This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32002D0404
2002/404/EC: Commission Decision of 24 May 2002 on the long-term national aid scheme for agriculture in the northern regions of Finland (notified under document number C(2002) 1903)
2002/404/EG: Beschikking van de Commissie van 24 mei 2002 inzake de regeling voor de verlening van nationale steun op lange termijn aan de landbouw in de noordelijke gebieden van Finland (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 1903)
2002/404/EG: Beschikking van de Commissie van 24 mei 2002 inzake de regeling voor de verlening van nationale steun op lange termijn aan de landbouw in de noordelijke gebieden van Finland (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 1903)
PB L 139 van 29/05/2002, p. 38–46
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
In force
2002/404/EG: Beschikking van de Commissie van 24 mei 2002 inzake de regeling voor de verlening van nationale steun op lange termijn aan de landbouw in de noordelijke gebieden van Finland (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 1903)
Publicatieblad Nr. L 139 van 29/05/2002 blz. 0038 - 0046
Beschikking van de Commissie van 24 mei 2002 inzake de regeling voor de verlening van nationale steun op lange termijn aan de landbouw in de noordelijke gebieden van Finland (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 1903) (Slechts de teksten in de Finse en de Zweedse taal zijn authentiek) (2002/404/EG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, en met name op artikel 142, Gelet op Verordening (EEG) nr. 827/68 van de Raad van 28 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor bepaalde in bijlage II van het Verdrag vermelde producten(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 195/96 van de Commissie(2), en met name op artikel 5, tweede alinea, Overwegende hetgeen volgt: (1) Op 26 oktober 1994 heeft Finland overeenkomstig artikel 143 van de Toetredingsakte de Commissie in kennis gesteld van een steunregeling, teneinde hiervoor op grond van artikel 142 van de Toetredingsakte machtiging te verkrijgen. (2) De steunregeling is goedgekeurd bij Beschikking 95/196/EG van de Commissie van 4 mei 1995 inzake de regeling voor de verlening van nationale steun op lange termijn aan de landbouw in de noordelijke gebieden van Finland(3), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2000/405/EG(4). (3) Op 15 juni 2001 heeft Finland om bepaalde wijzigingen van deze machtiging verzocht en vervolgens ter rechtvaardiging van dat verzoek aanvullende inlichtingen verstrekt. Beschikking 95/196/EG is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient derhalve tot herschikking van Beschikking 95/196/EG te worden overgegaan. (4) Op grond van artikel 142 van de Toetredingsakte moet Finland worden gemachtigd nationale steun op lange termijn te verlenen met het oog op de instandhouding van landbouwactiviteiten in door de Commissie vastgestelde noordelijke gebieden. (5) Ter vergemakkelijking van het administratieve beheer van de regeling moet bij het vaststellen van deze gebieden de gemeente (kunta) als de relevante administratieve eenheid worden gekozen. (6) Rekening houdend met de in artikel 142, leden 1 en 2, van de Toetredingsakte genoemde factoren, is het dienstig de administratieve eenheden in de deelgebieden C1, C2, C2-Noord, C3 en C4, welke ten noorden van 62° NB liggen of daaraan grenzen, en te kampen hebben met een vergelijkbaar klimaat dat de landbouwactiviteit bijzonder moeilijk maakt, nader te bepalen. Deze deelgebieden hebben een bevolkingsdichtheid van niet meer dan tien inwoners per vierkante kilometer, een oppervlakte cultuurgrond (OCG) die 10 % of minder van de totale oppervlakte van de gemeente beslaat en een met akkerbouwgewassen voor menselijke consumptie beteeld gedeelte van de OCG dat niet meer dan 20 % bedraagt. Gemeenten die niet aan deze vereisten voldoen, maar worden ingesloten door gemeenten die wel aan deze vereisten voldoen, moeten ook worden opgenomen. (7) De aldus bepaalde noordelijke gebieden beslaan 1417000 hectare (ha), ofwel 55,5 % van de totale OCG van Finland. (8) De referentieperiode ten opzichte waarvan de ontwikkeling