp-besluit uitsluitend punten van bezwaar betreft ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

2.   Het eindverslag wordt ingediend bij het bevoegde lid van de Commissie, de directeur-generaal Concurrentie, de verantwoordelijke directeur en de overige bevoegde diensten van de Commissie. Het wordt ter kennis gebracht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en, overeenkomstig de bepalingen inzake samenwerking van de Protocollen nr. 23 en nr. 24 bij de EER-overeenkomst, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

Artikel 17

Indiening bij de Commissie en bekendmaking

1.   Het eindverslag van de raadadviseur-auditeur wordt, samen met het ontwerp-besluit, aan de Commissie voorgelegd, om ervoor te zorgen dat de Commissie bij het vaststellen van een besluit in een individuele zaak volledige kennis heeft van alle relevante informatie betreffende het verloop van de procedure, en dat de daadwerkelijke uitoefening van procedurele rechten gedurende de gehele procedure is geëerbiedigd.

2.   Het eindverslag kan vóór de vaststelling van het besluit door de Commissie, door de raadadviseur-auditeur worden aangepast in het licht van eventuele wijzigingen aan het ontwerp-besluit.

3.   De Commissie brengt het eindverslag van de raadadviseur-auditeur, samen met het besluit, ter kennis van de adressaten van het besluit. Zij maakt het eindverslag van de raadadviseur-auditeur, samen met het besluit, bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie, met inachtneming van het rechtmatige belang van de ondernemingen bij de bescherming van hun zakengeheimen.

HOOFDSTUK 10

SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Intrekking en overgangsbepaling

1.   Besluit 2001/462/EG, EGKS wordt ingetrokken.

2.   Reeds op grond van Besluit 2001/462/EG, EGKS ondernomen procedurele stappen blijven van kracht. Ten aanzien van onderzoeksmaatregelen die vóór de inwerkingtreding van het onderhavige besluit zijn genomen, kan de raadadviseur-auditeur afzien van de uitoefening van zijn bevoegdheden uit hoofde van artikel 4.

In gevallen waarbij de inleiding van de procedure op grond van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 of de inleiding van de procedure op grond van artikel 6, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 139/2004 heeft plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van het onderhavige besluit, wordt de onderzoeksfase niet behandeld in het tussentijdse verslag overeenkomstig artikel 14 van het onderhavige besluit en in het eindverslag overeenkomstig artikel 16, tenzij de raadadviseur-auditeur anderszins besluit.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 13 oktober 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 308 van 8.12.2000, blz. 26.

(2)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(3)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(4)  PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18.

(5)  PB L 133 van 30.4.2004, blz. 1.

(6)  PB C 303 van 14.12.2007, blz. 1.

(7)  PB L 330 van 21.12.1994, blz. 67.

(8)  PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21.

(9)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


Top