This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32007D1150
Decision No 1150/2007/EC of the European Parliament and of the Council of 25 September 2007 establishing for the period 2007-2013 the Specific Programme Drug prevention and information as part of the General Programme Fundamental Rights and Justice
Besluit nr. 1150/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma Drugspreventie en -voorlichting voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma Grondrechten en justitie
Besluit nr. 1150/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma Drugspreventie en -voorlichting voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma Grondrechten en justitie
PB L 257 van 03/10/2007, p. 23–29
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
In force
3.10.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 257/23 |
BESLUIT Nr. 1150/2007/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 25 september 2007
tot vaststelling van het specifieke programma „Drugspreventie en -voorlichting” voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma „Grondrechten en justitie”
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 152,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In het Verdrag is bepaald dat bij de omschrijving en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Gemeenschap een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid dient te worden verzekerd. Het optreden van de Gemeenschap dient daartoe een bijdrage tot het verwezenlijken van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid te omvatten. |
(2) |
Het optreden van de Gemeenschap moet een aanvulling vormen op nationale beleidsmaatregelen die gericht zijn op de verbetering van de volksgezondheid, het wegnemen van bronnen van gevaar voor de menselijke gezondheid en de beperking van gezondheidsschade die samenhangt met drugsverslaving, met inbegrip van beleidsmaatregelen inzake voorlichting en preventie. |
(3) |
Volgens onderzoek hangt een groot aantal ziekten en sterfgevallen in Europa samen met drugsverslaving en vormt de schade aan de gezondheid door drugsverslaving derhalve een belangrijk probleem voor de volksgezondheid. |
(4) |
In de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de resultaten van de eindevaluatie van de EU-drugsstrategie en het EU-actieplan inzake drugs (2000-2004) werd erop gewezen dat het maatschappelijk middenveld regelmatig moet worden betrokken bij de opstelling van het EU-drugsbeleid. |
(5) |
Besluit nr. 1786/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2003-2008) (4) voorziet in de ontwikkeling van strategieën en maatregelen inzake drugsverslaving, aangezien deze een van de belangrijke aan leefwijze gebonden gezondheidsdeterminanten vormt. |
(6) |
In zijn aanbeveling 2003/488/EG van 18 juni 2003 betreffende de preventie en beperking van gezondheidsschade die samenhangt met drugsverslaving (5) heeft de Raad de lidstaten aanbevolen de preventie van drugsverslaving en de vermindering van de daarmee samenhangende risico’s tot een doelstelling van het volksgezondheidsbeleid te maken en daartoe alomvattende strategieën te ontwikkelen en uit te voeren. |
(7) |
In december 2004 heeft de Europese Raad de drugsstrategie voor 2005-2012 van de Europese Unie aangenomen, die betrekking heeft op alle drugsgerelateerde activiteiten van de Europese Unie en waarin de belangrijkste doelstellingen worden vastgesteld. Deze doelstellingen voorzien in het bereiken van een hoog niveau van gezondheidsbescherming, welzijn en sociale samenhang door het voorkomen en beperken van drugsgebruik, verslaving en drugsgerelateerde schade aan de volksgezondheid en de maatschappij. |
(8) |
De Raad heeft het EU-drugsactieplan (2005-2008) (6) aangenomen als een cruciaal instrument voor het omzetten van de drugsstrategie 2005-2012 van de Europese Unie in concrete acties. Het actieplan moet uiteindelijk het drugsgebruik onder de bevolking aanzienlijk terugdringen en de schade die de volksgezondheid en de maatschappij oplopen als gevolg van het gebruik van en de handel in illegale drugs, verminderen. |
(9) |
Het specifieke programma „Drugspreventie- en voorlichting” vastgesteld op grond van dit besluit (hierna „programma” genoemd) is gericht op de uitvoering van doelstellingen die zijn geformuleerd in de EU-drugsstrategie 2005-2012 en de EU-drugsactieplannen 2005-2008 en 2009-2012, zulks door steun te verlenen aan projecten voor de preventie van drugsgebruik, en tevens door aandacht te besteden aan methoden voor beperking en behandeling van drugsgerelateerde schade, met inachtneming van de meest recente wetenschappelijke ontwikkelingen. |