van de landbouwproductie en van het algemene steunniveau moet worden beoordeeld, op basis van de beschikbare nationale statistieken, moet betrekking hebben op de jaren 1991, 1992 en 1993. Echter voor de sectoren koemelk en rundvlees vormt 1992 de meest geschikte grondslag voor het vaststellen van de melkquota en de referentieveestapel in Finland, en voor de sector tuinbouw is 1993 het jaar waarvoor de statistieken het betrouwbaarst zijn. Bovendien moet van 1993 (toen de prijzen nog niet door de toetreding waren beïnvloed), voor het beoordelen van het algemene steunniveau worden uitgegaan met inachtneming van het verschil in steunniveau tussen Finland en de Gemeenschap. (9) De steunmaatregelen voldoen aan de in artikel 142, lid 3, van de Toetredingsakte gestelde voorwaarden. In deze maatregelen wordt rekening gehouden met het niveau van de compenserende vergoedingen, met het niveau van de steun voor milieumaatregelen in de landbouw en met het niveau van de steun in het kader van de gemeenschappelijke marktordeningen (GMO). Voorts wordt in deze maatregelen rekening gehouden met het stimulerende element van landbouwstaatssteunmaatregel N 148/97. Het is niet te verwachten dat de steunmaatregelen het algemene steunniveau verhogen of, indien zij gepaard gaan met de nodige begeleidende maatregelen, tot een hogere productie leiden ten opzichte van de betrokken referentieperiode. (10) Wat koemelk betreft, valt elke stijging van de productie onder het quotasysteem van de GMO. Voor andere producten wordt de steun niet toegekend op basis van de geproduceerde hoeveelheden, maar op basis van productiefactoren (grootvee-eenheden (GVE) of ha) binnen de bij deze beschikking gestelde grenzen. Voor vaarzen die voor de slacht zijn bestemd en dus niet voor de melkproductie worden gebruikt, wordt de steun per dier toegekend. (11) De voorgenomen steun voor het vervoer kan worden toegestaan op grond van artikel 142, lid 3, van de Toetredingsakte. Bij machtiging tot toekenning van steun voor het vervoer in het kader van regionaal gerichte nationale steunregelingen moet ervoor worden gezorgd dat op grond van de verschillende steunregelingen niet tweemaal een vergoeding voor dezelfde activiteit wordt gegeven. (12) De voorgenomen opslagsteun voor tuinbouwproducten en bosbessen en wilde paddestoelen kan worden toegestaan, daar hierdoor de afzet van deze producten, als bedoeld in artikel 142, lid 3, derde alinea, van de Toetredingsakte wordt vergemakkelijkt. (13) De steun voor de rendierhouderij en voor de verwerking en afzet van rendierproducten is in overeenstemming met artikel 5, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 827/68. (14) De voorgenomen steunmaatregelen beantwoorden aan de in artikel 142, lid 3, derde alinea, van de Toetredingsakte omschreven doelstellingen, daar zij erop zijn gericht traditionele grondstoffenproductie en verwerkingsactiviteiten die passen bij de klimatologische omstandigheden van de betrokken gebieden in stand te houden, de productie-, afzet- en verwerkingsstructuren van landbouwproducten te verbeteren en het milieu te beschermen en de natuurlijke omgeving in stand te houden. (15) Bijgevolg kunnen de voorgenomen steunmaatregelen worden toegestaan, mits de grenzen die voor de desbetreffende producten in het kader van de respectieve GMO zijn vastgesteld, met name in Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad(5) voor rundvlees, Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad(6) voor suiker en Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad(7) voor schapen- en geitenvlees. (16) Het is dienstig binnen bepaalde productiesectoren of subsectoren enige flexibiliteit toe te staan met betrekking tot het aantal eenheden waarvoor steun wordt verleend en de uit te betalen steun om de veranderde consumptiepatronen te weerspiegelen, daar dit in overeenstemming is met de beginselen van de steunregeling. (17) Een eerder vastgelegde flexibele bepaling voor plantaardige productie in de volle grond blijft van toepassing voor vollegrondsgroenten. (18) De productiefactoren op deelgebiedniveau zijn indicatieve cijfers, waarmee alleen rekening behoeft te worden gehouden wanneer