(10) |
Het is belangrijk en noodzakelijk om de ernstige onmiddellijke en langetermijngevolgen te erkennen van drugs voor de gezondheid, de psychologische en sociale ontwikkeling, met inbegrip van de gelijke kansen van de betrokkenen, en voor personen, gezinnen en gemeenschappen, en de hoge sociale en economische kosten voor de maatschappij in haar geheel te erkennen. |
(11) |
Bijzondere aandacht is nodig voor het drugsgebruik onder jongeren, die de meest kwetsbare groep in de samenleving vormen. Bij de preventie gaat het er vooral om jongeren aan te moedigen een gezonde leefwijze aan te houden. |
(12) |
De Europese Gemeenschap kan een meerwaarde geven aan de acties van de lidstaten op het gebied van preventie en voorlichting, waaronder behandeling en beperking van drugsgerelateerde schade, door deze acties aan te vullen en synergie-effecten te bevorderen. |
(13) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7) dient het Europees Parlement door de Commissie op de hoogte te worden gehouden van comitéprocedures met betrekking tot de uitvoering van dit programma. Het Europees Parlement dient met name het ontwerp-jaarprogramma te ontvangen zodra dat bij het beheerscomité is ingediend. Bovendien dient het Europees Parlement de stemuitslagen en beknopte verslagen van de vergaderingen van dit comité te ontvangen. |
(14) |
Er moet worden gezorgd voor complementariteit met de technische expertise van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving („het Centrum”) door gebruik te maken van de door het centrum ontwikkelde methodologie en beste praktijken en door het centrum te betrekken bij de voorbereiding van het jaarlijkse werkprogramma. |
(15) |
Aangezien de doelstellingen van dit besluit, vanwege de behoefte aan gegevensuitwisseling op communautair niveau en verspreiding van goede praktijken overal in de Gemeenschap, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de noodzaak van een gecoördineerde en multidisciplinaire aanpak en de omvang en de gevolgen van het programma beter op communautair niveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(16) |
Gezien het belang van de zichtbaarheid van de communautaire financiering dient de Commissie aan te geven hoe kan worden verzekerd dat iedere autoriteit, niet-gouvernementele organisatie, internationale organisatie of andere entiteit die uit hoofde van het programma subsidie ontvangt, dit op passende wijze onder de aandacht brengt. |
(17) |
Dit besluit stelt voor de gehele looptijd van het programma de financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (8). |
(18) |
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (9) (hierna „het Financieel Reglement” genoemd) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (10), die de financiële belangen van de Europese Gemeenschap beschermen, moeten worden toegepast, waarbij moet worden gestreefd naar eenvoud en samenhang bij de keuze van de begrotingsinstrumenten, beperking van het aantal gevallen waarin de Commissie rechtstreeks verantwoordelijk is voor de uitvoering en het beheer van de begrotingsinstrumenten, en evenredigheid tussen de hoogte van de middelen en de administratieve lasten voor de besteding ervan. |
(19) |
Tevens moeten passende maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en moeten de nodige stappen worden gezet om verloren gegane, ten onrechte betaalde of verkeerd bestede middelen terug te vorderen overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (11), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (12), en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (13). |
(20) |
Krachtens het Financieel Reglement is voor exploitatiesubsidies een basisbesluit vereist. |
(21) |
De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG, waarbij moet worden aangegeven voor welke maatregelen de beheersprocedure en voor welke de raadplegingsprocedure geldt. De raadplegingsprocedure is in bepaalde gevallen om redenen van doelmatigheid het meest geschikt. |
(22) |
Teneinde de doeltreffende en tijdige uitvoering van het programma te verzekeren, is dit besluit met ingang van 1 januari 2007 van toepassing, |
BESLUITEN:
Artikel 1
Vaststelling en draagwijdte van het programma
1. Bij dit besluit wordt het specifieke programma „Drugspreventie en -voorlichting” (hierna „het programma” genoemd) vastgesteld als onderdeel van het programma „Grondrechten en justitie”, teneinde bij te dragen tot het verzekeren van een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en tot het beperken van drugsgerelateerde gezondheidsschade.
2. Het programma bestrijkt de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013.
Artikel 2
Algemene doelstellingen
Het programma heeft de volgende algemene doelstellingen:
a) |
drugsgebruik, verslaving en drugsgerelateerde schade voorkomen en beperken; |
b) |
bijdragen tot de verbetering van de voorlichting over drugsgebruik; en |
c) |
de uitvoering van de EU-drugsstrategie ondersteunen. |
Artikel 3
Specifieke doelstellingen
Dit programma heeft de volgende specifieke doelstellingen:
a) |
transnationale acties bevorderen door:
|
b) |
het maatschappelijk middenveld te betrekken bij de uitvoering en ontwikkeling van de EU-drugsstrategie en EU-actieplannen; en |
c) |
zorg te dragen voor het toezicht op en de uitvoering van de specifieke acties in het kader van de drugsactieplannen 2005-2008 en 2009-2012, alsmede voor de evaluatie van deze uitvoering. Het Europees Parlement wordt via zijn deelname aan de stuurgroep evaluatie van de Commissie bij het evaluatieproces betrokken. |
Artikel 4
Acties
Met het oog op de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde algemene en specifieke doelstellingen kunnen in het kader van dit programma de volgende soorten acties worden ondersteund, onder de in het jaarlijkse werkprogramma als bedoeld in artikel 9, lid 2, vastgestelde voorwaarden:
a) |
specifieke acties van de Commissie, zoals studies en onderzoek, opiniepeilingen en onderzoeken, vaststelling van indicatoren en gemeenschappelijke methodologieën, verzameling, ontwikkeling en verspreiding van gegevens en statistieken, seminars, conferenties en vergaderingen van deskundigen, op het publiek gerichte campagnes en evenementen, ontwikkeling en onderhoud van websites; opstelling en verspreiding van voorlichtingsmateriaal; ondersteuning en beheer van netwerken van nationale deskundigen; analyse, toezicht en evaluatie; |
b) |
specifieke transnationale projecten van communautair belang die door ten minste twee lidstaten of ten minste één lidstaat en een andere staat die een toetredende staat of kandidaat-lidstaat kan zijn, worden ingediend, onder de in het jaarlijkse werkprogramma vastgestelde voorwaarden; of |
c) |
activiteiten van niet-gouvernementele organisaties of andere entiteiten die overeenkomstig de algemene doelstellingen van het programma een doel van algemeen Europees belang nastreven, onder de in het jaarlijkse werkprogramma vastgestelde voorwaarden. |
Artikel 5
Deelname
De volgende landen kunnen aan de acties van het programma deelnemen:
a) |
de EVA-staten die partij zijn bij de EER-overeenkomst, overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst; en |
b) |
de kandidaat-lidstaten en de bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen van de westelijke Balkan, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de met die landen gesloten of te sluiten associatieovereenkomsten of hun aanvullende protocollen inzake de deelname aan communautaire programma’s. |
Bij de projecten kunnen kandidaat-lidstaten worden betrokken die niet aan het programma deelnemen, indien dit tot hun voorbereiding op de toetreding zou bijdragen, dan wel andere derde landen of internationale organisaties die niet aan het programma deelnemen, indien de doelstellingen van de projecten daarmee gediend zijn.