een overschrijding van de toegestane hoeveelheden wordt voorzien. Hierdoor blijft het maximumaantal hectares of dieren dat voor de totale steunverlening in aanmerking komt, gehandhaafd en wordt het mogelijk gemaakt de productiestructuren op deelgebiedniveau te verbeteren. Een en ander is in overeenstemming met de beginselen van de steunregeling. (19) De opneming van de in 1999 en 2000 toegewezen SLOM-hoeveelheden rechtvaardigt bepaalde wijzigingen in de productiefactoren voor melk. Bovendien dient, aangezien de steun voor koemelk per kilogram wordt uitbetaald, de in productiefactoren uitgedrukte hoeveelheid zodanig te worden gewijzigd dat wordt verwezen naar tonnen melk. Te dien einde dient de bestaande omvang van de individuele quota voor elk deelgebied in aanmerking te worden genomen. (20) Volgens artikel 3, lid 2, onder c), van Beschikking 95/196/EG mocht steun worden uitbetaald voor de overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelprodukten(8) toegewezen referentiehoeveelheid, na eventuele herverdeling van de ongebruikte referentiehoeveelheden overeenkomstig artikel 2, lid 1, tweede alinea, van die verordening. De verandering bij de productiefactor voor melk zal de huidige praktijk aanzienlijk wijzigen, zowel wat het beheer als wat de toepassing op ieder bedrijf betreft. Derhalve moet een overgangsperiode van drie jaar worden toegestaan. (21) Ter bescherming van de rechtmatige verwachtingen van de begunstigden, zijn wijzigingen van de bij deze beschikking toegestane steun als gevolg van een herziening, in het bijzonder op grond van veranderingen in de GMO of in de omvang van de toegestane nationale landbouwsteun, eerst van toepassing vanaf het jaar volgende op dat waarin zij zijn vastgesteld. (22) Gezien de aard en de reikwijdte van de verschillen tussen de in deze beschikking vervatte maatregelen en die welke zijn vastgesteld bij Beschikking 95/196/EG en gelet op het verzoek van Finland, is het dienstig dat deze beschikking met ingang van 1 januari 2002 van toepassing is, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 Doel Deze beschikking heeft tot doel de regeling toe te staan waarbij nationale steun op lange termijn wordt verleend aan de landbouw in de noordelijke gebieden van Finland, die de in bijlage I per deelgebied genoemde gemeentelijke eenheden (kunta) omvatten. Artikel 2 Referentieperioden De in artikel 142, lid 3, van de Toetredingsakte bedoelde referentieperiode omvat: a) wat het in acht te nemen productieniveau betreft: - 1992 voor koemelk en runderen, - 1993 voor de sector tuinbouw, - het gemiddelde over de jaren 1991, 1992 en 1993 voor de overige producten; b) wat het algemene steunniveau betreft, het jaar 1993. Artikel 3 Toegestane steun 1. De in bijlage II vermelde steun is toegestaan vanaf 1 januari 2002. 2. De steun wordt toegestaan met inachtneming van de communautaire steun en het stimulerende element van landbouwstaatssteunmaatregel N 148/97. Behalve voor de sector koemelk, wordt in geen enkel geval steun toegekend op grond van de geproduceerde hoeveelheid. 3. De bedragen per eenheid die per deelgebied mogen worden toegekend in relatie tot een productiefactor (ha, GVE of dier) of de geproduceerde hoeveelheid, alsmede het totaal toegestane steunbedrag, en het totale aantal productiefactoren per productiesector of groep sectoren waarvoor de steun geldt, zijn opgenomen in bijlage II. Steun voor koemelk mag evenwel tot eind 2004 verder worden uitbetaald tot het in artikel 4, onder c), bedoelde maximum. 4. De indicatieve toegestane steunbedragen en het indicatieve maximumaantal eenheden per productiesector of groep sectoren en per deelgebied waarvoor de steun geldt, zijn opgenomen in bijlage III. 5. De coëfficiënten voor de omrekening van de verschillende categorieën dieren in GVE zijn opgenomen in bijlage IV. Artikel 4 Beperking van de steun De in artikel 3 bedoelde steun is beperkt tot: a) voor bouwland: het gemiddelde aantal hectaren in het gebied dat, in de periode van 1989 tot en met 1991, met akkerbouwgewassen is beteeld of, eventueel, is braakgelegd in het kader van een regeling van overheidscompensatie als bedoeld in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad(9); b) voor