Artikel 6
Doelgroepen
1. Dit programma is gericht op alle groepen die zich direct of indirect bezighouden met de drugsproblematiek.
2. Wat drugs betreft, zijn jongeren, vrouwen, kwetsbare groepen en mensen die in sociaal achtergestelde gebieden leven, risicogroepen en moeten ze dus als doelgroepen worden beschouwd. Andere doelgroepen zijn, onder meer, leraren en onderwijzend personeel, ouders, maatschappelijk werkers, lokale en nationale autoriteiten, medisch en paramedisch personeel, gerechtelijk personeel, rechtshandhavings- en penitentiaire autoriteiten, niet-gouvernementele organisaties, vakorganisaties en religieuze gemeenschappen.
Artikel 7
Toegang tot het programma
Het programma staat open voor openbare of particuliere organisaties en instellingen (lokale autoriteiten op het bevoegde niveau, universiteitsfaculteiten en onderzoekscentra) die actief zijn op het gebied van voorlichting over en preventie van drugsgebruik, inclusief de beperking en behandeling van drugsgerelateerde schade.
Commerciële instellingen en organisaties hebben enkel samen met niet-commerciële organisaties of overheidsorganisaties toegang tot subsidies in het kader van het programma.
Artikel 8
Financieringsvormen
1. Communautaire financiering kan de volgende juridische vormen aannemen:
a) |
subsidies; of |
b) |
overheidsopdrachten. |
2. Behalve in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen als omschreven in het Financieel Reglement, worden communautaire subsidies toegekend na een oproep tot het indienen van voorstellen, en verstrekt in de vorm van exploitatiesubsidies en subsidies voor acties.
In het jaarlijkse werkprogramma wordt het minimumpercentage van de jaarlijkse uitgaven bestemd voor subsidies en het maximale medefinancieringspercentage vastgesteld.
3. Voorts is voorzien in uitgaven voor begeleidende maatregelen door middel van contracten voor overheidsopdrachten, in welk geval de communautaire financiering de aankoop van goederen en diensten dekt. Het gaat daarbij, onder meer, om uitgaven met betrekking tot voorlichting en communicatie, voorbereidende werkzaamheden, uitvoering, toezicht, controles en evaluatie van projecten, beleidsinitiatieven, programma’s en wetgeving.
Artikel 9
Uitvoeringsmaatregelen
1. De Commissie voert de communautaire bijstand uit overeenkomstig het Financieel Reglement.
2. Voor de uitvoering van het programma stelt de Commissie, binnen de grenzen van de in artikel 2 omschreven algemene doelstellingen, een jaarlijks werkprogramma vast, rekening houdend met de technische expertise van het Centrum. In het programma worden specifieke doelstellingen, thematische prioriteiten, een beschrijving van de in artikel 8 bedoelde begeleidende maatregelen en eventueel een lijst van andere acties vastgesteld.
Het eerste jaarlijkse werkprogramma wordt uiterlijk op 23 januari 2008 goedgekeurd.
3. Het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld volgens de in artikel 10, lid 3, neergelegde beheersprocedure.
4. Bij de evaluatie- en gunningsprocedures met betrekking tot subsidies aan acties wordt, onder meer, rekening gehouden met de volgende criteria:
a) |
conformiteit van de voorgestelde actie met het jaarlijkse werkprogramma, de in de artikelen 2 en 3 uiteengezette doelstellingen en de soorten acties uiteengezet in artikel 4; |
b) |
de kwaliteit van de voorgestelde actie qua ontwerp, organisatie, presentatie en verwachte resultaten ervan; |
c) |
het bedrag van de gevraagde communautaire financiering en de mate waarin dit bedrag in verhouding staat tot de verwachte resultaten; en |
d) |
het effect van de verwachte resultaten op de in de artikelen 2 en 3 omschreven doelstellingen en op de in artikel 4 vermelde acties. |
5. De aanvragen voor de in artikel 4, onder c), bedoelde exploitatiesubsidies worden geëvalueerd op grond van de volgende punten:
a) |
de mate van overeenstemming met de doelstellingen van het programma; |
b) |
de kwaliteit van de geplande activiteiten; |
c) |
het van deze activiteiten te verwachten multiplicatoreffect op het publiek; |
d) |
de geografische en sociale uitstraling van de activiteiten; |
e) |
de rol van de burgers in de structuren van de desbetreffende organen; |
f) |
de verhouding tussen de kosten en de baten van de voorgestelde activiteiten. |
6. Besluiten die betrekking hebben op in artikel 4, onder a), vermelde, voorgestelde acties, worden door de Commissie aangenomen overeenkomstig de beheersprocedure bedoeld in artikel 10, lid 3. Besluiten die betrekking hebben op in artikel 4, onder b) en c), vermelde, voorgestelde projecten en acties worden door de Commissie aangenomen overeenkomstig de raadplegingsprocedure bedoeld in artikel 10, lid 2.
Beslissingen omtrent aanvragen voor subsidies waarbij commerciële instellingen en organisaties betrokken zijn, worden door de Commissie genomen overeenkomstig de beheersprocedure bedoeld in artikel 10, lid 3.
Artikel 10
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.
De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG vastgestelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
Artikel 11
Complementariteit
1. Er wordt gestreefd naar synergie en complementariteit met andere instrumenten van de Gemeenschap, met name het algemene programma „Veiligheid en bescherming van de vrijheden”, het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling, en het communautaire programma op het gebied van de volksgezondheid. Er wordt gezorgd voor complementariteit met de door het Centrum ontwikkelde methodologie en beste praktijken, met name met betrekking tot de statistische gegevens over drugs.
2. Middelen van het programma kunnen worden gecombineerd met andere instrumenten van de Gemeenschap, met name de algemene programma’s „Veiligheid en bescherming van de vrijheden”, „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” en het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling, om acties ten uitvoer te leggen die aan de doelstellingen van alle programma’s beantwoorden.
3. Voor in het kader van dit besluit gefinancierde acties wordt voor hetzelfde doel geen financiële bijstand uit andere financiële instrumenten van de Gemeenschap verleend. De Commissie eist dat de begunstigden van het programma de Commissie in kennis stellen van de financiering die zij uit de algemene begroting van de Europese Unie en andere bronnen ontvangen, alsook van hun lopende financieringsaanvragen.
Artikel 12
Begrotingsmiddelen
1. De financiële middelen voor de uitvoering van dit besluit van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 worden vastgesteld op 21 350 000 EUR.
2. De begrotingsmiddelen die worden toegewezen voor de acties waarin dit programma voorziet, worden jaarlijks opgevoerd in de algemene begroting van de Europese Unie. De beschikbare jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van het financieel kader.
Artikel 13
Toezicht
1. De Commissie ziet erop toe dat de begunstigde voor alle in het kader van het programma gefinancierde acties technische en financiële voortgangsverslagen indient. Binnen drie maanden na de beëindiging van de actie wordt tevens een eindverslag ingediend. Vorm en inhoud van deze verslagen worden door de Commissie bepaald.
2. De Commissie ziet erop toe dat de uit de uitvoering van het programma voortvloeiende contracten en overeenkomsten met name voorzien in toezicht en financiële controle door de Commissie (of een door haar gevolmachtigde vertegenwoordiger), zo nodig door controles ter plaatse, met inbegrip van steekproefsgewijze controles, en in controles door de Rekenkamer.
3. De Commissie eist dat de begunstigde van de financiële steun gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de laatste betaling voor een gegeven actie, alle bescheiden met betrekking tot uitgaven voor de betrokken actie ter beschikking van de Commissie houdt.
4. Op basis van de resultaten van de in de leden 1 en 2 bedoelde verslagen en controles ter plaatse, past de Commissie, indien nodig, de omvang van de oorspronkelijk goedgekeurde financiële steun en de daaraan verbonden voorwaarden, alsook het tijdschema van de betalingen aan.
5. De Commissie doet al het nodige om te verifiëren dat de gefinancierde acties correct en in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit en het Financieel Reglement worden uitgevoerd.
Artikel 14
Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap
1. De Commissie ziet erop toe dat bij de uitvoering van uit hoofde van dit besluit gefinancierde acties de financiële belangen van de Gemeenschap worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale activiteiten, door doeltreffende controles en de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en, indien er onregelmatigheden worden vastgesteld, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95, (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EG) nr. 1073/1999.
2. Ten aanzien van de via dit besluit gefinancierde communautaire acties zijn de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 en (Euratom, EG) nr. 2185/96 van toepassing op elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van inbreuken op een in het kader van dit programma vastgelegde contractuele verplichting, die bestaat in een handeling of een nalaten van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Europese Unie of de door de Gemeenschappen beheerde begrotingen worden of zouden kunnen worden benadeeld door een onverschuldigde uitgave.
3. De Commissie vermindert of schorst de voor een actie toegekende financiële bijstand of vordert deze terug, indien zij onregelmatigheden vaststelt, met inbegrip van de niet-naleving van de bepalingen van dit besluit of van de individuele beschikking of het contract of de overeenkomst waarbij de betrokken financiële steun werd toegekend, of indien aan het licht komt dat, zonder dat de Commissie daarvoor om toestemming werd verzocht, de actie werd gewijzigd op een manier die in strijd is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van het project.
4. Indien de termijnen niet in acht werden genomen, of indien slechts een deel van de toegekende financiële steun gerechtvaardigd blijkt in het licht van de voortgang die met de uitvoering van de actie wordt gemaakt, vraagt de Commissie dat de begunstigde binnen een vastgestelde termijn zijn opmerkingen kenbaar maakt. Indien de begunstigde geen bevredigend antwoord verstrekt, kan de Commissie de rest van de financiële bijstand schrappen en de terugbetaling van de reeds betaalde bedragen eisen.
5. De Commissie ziet erop toe dat alle onverschuldigd uitbetaalde bedragen aan de Commissie worden terugbetaald. Bedragen die niet tijdig worden terugbetaald, worden verhoogd met een achterstandsrente, volgens de in het Financieel Reglement vastgestelde voorwaarden.
Artikel 15
Evaluatie
1. Om de uitvoering van de in het kader van dit programma geplande activiteiten te kunnen volgen, wordt het programma regelmatig geëvalueerd.
2. De Commissie zorgt voor een regelmatige, onafhankelijke en externe evaluatie van het programma.
3. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad de volgende documenten in:
a) |
een jaarlijkse presentatie over de uitvoering van het programma; |
b) |
uiterlijk op 31 maart 2011 een tussentijds evaluatieverslag over de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van het programma; |
c) |
uiterlijk op 30 augustus 2012 een mededeling over de voortzetting van het programma; en |
d) |
uiterlijk op 31 december 2014 een verslag over de evaluatie achteraf. |
Artikel 16
Bekendmaking van projecten
De Commissie maakt jaarlijks de lijst bekend van projecten die in het kader van het programma worden gefinancierd, met een korte beschrijving van elk project.
Artikel 17
Zichtbaarheid
De Commissie stelt richtsnoeren vast om de zichtbaarheid van de uit hoofde van dit besluit toegekende financiering te waarborgen.
Artikel 18
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2007, behalve artikel 9, leden 2 en 3, en artikel 10, lid 3, die van toepassing zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Gedaan te Straatsburg, 25 september 2007.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
M. LOBO ANTUNES
(1) PB C 69 van 21.3.2006, blz. 1.
(2) PB C 192 van 16.8.2006, blz. 25.
(3) Advies van het Europees Parlement van 14 december 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 23 juli 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van het Europees Parlement van 6 september 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(4) PB L 271 van 9.10.2002, blz. 1. Besluit gewijzigd bij Besluit nr. 786/2004/EG (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).
(5) PB L 165 van 3.7.2003, blz. 31.
(6) PB C 168 van 8.7.2005, blz. 1.
(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
(8) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(9) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).
(10) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 478/2007 (PB L 111 van 28.4.2007, blz. 13).
(11) PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.
(12) PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.
(13) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.