suikerbieten: de hoeveelheid bieten die valt onder een contract tussen een producent van de in artikel 1 bedoelde gebieden en een suikerproducerende onderneming, binnen de grenzen van het quotum (A en B) dat deze laatste overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 is toegekend; c) voor koemelk: de overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3950/92 toegewezen referentiehoeveelheid na de eventuele herverdeling van de ongebruikte referentiehoeveelheden overeenkomstig artikel 2, lid 1, tweede alinea, van die verordening voor het melkprijsjaar dat eindigt in het betrokken kalenderjaar; d) voor zoogkoeien: het individuele maximum dat aan elke producent is toegekend overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1254/1999; e) voor schapen en geiten: het individuele maximum dat aan elke producent is toegekend overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2529/2001; f) voor zoogkoeien en mannelijke runderen: het totale aantal dieren zoals bepaald door toepassing van een bezettingsgraad op het bedrijf van twee grootvee-eenheden (GVE) per met voedergewassen beteelde hectare. Artikel 5 Tenuitvoerlegging van de steunmaatregel 1. In het kader van de op grond van artikel 143, lid 2, van de Toetredingsakte te verstrekken informatie verstrekt Finland de Commissie elk jaar vóór 1 juni gegevens over de resultaten van de verleende steun, waaronder de communautaire steun, en met name over de ontwikkeling van de productie, van de productiemiddelen waarvoor de steun wordt verleend, en van de economie van de betrokken gebieden, alsmede over de gevolgen voor de milieubescherming en de instandhouding van de natuurlijke omgeving zoals bedoeld in artikel 142, lid 3, derde alinea, vierde streepje, van de Toetredingsakte. 2. Finland neemt alle nodige maatregelen voor de uitvoering van deze beschikking en neemt passende maatregelen voor de controle op de begunstigden. 3. Indien wordt voorzien dat de in bijlage II vermelde maximumaantallen productiefactoren worden overschreden, verlaagt Finland het aantal eenheden waarvoor steun wordt verleend in verhouding tot de mate van overschrijding, rekening houdend met de in bijlage III vermelde hoeveelheden per deelgebied en na verrekening van de in andere deelgebieden niet gebruikte hoeveelheden. Artikel 6 Voorwaarden voor de toekenning van steun De Finse autoriteiten leggen, met inachtneming van de in deze beschikking vermelde bedragen en andere elementen, de voorwaarden vast voor de toekenning van de steun aan de verschillende categorieën begunstigden. Artikel 7 Herziening Indien de Commissie deze beschikking herziet, in het bijzonder in het licht van wijzigingen in de gemeenschappelijke marktordeningen of van wijzigingen van het niveau van de nationale landbouwstaatssteun die mag worden verleend, is elke wijziging van de bij deze beschikking toegestane steun eerst van toepassing vanaf het jaar volgende op dat waarin de wijziging is vastgesteld. Artikel 8 Intrekking Beschikking 95/196/EG wordt ingetrokken. Artikel 9 Toepassing Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2002. Artikel 10 Adressaat Deze beschikking is gericht tot de Republiek Finland. Gedaan te Brussel, 24 mei 2002. Voor de Commissie Franz Fischler Lid van de Commissie (1) PB L 151 van 30.6.1968, blz. 16. (2) PB L 26 van 2.2.1996, blz. 13. (3) PB L 126 van 9.6.1995, blz. 35. (4) PB L 154 van 27.6.2000, blz. 23. (5) PB L 160 van 26.5.1999, blz. 21. (6) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. (7) PB L 341 van 22.12.2001, blz. 3. (8) PB L 405 van 31.12.1992, blz. 1. (9) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 1. BIJLAGE I IN ARTIKEL 1 BEDOELDE GEBIEDEN >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE II STEUN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, LID 1 >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE III BEDRAGEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, LID 4 >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE IV COËFFICIËNTEN VOOR DE OMREKENING IN GVE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, LID 5 >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL>